Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 5: Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling

Procentuele verdeling uitgaven 2011 per operationele doelstelling
A. Algemene toelichting beleidsartikel

Omschrijving

Een stabiele en duurzame wereld heeft samenlevingen nodig waarin mensen in vrede kunnen samenleven, waarin hun fundamentele rechten worden gerespecteerd en er gelijkheid bestaat in toegang tot sociale goederen zoals gezondheidszorg en onderwijs. Sociale ontwikkeling heeft betrekking op het vermogen van samenlevingen om deze voorwaarden voor stabiliteit en duurzaamheid te realiseren. Door te investeren in de capaciteit van individuen of groepen, vormen die op hun beurt de drijvende krachten achter economische ontwikkeling en sociaal welzijn van de gemeenschap als geheel. Van de acht Millenniumdoelen hebben er vijf betrekking op gezondheid, HIV/AIDS, onderwijs en gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen.

Op basis van internationale afspraken7 zet Nederland zich in voor de bevordering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (SRGR) en bestrijding van HIV/AIDS. Integratie van het zorgaanbod voor SRGR en HIV/AIDS en universele toegang (rechtenbenadering) zijn van strategisch belang voor het bereiken van operationele doelstellingen 5.4 en 5.5, die, om die reden, in deze toelichting zijn samengevoegd. Nederland maakt zich vooral sterk voor die onderdelen van de Cairo-agenda die in veel landen onder vuur liggen zoals veilige abortus en het recht van jongeren op volledige informatie over seksualiteit en toegang tot voorbehoedsmiddelen. Voor het eerst bestaat de wereldbevolking voor de helft uit jongeren onder de 25 jaar. Als gevolg daarvan zal de vraag naar seksuele en reproductieve gezondheidszorg op korte termijn een enorme groei vertonen. Nederland vraagt ook aandacht voor geweld tegen vrouwen en ongelijke toegang tot gezondheidszorg als gevolg van stigma en discriminatie. Het beleid is ook gericht op gemarginaliseerde groepen die kwetsbaar zijn zoals drugsgebruikers, sekswerkers, seksuele minderheden, gevangenen en kinderen die op straat leven.

De bevordering van gelijke rechten en kansen voor vrouwen – operationele doelstelling 5.3 – hangt daar nauw mee samen. Deze doelstelling heeft betrekking op de brede ontwikkelingsagenda én de politieke agenda, inclusief het beleid ten aanzien van mensenrechten, vrede en veiligheid.

Onderwijs is een essentieel element van armoedebestrijding, verbetering van de kansen en positie van vrouwen en meisjes en economische ontwikkeling. Onderwijs aan meisjes en vrouwen heeft een positief effect op vermindering van het kindertal, terugdringing van moeder- en kindersterfte en bevordering van de seksuele gezondheid. Naast het bijdragen aan grotere toegang tot onderwijs besteedt Nederland8 veel aandacht aan het verhogen van zowel de kwaliteit als de relevantie ervan voor de arbeidsmarkt.

Naast onderwijs en gezondheidszorg wordt een sterk maatschappelijk middenveld in het Zuiden gezien als een element van en voorwaarde voor duurzame ontwikkeling. Een sterk maatschappelijk middenveld geeft een stem aan groepen uit de samenleving als tegenwicht voor een vaak dominante overheid. Particuliere organisaties zijn meestal beter dan de overheid in staat om gemarginaliseerde groepen te bereiken.

Ministeriële verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het uitdragen van het kabinetsbeleid betreffende de hier besproken operationele doelstellingen en de toewijzing van middelen (personeel en begroting).

Externe factoren

  • De mate waarin belangrijke actoren, zoals de G8 en de G20 en de donorgemeenschap in het algemeen, hun toegezegde inzet met betrekking tot de MDGs gestand doen.

  • Politiek draagvlak voor seksuele en reproductieve rechten en voor het recht op gezondheidszorg voor iedereen, ongeacht leeftijd, geslacht, seksuele geaardheid of levenswandel, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.

  • Oppositie tegen de Cairo-agenda en SRGR in het bijzonder van conservatieve regeringen, zowel in Europa als daarbuiten.

  • Politiek draagvlak voor onderwijs en voor het recht op onderwijs voor iedereen, zowel in donorlanden als in ontvangende landen.

  • De speelruimte voor maatschappelijke organisaties wordt in diverse landen beknot.

B. Operationele doelstellingen

Operationele doelstelling 5.1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving

Beoogde beleidseffecten

  • Goed functionerende onderwijssystemen die brede toegang bieden tot kwaliteitsonderwijs als een essentiële voorwaarde voor armoedebestrijding, gendergelijkheid en economische groei. Het gaat daarbij om voorschools onderwijs tot en met beroeps- en hoger onderwijs.

  • Alle 72 miljoen kinderen die nog niet naar school gaan9, waaronder kinderen in nood- en conflictsituaties, meisjes en kindarbeiders, krijgen de kans om naar school te gaan.

  • Verhoging van het percentage kinderen dat met goed gevolg de basisschool afmaakt en doorstroomt naar een vervolgopleiding door versterkte aandacht voor kwaliteit van het onderwijs.

  • Betere aansluiting bij de behoeften van de arbeidsmarkt door verhoging van relevantie van het onderwijs.

Te realiseren prestaties

  • Het internationale partnerschap voor onderwijs – het Fast Track Initiative (FTI) – ondersteunt onderwijssectorplannen in 45 ontwikkelingslanden (was 40 in 2010). Het aantal fragiele staten dat door FTI wordt ondersteund stijgt van 12 naar 15. In FTI-landen stijgt de scholingsgraad sterker dan het gemiddelde in ontwikkelingslanden.

  • UNICEF breidt steun aan onderwijsvoorzieningen in ontwikkelingslanden met nood- of conflictsituaties uit van 20 naar 25 landen. Nederland ondersteunt UNICEF financieel.

  • Nederland heeft in 2011 in ten minste vier bilaterale OS-partnerlanden er aan bijgedragen dat de bestrijding van kinderarbeid een expliciete plaats in de nationale onderwijsplannen krijgt. Dit gebeurt door de inzet van ambassades maar ook via een additionele bijdrage aan het kinderarbeidbestrijdingsprogramma van de ILO (the International Programme on the Elimination of Child Labour).

  • Nederland vergroot haar aandacht voor de relevantie van onderwijs door te investeren in een betere aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt in ten minste tien landen. Dit gebeurt door de inzet van ambassades, een bijdrage aan de ILO en een expertbijeenkomst over relevante subthema’s.

Instrumenten/activiteiten en financiële inzet

Nederland draagt bij aan de financiering van onderwijsplannen in 14 bilaterale partnerlanden. Daarnaast worden onderwijsactiviteiten gesteund in fragiele staten zoals Sudan en Afghanistan en via partnerschappen met andere donoren.

Als lid van de Board of Directors werkt Nederland aan versterking van het FTI op het gebied van fondsbeheer, resultatenmeting en fragiele staten. De Nederlandse inzet is erop gericht dat FTI de impact vergroot door zich naast de toegang tot basisonderwijs ook systematisch te richten op kwaliteitsverbetering en doorstroming naar post-primair onderwijs.

Een andere belangrijke multilaterale onderwijspartner van Nederland is UNICEF, dat met een bijdrage van EUR 166 miljoen over een periode van vijf jaar een programma uitvoert voor de rehabilitatie en verbetering van onderwijs in fragiele staten. In 2011 worden op basis van een in 2010 uitgevoerde evaluatie plannen gemaakt voor een tweede fase. Verder werken Nederland en UNICEF samen in een programma voor de introductie en verbetering van voorschoolse zorg en onderwijs (Early Childhood Development) in tien landen. Momenteel is een evaluatie gaande. Op basis van de uitkomsten van de evaluaties van de ECD programma’s van UNICEF en de AgaKhan Foundation (Pakistan) wordt beoogd om toe te werken naar het opschalen van Early Childhood Development (ECD) programma’s in tenminste 11 landen.

Nederland geeft financiële steun aan UNESCO-instituten die zijn gespecialiseerd in kwaliteitsverbetering van dataverzameling, het monitoren en analyseren van «geleerde lessen», het verhogen van de kwaliteit van onderwijssectorplannen, het scholen van beleidsmakers en het jaarlijks in kaart brengen van mondiale trends in onderwijs (UIS, IIEP, GMR, SACMEQ). Deze instituten investeren in versterking van de lokale capaciteit om onderwijskwaliteit te meten en deze gegevens in te zetten voor een kwaliteitsimpuls op nationaal en internationaal niveau.

Nederland steunt Forum for African Women Educationalists (FAWE) in het versterken van hun programma om meisjes in de puberteit op school te houden door meer voorlichting over SRGR en het bevorderen van sanitaire voorzieningen op scholen.

Via het NL/ILO partnerschap programma 2010–2013 draagt Nederland bij aan skills development en inzetbaarheid op de arbeidsmarkt. ILO legt nadruk op gelijke kansen, het bestrijden van jeugdwerkeloosheid, de link tussen school en arbeidsmarkt en het betrekken van de private sector bij skills development.

In het kader van de IS-academie doen jonge wetenschappers onderzoek naar voor Nederland relevante onderwijsvraagstukken.

Onderwijssamenwerking met NGO’s geschiedt in het kader van het Medefinancierings- programma en de Millenniumakkoorden voor beroepsonderwijs en onderwijs in fragiele staten. Samenwerking op het gebied van beleidsontwikkeling vindt enkele malen per jaar plaats in het Kennisforum Onderwijs voor overheid en NGO’s.

In internationaal verband wordt samengewerkt met de Global Campaign for Education, een coalitie van onderwijsbonden, NGO’s en lokale organisaties uit het Noorden en Zuiden die zich inzetten voor onderwijshervormingen.

Tot slot financiert Nederland programma’s van de internationale vakbondskoepel Education International gericht op het versterken van de rol van onderwijsbonden in de beleidsdialoog met de overheid en de preventie van HIV/AIDS via het onderwijs.

Ruim EUR 245 miljoen van de financiële inzet onder deze operationele doelstelling gaat naar onderwijs in bilaterale programma’s. Daarnaast vallen onder deze doelstelling de jaarlijkse bijdragen aan UNICEF (EUR 39 miljoen), het ILO Partnershipprogramma (EUR 14 miljoen) en EFA/FTI Catalytic Fund (verwacht kasbeslag in 2011 zo’n EUR 40 miljoen, afhankelijk van besluitvorming nieuw kabinet).

Operationele doelstelling 5.2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van postsecundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader

Beoogde beleidseffecten

  • Een goed opgeleid midden- en hoger kader in 61 landen met kennis in ontwikkelingsrelevante sectoren en thema’s.

  • Verbeterde post-secundaire opleidingscapaciteit in 23 ontwikkelingslanden en in de andere landen behorend tot de regio’s waarin Nederland centres of excellence ondersteunt.

  • Ontwikkelingslanden in met name Afrika en Zuidoost-Azië hebben een eigen kennis- en onderzoeksinfrastructuur gericht op ontwikkelingsprocessen. Het onderzoek dat er gedaan wordt is strategisch, beleidsrelevant, toegankelijk en toepasbaar.

  • Ontwikkelingslanden hebben betere toegang tot Nederlandse kennis.

Te realiseren prestaties

  • Het Netherlands Initiative for Capacity Development in Higher Education (NICHE) is in 2011 operationeel in 23 partnerlanden en fragiele staten (18 in 2010). De NICHE-programma’s sluiten aan bij de Nederlandse bilaterale sectorale programma’s.

  • De in 2010 voor het Netherlands Fellowship Programme (NFP) ontwikkelde nieuwe aanmeldings- en selectieprocedure wordt in 2011 in alle NFP-landen toegepast. Hiermee krijgen ambassades meer invloed op de selectie van kandidaten uit de voor zowel het land als het Nederlandse beleid prioritaire sectoren.

  • Vanaf 2011 wordt weer substantiële steun verleend door programmafinanciering aan de onlangs gereorganiseerde Consultative Group on International Agricultural Research (CGIAR).

  • In 2011 worden in het kader van het Millenniumakkoord MDG Profs nieuwe samenwerkingsverbanden aangegaan, waaronder het Genetics Resources Policy Initiative.

Indicatoren

Basiswaarde 2008

Streefwaarde 2009

Streefwaarde 2010

Streefwaarde 2011

Percentage onderzoeksactiviteiten binnen het centrale programma dat door het departement positief beoordeeld is op de ontwikkeling van bruikbare kennis en daarbij behorende capaciteit

85%

90%

100%

100%

     

Aantal samenwerkings-overeenkomsten in het kader van de IS-Academie

5

9

Minimaal 10

9

Instrumenten/activiteiten en financiële inzet

Door middel van het verlenen van beurzen voor korte cursussen, Masters en PhD’s krijgen mid-career professionals uit 61 ontwikkelingslanden in het NFP programma de mogelijkheid hun capaciteit te vergroten en bij te dragen aan de ontwikkeling van de organisaties waar zij werkzaam zijn. De opleiding wordt verzorgd door Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en private instellingen.

Met NICHE versterkt Nederland de post-secondaire opleidingscapaciteit in 23 ontwikkelingslanden. Dit programma verbetert de kwaliteit en relevantie van het post-secondair onderwijs, inclusief beroepsonderwijs op het terrein van beleidsontwikkeling en -uitvoering; capaciteit en management van de hoger onderwijsinstellingen, en kwaliteit van de opleidingen.

Nederland steunt via het Service Innovation and ICT-programma ook organisaties en centres of excellence die bijdragen aan het verbeteren van de kwaliteit, de relevantie en de toegang tot beroeps- en tertiair onderwijs op regionaal niveau. Op deze manier krijgen mensen in ontwikkelingslanden mogelijkheden om vaardigheden op te doen en bij te dragen aan het ontwikkelen van hoger onderwijs in hun eigen regio.

Het Programma Onderzoek en Innovatie (POI) beoogt met zijn steun aan organisaties en netwerken op het gebied van onderzoek en innovatie een bijdrage te leveren aan de opbouw van de eigen kennis- en onderzoeksinfrastructuur en -capaciteit in ontwikkelingslanden. Een voorbeeld is de steun aan capaciteitsversterking van organisaties en netwerken voor agrarisch onderzoek via het CGIAR-consortium. Aan het door de Wereldbank beheerde Trust Fund van het consortium dragen multilaterale en bilaterale partijen bij, samen met de private sector en stichtingen. De beoogde Nederlandse bijdrage op jaarbasis is EUR 12 miljoen. Andere door Nederland ondersteunde organisaties en netwerken zijn African Economic Research Consortium (AERC), NWO-WOTRO, UNU-MERIT, ECDPM, KIT. In totaal bedragen de uitgaven voor deze instellingen EUR 25 miljoen

De verbetering van de kwaliteit van het OS/IS-beleid én de uitvoering daarvan is ook gediend met intensieve samenwerking tussen het ministerie en Nederlandse kennisinstellingen op het gebied van IS/OS, binnen en buiten de universitaire gemeenschap. Dat wil zeggen meer ruimte voor evidence based policy en voor praktijk gerelateerd onderzoek, door de onderzoeks- en beleidsagenda’s beter met elkaar af te stemmen. Hiervoor bestaan inmiddels verschillende samenwerkingsverbanden, zoals IS-Academies en Kenniskringen.

Met het Millenniumakkoord Platform MDG Profs wordt gestreefd de Nederlandse technologische topkennis toegankelijker te maken voor ontwikkelingslanden.

In 2011 werkt Nederland samen met een aantal nieuwe partners:

  • a. Het Genetic Resources Policy Initiative (GRPI) ondersteunt ontwikkelingslanden bij het vinden van beleidsoplossingen voor het verkrijgen van toegang tot en gebruik van genetische bronnen ten behoeve van de landbouw en bescherming van inheemse kennis.

  • b. Nederland gaat in samenwerking met IDRC, Gates en Hewlett Foundation een kritische massa ontwikkelen van 60 onafhankelijke denktanks. Het Think Tank Initiative versterkt de capaciteit en output van deze instellingen om beleidsgericht en innovatief onderzoek uit te kunnen voeren op sociaal-economisch terrein.

  • c. De Council on Health Research for Development (COHRED) assisteert drie Afrikaanse landen bij de opbouw van een effectief nationaal systeem voor gezondheidsonderzoek. Hierin vormen op innovatieve wijze alle relevante partijen een partnerschap met een gezamenlijke agenda.

De financiële inzet bij deze operationele doelstelling bestaat voor het grootste deel uit het ondersteuning van internationale onderwijsprogramma’s (EUR 129 miljoen in 2011). Daarnaast gaat een aanzienlijk deel naar onderzoeksprogramma’s (ruim EUR 25 miljoen) en internationale onderwijsinstituten, zoals KIT en RNTC (totaal EUR 27 miljoen).

Operationele doelstelling 5.3

Gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen. Daartoe is de zeggenschap van vrouwen vergroot.

Beoogde beleidseffecten

  • Meer gelijkwaardigheid tussen mannen en vrouwen en een absolute verbetering van de positie van meisjes en vrouwen. De ongelijke rechten en kansen van vrouwen en meisjes kennen verschillende aspecten: er is sprake van ongelijkheid op het gebied van onderwijs, gezondheid, toegang tot de economie en op politiek/bestuurlijk niveau. De effectieve bevordering van gelijke rechten en kansen, het derde Millennium Ontwikkelingsdoel, vergt interventies op diverse, met elkaar samenhangende terreinen. Het onderwerp gender is dan ook terug te vinden op meerdere plaatsen in deze begroting10, zowel onder doelstellingen binnen ontwikkelingssamenwerking als bij mensenrechten en vrede en veiligheid.

  • Geweld tegen vrouwen in al zijn vormen11 neemt af.

  • Actieve participatie van vrouwen in vredes- en wederopbouwprocessen leidt tot een economisch en politiek stabielere en veiliger samenleving.

Te realiseren prestaties

  • Nederland zet zich ervoor in om het MDG3 fonds, dat openstaat voor een brede waaier aan initiatieven ter versterking van de positie van vrouwen, te continueren en andere donoren ertoe aan te zetten zich erbij aan te sluiten.

  • In multilateraal kader ondersteunt Nederland de afronding en het in werking treden van het EU Action Plan on Gender Equality and Women’s Empowerment in External Affairs. Daarnaast draagt Nederland bij aan de daadwerkelijke oprichting van de versterkte, geconsolideerde VN-Genderorganisatie. Zodra deze organisatie operationeel wordt zal Nederland een financiële bijdrage leveren.

  • Ten aanzien van het terugbrengen van geweld tegen vrouwen gaat Nederland verder met het ondersteunen van activiteiten in 15 landen en daarnaast het bevorderen van meer effectieve samenwerking tussen partijen in die landen. Nederland heeft een instrument ontwikkeld om beter inzicht in omvang en strekking van geweld tegen vrouwen te krijgen en daarover te rapporteren. Vanaf 2011 wordt dit instrument op grotere schaal in bilateraal en multilateraal verband ingezet.

  • In verband met het aflopen van het Nederlands Nationaal Actie Plan 1325 (ter uitvoering van de VN resolutie over vrouwen, vrede en veiligheid) in 2011 wordt een nieuw NAP 1325 opgesteld.

Instrumenten/activiteiten en financiële inzet

Het MDG 3 fonds heeft een belangrijke en katalyserende werking op het versterken van de positie van vrouwen en voldoet daarmee aan een grote behoefte. Het ondersteunt 45 projecten wereldwijd, waaronder ondersteuning van activiteiten met betrekking tot geweld tegen vrouwen. Daarnaast levert Nederland een financiële bijdrage aan de nieuwe genderorganisatie van de VN.

Bij het bestrijden van en rapporteren over vormen van geweld tegen vrouwen zullen posten (zowel in ontwikkelingslanden als daarbuiten) worden gestimuleerd gebruik te maken van de nieuw ontwikkelde systematiek. In multilateraal verband, mede via de OESO, wordt verder gepleit om geweld tegen vrouwen meer zichtbaar te maken en op verschillende wijzen aan te pakken.

Er vindt regelmatig overleg plaats tussen NAP 1325 partners. Ambassades in diverse fragiele staten krijgen ondersteuning bij het gender effectief maken van beleid. Financiering van vrouwen-, vrede- en veiligheidsinitiatieven vindt plaats binnen de reguliere vrede- en stabiliteitsinstrumenten (OD 2.5). Nederland stimuleert en ondersteunt een actieve rol van de EU (GVDB), de VN (DPKO, PBC) en de NAVO bij het uitvoeren van VNVR resoluties over vrouwen, vrede en veiligheid in vredeshandhaving en vredesopbouw (OD 2.5).

Ter bevordering van kennis vergroting en -uitwisseling in Nederland is een goed functionerende Kenniskring Gender en Seksuele en Reproductieve Rechten actief.

De totale financiële inzet bij deze operationele doelstelling bedraagt ongeveer EUR 30 miljoen. Hieronder vallen programma’s onder het thema «vrouwen en ontwikkeling» (EUR 9 miljoen in 2011); de jaarlijkse bijdrage aan UNIFEM (EUR 6 miljoen); en programma’s ter ondersteuning van gendergelijkheid (EUR 15 miljoen).

Operationele doelstelling 5.4

Een halt aan de verspreiding van HIV/AIDS, malaria en andere levensbedreigende ziekten

en

Operationele doelstelling 5.5

Een wereldwijde betrokkenheid voor seksuele en reproductieve gezondheid en rechten en het onverkort uitvoeren van de Caïro-agenda

Beoogde beleidseffecten

  • Verbetering van de kwaliteit van publieke en private gezondheidsdiensten, onder andere door betere integratie van de zorg rondom HIV en seksuele en reproductieve gezondheid.

  • Verbeterde toegang tot medicijnen, vaccins en middelen voor reproductieve gezondheid van goede kwaliteit

  • Minder ongewenste zwangerschappen en minder HIV-infecties, minder sterfte ten gevolge van zwangerschap en bevalling.

  • Jongeren zijn voorgelicht over seksualiteit en kunnen zelf keuzes maken bij het aangaan van relaties, veilig vrijen en het gebruik van anticonceptie.

  • Iedereen die dit nodig heeft, heeft toegang tot preventie, zorg en behandeling voor HIV en AIDS, tuberculose en malaria, zoals omschreven in MDG 6.

  • Gediscrimineerde en gemarginaliseerde groepen zoals drugsgebruikers, sekswerkers, homo’s en gevangenen ondervinden minder belemmeringen in toegang tot gezondheidszorg.

Te realiseren prestaties

  • Vanaf 2011 is een subsidiekader van kracht ter ondersteuning van publiek-private partnerschappen voor de versnelde ontwikkeling van medische producten voor seksuele en reproductieve gezondheid, preventie en behandeling van HIV/AIDS, tuberculose en verwaarloosde tropische ziekten (EUR 70 miljoen in de periode 2011–2014);

  • Met ingang van 2011 ondersteunt Nederland via een subsidiekader vier internationale organisaties die van strategisch belang zijn met betrekking tot seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, in het bijzonder de thema’s jongeren en seksualiteit, geboorteregeling en veilige abortus, en harm reduction (EUR 40 miljoen voor de periode 2011–2014);

  • Voortbouwend op het Nederlandse voorzitterschap van UNAIDS in 2010, blijft Nederland zich in bilaterale en multilaterale beleidsfora inspannen voor de rechtenbenadering en voor de integrale aanpak van HIV/AIDS en SRGR.

  • Donorcoördinatie met betrekking tot harm reduction (HIV-preventie bij injecterende drugsgebruikers) zal in 2011 in minstens twee landen resulteren in betere afstemming van de activiteiten en betere samenwerking tussen de betrokken actoren.

  • Dankzij de inbreng van Nederlandse expertise in het innovatieve samenwerkingsverband Harnessing non-state actors for better health for the Poor12 wordt de rol van private partijen in de gezondheidszorg breder erkend en versterkt. Nederland verwacht in 2011 bij te dragen aan een pilot.

Instrumenten/activiteiten en financiële inzet

Ondersteuning van de gezondheidssector in 12 partnerlanden. Ondersteuning van SRGR en HIV/AIDS binnen de steun aan de onderwijssector in een aantal partnerlanden en Education International. Gender en mensenrechten zijn integrale componenten van bilaterale samenwerking. Ondersteuning van een integraal aids en SRGR programma in Zuidoost Afrika. Ondersteuning van een HIV-programma ten behoeve van de transportsector in sub-Sahara Afrika.

Financiële bijdragen aan UNFPA, WHO, UNAIDS en het Global Fund.Ondersteuning van gezondheidsonderzoek, vooral in verband met tropische ziekten en met seksuele en reproductieve gezondheid en rechten.

Bijdragen aan de internationale beleidsvorming betreffende SRGR en aids, tuberculose en malaria als medebestuurder van UNAIDS, het Global Fund, UNFPA en partnerschappen met (internationale) NGO’s en relevante private partijen. Participatie in de werkgroep Monitoring and Evaluation van het International Health Partnership, in het Global Programme for Reproductive Health Commodity Security, de Global Coalition for RH Supplies, Werkgroep Kinderen en AIDS. Actieve pleitbezorging en deelname aan internationale beleidsdialoog.

De totale financiële inzet bij deze twee operationele doelstellingen bedraagt samen ongeveer EUR 455 miljoen. Hieronder vallen de jaarlijkse bijdragen aan verschillende internationale organisaties zoals de UNFPA (EUR 81 miljoen); UNAIDS (EUR 32 miljoen); GFATM (EUR 80 miljoen). Daarnaast gaat EUR 71 miljoen naar diverse HIV/AIDS programma’s en ruim EUR 105 miljoen naar gezondheidsprogramma’s, inclusief ondersteuning partnerlanden, onderzoek en productontwikkeling.

Operationele doelstelling 5.6

Versterking van het maatschappelijk middenveld in ontwikkelingslanden

Beoogde beleidseffecten

  • Sterkere maatschappelijke organisaties in het Zuiden die volwaardig en zelfstandig gesprekspartner kunnen zijn bij een beleidsdialoog ten aanzien van alle aspecten van duurzame ontwikkeling. Maatschappelijke organisaties fungeren indien nodig als countervailing power.

  • Minder versnippering, meer synergie en daardoor toegenomen doelmatigheid van de hulp door betere afstemming en samenwerking zowel tussen ambassades en Nederlandse maatschappelijke organisaties en tussen Nederlandse maatschappelijke organisaties onderling.

Te realiseren prestaties

  • Toetsing van de door de maatschappelijke organisaties geboekte voortgang bij het bereiken van de in het Medefinancieringsstelsel II geformuleerde doelstelling dat in 2015 in totaal 60% van de activiteiten van deze organisaties in partnerlanden worden uitgevoerd.

  • Toetsing van de naleving van de in het kader van de notitie «Samenwerken, Maatwerk, Meerwaarde» gemaakte afspraak dat directe financiering van Zuidelijke organisaties via de ambassades jaarlijks met 10–15% zal toenemen, afhankelijk van de kwaliteit van de voorstellen. Uitgangspunt is dat toename vooral daar zal plaatsvinden waar goede mogelijkheden voor directe financiering zijn.

  • Het standaard subsidiekader wordt ingevuld, rekening houdend met nieuwe wereldwijde ontwikkelingen en politieke prioriteiten. Uitvoerende organisaties zijn geselecteerd.

  • Toetsing dat de contextanalyses van de particuliere ontwikkelingsorganisaties die gebruik maken van het nieuwe subsidiekader goed aansluiten bij de lokale omstandigheden en de specifieke behoeften van ontwikkelingslanden.

Instrumenten/activiteiten en financiële inzet

In het kader van MFS II (EUR 425 miljoen op jaarbasis voor de periode 2011–2015) en het standaard subsidiekader (EUR 50 miljoen per jaar) worden financiële middelen aan particuliere organisaties ter beschikking gesteld. Deze middelen dragen bij aan het behalen van diverse thematische doelstellingen en worden daarom deels in andere delen van deze begroting toegelicht. Daarnaast ontvangen organisaties als SNV en PSO bijdragen van Nederland (resp. EUR 90 en 17 miljoen) teneinde de capaciteit in ontwikkelingslanden op te bouwen. Het vakbondsmedefinancieringsprogramma (EUR 16 miljoen) ondersteunt capaciteitsopbouw van vakbonden.Ambassades financieren rechtstreeks Zuidelijke particuliere organisaties.

In 2011 loopt het beleid ten aanzien van Sport en Ontwikkelingssamenwerking af. Voor de periode 2008 t/m 2011 is er EUR 16 miljoen beschikbaar gesteld voor het bereiken van de millenniumontwikkelingsdoelen door middel van sport.

Het thema cultuur en ontwikkeling, waarvan de middelen ook onder deze operationele doelstelling worden geboekt, wordt inhoudelijk toegelicht onder operationele doelstelling 8.1.

C: Budgettaire gevolgen van beleid
Beleidsartikel 5 Toegenomen menselijke ontplooiing en sociale ontwikkeling

Bedragen in EUR 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

631 794

3 372 548

630 316

879 226

359 142

431 142

359 142

         

Uitgaven:

       
         

Programma-uitgaven totaal

1 493 155

1 559 119

1 564 642

1 737 497

1 695 503

1 695 503

1 695 503

         

5.1

Alle kinderen, jongeren en volwassenen hebben gelijke kansen om kwalitatief goed onderwijs te doorlopen, dat hen de benodigde vaardigheden en kennis biedt om op een volwaardige wijze deel te kunnen nemen aan de samenleving

313 506

329 378

367 567

509 418

487 218

487 218

487 218

 

Juridisch verplicht

  

26%

16%

17%

17%

17%

 

Overig verplicht

  

54%

40%

40%

40%

40%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

  

20%

44%

43%

43%

43%

5.2

Versterking van het gebruik van kennis en onderzoek in beleid en praktijk van ontwikkelingssamenwerking en versterking van post-secundair onderwijs- en onderzoekscapaciteit in partnerlanden. Vermindering van kwalitatieve en kwantitatieve tekorten aan geschoold middenkader.

155 858

170 687

180 757

181 031

181 031

181 031

181 031

 

Juridisch verplicht

  

91%

73%

70%

70%

70%

 

Overig verplicht

  

9%

27%

30%

30%

30%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

  

0%

0%

0%

0%

0%

5.3

Gender

38 999

44 135

30 201

27 181

22 230

22 230

22 230

 

Juridisch verplicht

  

67%

58%

34%

34%

34%

 

Overig verplicht

  

33%

42%

66%

66%

66%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

  

0%

0%

0%

0%

0%

5.4

HIV/AIDS

303 901

282 978

303 104

321 199

312 439

312 439

312 439

 

Juridisch verplicht

  

84%

54%

53%

53%

53%

 

Overig verplicht

  

16%

46%

47%

47%

47%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

  

0%

0%

0%

0%

0%

5.5

Reproductieve gezondheid

183 316

163 308

151 886

159 012

155 132

155 132

155 132

 

Juridisch verplicht

  

86%

81%

80%

80%

80%

 

Overig verplicht

  

14%

14%

15%

15%

15%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

  

0%

5%

5%

5%

5%

5.6

Participatie civil society

497 575

568 633

531 127

539 656

537 453

537 453

537 453

 

Juridisch verplicht

  

100%

99%

96%

96%

96%

 

Overig verplicht

  

0%

1%

4%

4%

4%

 

Beleidsmatig nog niet ingevuld

  

0%

0%

0%

0%

0%

D: Onderzoek naar de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid

Titel van het evaluatieonderzoek

Jaar van afronding

Operationele doelstelling

08

09

10

11

12

13

14

15

Beleidsdoorlichtingen

 

Beleid Basic education IOB evaluatieonderzoek

   

X

    

5.1

Hoger onderwijs

      

X

 

5.2

Beleidsdoorlichting genderbeleid1

    

X

   

5.3

Beleidsdoorlichting SRGR en AIDS1

     

X

  

5.4, 5.5

Beperkte doorlichting MFS1

 

X

      

5.6

  

Effectenonderzoek

 

Impactevaluatie basisonderwijs in Zambia1

X

       

5.1

Impactevaluatie basisonderwijs in Oeganda (gezamenlijk)1

X

       

5.1

Vervolg evaluatie basisonderwijs Oeganda (gezamenlijk)1

  

X

     

5.1

Impactevaluaties basisonderwijs in Bangladesh, Zuid-Afrika1

   

X

    

5.1

Evaluatie basisonderwijs Benin, Bolivia (multi-donor)

   

X

    

5.1

Vervolg evaluatie basisonderwijs Zambia (onderdeel evaluatie budgetsteun in Zambia, zie OD 4.2.)1

   

X

    

5.1

NFP

   

X

    

5.2

NPT

   

X

    

5.2

MDG 3 fonds1

   

X

    

5.3

Nationaal actieplan 1 325 »Op de bres voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid»1

   

X

    

5.3

Bilaterale actieplannen gericht op bestrijding geweld tegen vrouwen (twee landen)1

   

X

    

5.3

GFATM

 

X

      

5.4

Landenstudie Nicaragua – gezondheid1

  

X

     

5.4

Effectenonderzoeken SRGR (o.a. Nicaragua, Mali)1

   

X

X

   

5.5

Landenstudie Nicaragua – SRGR1

  

X

     

5.5

Landenstudie Nicaragua – maatschappelijk middenveld1

  

X

     

5.6

Capaciteitsversterking op basis van case studies PSO, SNV, Commissie MER, Agriterra, gezondheidssector Ghana, Partos, NIMD (zie ook OD 4.4)1

  

X

     

5.6

Xplore1

X

       

5.6

Evaluatie SNV1

     

X

  

5.6

  

Overig evaluatieonderzoek

 

Evaluatie Fast Track Initiative (FTI) (multi-donor)

  

X

     

5.1

Evaluatie onderwijs in fragiele staten (UNICEF)

  

X

     

5.1

Evaluatie Early Childhood Development (UNICEF)

  

X

     

5.1

Operationalisering emancipatiebeleid

  

X

     

5.3

Evaluatie UNAIDS

 

X

      

5.4

Synthesis of impact evaluations in sexual and reproductive health and rights1

 

X

      

5.5

International Planned Parenthood Federation

  

X

     

5.5

Population Services International

  

X

     

5.5

Beleidskaders/voortraject MFS

X

       

5.6

Kwaliteitsoordeel programma-evaluaties MFS I1

   

X

    

5.6

1

IOB evaluatieonderzoek.

  • De beleidsdoorlichting Basic Education evalueert, onder andere gebruik makend van eerder onderzoek naar diverse kanalen en programma’s, de gehele Nederlandse inzet om onderwijs voor iedereen in 2015 mogelijk te maken.

  • Operationele doelstelling 5.2: onder voorbehoud wordt in 2014 een beleidsdoorlichting gepland.

7

Het Actieprogramma van de Wereldbevolkingsconferentie van Cairo (1994), de Politieke Verklaring inzake HIV/AIDS van de Verenigde Naties (2006) en de Millennium Ontwikkelingsdoelen (MDGs)

8

De basis voor het beleid zijn internationale afspraken, waar Nederland zich aan gecommitteerd heeft, zoals de Millenniumdoelen 2 en 3, de Actieagenda Onderwijs voor Iedereen (Dakar 2000), de Rechten van het Kind en de Mensenrechten in het algemeen.

9

UNESCO (2009): EFA Global Monitoring Report 2010. Reaching the marginalized

10

1. middelbaar onderwijs voor meisjes (OD 5.1)

2. seksuele en reproductieve gezondheid en rechten (OD 5.5)

3. tijdsbesparende infrastructuur voor vrouwen (OD 4.2 en 4.3.)

4. goed geregeld eigendoms- en erfrecht (OD 4.3)

5. formele werkgelegenheid en gelijke kansen op de arbeidsmarkt (OD 4.3)

6. deelname aan en vertegenwoordiging in politiek en bestuur (OD 5.3. en 2.7)

7. aanpak van geweld tegen vrouwen (OD 5.3 en 2.7).

11

«Ending Violence against Women, from Words to Action», VN 2006 identificeert zes vormen van geweld tegen vrouwen.

Licence