Base description which applies to whole site

Artikel 21. Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

21 Algemene doelstelling

Het voorkomen van en prepareren op dreigingen tegen de nationale veiligheid en zorgen dat burgers, bedrijfsleven en overheidsorganisaties goed voorbereid zijn op mogelijke crises.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het nationale veiligheidsbeleid is gericht op het kunnen identificeren en beoordelen van, en het omgaan met dreigingen die onze maatschappij kunnen ontwrichten. Dit met het doel om te voorkomen dat crises zich voordoen. Als een crisis zich voordoet, moet de maatschappij daar goed op voorbereid zijn.

De nationale veiligheid is in het geding als de Nederlandse vitale belangen zodanig worden bedreigd of uitvallen, dat sprake is van potentiële maatschappelijke ontwrichting. Kenmerkend voor deze dreigingen is dat ze een bovenregionaal karakter hebben en de nationale veiligheid kunnen aantasten. De aanpak van deze dreigingen vereist daarom eenheid in visie en optreden in de verschillende regio’s en op nationaal niveau. Een aantal vragen staat hierbij centraal: wat komt er mogelijk aan dreigingen op Nederland af, wat moeten we doen om dreigingen te voorkomen en hoe gaan we er mee om, mocht een dreiging zich manifesteren?

In alle fasen van de veiligheidsketen vereist de aanpak van deze dreigingen eenheid in visie en in het optreden in de verschillende regio’s op nationaal niveau. De rijksoverheid heeft hierin een belangrijke taak. Maar ook de burgers en het bedrijfsleven hebben een verantwoordelijkheid in het kader van de nationale veiligheid. Verwacht mag worden dat zij zich bewust zijn van de risico’s die aan de orde zijn en dat zij beschikken over een zeker vermogen tot zelfredzaamheid. Ook de bescherming van de vitale infrastructuur en het omgaan met de bedreigingen van de vitale infrastructuur is voor de nationale veiligheid van groot belang. Ten slotte is het van belang om ook binnen de internationale context alert te zijn op ontwikkelingen, kennis te delen en samen te werken met instellingen zoals de Europese Unie, NAVO, OECD, maar ook met individuele landen.

Sleutelelement van het beleid is dan ook samenwerken: van het signaleren van dreigingen, via het versterken van de benodigde capaciteiten om deze dreigingen het hoofd te kunnen bieden tot aan de respons door burgers, bedrijfsleven en overheidsorganisaties.

Verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft een coördinerende verantwoordelijkheid voor de nationale veiligheid en de crisisbeheersing op nationaal niveau, met dien verstande dat de Minister van Justitie zorg draagt voor de coördinatie van de terrorismebestrijding. Bij de verantwoordelijkheid van de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties horen:

  • de agendering van thema’s op het terrein van de nationale veiligheid;

  • de regie op de uitvoering van de strategie nationale veiligheid;

  • de kwaliteit en effectiviteit van de crisisbeheersing op nationaal niveau;

  • de bestuurlijke en operationele coördinatie, regie en aansturing van de crisisbeheersing op nationaal niveau en de zorg voor de aansluiting van de nationale op de decentrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden;

  • de kwaliteit van de informatievoorziening vóór, tijdens en ná een crisis of de dreiging ervan;

  • de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is, samen met de Minister van Justitie, verantwoordelijk voor de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding. In de brief van 5 oktober 2007 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 754, nr. 105) is de verantwoordelijkheidsverdeling voor terrorismebestrijding tussen de Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties uiteengezet.

Externe factoren

De steun, inzet en samenwerking van en tussen de partners in veiligheid is belangrijk voor het realiseren van een samenleving waarin de burgers goed worden beschermd tegen grootschalige dreigingen. Zo ontstaat er een samenleving die goed is voorbereid op crises. Daarbij hoort:

  • goed functionerende (inter-)nationale veiligheidsstructuren en organisaties;

  • structurele en actieve betrokkenheid van alle partners;

  • het vermogen tot (tijdelijke) zelfredzaamheid van de bevolking;

  • het treffen van adequate veiligheidsmaatregelen door het bedrijfsleven;

  • de ontwikkeling van technologie die van invloed is op het beheersen van crises;

  • de continuïteit van vitale producten en diensten, omdat deze van fundamenteel belang is om crises te voorkomen dan wel in te perken.

Meetbare gegevens

Door het grote aantal activiteiten en instrumenten in dit beleidsartikel en de afhankelijkheid van derden bij de realisatie van de doelstellingen is het lastig om (overkoepelende) meetbare gegevens op te nemen.

Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel 21 Nationaal crisis- en veiligheidsbeleid

(x € 1 000)

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

53 240

40 634

35 231

35 224

35 225

35 225

       

Uitgaven

54 604

41 968

35 231

35 224

35 225

35 225

21.25 Apparaat

7 354

6 155

5 980

5 999

6 000

6 000

       

Programma uitgaven

47 250

35 813

29 251

29 225

29 225

29 225

Waarvan juridisch verplicht

 

4 723

1 953

1 947

1 947

0

Waarvan bestuurlijk verbonden

 

18 536

16 736

16 736

16 736

15 183

       

21.1 Nationale veiligheid

13 726

9 783

9 783

9 765

9 765

9 765

Waarvan juridisch verplicht

 

336

0

0

0

0

Waarvan bestuurlijk verbonden

 

5 300

3 500

3 500

3 500

0

       

21.2 Nationaal CrisisCentrum

22 288

14 794

8 342

8 334

8 334

8 334

Waarvan juridisch verplicht

 

4 387

1 953

1 947

1 947

0

Waarvan bestuurlijk verbonden

 

2 000

2 000

2 000

2 000

3 947

* Bijdrage baten-lastendienst Logius

 

120

120

120

120

120

       

21.3 Onderzoekraad voor veiligheid

11 236

11 236

11 126

11 126

11 126

11 126

Waarvan juridisch verplicht

 

0

0

0

0

0

Waarvan bestuurlijk verbonden

 

11 236

11 126

11 126

11 126

11 126

       

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

21 Operationele doelstelling 1

Het systematisch identificeren en beoordelen van mogelijke dreigingen op de nationale veiligheid en het in kaart brengen en waar nodig versterken van de strategische capaciteiten die nodig zijn om de dreigingen op de nationale veiligheid te voorkomen dan wel om er mee om te gaan.

Motivering

Om dreigingen te voorkomen en adequate voorbereidingen te treffen is inzicht nodig in de aard en omvang van dreigingen die Nederland mogelijk kunnen treffen. Niet alles kan worden gedaan, er moeten keuzes worden gemaakt bij de inzet van mensen en middelen. Daarom is het belangrijk te weten (voor overheid, bedrijfsleven, maar ook in het licht van de internationale samenwerking) welke dreigingen met voorrang aandacht verdienen. Ook de mate van kwetsbaarheid van de vitale infrastructuur wordt meegenomen in het identificeren en beoordelen van de dreigingen. Dit kan immers van invloed zijn op wat de impact van bepaalde dreigingen zal zijn.

Op basis van de uitkomsten van de nationale risicobeoordeling wordt voor de belangrijkste maatschappelijke capaciteiten inzichtelijk gemaakt waar en hoe concreet versterking moet plaats vinden. Dit gebeurt in samenwerking met bedrijfsleven, medeoverheden, operationele partners, maatschappelijke organisaties en internationale partners. Maatschappelijke capaciteiten worden hierbij in de breedte bezien: mensen, middelen, kennis en expertise, wetgeving en/of plannen en procedures.

Burger, bedrijfsleven en overheidsorganisaties hebben elk een eigen rol binnen de nationale veiligheid. Een ieder heeft eigen capaciteiten om een dreiging het hoofd te kunnen bieden. Zo spelen de vitale sectoren een essentiële rol als het gaat om de bescherming van vitale infrastructuur. Ook het niet-vitale deel van het bedrijfsleven zal tijdens crisismomenten capaciteiten moeten inzetten om de eigen continuïteit te beschermen en maatschappelijke ontwrichting te voorkomen. Zelfredzaamheid is daarom ook voor het bedrijfsleven een belangrijke capaciteit. De burger dient ook zoveel mogelijk voorbereid te zijn op een mogelijke crisis. Dit kan door ons als samenleving in te zetten op een versterking van de zelfredzaamheid van de burger.

Instrumenten

De rijksbrede analyse en strategische verkenningen zijn belangrijke onderdelen voor de signalering en vaststelling van de dreigingen voor de nationale veiligheid. Het gaat hierbij om het verder ontwikkelen van scenario’s van de verschillende dreigingen op de nationale veiligheid, die tevens als input dienen voor de ontwikkeling van het beleid op aan nationale veiligheid gerelateerde beleidsterreinen, zoals crisisbeheersing. Ook gaat het om het doorontwikkelen en versterken van taken en capaciteiten om de gevolgen van (geprioriteerde) dreigingen en risico’s zoveel mogelijk te voorkomen en/of om erop voorbereid te zijn.

Concreet worden de volgende instrumenten door het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties mede ontwikkeld:

  • de zelfredzaamheid van de burger zal verder worden versterkt onder andere door middel van de Denk Vooruit-campagne en de introductie van het alarmerings- en alarmeringssysteem NL-Alert;

  • het verder ontwikkelen van de (uitvoering van de) Nationale Risicobeoordeling en het uitvoeren van de Strategische Verkenningen;

  • het vergroten van de weerbaarheid van vitale sectoren tegen uitval van ICT-voorzieningen en elektriciteit, onder andere door aandacht voor continuïteit en verdere verbetering van de respons op ICT-incidenten;

  • het continueren van de strategische samenwerking tussen de veiligheidsregio’s, de vitale sectoren en de rijksoverheid;

  • het bijdragen aan de uitwerking van het Europese programma voor de bescherming van Vitale Infrastructuur (EPCIP), zodat dit goed aansluit bij het Nederlands beleid voor de bescherming van vitale infrastructuur;

  • het verbeteren van de multidisciplinaire samenwerking bij CBRN respons en het borgen ervan binnen opleiden, trainen en oefenen, alsmede het versterken van (generieke) CBRN capaciteiten in het kader van het EU Actieplan;

  • het bijdragen aan de uitwerking van een EU-brede risico-analyse, met aandacht voor preventie en met het oog op de versterking van de regionale samenwerking, conform de Nationale Risicobeoordeling in Nederland;

  • het versterken van de landelijke aanpak van veiligheidsregio’s met betrekking tot de bescherming van vitale infrastructuur. Dat houdt in het verbeteren van de samenwerking met vitale partners op regionaal niveau door samenwerkingsovereenkomsten over crisisbeheersing tussen veiligheidsregio’s en vitale sectoren, zoals drinkwater, ICT, telecom, gas en electra, te stimuleren;

  • het financieel en beleidsmatig bijdragen aan het implementatietraject van het programma Intensivering Civiel-Militaire Samenwerking (ICMS);

  • het verder uitwerken en waar nodig versterken van de «nafase», met specifieke aandacht voor de «opvang en zorg voor getroffenen» en «herstel en wederopbouw», op basis van de aanbevelingen van de Taskforce Management Overstromingen (TMO) uit 2009. Deze nadere uitwerking houdt in dat al in een vroeg stadium (tijdens de crisis of ramp) de processen t.a.v. de nafase van een crisis of ramp in beeld worden gebracht. Deze kunnen dan worden meegewogen in de besluitvorming over de aanpak van de ramp of crisis of kunnen verbeteringen worden aangebracht in de planvorming;

  • het verbeteren van de kwaliteit en borgen van de rampenbestrijding en crisisbeheersing door verbinding te leggen tussen nationaal en regionaal veiligheidsbeleid, ondermeer bij nationale en regionale crisisplannen en aansluiting tussen de Nationale Risicobeoordeling en regionale risicoprofielen;

  • het in samenwerking met partners, waaronder de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid, verder vormgeven van een stelsel voor toezicht en monitoring op de veiligheidsregio’s;

  • het opstellen van een interdepartementaal analysekader ten behoeve van een toetsing van het staatsnoodrecht.

Meetbare gegevens

Zie toelichting bij de algemene doelstelling.

21 Operationele doelstelling 2

Een effectieve nationale crisisresponsorganisatie voor de aansturing van crisisbeheersing.

Motivering

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt zorg voor een kwalitatieve en effectieve crisisrespons op het nationale niveau en schept de noodzakelijke voorwaarden daarvoor. Wanneer er een crisis plaats vindt, is de respons daarop goed georganiseerd. Deze bestaat uit bestuurlijke en operationele coördinatie, regie en aansturing van de crisisbeheersing op nationaal niveau en de zorg voor de aansluiting van de nationale op de decentrale verantwoordelijkheden en bevoegdheden en de kwaliteit van de informatievoorziening vóór, tijdens en ná een crisis of de dreiging ervan. Meer specifiek is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor het openbaar bestuur en de openbare orde en veiligheid. Dit brengt met zich mee dat procedures goed worden afgehandeld en dat de coördinatie op rijksniveau op het terrein van informatievoorziening, advisering en crisiscommunicatie goed geregeld is. Om die diensten te kunnen leveren is een goede voorbereiding noodzakelijk.

Zeker in crisissituaties verwachten burgers van de overheid dat zij tijdig en goed worden geïnformeerd. Dat vraagt om een overheid die voorbereid is, de beschikking heeft over de benodigde middelen en ook bereid is snel en adequaat burgers te informeren. Een proactieve houding naar de burgers en de media is daarbij van wezenlijk belang. Het ontwikkelen van gedegen crisiscommunicatieplannen, het systematisch oefenen zowel op bestuurlijk als voorlichtingsniveau zijn voorwaardenscheppend voor een effectievere crisiscommunicatie. Een gedegen risicocommunicatie vormt een opmaat voor vertrouwenwekkende crisiscommunicatie.

Instrumenten

De verbetering en herinrichting van de rijksbrede crisisstructuur voor het Nationaal CrisisCentrum en de departementale crisiscentra krijgt in 2011 verder zijn beslag. Het Nationaal CrisisCentrum is het informatieloket voor bestuurlijke en operationele partners bij dreigingen, incidenten en crisissituaties. Een adequate crisisinformatievoorziening is immers de basis voor gedegen analyse en integraal advies aan betrokken ministers en (veiligheids)organisaties. In 2011 zijn alle departementen aangehaakt bij de NCC-academie, waarin een bundeling van opleidings- en oefenactiviteiten plaatsvindt. Het gezamenlijk maken en beoefenen van crisisplannen, inclusief risico- en crisiscommunicatie behoort ook tot de functie van de crisisstructuur en is essentieel in crisissituaties. Burgers verwachten immers van de overheid dat ze tijdig worden geïnformeerd en daarbij handelingsperpectieven krijgen aangeboden.

De volgende specifieke instrumenten worden in 2011 ingezet:

  • de verdere doorontwikkeling van de crisisstructuur op rijksniveau, waarbij sprake is van een goede informatievoorziening (inclusief de bijbehorende ICT-voorzieningen) tussen de betrokken organisaties en naar de besluitvormende gremia. Hiertoe wordt een informatieknooppunt ontwikkeld met een bijbehorend informatieloket. Zo wordt de informatievoorziening tussen de betrokken organisaties en naar besluitvormende gremia verbeterd;

  • de inzet van het alarmerings- en alerteringssysteem NL-Alert door de meldkamers van de veiligheidsregio’s;

  • het vormgeven van het Nationaal Crisisplan, de Landelijke Operationele Staf (LOS) en evalueren en zonodig aanpassen van het Nationaal Handboek Crisisbesluitvorming;

  • de inzet van het instrument risico-signalering en alertering waarbij de dreigingen uit de Nationale Risicobeoordeling beoordeeld worden op kans en effect op korte tot de middellange termijn;

  • de invoering en implementatie van netcentrisch werken en een Landelijk Crisismanagement Systeem ten behoeve van de informatievoorziening in de veiligheidsregio’s, alsmede bij de landelijke crisis- en coördinatiecentra.

Meetbare gegevens

Zie toelichting bij de algemene doelstelling.

21 Operationele doelstelling 3

Wegnemen van structurele veiligheidstekorten binnen het Koninkrijk door de uitvoering van onafhankelijk onderzoek naar ernstige ongevallen, rampen of dreiging daartoe.

Motivering

De Onderzoeksraad voor veiligheid (Ovv) verricht op grond van de Rijkswet Onderzoeksraad voor veiligheid onafhankelijk onderzoek en stelt op grond daarvan aanbevelingen op voor het structureel vergroten van de veiligheid. De Ovv besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid tot het doen van onderzoek naar de oorzaak van (ernstige) ongevallen en rampen of een dreiging daartoe. Uitzonderingen hierop zijn de bij wet of internationaal voorgeschreven onderzoeken die door de Ovv worden verricht (waaronder luchtvaart en scheepvaart). De financiering van de Ovv verloopt via de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Meetbare gegevens

De Onderzoeksraad voor veiligheid besluit op eigen gezag en in volledige onafhankelijkheid welk voorval de raad in onderzoek neemt en op welke wijze de raad dat onderzoek doet. Daarom worden in de begroting van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties geen meetbare gegevens opgenomen.

21.1 Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid
Tabel 21.1
 

Onderzoek onderwerp

AD of OD

A. Start

Vindplaats

B. Afgerond

Beleidsdoorlichting

Beleidsplancrisisbeheersing.

AD 21

A: 2008

Kamerstukken II, 2007–2008, 29 668, nr. 23.

B: 2009

Beleidsdoorlichting

Het voorkomen en prepareren op dreigingen tegen de nationale veiligheid en zorgen dat burgers, bedrijfsleven en overheidsorganisaties goed voorbereid zijn op mogelijke crises.

AD 21

A: 2014

 
Licence