Base description which applies to whole site

2.2. De beleidsartikelen

2.2.1. Financiering Staatsschuld

In de onderstaande tabel worden de mutaties op artikel 1 Financiering Staatsschuld weergegeven.

Artikel 1 Financiering Staatsschuld

Bedragen x € 1 mln.1

Algemene beleidsdoelstelling: Schuldfinanciering tegen zo laag mogelijke rentekosten onder acceptabel risico voor de begroting.

Stand Ontwerp begroting 2010

Mutaties 1e suppletore begroting 2010

Stand 1e suppletore begroting 2010

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

 

(1)

(2)

(3)=(1)+(2)

    

Totaal Uitgaven

34.464

– 689

33.775

– 744

3.169

– 587

45

        

Totaal Programma-uitgaven

34.441

– 690

33.751

– 745

3.169

– -587

45

        

Waarvan rentelasten vaste schuld

9.655

– 287

9.368

– 830

– 808

– 672

– 501

Waarvan rentelasten vlottende schuld

1.455

– 403

1.052

85

85

85

85

Waarvan aflossing vaste schuld

23.331

0

23.331

0

3892

0

461

        

Totaal Apparaatuitgaven

23

1

24

1

0

0

0

Waarvan apparaatuitgaven

6

1

7

1

0

0

0

Waarvan overige kosten schulduitgifte

17

0

17

0

0

0

0

        

Totaal Ontvangsten

57.153

2896

60.049

– 226

3368

– 855

– 613

        

Totaal Programma-ontvangsten

57.153

2896

60.049

– 226

3368

– 855

– 613

        

Waarvan rentebaten vaste schuld

0

0

0

0

0

0

0

Waarvan rentebaten vlottende schuld

216

– 8

208

– 20

– 20

– 20

– 20

        

Waarvan uitgifte vaste schuld

56.937

– 6937

50.000

– 206

3388

– 835

– 593

Waarvan mutatie vlottende schuld

0

9.841

9.841

0

0

0

0

1

Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting

Algemeen

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen. Ten eerste worden de rentelasten en rentebaten verantwoord. Hierbinnen wordt onderscheid gemaakt tussen de rentelasten vaste schuld (schuld met een oorspronkelijke looptijd van langer dan een jaar) en de rentelasten vlottende schuld (looptijd korter dan een jaar). Ten tweede zijn de aflossing en de uitgifte van vaste schuld en de mutatie vlottende schuld in de tabel opgenomen. De derde en verreweg de kleinste post betreft de apparaatsuitgaven. Deze bestaat uit de apparaatsuitgaven ten behoeve van de directie die de staatsschuld beheert en uit kosten voor fees samenhangend met de uitgifte van schuld.

Toelichting op programmauitgaven en -ontvangsten

Rentebaten en rentelasten

De rentelasten vaste en vlottende schuld dalen in 2010, omdat de rekenrente lager is en de effectieve rente op de al uitgegeven leningen lager is dan de rekenrente. Ramingen van rentelasten op de schuld zijn gelijk aan het produkt van de rekenrente en het te verwachte beroep op de geld- en kapitaalmarkt. In de loop van het jaar wordt deze ramingen telkens aangepast als er leningen worden uitgegeven. Een deel van de raming van de rentelasten wordt dan vervangen door de realisatie.

Ontwikkeling vlottende en vaste schuld

De raming voor de uitgifte vaste schuld in 2010 is neerwaarts bijgesteld. Dit hangt samen met de ramingsregel die veronderstelt dat voor jaren na het lopend jaar tekorten gedekt worden door uitgifte van vaste schuld. Aangenomen wordt dat er geen mutatie van de vlotttende schuld optreedt. Na het opstellen van de ontwerpbegroting (najaar 2009) is het financieringsplan voor 2010 vastgesteld en gepubliceerd in de Outlook 2010. Hierin is een kapitaalmarktberoep van € 50 miljard ingepland. Dit is verwerkt in de ramingen voor 2010.

De mutatie vlottende schuld komt dan hoger uit. Deels vanwege het lagere kapitaalmarktberoep en deels door een opwaarste bijstelling van het verwachte kastekort in 2010.

2.2.2. Kasbeheer

In de onderstaande tabel worden de mutaties op artikel 2 Kasbeheer weergegeven. Deze hebben betrekking op de schuldverhouding tussen de minister van Financiën en de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd alsmede op het betalingsverkeer van de Rijksoverheid.

Beleidsartikel 2 Kasbeheer

Bedragen x € 1 mln.1

Algemene beleidsdoelstelling:Het optimaliseren van het kasbeheer van het Rijk en van de instellingen die aan de schatkist zijn gelieerd.

Stand Ontwerp begroting 2010

Mutaties 1e suppletore begroting 2010

Stand 1e suppletore begroting 2010

Mutatie 2011

Mutatie 2012

Mutatie 2013

Mutatie 2014

 

(1)

(2)

(3)=(1)+(2)

    

Totaal Uitgaven

10.985

2.483

13.468

– 1.164

– 2.013

– 3.659

– 9.260

        

Totaal Programma-uitgaven

10.985

2.483

13.468

– 1.164

– 2.013

– 3.659

– 9.260

        

Rentelasten

2.067

– 216

1.851

– 160

– 160

– 161

– 163

Verstrekte leningen

1.521

– 2

1.519

– 483

– 634

0

0

Mutaties in rekening-courant en deposito's

7.396

2701

10.097

– 521

– 1.219

– 3.498

– 9.097

        

Totaal Ontvangsten

1.665

990

2644

– 728

– 885

– 244

– 249

        

Totaal Programma-ontvangsten

1.655

990

2.645

– 728

– 885

– 244

– 249

        

Rentebaten

643

– 159

484

– 180

– 158

– 142

– 154

Ontvangen aflossingen

1.012

1.149

2..161

– 548

– 727

– 102

– 95

Mutaties in rekening-courant en deposito's

      
1

Als gevolg van afronding op miljoenen kan de som der delen afwijken van het totaal.

Toelichting

Algemeen

De totale uitgaven en ontvangsten zijn opgebouwd uit drie onderdelen: (1) rentelasten en rentebaten, (2) mutaties in leningen en aflossingen en (3) mutaties in rekening-courant en deposito’s. Onder de rentelasten vallen de rentebetalingen aan agentschappen, RWT’s en sociale fondsen over de bij het Rijk aangehouden rekening-couranttegoeden en deposito’s. Daarnaast maken ook de – louter de interne boekhouding van het Rijk betreffende – rentevergoedingen aan het AOW-spaarfonds deel uit van de rentelasten. De rentebaten bestaan vrijwel geheel uit renteontvangsten over aan agentschappen en RWT’s verstrekte leningen. Mutaties in leningen, aflossingen, rekening-courant en deposito’s bepalen de mutaties in de schuldverhouding van het Rijk met agentschappen, RWT’s en sociale fondsen in het kader van geïntegreerd middelenbeheer.

Rentelasten en rentebaten

Rentelasten en rentebaten zijn lager dan eerder geraamd. De lagere rentestanden zijn hiervoor de belangrijkste oorzaak. Ook is van belang dat minder middelen aangehouden worden (in rekening courant en deposito). Tenslotte heeft de vervroegde aflossing van leningen door prorail ook invloed. Dit leidt tot minder rentebaten

Mutaties in rekening-courant en deposito’s

De mutaties op de saldi rekening courant en deposito’s aan de uitgavenkant worden naar verwachting aanzienlijk hoger. Dit wordt voor het leeuwendeel veroorzaakt door de sociale fondsen. De grotere mutaties aan de uitgavenkant betekenen dat er minder middelen in de schatkist worden aangehouden.

Verstrekte leningen en aflossingen

De grote mutatie bij de aflossingen wordt veroorzaakt door het vervroegd aflossen van leningen door Prorail.

Licence