Base description which applies to whole site

2.2. De beleidsartikelen

Hoofdtaken

De gronden voor de inzet van de krijgsmacht zijn opgesomd in artikel 97 van de Grondwet 1. In verband hiermee zijn drie hoofdtaken van de krijgsmacht te onderscheiden, te weten:

  • 1. bescherming van de integriteit van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba;

  • 2. bevordering van de internationale rechtsorde en stabiliteit;

  • 3. ondersteuning van civiele autoriteiten bij rechtshandhaving, rampenbestrijding en humanitaire hulp, zowel nationaal als internationaal.

Ambitieniveau

De krijgsmacht staat garant voor:

  • de bescherming van het eigen en bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Nederlandse Antillen en Aruba, zo nodig met alle beschikbare middelen;

  • een actieve bijdrage aan het geïntegreerde buitenlandbeleid van ons land. Het gaat hierbij om:

    • kwalitatief en technologisch hoogwaardige militaire bijdragen aan internationale operaties in alle delen van het geweldsspectrum, ook in de beginfase van een operatie. Dit betreft:

      • een bijdrage aan het ambitieniveau van de NAVO. In verband hiermee zal de krijgsmacht tevens een continue bijdrage van wisselende omvang leveren aan de NATO Response Force (NRF);

      • een bijdrage aan het ambitieniveau van de Europese Unie. In verband hiermee zal de krijgsmacht tevens een periodieke bijdrage leveren aan de snelle reactiecapaciteiten van de Unie, de EU Battlegroups;

      • deelname gedurende maximaal een jaar aan een operatie in het hogere deel van het geweldsspectrum met een brigade van landstrijdkrachten, twee squadrons jachtvliegtuigen of een maritieme taakgroep;

      • gelijktijdige deelname gedurende langere tijd aan maximaal drie operaties in het lagere deel van het geweldsspectrum met taakgroepen van bataljonsgrootte of, bij luchtoperaties en maritieme operaties, equivalenten hiervan;

      • het optreden bij landoperaties als lead nation op brigadeniveau en, samen met andere landen, op legerkorpsniveau, bij maritieme operaties als lead nation op taakgroepniveau en bij luchtoperaties met bijdragen op gelijkwaardige niveaus als de brigade;

      • de uitvoering van speciale operaties, met inbegrip van evacuatieoperaties en contraterrorisme-operaties;

    • deelname aan politiemissies, waaronder die van de Europese Gendarmerie Eenheid, met functionarissen en eenheden van het Commando Koninklijke marechaussee en aan kleinschalige missies met een civiel-militair karakter;

    • beschikbaarstelling van militaire deskundigen ten behoeve van de training en advisering van veiligheidsorganisaties in andere landen;

    • verlening van internationale noodhulp op verzoek van civiele autoriteiten.

  • bijdragen binnen de grenzen van het Koninkrijk aan de veiligheid van onze samenleving, onder civiel gezag. Het gaat hierbij in het bijzonder om:

    • de uitvoering van nationale taken, zoals de grensbewaking door het Commando Koninklijke marechaussee en de Kustwacht;

    • militaire bijstand bij de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde evenals de handhaving van de openbare orde en veiligheid, zoals met bijzondere bijstandseenheden en de explosievenopruiming;

    • militaire bijstand bij de bestrijding van rampen.

Overzicht missies 2011 1

MISSIE

DEFENSIEBIJDRAGE

TOT

Afghanistan 2

  

ISAF

1 850

1 augustus 2010

ISAF Redeployment

700

1 mei 2011

ISAF Hoofdkwartierbijdrage

60

eind 2011

EUPOL

10

1 juni 2013

Midden-Oosten

  

NTM-I (Irak)

5

31 december 2010

UNTSO

12

doorlopend

EUBAM-Rafah

3

24 mei 2011

CFMCC Bahrein

3

doorlopend

Balkan

  

EUFOR-Bosnië

85

1 maart 2011

EUPM-Bosnië

2

31 december 2011

KFOR (HQ), incl. NIC

8

1 oktober 2010

EULEX-Kosovo

20

14 juni 2012

Afrika

  

EU Atalanta

198

30 november 2010

Ocean Shield

210

7 juni 2011

UNMIS

33

13 april 2011

UNAMID

2

31 juli 2011

EUSEC

3

30 september 2011

1

De aantallen betreffen het plafond van de militaire bijdrage. De daadwerkelijke inzet kan fluctueren, maar wordt zoveel mogelijk beschreven bij beleidsartikel 20 – Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties. De aanvullende civiele bijdragen door de ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties zijn in dit overzicht niet meegenomen.

2

Toelichting Afghanistan

De Task Force Uruzgan wordt tussen 1 augustus en 1 december 2010 teruggetrokken door de Redeployment Task Force (RDTF). De precieze omvang van de RDTF zal fluctueren, maar is in ieder geval na 1 december 2010 fors lager dan de genoemde 700 militairen. Nederland blijft de komende periode bijdragen aan verschillende hoofdkwartieren in Afghanistan. In de periode tot december 2010 wordt deze bijdrage van 154 naar 60 militairen teruggebracht. Deze bijdrage zal vooralsnog tot eind 2011 voortduren.

Onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

Op verzoek van de Tweede Kamer is de defensiebegroting ingericht naar organisatieonderdelen en niet naar beleidsthema’s. Daarom vormen de begrotingsartikelen bij Defensie geen logisch aanknopingspunt voor de programmering van beleidsdoorlichtingen, die immers gericht zijn op het evalueren van de effecten van het gevoerde beleid en de daarvoor gebruikte financiële middelen. In de begroting 2010 (Kamerstuk 32 123 X, nr. 2) is aangekondigd dat meer nadruk wordt gelegd op de belangrijkste activiteiten van Defensie. Deze benadering wordt in deze begroting voortgezet. Onderstaande tabel bevat een verbeterde programmering van beleidsdoorlichtingen. Deze is financieel en beleidsmatig zo dekkend mogelijk en de uitvoering geschiedt zoveel mogelijk conform de vereisten die gelden voor beleidsdoorlichtingen (Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE)) zoals opgenomen in Rijksbegrotingvoorschriften (RBV) 2010. Zo zullen per doorlichting zoveel mogelijk gerelateerde defensie-uitgaven worden verantwoord. Hoewel de begroting niet is ingericht om een directe relatie te leggen tussen beleidsthema’s, activiteiten en de kosten hiervan wordt dat in de doorlichtingen wel zo veel mogelijk benaderd. Verder wordt in elke doorlichting waar mogelijk aandacht besteed aan de behaalde (maatschappelijke) effecten. Verantwoording van verrichte activiteiten en geleverde prestaties zal centraal staan. Indien hierbij de causale relatie tussen de defensie-inzet en de beoogde effecten niet kan worden aangetoond, zal zo mogelijk worden ingegaan op de plausibiliteit van een relatie tussen defensie-inzet en de beoogde effecten. Tenslotte zal in de beleidsdoorlichting op meerdere jaren worden teruggekeken, waarbij periodieke en tussentijdse evaluaties als bouwstenen kunnen worden gebruikt.

Het uitvoeren van doorlichtingen is voor Defensie een leerproces. Zo nodig wordt na uitvoering van de eerste doorlichtingen de methodiek of de programmering aangepast.

Titel van het onderzoek en rapportage

2011

2012

2013

2014

2015 e.v.

Beleidsdoorlichtingen

     

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF in het kader van de eindevaluatie ISAF, inclusief evaluatie Van Geel-gelden

X

    

Actieplan Werving en behoud

X

    

Mobiel Toezicht Veiligheid

 

X

   

Uitbreiding strategische luchttransportcapaciteit

 

X

   

Civiel-militaire samenwerking

  

X

  

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië

  

X

  

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2005)

   

X

 

Veteranenzorg

   

X

 

Uitvoering Koninkrijkstaken door Defensie

    

X

Herinrichting van de integrale helikoptercapaciteit

    

X

Defensie-inzet Kustwacht Nederland

    

X

Flexibel personeelssysteem

    

X

      

Overige onderwerpen

     

Tussentijdse evaluatie kleine missies: Balkan, Oost-Europa, Afrika, Midden-Oosten, Azië

X

X

X

X

X

Evaluatie Bos-gelden

 

X

   

Toelichting op bovenstaande tabel

Inzet defensiepersoneel en -materieel voor ISAF inclusief evaluatie Van Geel-gelden (2011)

Een geïntegreerde 3D-eindevaluatie met het ministerie van Buitenlandse Zaken van de gehele Nederlandse inzet in Uruzgan is voorzien op grond van het toetsingskader. Deze evaluatie wordt aangevuld met extra informatie over defensie-uitgaven, in de geest van de RPE voor het doorlichten van de inzet van personeel en materieel van Defensie voor ISAF. Bij de beleidsdoorlichting ISAF worden naast de additionele uitgaven (HGIS) ook niet-additionele uitgaven bezien. Voorts zal de evaluatie van de Van Geel-gelden bij de eindevaluatie ISAF worden betrokken. Met de Van Geel-gelden is in 2008 en 2009 twee keer € 50 miljoen aan de defensiebegroting toegevoegd voor de noodzakelijke extra vervangingsinvesteringen als gevolg van inzet.

Actieplan Werving en Behoud (2011)

In 2008 is het actieplan Werving en Behoud gepresenteerd. Dit actieplan bevat maatregelen die moeten bijdragen aan een verbeterde instroom en behoud van personeel. In de doorlichting wordt gekeken naar het effect van het actieplan op de vulling van de krijgsmacht.

Mobiel Toezicht Veiligheid (2012)

De Koninklijke marechaussee draagt met het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) bij aan het beheersen van de vreemdelingenstroom. In de doorlichting wordt in kaart gebracht op welke wijze de Kmar haar werkzaamheden uitvoert en op welke wijze deze bijdragen aan de doelstellingen van het beleidsverantwoordelijke departement: het ministerie van Justitie.

Uitbreiding strategische luchttransportcapaciteit (2012)

De afgelopen jaren is de strategische luchttransportcapaciteit van Defensie uitgebreid ter vergroting van het nationale en internationale expeditionaire vermogen van Defensie. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre Defensie hierin is geslaagd.

Civiel-militaire samenwerking (2013)

Defensie stelt capaciteit beschikbaar om civiele autoriteiten te ondersteunen. In de doorlichting wordt gekeken in welke mate het toegezegde defensiepersoneel en -materieel beschikbaar was ter ondersteuning van civiele autoriteiten. Voorts wordt de daadwerkelijke inzet bezien.

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië (2013)

Defensie zet maritieme eenheden in ter bescherming van kwetsbare schepen nabij Somalië. De doorlichting brengt in kaart welk effect de inzet van Nederlandse maritieme eenheden nabij Somalië heeft gehad op de aanvoer van humanitaire hulp aan Somalië en op de veiligheid op zee.

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2014)

In 2005 heeft de Kamer de marinestudie ontvangen waarin maatregelen zijn aangekondigd om de samenstelling van de Koninklijke marine te wijzigen zodat beter kan worden ingespeeld op trends en ontwikkelingen op maritiem gebied. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre Defensie hierin is geslaagd.

Veteranenzorg (2014)

Er is veel aandacht voor veteranenzorg bij Defensie. In de doorlichting zal worden bezien in hoeverre het veteranenbeleid en de veteranenwet aansluiten bij de (maatschappelijke) behoefte.

Uitvoering Koninkrijkstaken door Defensie (2015 e.v.)

Er wordt defensiepersoneel en -materieel ingezet voor de uitvoering van Koninkrijkstaken. In de doorlichting zal ondermeer worden bezien in welke mate de inzet van de krijgsmacht in het Caribisch gebied in de periode 2010–2015 bijdraagt aan de (statutaire) taak van de krijgsmacht voor de landen van het Koninkrijk en hoe de samenwerking tussen de landen van het Koninkrijk op het gebied van de (maritieme) rechtshandhaving verloopt.

Herinrichting van de integrale helikoptercapaciteit (2015 e.v.)

In 2004 heeft de Kamer de studie integrale helikoptercapaciteit ontvangen waarin maatregelen zijn aangekondigd om de helikoptercapaciteit van Defensie beter in te richten. In de beleidsdoorlichting zal worden bezien in hoeverre Defensie hierin is geslaagd.

Defensie-inzet Kustwacht Nederland (2015 e.v.)

Er wordt defensiepersoneel- en materieel ingezet voor de uitvoering van Kustwachttaken. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre defensiepersoneel en -materieel hebben bijgedragen aan het goed functioneren van de Kustwacht. De samenwerking met andere departementen wordt eveneens bezien.

Flexibel Personeelssysteem (2015 e.v.)

Het Flexibel Personeelssysteem (FPS) is ingericht ten behoeve van een betere kwantitatieve en kwalitatieve vulling van de defensieorganisatie en ter verbetering van de mogelijkheden voor de ontwikkeling van defensiepersoneel. In de doorlichting wordt bezien in hoeverre deze doelstellingen zijn behaald door de invoering van het FPS.

Overig

Onderstaande onderwerpen worden wel geëvalueerd maar niet volgens de systematiek van beleidsdoorlichtingen. Deze en overige evaluaties kunnen wel als bouwsteen worden gebruikt voor een of meerdere doorlichtingen.

Tussentijdse evaluatie kleine missies (jaarlijks)

De bijdragen aan kleine missies zoals de VN-missie in Soedan en SSR-inzet in Burundi worden jaarlijks conform het toetsingskader geëvalueerd.

Evaluatie Bos-gelden (2012)

In de artikel 100-brief over de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan ISAF is gemeld dat het kabinet heeft besloten om ook na 2008 twee keer € 50 miljoen (Bos-gelden) toe te voegen aan de defensiebegroting van 2010 respectievelijk 2011. De Bos-gelden kunnen niet worden meegenomen in de ISAF-beleidsdoorlichting, aangezien de gelden in 2011 nog worden uitgegeven.

Budgetflexibiliteit

De budgetflexibiliteit wordt in onderstaande tabel per beleidsartikel weergegeven. De budgetflexibiliteit per operationele doelstelling is nog niet mogelijk, daar de huidige in gebruik zijnde geautomatiseerde systemen hierop niet zijn ingericht.

Budgetflexibiliteit 2011

Budgetflexibiliteit 2011
2.2.1 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties – beleidsartikel 20

Algemene doelstelling

Het ministerie van Defensie draagt in belangrijke mate bij aan een duurzame internationale rechtsorde en stabiliteit.

Omschrijving van de samenhang in beleid

Nederland draagt onverminderd bij aan de handhaving en bevordering van de internationale rechtsorde. Nederland voert daartoe een actief veiligheidsbeleid, dat zich niet beperkt tot de zorg voor de veiligheid van het eigen land en die van de bondgenoten, maar zich uitstrekt tot breed opgezette conflictpreventie, crisisbeheersing en vredesopbouw, zowel in Europa als daarbuiten. Deelnemen aan crisisbeheersingsoperaties maakt daar deel van uit.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van het besluit tot uitzending, dat wil zeggen de inzet van militaire capaciteiten voor crisisbeheersingsoperaties.

Succesfactoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt onder meer af van de ernst en achtergronden van het conflict, de betrokkenheid van de internationale gemeenschap, de samenwerking met hulporganisaties, de steun van de plaatselijke bevolking en de opstelling van de conflictpartijen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

Ten laste van dit beleidsartikel worden de additionele uitgaven voor crisisbeheersingsoperaties geraamd en verantwoord, als onderdeel van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS). Voor de genoemde operaties betreft dit de direct met de operaties verband houdende uitgaven die niet zouden worden gemaakt bij reguliere bedrijfsvoering.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

351 258

367 900

270 694

199 000

199 000

199 000

199 000

Uitgaven operaties

       

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan,

8 598

9 800

2 300

400

   

waarvan

       

EUFOR ALTHEA

7 291

7 600

1 300

    

EULEX

376

1 300

800

400

   

KFOR

713

600

     

EUPM

206

300

200

    

EUMM Georgië

12

      
        

Vrede en stabiliteit in Afghanistan,

315 760

316 595

105 210

20 210

100

  

waarvan

       

ISAF

315 607

207 000

     

Nationale bijdrage aan ISAF

  

5 000

    

ISAF REDEPLOYMENT

 

109 000

100 000

20 000

   

EUPOL

153

210

210

210

100

  

NTM-A

 

385

     
        

Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten, waarvan

584

520

540

500

500

500

500

EUBAM

37

20

40

    

UNTSO

520

500

500

500

500

500

500

UNIFIL

27

      
        

Vrede en stabiliteit in Afrika, waarvan

14 697

20 260

10 300

    

EU NAVFOR ATALANTA

5 951

12 600

1 000

    

OCEAN SHIELD

 

5 100

8 700

    

UNMIS

1 567

1 300

400

    

UNAMID

20

150

100

    

EUSEC (FIN)

169

100

100

    

EUFOR TCHAD/RCA

5 073

1 000

     

BINUB

29

      

ALLIED PROTECTOR

1 876

      

AMIS

12

10

     
        

Vrede en stabiliteit Irak, waarvan

709

800

     

NTM-I

709

800

     
        

Vrede en stabiliteit in de Perzische Golf, waarvan

274

375

     

CMF

256

200

     

NLTC

18

175

     
        

Overige missies, waarvan

4 392

3 550

7 700

2 200

2 200

2 200

2 200

Missies Algemeen

3 349

1 350

5 500

    

Bijdragen aan politiemissies

1 043

2 200

2 200

2 200

2 200

2 200

2 200

Totaal uitgaven operaties

345 014

351 900

126 050

23 310

2 800

2 700

2 700

Uitgaven contributies, waarvan

       

NAVO-AOM/EU-contributies

15 079

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

Totaal uitgaven contributies

15 079

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

16 000

Voorziening HGIS

  

128 644

159 690

180 200

180 300

180 300

Totaal uitgaven

360 093

367 900

270 694

199 000

199 000

199 000

199 000

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

20 494

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

1 407

Operationele doelstellingen

Vrede en stabiliteit in Europa/Balkan

Operationele doelstelling 1:

Motivering

De Balkan is een prioriteitsgebied in het Nederlandse veiligheidsbeleid. Defensie steunt dit beleid door een bijdrage te leveren aan zowel militaire als civiele missies in deze regio.

EUFOR Althea

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 875 (mandaatverlenging tot 18 november 2010)

  • EU Raadsbesluit 2004/803/CFSP van 25 november 2004 (start Operation Althea met ingang van 2 december 2004)

  • Artikel 100-brief 29 521, nr. 137 van 23 maart 2010 (Nederlandse deelname tot 1 maart 2011)

Nederland levert een bijdrage van 85 militairen aan EUFOR Althea. De inzet bestaat uit een bijdrage aan de Integrated Police Unit (IPU) en aan het EUFOR-hoofdkwartier (ongeveer 25 personen) en daarnaast aan een aantal zogenaamde Liaison and Observation Teams (LOT). Dit zijn teams van militairen die wonen en werken tussen de lokale bevolking. Zij bemiddelen tussen de lokale bevolking en de lokale en regionale bestuurders en verzamelen informatie over de politiek-maatschappelijke situatie in het gebied. Naast de bestaande executieve taak, die bijdraagt tot een safe and secure environment, levert EUFOR vanaf juni 2010 ook ondersteuning bij capaciteitsopbouw en training aan de Bosnische strijdkrachten. De training moet de Bosnische strijdkrachten in staat stellen zelf de veiligheid en stabiliteit van Bosnië-Herzegovina te garanderen en vormt daarmee eveneens een exitstrategie voor het executieve deel van de missie van EUFOR.

Vanaf medio juni 2010 draagt Nederland met zes militairen bij aan de nieuwe afdeling die zich richt op capaciteitsopbouw en training van de Bosnische strijdkrachten.

Daarnaast gaat Nederland eind 2010 met vijf militairen deelnemen aan de Mobile Training Teams. Deze teams, waaraan Nederland een bijdrage zal leveren, richten zich op rampenbestrijding, mijnenruiming, adviseren over EU- en NAVO-doctrine, interoperabiliteit, standaardisatie en training en communicatie- en informatiesystemen. Voor de vulling van de functies voor capaciteitsopbouw en training wordt gebruik gemaakt van de vrije ruimte die binnen de Nederlandse bijdrage van 85 militairen is ontstaan door het vervallen van een tiental functies in het afgelopen jaar. De omvang van de Nederlandse bijdrage aan EUFOR blijft daarmee bestaan uit hooguit 85 militairen. De Nederlandse inzet duurt in beginsel tot maart 2011. Het is echter mogelijk dat hierin al eerder wijzigingen optreden, omdat EUFOR haar executieve mandaat na de verkiezingen in het najaar van 2010 opnieuw zal bekijken op basis van een evaluatie van de dan bestaande politieke en veiligheidssituatie.

European Union Rule of Law Mission in Kosovo (EULEX Kosovo)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 244

  • EU Raadsbesluit 2010/332/CFSP van 8 juni 2010 (verlenging mandaat tot 14 juni 2012)

  • Kamerbrief 21 501-02, nr. 949 van 9 maart 2010 (verlenging Nederlandse deelname tot 14 juni 2012)

EULEX heeft tot doel het bestuur, de politie, justitie en de douane van Kosovo te ondersteunen. In totaal nemen 2 000 functionarissen deel aan deze missie. Nederland heeft op 4 maart 2008 Kosovo als onafhankelijke staat erkend. De Nederlandse regering steunt de rol van de EU bij de ontwikkeling van de rechtsstaat in de jonge republiek Kosovo. Nederland acht stabiliteit in Kosovo en de gehele Balkan-regio van groot belang. De hulp bij het ontwikkelen van een goed functionerende rechtsstaat in Kosovo moet mede in dat licht worden gezien. Goede politie en justitie in Kosovo vormen bovendien een voorwaarde voor het gezamenlijk en op Europees niveau effectief bestrijden van grensoverschrijdende misdaad en illegale immigratie. Op 20 maart 2008 besloot de Nederlandse regering daarom tot een bijdrage van 40 tot 60 deskundigen van het Commando Koninklijke marechaussee, de civiele politie en justitie. De Nederlandse bijdrage aan de missie, die sinds 6 april 2009 volledig operationeel is, bestaat momenteel uit elf marechaussees, acht civiele politiefunctionarissen, vijf justitiële en vier civiele deskundigen. De bijdrage wordt voortgezet tot medio juni 2012.

Kosovo Force (KFOR)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 244

  • Kamerbrief 28 676, nr. 90 van 6 oktober 2009 (Nederlandse deelname tot 1 oktober 2010)

KFOR heeft tot doel het creëren en in stand houden van een veilige en stabiele omgeving, inclusief de openbare orde. Op 11 juni 2009 heeft de Noord-Atlantische Raad (NAR) besloten om KFOR stapsgewijs te verkleinen tot een afschrikkingsmacht van ongeveer 2 000 militairen. Voor iedere stap in het reductieproces is goedkeuring van de NAR vereist. De NAR zal ieder besluit baseren op een zorgvuldige afweging van de politieke en de veiligheidssituatie in de regio. De eerste stap, een reductie van 13 800 naar 10 000 militairen is voltooid op 1 februari 2010. De Nederlandse bijdrage aan KFOR loopt tot 1 oktober 2010. Nederland levert tot die tijd vier staffunctionarissen. Ter ondersteuning van de Nederlandse aanwezigheid in Kosovo is een National Support Element opgericht, bestaande uit twee marechaussees. Verder is op het terrein van het KFOR-hoofdkwartier een nationale inlichtingencel (NIC) actief, bestaande uit twee militairen van de MIVD.

EU Police Mission in Bosnia (EUPM)

Rechtsgrond/mandaat:

  • EU Raadsbesluit 2009/906/CFSP van 8 december 2009 (mandaatverlenging tot 31 december 2011)

  • Art.100-brief 29 521, nr. 137 van 23 maart 2010, (verlenging Nederlandse deelname tot 31 december 2011)

EUPM richt zich sinds 2002 op capaciteitsopbouw van het politieapparaat, met extra aandacht voor ondersteuning van de lokale autoriteiten bij de bestrijding van corruptie en de georganiseerde misdaad. Bij de bestrijding van de georganiseerde misdaad maakt EUPM vorderingen, in goede samenwerking met EUFOR en de Hoge Vertegenwoordiger/EU Speciale Vertegenwoordiger. Nederland neemt aan EUPM deel met maximaal zes civiele politiefunctionarissen en twee functionarissen van het Commando Koninklijke marechaussee. Medio december 2011 dient de EU te besluiten over een mogelijk vervolg van de huidige missie. Het streven is dat de Europese Commissie de activiteiten van EUPM na 2011 overneemt. De huidige Nederlandse bijdrage loopt tot 31 december 2011.

Vrede en stabiliteit in Afghanistan

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Defensie steunt de vrede en veiligheid in Afghanistan door bijdragen aan de NAVO en EU-missies.

International Security Assistance Force (ISAF)

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1917

  • Kamerbrief 27 925, nr. 279 van 30 november 2007 (Nederland lead nation in Uruzgan tot 1 augustus 2010)

ISAF heeft van de VN het mandaat gekregen om de Afghaanse regering te assisteren bij het handhaven van de veiligheid in geheel Afghanistan. Van medio 2006 tot 1 augustus 2010 heeft Nederland de leidende verantwoordelijkheid in de provincie Uruzgan gehad (Task Force Uruzgan – TFU). Binnen de TFU is nauw samengewerkt met Australië, Frankrijk, Singapore en Slowakije waardoor de belasting van de Nederlandse krijgsmacht werd verlicht.

Begin 2010 is Nederland begonnen met het overdragen van de taken in Uruzgan. De verantwoordelijkheid voor de training van het Afghaanse leger is in mei overgedragen aan Australië. Tot 1 augustus 2010 heeft Nederland stapsgewijs meer taken en patrouillebases overgedragen aan de opvolgers in Uruzgan en aan het Afghaanse leger. Vanaf 1 augustus is Nederland begonnen met de terugtrekking van de eigen eenheden. Het personeel van de battlegroup, de staf van de TFU en van Task Force 55 is ruim voor 1 december 2010 terug in Nederland. Na 1 augustus 2010 is nog een klein aantal Nederlandse functionarissen in Uruzgan werkzaam in het kader van een goede overdracht van onze kennis, ervaring en taken aan de opvolgers. Dit personeel zal ook buiten de poort actief zijn en wordt daarbij beschermd door militairen van het Combined Team Uruzgan. Daarnaast zullen de eenheden van de Air Task Force (F16’s, gevechts- en transporthelikopters) tot 1 december 2010 primair worden ingezet voor de redeployment van de Task Force en secundair voor de bescherming van de ISAF-eenheden die direct worden bedreigd.

Nationale bijdragen aan ISAF in Afghanistan

Gezien de omvang van de Nederlandse aanwezigheid gedurende de komende periode blijft Nederland met individueel uitgezonden militairen ook na 1 augustus deelnemen aan de hoofdkwartieren van ISAF, ISAF Joint Command (IJC), RC-South, de staf van CommanderKandahar Airfield (COMKAF) en de NATO Training Mission Afghanistan (NTM-A) in Kabul. In de periode tot december 2010 wordt deze bijdrage van 154 naar 60 militairen teruggebracht. Deze bijdrage zal vooralsnog tot eind 2011 voortduren.

ISAF Redeployment

Naast een goede uitvoering van onze taken in Afghanistan staat het jaar 2010 en een deel van 2011 in het teken van de redeployment. Voor een veilige en efficiënte uitvoering van de redeployment zijn naar verwachting ongeveer 700 militairen nodig. Die worden niet allemaal in één keer ingezet, maar afhankelijk van de benodigde expertise in de diverse fases van de gehele operatie. Het aantal militairen in Uruzgan kan in de redeployment-periode dus fluctueren. De gehele redeployment operatie loopt tot 1 mei 2011. Tussen 1 december 2010 en 1 mei 2011 zal nog een klein aantal militairen in Uruzgan en Kandahar aanwezig zijn voor de afhandeling van de laatste materieeltransporten. Bij terugkeer in Nederland zal het materieel aan de DMO worden aangeboden voor onderhoud en herstel. Deze werkzaamheden duren naar verwachting tot eind 2012.

EU Police-mission (EUPOL) Afghanistan

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie1746

  • EU Raadsbesluit 2010/279/CFSP van 18 mei 2010 (verlenging mandaat tot 31 mei 2013)

  • Kamerbrief 27 925, nr. 398 van 24 juni 2010

Op 15 juni 2007 is de EU-politiemissie EUPOL in Afghanistan van start gegaan met een focus op Kabul. De missie is in Afghanistan op landelijk, regionaal en provinciaal niveau actief en richt zich hoofdzakelijk op de begeleiding en ondersteuning van de hervorming en op professionalisering van het hoger en middenkader van de Afghaanse politie en het ministerie van Binnenlandse Zaken. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de raakvlakken van de politie met rule of law. Eind 2008 besloot de EU de missie stapsgewijs uit te breiden tot een uiteindelijke omvang van 400 internationale medewerkers. De missie heeft op dit moment echter minder dan 300 actieve medewerkers.

Naast het begeleiden van het hogere kader en het middenkader van de politie is EUPOL actief op het gebied van rule of law. De aanhoudende wervingsproblemen van EUPOL staan een volledige inzet op dit vlak en een uitbreiding naar alle provincies echter vooralsnog in de weg. EUPOL in Uruzgan verzorgt sinds begin 2010 een rechercheopleiding in het Police Training Centre in Tarin Kowt met een specifiek lesprogramma over drugsbestrijding.

De Nederlandse deelname aan EUPOL in Afghanistan bedraagt momenteel 24 functies. Drie marechaussees en drie politiefunctionarissen zijn werkzaam in de provincie Uruzgan, waar zij zich bezighouden met het mentoren van de Afghaanse politiestaf. Daarnaast zijn veertien civiele politiefunctionarissen en drie civiele medewerkers werkzaam in Kabul en is een marechaussee geplaatst bij het EUPOL regionale hoofdkwartier in Kandahar. De missie kende aanvankelijk een duur van drie jaar tot juni 2010, maar is inmiddels verlengd tot 31 mei 2013. De Nederlandse bijdrage loopt vooralsnog ook tot deze datum.

Vrede en stabiliteit in het Midden-Oosten

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Het vredesproces in het Midden-Oosten geniet een hoge prioriteit in het Nederlandse buitenlandbeleid.

EU Border Assistance Mission (EUBAM) Rafah

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • EU Raadsbesluit 2005/889/CFSP van 12 december 2005

  • EU Raadsbesluit 2010/274/CFSP van 12 mei 2010 (verlenging mandaat tot 24 mei 2011)

  • Kamerbrief 21 501-02, nr. 970 van 7 juni 2010 (verlenging Nederlandse bijdrage tot 24 mei 2011)

De EU Border Assistance Mission Rafah (EUBAM Rafah) vormt de derde partij bij de grensovergang tussen Gaza en Egypte en heeft als taak om de grensbewaking van het Rafah Crossing Point door de Palestijnse Autoriteit (PA) te monitoren en te begeleiden. De missie richt zich op observatie en capaciteitsopbouw van de Palestijnse grenswachten. De missie is op 25 november 2005 op verzoek van Israël en de PA van start gegaan nadat Israël zich in de zomer van dat jaar had teruggetrokken uit de Gaza-strook. Er is toen een Agreement on Movement and Access 2005 gesloten tussen Israël en de PA om de bewegingsvrijheid van de Palestijnen te vergroten. Sinds de machtsovername door Hamas in de Gaza-strook in juni 2007 is de missie niet meer operationeel. Nederland heeft drie marechaussees op stand-by staan die kunnen worden uitgezonden in het geval van reactivering van de missie. Deze marechaussees staan op een notice to move van een maand. De Nederlandse bijdrage loopt tot mei 2011.

United Nations Truce and Supervision Organization (UNTSO)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 50 van 29 mei 1948

De taak van UNTSO is het observeren van de sinds 1948 bestaande bestandslijnen tussen Libanon en Israel en tussen Syrië en Israël. UNTSO bestaat – na de reorganisatie van 2008 – uit twee observatiegroepen: de Observer Group Lebanon en de Observer Group Golan. Het UNTSO-hoofdkwartier bevindt zich in Jeruzalem. Daarnaast heeft UNTSO nog vertegenwoordigingen in Beiroet, Ismailiyah en Damascus. Het observeren van de bestandslijnen door UNTSO gebeurt onder operationele controle van de VN-veiligheidstroepen ter plaatse. In Libanon betreft het de UN Interim Force in Lebanon (UNIFIL) en op de Golanhoogte de UN Disengagement Observer Force (UNDOF). Nederland levert al vanaf 1956 een bijdrage aan deze waarnemersmissie in het Midden-Oosten. De Nederlandse deelname aan deze doorlopende missie is voor onbeperkte duur en bestaat uit twaalf militairen. De additionele uitgaven voor de Nederlandse deelname aan UNTSO zijn, vanwege de onbeperkte duur, meerjarig in de raming voor crisisbeheersingsoperaties opgenomen.

Vrede en stabiliteit in Afrika

Operationele doelstelling 4:

Motivering

De nadruk van de Nederlandse inspanningen in Afrika heeft de afgelopen regeerperiodes gelegen op de fragiele staten in het Grote Merengebied en in de Hoorn van Afrika. Binnen deze regio’s hebben de Democratische Republiek Congo (DRC), Burundi en Soedan prioriteit gekregen, omdat deze landen het verst zijn verwijderd van het bereiken van de millenniumdoelen. Defensie levert in dit verband een bijdrage aan de VN-missies UNAMID en UNMIS in Soedan, de EU-missie EUSEC in de DRC en in het kader van een bilateraal Security Sector Development (SSD)-programma aan verschillende projecten in Burundi. Als onderdeel van dit SSD-programma is een militair strategische adviseur en een projectbegeleider in Burundi gestationeerd.

Verder is Defensie in EU- en NAVO-verband actief voor de kust van Somalië in het kader van piraterijbestrijding. Ook levert Defensie in dit verband sinds juni 2010 een politieadviseur voor het United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) in Nairobi in Kenia, ter ondersteuning van de opbouw van de juridische capaciteiten in de regio. Daarnaast heeft Defensie ter ondersteuning van de African Peace and Security Structure (APSA) één persoon op de vredesschool van de Afrikaanse Unie in Mali geplaatst, één persoon bij het hoofdkwartier van de oostelijke Afrikaanse brigade (EASBRIG) en één persoon bij het International Peace Support Training Centre (IPSTC). Laatstgenoemden zijn in Nairobi gestationeerd. Hieronder volgt een overzicht van de operaties in Afrika waaraan Defensie een bijdrage levert.

EU NAVFOR ATALANTA

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • VN Zeerechtverdrag

  • VNVR Resolutie 1 814, 1 816, 1 846, 1 897

  • EU Raadsbesluit van 8 december 2009 (verlenging mandaat tot 31 december 2012)

  • Kamerbrief 29 521, nr. 138 van 26 april 2010 (verlenging Nederlandse deelname tot 30 november 2010)

Met de start van operatie Atalanta op 8 december 2008 is de eerder door Nederland bepleite EU-bijdrage aan de beveiliging van humanitaire transporten voor de kust van Somalië een feit geworden. De EU-bijdrage behelst een structurele inzet gedurende vier jaar tot december 2012. De hoofdtaken van deze missie bestaan uit maritieme bescherming van humanitaire transporten voor mensen die afhankelijk zijn van humanitaire hulp in Somalië, de bescherming van kwetsbare schepen en het afschrikken van piraten. Door de bijdrage aan de operatie Atalanta geeft Nederland eveneens gevolg aan oproepen van de VN-Veiligheidsraad (zoals verwoord in de relevante VNVR Resoluties) om een gecoördineerde inzet ter bescherming van humanitaire transporten en ter afschrikking van piraterij in de territoriale wateren van Somalië te ondersteunen. In 2010 bestond de Nederlandse bijdrage aan operatie Atalanta achtereenvolgens uit een fregat (februari–april) en een amfibisch transportschip (april-juni). Nederland zet van september tot en met november een bevoorradingsschip in voor deze missie. In 2011 vindt naar verwachting nog realisatie plaats als gevolg van na-ijlende facturen uit buitenlandse havens.

OCEAN SHIELD

Rechtsgrond/mandaat:

  • VN Zeerechtverdrag

  • VNVR Resolutie 1 814, 1 816, 1 846, 1 897

  • NAR-besluit van 5 maart 2010 (verlenging mandaat tot 31 december 2012)

  • Kamerbrief 29 521, nr. 138 van 26 april 2010 (verlenging Nederlandse deelname tot 30 november 2010)

  • Kamerbrief 29 521, nr. 145 van 22 juni 2010 (aanvulling Nederlandse bijdrage tot en met 7 juni 2011)

Het mandaat van Ocean Shield richt zich ten eerste op de bescherming van koopvaardijschepen in de Internationally Recommended Transit Corridor (IRTC) in de Golf van Aden en op het uitvoeren van patrouilletaken in het Somalië Bassin. Ten tweede voert de operatie individuele escortes uit van koopvaardijschepen die zijn gecharterd door de Verenigde Naties. Ten derde richt de operatie zich op de uitvoering van gerichte acties om piraten af te schrikken, op te sporen en eventueel op te pakken. Daarbij ligt de nadruk op het opsporen van de zogenaamde moederschepen die piraten gebruiken om hun acties ver op zee te kunnen uitvoeren. Allied Protector werd uitgevoerd door marineschepen van de permanente NAVO-vloot, de Standing NATO Maritime Group-1, en is ingezet in de periode van 27 maart 2009 tot 1 juli 2009. Nederland heeft bijgedragen aan Allied Protector met het fregat Hr.Ms. De Zeven Provinciën. Na 1 juli 2009 is de operatie verder gegaan onder de naam Ocean Shield, waaraan marineschepen van de permanente NAVO-vloten, de Standing NATO Maritime Group (SNMG)-1 en 2, afwisselend deelnemen. Vanaf 1 juli 2010 voert Nederland voor de duur van een jaar het commando over SNMG-2. Dit betekent dat de stafschepen Hr.Ms. De Zeven Provinciën, Hr.Ms. De Ruyter en Hr.Ms. Tromp in de periode juli 2010 tot en met begin juni 2011 achtereenvolgens zullen deelnemen aan de NAVO-operatie Ocean Shield. Daarnaast zal van eind september tot eind november 2010 een onderzeeboot deelnemen aan deze operaties, als extra waarnemingscapaciteit voor de in het gebied aanwezige eenheden (Kamerstuk 29 521, nr. 145 van 22 juni 2010).

United Nations Mission in Sudan (UNMIS)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 590, 1 870, 1 919

  • Kamerbrief 29 521, nr. 135 van 5 maart 2010 (Nederlandse deelname tot 13 april 2011)

De regering van Soedan en de Sudan People Liberation Movement (SPLM) zijn in het Comprehensive Peace Agreement (CPA) overeengekomen dat de VN zullen toezien op de naleving van deze overeenkomst. De UNMIS-missie heeft als taak te verifiëren of de partijen hun toezeggingen nakomen en ziet erop toe dat de afspraken in het CPA op militair gebied worden uitgevoerd. UNMIS beschikt momenteel over ruim 8 700 bewapende militairen, ongeveer 525 waarnemers en 600 politiefunctionarissen. Zij worden administratief ondersteund door ruim 3 500 civiele medewerkers. De militaire waarnemers en politiefunctionarissen voeren hun taken ongewapend uit. De missie is op 24 maart 2006 van start gegaan. De missie ziet momenteel toe op de ontwikkelingen na de (voltooide) verkiezingen en het referendum dat begin 2011 moet plaatsvinden. De verwachting is dat het referendum voor de nodige onrust zal zorgen. Het kabinet heeft op 5 maart 2010 besloten om de Nederlandse personele bijdrage aan de VN-vredesmissie in Soedan (UNMIS) van twaalf militaire waarnemers, vijftien politiefunctionarissen (elf marechaussees en vier civiele politiefunctionarissen) en enkele staffunctionarissen met één jaar te verlengen tot 13 april 2011.

United Nations and African Union Mission in Darfur (UNAMID)

Rechtsgrond/mandaat:

  • VNVR Resolutie 1 881 (mandaatverlenging tot 1 augustus 2011)

Als gevolg van het conflict in de regio Darfur (West Soedan) is sprake van een groot aantal vluchtelingen en Internaly Displaced Persons (IDP’s). Deze mensen verblijven in diverse grote vluchtelingenkampen in de regio. UNAMID heeft als taak om een veilige omgeving te creëren voor hulporganisaties die humanitaire hulp verlenen aan de bevolking van de vluchtelingenkampen. De opbouw van de UNAMID-troepenmacht is aanzienlijk vertraagd ten opzichte van het originele plan. Medio 2010 zal de missie waarschijnlijk op vrijwel volledige sterkte zijn. De drie grote geplande UNAMID «supercamps» in Darfur worden in snel tempo opgebouwd. Ook worden diverse Teamsites in de Darfurregio ingericht. Momenteel zijn twee Nederlandse militairen geplaatst in het hoofdkwartier van UNAMID in El Fasher. Zij werken in de staf bij de planning en ontwikkeling van de missie. Dit werk zal worden voortgezet tot 31 juli 2011.

European Union Security Sector Reform Mission (EUSEC)

Rechtsgrond/mandaat:

  • EU Raadsbesluit 2005/509/PESC van 28 augustus 2009 (verlenging mandaat tot 1 oktober 2011)

De voornaamste reden voor de voortdurende instabiliteit in de Democratische Republiek Congo (DRC) is het feit dat onvoldoende voortgang wordt geboekt in het ontwapenen van de rebellen en de vorming van een nieuw geïntegreerd, professioneel Congolees leger, de Forces Armées de République Democratique du Congo (FARDC). Op verzoek van de regering van de DRC verleent de EU assistentie bij de hervorming van veiligheidsdiensten. Dit wordt vormgegeven door kort- en langlopende projecten. Tijdens de training en opleiding van militairen, die voortkomen uit voormalige rebellenbewegingen, wordt aandacht besteed aan onderwerpen als mensenrechten, goed bestuur, transparantie en het respect voor de rechtsstaat. Nederland draagt met drie militairen bij aan deze EU- missie gericht op Security Sector Development. Het mandaat voor EUSEC is in augustus 2010 aangepast en met een jaar verlengd tot 1 oktober 2011. De Nederlandse bijdrage loopt eveneens tot deze datum.

Vrede en stabiliteit in Irak

Operationele doelstelling 5:

Motivering

Nederland en de Europese Unie steunen de democratisch gekozen Irakese regering en haar inspanningen om vooruitgang te boeken in het politieke proces, de nationale verzoening te bevorderen, de rechtstaat te versterken en de openbare orde te herstellen.

NAVO-trainingsmissie in Irak (NTM-I)

Instrumenten

Rechtsgrond/mandaat:

  • MoU NAVO – Irak van 8 april 2009

  • Kamerbrief 29 521, nr. 128 van 16 december 2009 (Nederlandse deelname tot en met 31 december 2010)

Nederland levert sinds februari 2005 een bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak. Deze NAVO-missie heeft tot doel de Irakese regering te assisteren bij het versterken van de interne veiligheid. Daartoe ondersteunt NTM-I bij de opbouw van de Irakese veiligheidsorganisaties, waaronder het leger en de politie. Nederland levert sinds februari 2005 een bijdrage aan de NAVO-trainingsmissie in Irak. De oorspronkelijke opdracht van de missie bestond uit het doorlopen van vier fases. Fase één betrof het in kaart brengen van de activiteiten voor de missie. In fase twee werd begonnen met de uitvoering van de activiteiten, te weten training van het midden- en hoger kader van leger en politie door stapsgewijs verschillende opleidingsinstituten op te richten. In fase drie werd de verantwoordelijkheid voor de trainingsactiviteiten geleidelijk overgedragen aan de Irakese autoriteiten en in de vierde fase moet deze overdracht zijn voltooid. Omdat de realisatie van de oorspronkelijke doelen vrijwel is bereikt, heeft de NAVO in overleg met de Irakese regering een plan opgesteld om de behaalde resultaten te borgen en de missie in 2010 voort te zetten met aanvullende trainings- en mentoringactiviteiten. De Noord-Atlantische Raad (NAR) heeft op 20 november 2009 besloten het mandaat van de missie in beginsel tot eind 2011 te verlengen. De Nederlandse militaire bijdrage aan NTM-I bestaat uit vijf staffunctionarissen en loopt tot 31 december 2010.

Veiligheid en stabiliteit in de Perzische Golf

Operationele doelstelling 6:

Motivering

Nederland hecht vanwege het internationale veiligheidsbeleid en het economisch belang grote waarde aan de waarborging van de continuïteit en de veiligheid van het maritieme verkeer in de wateren van het Arabisch schiereiland.

Instrumenten

In de strijd tegen het internationale terrorisme draagt Nederland bij aan het bestrijden van internationale terroristische netwerken. Een onderdeel daarvan is het aan terroristische organisaties ontzeggen van het gebruik van de zee en het voorkomen van terroristische aanslagen op zee en aan de wal.

Combined Maritime Forces (CMF)

Nederland levert twee militairen aan de staf van het hoofdkwartier van de CMF in Bahrein. Naast de strijd tegen het internationaal terrorisme houdt CMF zich ook bezig met anti-piraterij operaties. In 2011 is geen Nederlandse maritieme bijdrage in de Perzische Golf voorzien, anders dan een incidentele bijdrage van stafofficieren aan de staf van de Combined Task Force (CTF) 150 of CTF 151.

Netherlands Liaison Team USCENTCOM (NLTC)

Nederland levert vier militairen aan NLTC in Tampa in de Verenigde Staten. Deze militairen dragen bij aan de coördinatie van de strijd tegen het internationale terrorisme en volgen de ontwikkelingen in de Verenigde Staten op dit gebied. Tevens spelen zij een rol bij de aansturing van ISAF en van overige operaties, die worden uitgevoerd onder leiding van CENTCOM.

Overige missies

Bijdrage aan politiemissies

De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties draagt jaarlijks met ongeveer veertig civiele politieagenten bij aan diverse operaties. In 2011 worden civiele politieagenten ingezet in Bosnië, Cyprus, Soedan, Afghanistan, Kosovo en Servië. De additionele kosten van deze inzet komen ten laste van HGIS (zie ook Kamerbrief 27 476, nr. 1 van 27 oktober 2000).

NAVO AOM/EU-contributies

Nederland draagt bij in de gemeenschappelijke uitgaven van de NAVO Allied Operations and Missions (AOM) en de Europese Unie (ATHENA).

Ontvangsten

De ontvangsten hebben voornamelijk betrekking op de vergoedingen van de EU-, NAVO- en VN-partners voor de door Nederland geleverde diensten en/of ingezette personele en materiële middelen.

2.2.2. Commando zeestrijdkrachten – beleidsartikel 21

Algemene doelstelling

Het Commando zeestrijdkrachten (CZSK) levert (specifiek) operationeel gerede maritieme expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Voor de maritieme capaciteit van de krijgsmacht moet het CZSK maritieme eenheden operationeel gereed stellen en houden. Zeestrijdkrachten zijn zowel voor expeditionaire als voor nationale taken inzetbaar. Omdat zij het vereiste materieel en voorraden meevoeren, zijn zeestrijdkrachten in hoge mate logistiek onafhankelijk van het gebied waarin zij opereren en kennen zij hierdoor een grote strategische en tactische mobiliteit. Waar voorheen maritieme operaties op open zee centraal stonden, hebben de veranderingen in de internationale veiligheidssituatie geleid tot een grotere aandacht voor maritieme en amfibische operaties in kustwateren, inclusief de beveiliging van verkeersroutes en -knooppunten. Hieronder vallen ook operaties ter bescherming van de scheepvaart tegen piraterij.

De taken en opdrachten van de zeestrijdkrachten kunnen worden onderscheiden in de categorieën: veiligheid op zee, veiligheid vanuit zee en nationale maritieme taken. Veiligheid op zee betreft de bescherming van het legitiem gebruik van de zee, alsmede het beheersen van (delen van) de zee en het vermogen een ander het gebruik van de zee te ontzeggen. Ook interdictie-(verbods-) en blokkadeoperaties vallen in deze categorie, evenals maritieme presentie en surveillance en de bestrijding van piraterij en smokkel.

Veiligheid vanuit zee omvat maritieme en amfibische operaties die erop gericht zijn operaties op het land te initiëren, te leiden en te ondersteunen. De zee wordt veiliggesteld als uitvalsbasis waarna vanuit zee doelen worden bestreden en eenheden aan land worden gezet. De benodigde maritieme expeditionaire capaciteit, bestaande uit vloot- en marinierseenheden aangevuld met helikoptercapaciteit vanuit het CLSK, wordt daartoe bijeengebracht in een maritieme taakgroep waarvan de samenstelling is toegesneden op de uit te voeren taak. Onderzeeboten kunnen deel uitmaken van zo’n taakgroep, maar zijn ook geschikt voor langdurige zelfstandige operaties ten behoeve van onder meer verkenningen. Daarnaast kan het CZSK ook humanitaire noodhulp verlenen.

Nationale maritieme taken omvatten onder andere de uitvoering van kustwachttaken, de uitvoering van opsporings- en reddingstaken, maritieme explosievenopruiming en hydrografische opnamewerkzaamheden. Daarnaast garandeert het CZSK voortdurend de beschikbaarheid van personeel en middelen in het kader van de gemaakte afspraken over civiel-militaire samenwerking.

Verder kan het CZSK met eenheden of individuele militairen, samen met andere operationele commando’s (joint), bijdragen leveren aan operaties die niet een specifiek maritiem karakter hebben.

Deze veelzijdige inzetbaarheid op en vanuit zee met sterk wisselende rollen betreft zowel de organisatie als geheel als de kleinere eenheden en de individuele militair. Het opleiden en trainen voor maritieme gevechtsoperaties in het hoogste deel van het geweldsspectrum is daarbij de grondslag voor een effectieve inzet in alle delen van het geweldsspectrum bij alle soorten van operaties, met inbegrip van de uitvoering van nationale taken. Om voortdurend eenheden gereed te hebben voor het optreden in het gehele geweldsspectrum is de operationele gereedheid van het CZSK gelaagd opgebouwd.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CZSK.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de beschikbaarheid van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, voldoende materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te oefenen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren, zoals het risico op complexe materiële problemen die alleen met een meerjarig verbetertraject kunnen worden aangepakt. De geoefendheid van maritieme eenheden is afhankelijk van voldoende oefen- en trainingsmogelijkheden in binnen- en buitenland waarbij zowel intern, met andere operationele commando’s (joint) als met buitenlandse eenheden (combined) wordt geoefend.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CZSK ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

644 982

602 781

572 492

580 899

587 899

583 427

583 924

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

483 449

433 140

379 889

347 999

319 208

Commando ZSK Nederland,

530 595

504 634

494 596

501 341

508 133

502 958

506 086

waarvan Operationele eenheden

418 381

403 584

393 535

400 104

407 489

402 214

405 471

waarvan Opleidingen

112 214

101 050

101 061

101 237

100 644

100 744

100 615

Commando ZSK Carib

55 104

46 779

46 967

46 942

47 032

47 047

47 046

Kustwacht Nederland

22 388

25 076

24 329

24 325

24 341

24 349

24 343

Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba

3 416

2 847

2 871

4 912

4 939

5 645

2 902

Totaal programma-uitgaven

611 503

579 336

568 763

577 520

584 445

579 999

580 377

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando ZSK

20 225

18 870

17 407

15 996

16 011

16 003

16 010

Bijdragen aan baten-lastendiensten

6 620

5 575

5 204

5 265

5 325

5 307

5 329

Totaal apparaatsuitgaven

26 845

24 445

22 611

21 261

21 336

21 310

21 339

Totaal uitgaven

638 348

603 781

591 374

598 781

605 781

601 309

601 716

Totaal ontvangsten

13 613

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

13 564

Verdeling operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden geraamde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele doelstelling 1

46,1

46,9

47,7

47,1

47,5

Operationele doelstelling 2

194,7

198,0

201,6

199,0

200,6

Operationele doelstelling 3

152,7

155,2

158,2

156,1

157,4

Totaal

393,5

400,1

407,5

402,2

405,5

Operationele doelstellingen

Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Operationeel gerede eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CZSK.

Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CZSK.

Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Om gedurende een langere periode blijvend een zeker aantal eenheden operationeel gereed te hebben, is een groter aantal eenheden nodig. Daarmee kunnen eenheden herstellen van inzet, (groot) onderhoud uitvoeren, reorganisaties doorvoeren, vertrouwd raken met nieuw materieel, hun personeel opleidingen laten volgen en (opnieuw) gereedstellen voor de organieke taak of een specifiek deel daarvan. Eenheden die zijn aangemerkt als «voortzettingsvermogen» kunnen worden ingezet voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zoals in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Tevens kunnen deze eenheden kleinschalige, specialistische opdrachten uitvoeren.

Instrumenten

Niet-operationeel gerede eenheden van het CZSK, met uitzondering van opleidingseenheden.

Specifiek en organiek gereedstellen van eenheden

De organieke taak is het samenstel van taken waarvoor een organieke eenheid standaard is ingericht. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; er is dan sprake van organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het niet efficiënt om gereed te stellen voor de gehele organieke taak. Dan is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak, dat nodig is voor de missie; er is dan sprake van specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 van het Commando zeestrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede (OG) eenheden (OD1+ OD2)

Voortzettingsvermogen OD3

Specifiek OG

Organiek OG

Staf

NLMARFOR

0,5

1

 

1

 

Vlooteenheden

Fregatten

1

6

1 1

2

3

Patrouilleschepen

0 2

   

Bevoorradingsschepen

2

 

0,7

1,3

Landing Platform Dock’s

0,6

2

1,41

 

0,6

Onderzeeboten

0,6

4

 

2

2

Ondersteuningsvaartuig OZD

1

 

1

 

Mijnenbestrijdingsvaartuigen

1,5

10

3 3

1

6

Hydrografische opnemingsvaartuigen

1

2

 

1,8

0,2

Ondersteuningsvaartuig CARIB

 

1

 

0,8

0,2

Marinierseenheden

Mariniersbataljons

 

2

1 4

 

1

Ondersteunende mariniersbataljons

 

2

1 5

1

 

Unit Interventie Mariniers

1

1

 

1

 

Marinierscompagnie CARIB

 

1

 

1

 

Bootpeloton Caribisch Gebied

 

1

 

1

 

Overige eenheden

Duik- en Demonteergroep

 

1

 

1

 

Medische eenheid (role 2)

 

1

 

1

 
1

Eén grote bovenwatereenheid wordt continu ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied voor CZMCARIB en de Kustwacht voor de Nederlandse Antillen en Aruba (KWNA&A). Deze eenheden worden bemand volgens het missieprofiel «Caribisch gebied» en zijn daarom specifiek OG.

2

Met de bouw van de 4 patrouilleschepen is in 2009 begonnen. In 2011 zullen de eerste proefvaarten worden gemaakt. Na 2011 zullen de schepen gefaseerd door de DMO aan het CZSK worden overgedragen, zodat het CZSK de schepen operationeel gereed kan stellen.

3

Eenheden die worden ingezet voor de Kustwacht Nederland en het ruimen van explosieven op de Noordzee hebben missieprofiel «schip van de wacht» en zijn daarmee specifiek OG.

4

Om de activiteiten van de marinierseenheden te laten aansluiten bij de beschikbare middelen is er sprake van een versobering van het gebruik van de duurdere munitiesoorten (anti-tank munitie en mortiergranaten). Dit heeft tot gevolg dat het anti-tank peloton en het mortierpeloton van het mariniers infanteriebataljon specifiek operationeel gereed worden gesteld. Deze maatregel heeft geen consequentie voor de operationele doelstelling om een mariniersbataljon qua personeel en materieel operationeel gereed te hebben in 2011. Bij inzet zal afhankelijk van de missie nog een inspanning moeten worden geleverd in de vorm van een schietserie anti-tank en mortieren.

5

De genoemde tijdelijke reductie op mortiergranaten heeft ook het effect dat de Marine Joint Effects Battery (MJEB) van het Amfibisch Gevechtssteun Bataljon slechts specifiek OG kan worden gesteld.

Internationale inzet

NLMARFOR. Vanaf medio 2010 wordt gedurende één jaar het commando over SNMG2 geleverd (1-ster commando plus deel van de staf). Deze maritieme taakgroep is een permanent element van het maritieme deel van de Immediate Response Force (IRF) van de NATO Response Force (NRF) en zal, bij verlenging van de NAVO antipiraterij-operatie Ocean Shield, worden ingezet.

Fregatten. Op roulatiebasis worden vanaf medio 2010 gedurende één jaar LC-fregatten met boordhelikopter van het Defensie Helikopter Commando (DHC) ingezet als vlaggenschip van SNMG2.

Onderzeeboten. Gedurende het jaar wordt tweemaal een onderzeeboot ingezet door de CDS voor een gerubriceerde opdracht.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen. Gedurende het gehele jaar wordt één mijnenbestrijdingsvaartuig ingezet in SNMCMG1 als onderdeel van de IRF van de NRF.

Gereed voor internationale inzet

Onderzeeboten. In de eerste helft van 2011 wordt een onderzeeboot beschikbaar gesteld voor de Response Forces Pool (RFP) van de NRF.

Duik- en demonteergroep (DDG). In de eerste helft van 2011 wordt een maritiem Explosieven Opruimingsdienstpeloton beschikbaar gesteld voor de RFP van de NRF.

Nationale inzet

Stationsschip Caribisch gebied. Eén grote bovenwatereenheid (fregat, bevoorrader of Landing Platform Dock) met boordhelikopter van het DHC wordt op roulatiebasis ingezet als stationsschip in het Caribisch gebied voor CZMCARIB en de KWNA&A. In de huidige planning wordt uitgegaan van achtereenvolgens de beide LPD’s en een M-fregat.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen en ondersteuningsvaartuig Hr.Ms. Mercuur. De Kustwacht Nederland heeft de beschikking over 180 vaardagen met een kleine bovenwatereenheid ten behoeve van controle- en handhavingstaken alsmede het uitvoeren van explosievenopruiming. Op 6 juli 2010 is door de interdepartementale Raad voor de Kustwacht besloten om de coördinatie van explosievenopruiming op zee op te nemen als kustwachttaak in het Dienstverleningsplan.

Hydrografische opnemingsvaartuigen en mijnenbestrijdingsvaartuigen. De hydrografische opnemingsvaartuigen dienen minimaal 250 en de mijnenbestrijdingsvaartuigen 20 hydrografische opnamedagen uit te voeren om gegevens te verzamelen voor het actualiseren van hydrografische publicaties.

Unit Interventie Mariniers (UIM). De UIM is paraat voor terreurbestrijding.

Gereed voor nationale inzet

Fregatten. Eén fregat is in het kader van de civiel-militaire samenwerking als schip van de wacht binnen maximaal 48 uur beschikbaar voor het onderscheppen van vaartuigen en het boarden van zeeschepen.

Mijnenbestrijdingsvaartuigen. Eén mijnenbestrijdingsvaartuig is in het kader van de civiel-militaire samenwerking als schip van de wacht binnen maximaal 48 uur beschikbaar voor het opsporen en ruimen van zeemijnen.

Ondersteuningsvaartuig Caribisch gebied. Het ondersteuningsvaartuig Hr.Ms. Pelikaan is gereed voor inzet voor humanitaire hulpverlening tijdens het orkaanseizoen in het Caribisch gebied.

Marinierscompagnie op Aruba. De op Aruba gestationeerde marinierscompagnie is beschikbaar voor het beteugelen van woelingen en hulpverlening bij calamiteiten.

DDG. De duikunit is beschikbaar voor duikassistentie, duikmedische assistentie en havenbewaking in het kader van ICMS.

2.2.3. Commando landstrijdkrachten – beleidsartikel 22

Algemene doelstelling

Het Commando landstrijdkrachten (CLAS) levert (specifiek) operationeel gerede grondgebonden expeditionaire capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om grondgebonden capaciteit te leveren dient het CLAS eenheden operationeel gereed te stellen en te houden. Landstrijdkrachten zijn zowel voor expeditionaire als voor nationale taken inzetbaar.

Landoperaties en in het bijzonder stabiliteitsoperaties zijn complex vanwege de diversiteit aan actoren, de continue en diffuse dreiging, de invloed van geografische omstandigheden en klimaat en het uiteenlopende karakter van de taken. Soms dient daarbij een opponent op hoog geweldsniveau te worden bestreden, dan weer moeten vooral beveiligingstaken worden uitgevoerd, wordt assistentie verleend aan lokale autoriteiten of moet humanitaire hulp worden verleend.

Deze veelzijdige inzetbaarheid op het land met sterk wisselende rollen heeft gevolgen voor de organisatie als geheel, maar ook voor kleinere eenheden en de individuele militair. Het optreden met een sterk wisselend geweldsniveau vraagt een opleiding en training voor alle taken. Operaties in de stabilisatiefase vormen de meest complexe landoperaties. De opleiding en training richt zich daarom vooral op het optreden in dit soort operaties. De landstrijdkrachten blijven daardoor in staat om ook in andersoortige operaties op te treden, met inbegrip van de uitvoering van nationale taken.

Het gereedstellingsproces binnen het CLAS richt zich op het gereedstellen van eenheden voor stabiliseringsoperaties. Dit proces is modulair van opbouw, enerzijds vanwege de schaarste van opleidingsmiddelen, anderzijds om goed en tijdig te kunnen anticiperen op een specifieke operatie. Een deel van de eenheden van het CLAS van bataljons- en brigadegrootte wordt planmatig operationeel gereed gesteld op het hoogste trainingsniveau, en is daarbij inzetbaar voor de meest complexe opdrachten en operaties op het niveau van een brigade- en bataljonstaakgroep. Verreweg het grootste deel van de organisatie is op pelotons- en compagniesniveau operationeel gereed voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zodat alle organieke eenheden van het CLAS operationeel gereed zijn voor bijvoorbeeld de algemene opdrachten in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Daarnaast wordt door deze gelaagdheid in operationele gereedheid gegarandeerd dat de eenheden met een geringe voorbereidingstijd specifieke expeditionaire operationele opdrachten kunnen uitvoeren zoals de vorming van een Operational Mentoring and Liaison Team (OMLT), de versterking van de wacht, een tijdelijke vergroting van de gevechtskracht en de uitvoering van constructiewerk door de genie.

De tabel «operationele doelstellingen» richt zich vooral op de operationele gereedheid voor het hoogste trainingsniveau, maar moet voor een reëel beeld worden beschouwd in samenhang met de doelstellingen en taken waarvoor een lager trainingsniveau aanvaardbaar is.

De eenheden van de landstrijdkrachten dienen daarbij voorbereid te zijn op een wereldwijde inzet, mogelijk onder moeilijke klimatologische omstandigheden. Het vermogen tot snelle ontplooiing over grote afstanden, het beschikbaar hebben van snel inzetbare middelen en een adequate logistieke ondersteuning zijn daarbij essentieel.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het Commando landstrijdkrachten.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het beschikken over voldoende aantallen opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, materieel dat voldoet aan alle operationele vereisten en de mogelijkheden hier mee te oefenen en personeel op te leiden. De mate van personele vulling wordt mede bepaald door externe factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door externe factoren zoals de stand van de techniek en de mogelijkheden en beperkingen van de industrie. De geoefendheid van grondgebonden eenheden is afhankelijk van de beschikbaarheid van oefen- en trainingsmogelijkheden in binnen- en buitenland waarbij zelfstandig of met andere operationele commando’s (joint) en met buitenlandse eenheden (combined) wordt getraind.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CLAS ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

1 392 558

1 359 490

1 325 905

1 328 930

1 333 022

1 345 080

1 349 625

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

902 400

796 379

694 563

651 004

598 911

Operationeel Commando LAS,

1 048 387

1 111 211

1 061 647

1 061 839

1 068 559

1 085 006

1 088 928

waarvan Operationele eenheden

790 252

808 651

819 473

820 635

825 234

846 897

849 444

waarvan Opleidingen

258 135

302 560

242 174

241 204

243 325

238 109

239 484

Totaal programma-uitgaven

1 048 387

1 111 211

1 061 647

1 061 839

1 068 559

1 085 006

1 088 928

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando LAS

299 400

256 842

246 076

248 770

245 931

241 606

242 154

Bijdragen aan baten-lastendiensten

23 570

16 437

18 182

18 321

18 532

18 468

18 543

Totaal apparaatsuitgaven

322 970

273 279

264 258

267 091

264 463

260 074

260 697

Totaal uitgaven

1 371 357

1 384 490

1 325 905

1 328 930

1 333 022

1 345 080

1 349 625

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten

17 382

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

15 823

Verdeling operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden geraamde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele doelstelling 1

2,1

2,1

2,1

2,2

2,2

Operationele doelstelling 2

295,6

296,0

297,6

305,5

306,4

Operationele doelstelling 3

521,8

522,5

525,5

539,2

540,8

Totaal

819,5

820,6

825,2

846,9

849,4

Operationele doelstellingen

Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Operationeel gerede eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLAS.

Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLAS.

Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Om gedurende een langere periode blijvend een zeker aantal eenheden operationeel gereed te hebben, is een groter aantal eenheden nodig. Daarmee kunnen eenheden herstellen van inzet, (groot) onderhoud uitvoeren, reorganisaties doorvoeren, vertrouwd raken met nieuw materieel, hun personeel opleidingen laten volgen en (opnieuw) gereedstellen voor de organieke taak of een specifiek deel daarvan. Eenheden die zijn aangemerkt als «voortzettingsvermogen» kunnen worden ingezet voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zoals in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Tevens kunnen deze eenheden kleinschalige, specialistische opdrachten uitvoeren.

Instrumenten

Niet-operationeel gerede eenheden van het CLAS, met uitzondering van opleidingseenheden.

Specifiek en organiek gereedstellen van eenheden

De organieke taak is het samenstel van taken waarvoor een organieke eenheid standaard is ingericht. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; er is dan sprake van organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het niet efficiënt om gereed te stellen voor de gehele organieke taak. Dan is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak, dat nodig is voor de missie; er is dan sprake van specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 van het Commando landstrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal

aantal

eenheden

Totaal aantal operationeel gerede (OG) eenheden (OD1+ OD2)

Voortzettingsvermogen OD3

Specifiek OG

Organiek OG

HRF HQ

NL deel staf HRF HQ

 

1

 

1

 

Korps Commandotroepen

Commandotroepencompagnie

 

4

 

2

2

Air Manoeuvre Brigade

Brigadestaf + Stafcompagnie

 

1

 

1

 

Infanteriebataljon Luchtmobiel

 

3

 

1

2

Gevechtssteuneenheden

 

3

 

1.6

1,4

Logistieke eenheden

 

3

 

1

2

Natres-bataljons

 

2

 

2

 

Gemechaniseerde Brigades (13, 43 Mechbrig)

Brigadestaf + Stafcompagnie

 

2

 

1

1

Pantserinfanterie/Tankbataljon 1

 

6

1

0.8

4.2

Brigade Verkenningseskadron

 

2

 

0,4

1,6

Afdeling veldartillerie

 

2

 

0,3

1,7

Pantsergeniebataljon

 

2

 

0,5

1,5

Logistieke eenheden

 

4

 

0,9

3,1

Natres-bataljons

 

3

 

3

 

Operationeel Ondersteunings Commando Land (OOCL)

Kernstaf Geniebrigade

 

1

 

0

1

Kernstaf Logistieke brigade

 

1

 

0

1

Geniebataljon

 

1

 

0,4

0,6

JISTARC-modules 2

0,1

7

 

1,3

5,7

Commando Luchtdoelartillerie (2x batterij)

 

2

 

1

1

CIS-bataljon (3x compagnie)

 

3

 

1,3

1,7

CIMIC-bataljon (6x CIMIC Support Element)

 

6

 

2,3

3,7

Bevoorradings- en transportbataljon

0,1

2

 

0,7

1,3

Geneeskundig bataljon (7x MTF)

 

7

 

3

4

Herstelcompagnie

 

3

 

1,9

1,1

Explosieven Opruimingsdienst Defensie

Ploegen

2

48

 

22

26

1

Een bataljon levert op rotatiebasis een compagnie aan CZMCARIB voor het verzorgen van territoriale verdediging, het leveren van bijstand en het beteugelen van woelingen. Duur van de inzet is vier maanden per compagnie. De resterende delen van het bataljon zijn specifiek operationeel gereed.

2

In 2009 is het Joint ISTAR-commando opgericht. Ten behoeve van een eventuele inzet kan deze eenheid zes grondgebonden en een maritieme- of luchtgebonden module samenstellen.

Internationale inzet

Ten behoeve van de redeployment-operatie Afghanistan zal gedurende de eerste vier maanden van 2011 een detachement van een bevoorradings- en transportbataljon worden ingezet in Afghanistan. Dit betekent een bijdrage van 0,1 eenheid gezien over 2011.

Voor de overige eenheden van het CLAS is nog geen internationale inzet voorzien in 2011, anders dan individuele inzet.

Gereedgesteld voor internationale inzet

In de eerste helft van 2011 levert het CLAS een bijdrage aan de EU Battlegroup 1/2011, waaraan naast de Nederlandse bijdrage eenheden uit Duitsland, Finland, Oostenrijk en Litouwen deelnemen. Omdat Nederland als framework nation optreedt levert het CLAS onder andere het Force Headquarters en diverse manoeuvre-, gevechtssteun- en logistieke eenheden. De Nederlandse bijdrage omvat ongeveer 1 500 militairen en wordt gevormd door de volgende organieke eenheden (tussen haakjes de omvang per eenheid op jaarbasis):

  • Infanteriebataljon Luchtmobiel (0,3);

  • Gevechtssteuneenheden Luchtmobiel (0,4);

  • Logistieke eenheden Luchtmobiel (0,5);

  • Brigadestaf en stafcompagnie gemechaniseerde brigade (0,5);

  • Joint ISTAR Commando (JISTARC)-module (0,1);

  • CIS-bataljon (0,5);

  • CIMIC-bataljon (0,5);

  • Bevoorradings- en transportbataljon (0,2);

  • Herstelcompagnie OOCL (0,2).

Nationale inzet

Explosievenopruimingsdienst. De explosievenopruimingsdienst heeft voortdurend ploegen op afroep beschikbaar voor het verrichten van civiele werkzaamheden in opdracht van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, het ministerie van Justitie of gemeenten. Het betreft verkennende zoekacties en het opsporen en ruimen van conventionele of geïmproviseerde explosieven. Voorts wordt preventief onderzoek verricht op locaties. Ten behoeve van deze taken worden permanent twee ploegen ingezet.

Bewaken en beveiligen. Voor de bewaking en beveiliging van objecten, gebieden, routes en grenzen worden in het kader van de civiel-militaire samenwerking permanent mobiele radarsystemen en kleine onbemande vliegtuigen ingezet. Hiertoe levert het CLAS op jaarbasis 0,1 JISTARC-module.

Gereed voor nationale inzet

Intensivering Civiel-militaire Samenwerking (ICMS). Het CLAS garandeert naast bovengenoemde nationale inzet voortdurend de beschikbaarheid van personeel en middelen in het kader van de gemaakte afspraken over de civiel-militaire samenwerking.

Bewaken en beveiligen. Voor de bewaking en beveiliging van objecten, gebieden, routes en grenzen is naast bovengenoemde radarsystemen en onbemande vliegtuigen in het kader van de civiel-militaire samenwerking binnen 48 uur een eenheid met de omvang van een bataljon beschikbaar.

Rampenbestrijding/algemene militaire bijstand. Voor de bestrijding van rampen, het verlenen van noodhulp en voor de algemene militaire bijstand aan civiele instanties zijn beschikbaar:

  • een stafdetachement voor de ondersteuning van het Landelijk Operationeel Coördinatiecentrum te Driebergen binnen 48 uur;

  • een detachement van 3 000 militairen voor het uitvoeren van rampenbestrijding, bewaken en beveiligen en algemene ondersteunende taken (samengesteld uit militaire eenheden van alle operationele commando’s) binnen 48 uur;

  • transportcapaciteit (rups en wiel) voor de verplaatsing van personen/materiaal uit (moeilijk toegankelijke) gebieden binnen 48 uur;

  • een constructie-eenheid inclusief technische adviescapaciteit voor het maken van noodconstructies en noodvoorzieningen binnen 48 uur;

  • een vouwbrugeenheid voor noodbruggen en noodvlotten binnen 48 uur;

  • back-up voorzieningen voor ondersteuning van bestuurlijke-/operationele centra in geval van uitval van bestaande verbindingsmiddelen binnen 24 uur;

  • geneeskundige hulpposten voor triage en eerstelijnshulp binnen 48 uur;

  • een noodhospitaal voor tweedelijnsverzorging binnen 48 uur;

  • een ziekenautopeloton als aanvulling op de civiele capaciteit binnen 48 uur;

  • een CBRN-responseteam (binnen 2 uur);

  • CBRN detectie- en ontsmettingscapaciteit (binnen 24 uur) vanaf 1 januari 2012.

Compagnie in de West. Het CLAS levert op rotatiebasis permanent een compagnie aan het CZMCARIB voor het beteugelen van woelingen, het leveren van bijstand en het verzorgen van territoriale verdediging.

Operationele gereedstelling. Zoals reeds in de beleidsagenda is gemeld, is het aantal eenheden dat in 2011 operationeel gereed wordt gesteld neerwaarts bijgesteld als gevolg van de financiële restricties op het gebied van de materiële exploitatie en opgelegde versoberingen in het oefen- en trainingsprogramma.

2.2.4. Commando luchtstrijdkrachten – beleidsartikel 23

Algemene doelstelling

Het Commando luchtstrijdkrachten (CLSK) levert lucht- en grondgebonden capaciteit voor nationale en internationale operaties.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Voor de lucht- en grondgebonden operationele capaciteit van de krijgsmacht moet het CLSK eenheden gereed stellen en houden. Luchtstrijdkrachten zijn inzetbaar voor zowel expeditionaire taken als voor nationale taken zoals de bescherming van het nationale luchtruim en brandbestrijding.

Vanwege de veranderingen in de veiligheidssituatie in de afgelopen decennia is het CLSK zich steeds meer gaan toeleggen op de uitvoering van luchtoperaties op grote afstand. Deze operaties kunnen gedurende langere tijd worden volgehouden. De luchtstrijdkrachten kunnen worden ingezet ter afschrikking van geweldsgebruik, ter ontzegging van het gebruik van het luchtruim of ter afdwinging van embargo’s. Ook zorgen luchtstrijdkrachten voor veiligheid in de lucht en ondersteunen en beïnvloeden zij operaties op het land en op zee, overal ter wereld. Het optreden van het CLSK verschaft eigen eenheden en coalitiegenoten vrijheid van handelen. Grond-lucht-geleide wapeneenheden bieden bescherming tegen vijandelijke luchtaanvallen en ballistische raketten. De helikopters bieden ondersteuning door onder meer tactisch transport, verkenningen en vuursteun, maar ook door reddingswerkzaamheden (Search and Rescue) en medische evacuatie. De luchttransporteenheden bieden ondersteuning bij strategische verplaatsingen van zowel personen als materieel.

Het CLSK is in staat om operaties uit te voeren in zowel het lagere als het hoge deel van het geweldsspectrum en daarin waarnodig snel te (de)escaleren.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor het vaststellen van de omvang, de samenstelling en de vereiste mate van gereedheid van het CLSK.

Externe factoren

Om de algemene doelstelling te verwezenlijken moet het CLSK beschikken over voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel, over kwantitatief en kwalitatief voldoende materieel en over voldoende en realistische oefenmogelijkheden. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. De beschikking over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden en beperkingen van de industrie. De geoefendheid van lucht- en grondgebonden eenheden is afhankelijk van de beschikbaarheid van voldoende oefen- en trainingsmogelijkheden in binnen- en buitenland waarbij zowel intern, met andere operationele commando’s (joint) als met buitenlandse eenheden (combined) wordt getraind.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CLSK ter beschikking staan voor de verwezenlijking van de operationele doelstellingen staan in de volgende tabel.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

679 404

761 043

681 334

671 706

695 436

688 981

687 844

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

510 489

441 560

384 509

351 121

321 284

Commando LSK,

619 496

618 805

600 575

588 747

591 553

585 202

584 153

waarvan Operationele eenheden

561 483

549 748

531 114

519 234

521 920

515 577

514 840

waarvan Opleidingen

58 013

69 057

69 461

69 513

69 633

69 625

69 313

Totaal programma-uitgaven

619 496

618 805

600 575

588 747

591 553

585 202

584 153

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando LSK

99 083

93 458

93 465

95 632

96 478

96 397

96 282

Bijdragen aan baten-lastendiensten

11 405

8 780

7 294

7 327

7 405

7 382

7 409

Totaal apparaatsuitgaven

110 488

102 238

100 759

102 959

103 883

103 779

103 691

Totaal uitgaven

729 984

721 043

701 334

691 706

695 436

688 981

687 844

Totaal ontvangsten

9 970

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

9 181

Verdeling operationele doelstellingen

In onderstaande tabel zijn de voor de operationele eenheden geraamde uitgaven verdeeld naar de operationele doelstellingen.

Bedragen x € 1 miljoen

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele doelstelling 1

29,3

28,7

28,8

28,5

28,4

Operationele doelstelling 2

278,3

272,0

273,4

270,1

269,7

Operationele doelstelling 3

223,5

218,5

219,7

217,0

216,7

Totaal

531,1

519,2

521,9

515,6

514,6

Operationele doelstellingen

Beschikken over expeditionaire eenheden voor geplande internationale en nationale inzet.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Operationeel gerede eenheden worden ingezet voor internationale en nationale operaties om bij te dragen aan de uitvoering van de drie hoofdtaken van Defensie.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLSK.

Beschikken over (specifiek) operationeel gerede expeditionaire eenheden.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om met eenheden direct te kunnen bijdragen aan de drie hoofdtaken van Defensie is een gedeelte van de eenheden operationeel gereed. Deze eenheden zijn personeelsgereed, materieelgereed en geoefend voor de organieke taak of een deel daarvan.

Instrumenten

Operationeel gerede eenheden van het CLSK.

Beschikken over voortzettingsvermogen voor gereedstelling eenheden.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Om gedurende een langere periode blijvend een zeker aantal eenheden operationeel gereed te hebben, is een groter aantal eenheden nodig. Daarmee kunnen eenheden herstellen van inzet, (groot) onderhoud uitvoeren, reorganisaties doorvoeren, vertrouwd raken met nieuw materieel, hun personeel opleidingen laten volgen en (opnieuw) gereedstellen voor de organieke taak of een specifiek deel daarvan. Eenheden die zijn aangemerkt als «voortzettingsvermogen» kunnen worden ingezet voor opdrachten die een minder hoog trainingsniveau vereisen, zoals in het kader van de civiel-militaire samenwerking. Tevens kunnen deze eenheden kleinschalige, specialistische opdrachten uitvoeren.

Instrumenten

Niet-operationeel gerede eenheden van het CLSK, met uitzondering van opleidingseenheden.

Specifiek en organiek gereed stellen van eenheden

De organieke taak is het samenstel van taken waarvoor een organieke eenheid standaard is ingericht. In principe worden eenheden gereedgesteld om alle elementen van de organieke taak te kunnen uitvoeren; er is dan sprake van organieke operationele gereedheid. Wanneer echter al bekend is waarvoor een eenheid wordt ingezet, is het niet efficiënt om gereed te stellen voor de gehele organieke taak. Dan is het opportuun om specifiek gereed te stellen voor het deel van de organieke taak, dat nodig is voor de missie; er is dan sprake van specifieke operationele gereedheid. Daarnaast kan het zijn dat eenheden specifiek operationeel gereedgesteld worden omdat een bepaald deel van de organieke taak tijdelijk niet uitgevoerd kan worden door schaarste aan personeel, materieel of ontbrekende oefengelegenheid.

Voor het CLSK is vliegveiligheid van levensbelang. Vliegers worden dan ook primair organiek gereedgesteld om de vliegveiligheid te waarborgen.

Operationele doelstellingen 1, 2 en 3 Commando luchtstrijdkrachten

Groep

Organieke eenheid

Geplande inzet (OD1)

Totaal aantal eenheden

Totaal aantal operationeel gerede eenheden (OD1 en OD2)

Voortzettingsvermogen (OD3)

Specifiek

organiek

Jachtvliegtuigen

F-16

Squadron

0,1

5

 

2,1

2,9

Helikopters

AH-64D Apache

Squadron

 

1

 

0,5

0,5

CH-47 Chinook

Squadron

 

1

 

0,4

0,6

AS-532 Cougar

Squadron

 

1

 

0,5

0,5

SH-14D Lynx

Squadron

0,3

1

 

0,5

0,5

AB-412SP (SAR)

Squadron

0.3

1

 

0,7

0,3

NH-90 (T)NFH

Squadron

 

1

 

0,5

0,5

Luchttransport

(K)DC-10

Squadron

0,2

1

 

0,7

0,3

C-130H Hercules

Squadron

0,3

1

 

0,5

0,5

Geleide Wapens

Patriot-batterij

Batterij

 

4

1

3

 

Force Protection

OGRV-eenheden

Peloton

 

3

 

1

2

Air C-4 ISR

AOCS (TACF)

Eenheid

1

1

 

1

 

NDMC

Eenheid

 

1

 

1

 

Kustwacht Nederland

Dornier DO-228

Squadron

0,5

1

 

0,5

0,5

Internationale inzet

Maritieme helikopters. Eén helikopter wordt ingezet aan boord van het stationsschip in de Nederlandse Antillen en Aruba en één helikopter wordt ingezet ten behoeve van Standing NATO Maritime Group.

Luchttransport. Een KDC-10 en een C-130 worden ingezet voor shuttlevluchten ten behoeve van de redeployment.

Gereed voor internationale inzet

Jachtvliegtuigen. In de eerste helft van 2011 is de inzet van negen F-16’s voor NRF 16 voorzien. In de tweede helft van 2011 is de inzet van negen F-16’s voor NRF 17 voorzien. Deze F-16’s die voor de NRF kunnen worden ingezet, zijn ook beschikbaar voor training.

Geleide Wapens. Drie batterijen worden volledig operationeel gereedgesteld, inclusief commandovoering en logistiek. De vierde batterij wordt specifiek operationeel gereedgesteld. Het specifieke karakter van de gereedstelling van één Patrioteenheid zit met name in een lagere geoefendheid van het benodigde personeel. Dit personeel wordt namelijk gebruikt voor andere verplichtingen (onder andere individuele uitzending) en wordt daardoor specifiek opgeleid. Aangezien voor deze eenheid een reactietijd van 30 dagen staat behoudt men de mogelijkheid in voorkomend geval tijdig op te werken/bij te scholen/aan te vullen naar volledige geoefendheid.

Object Grondverdediging (OGRV)-pelotons. De OGRV pelotons worden operationeel gereedgesteld om in voorkomend geval ondersteuning te kunnen leveren bij inzet van jachtvliegtuigen of helikopters.

Nationale inzet

Jachtvliegtuigen. Permanent worden twee Quick Reaction Alert (QRA) F-16’s ingezet ter bewaking van het Nederlandse luchtruim.

Helikopters. Eén AB-412 helikopter verzorgt militaire Search and Rescue (SAR)-taken en patiëntenvervoer voor medische noodgevallen vanaf de Waddeneilanden. Eén Lynx-helikopter wordt permanent ingezet voor SAR-taken (Kustwacht) en patiëntenvervoer voor medische noodgevallen.

AOCS Nieuw Milligen (C4ISR). Het Air Operations Control Station (AOCS) Nieuw Milligen in combinatie met QRA F-16’s wordt permanent ingezet voor beveiliging van het nationale luchtruim. Tevens dient het AOCS NM als Back-up faciliteit voor Schiphol Radar.

Kustwachtvliegtuigen. Permanent wordt minimaal één Dornier 228 ingezet voor het uitvoeren van de Kustwachttaken.

Gereed voor nationale inzet

Vliegtuigen/gevechtshelikopters. Ondersteuning met F-16’s en Apache-helikopters met inzet van specifieke sensoren op verzoek van het ministerie van Justitie.

Transporthelikopters. Ondersteuning met helikopters voor calamiteitenbestrijding, brandbestrijding en militaire bijstand.

Luchttransport. Ondersteuning met luchttransport in het kader van ontwikkelingssamenwerking en de vreemdelingendienst. Tevens ondersteuning bij het vervoer van leden van het Koninklijk Huis en de regering.

Civiel-Militaire Samenwerking. Voor ondersteuning bij bewaken/beveiligen, rampenbestrijding en algemene steunverlening kan personeel van alle eenheden van het CLSK worden ingezet, levert het CLSK voertuigen en een bijdrage aan eerstelijns medische zorg. Voor de tijdelijke opvang van grote aantallen personen bij (dreigende) rampen zijn conform de provinciale aanpak de vliegbases Leeuwarden en Woensdrecht beschikbaar.

2.2.5. Commando Koninklijke marechaussee – beleidsartikel 24

Algemene doelstelling

Het Commando Koninklijke marechaussee (CKmar) draagt zorg voor de uitvoering van de in de Politiewet 1993 opgedragen politietaken door de daadwerkelijke handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven, alsmede voor het leveren van een bijdrage aan de effectiviteit van de krijgsmacht.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Het CKmar levert een bijdrage aan een veilige samenleving, door handhaving van de rechtsorde en de verlening van hulp aan hen die dat behoeven, zowel in binnen- als buitenland.

Het CKmar is een politieorganisatie met een militaire status, die verantwoordelijk is voor een breed takenpakket. Het CKmar is als onderdeel van de krijgsmacht belast met de drie hoofdtaken die in de Grondwet in algemene zin zijn opgedragen aan de krijgsmacht. Het CKmar is tevens belast met de uitvoering van de in artikel 6 van de Politiewet 1993 limitatief opgesomde specifieke politietaken van de Koninklijke marechaussee. De Politiewet 1993 vormt bovendien de grondslag voor de samenwerking met en bijstand aan de politie. De (opsporings)bevoegdheden van de ambtenaren van het CKmar zijn onder meer geregeld in het strafrecht en in de vreemdelingenwet en -regelgeving.

Het CKmar voert haar taak uit in ondergeschiktheid aan het bevoegd gezag en in overeenstemming met de geldende rechtsregels. Het takenpakket van het CKmar heeft zich ontwikkeld tot een veelzijdig en samenhangend geheel. Het CKmar speelt snel en flexibel in op wijzigende omstandigheden door accenten te leggen binnen taakvelden of tussen taakvelden, waar nodig na toestemming van de betreffende gezagsdragers. De taken van het CKmar zijn van groot belang voor de Nederlandse samenleving en blijven dit ook in de toekomst.

Verantwoordelijkheid

De minister van Defensie is als beheersverantwoordelijke voor het CKmar verantwoordelijk voor het vaststellen van de mate van gereedheid, de omvang en de samenstelling van het CKmar. De uitvoering heeft hij opgedragen aan de Commandant van de Koninklijke marechaussee.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van het hebben van voldoende opgeleid, geoefend en gemotiveerd personeel en van de beschikbaarheid van voldoende materieel dat voldoet aan de operationele vereisten en de mogelijkheden hier realistisch mee op te leiden en te trainen. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling en de economische situatie. Het kunnen beschikken over het gewenste materieel wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de stand van de techniek en de mogelijkheden/beperkingen van de industrie. De geoefendheid van de eenheden van het CKmar is afhankelijk van voldoende opleidings-, oefen- en trainingsmogelijkheden.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CKmar ter beschikking staan voor de realisatie van de operationele doelstellingen zijn in de volgende tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

399 720

411 573

380 615

377 695

380 610

380 006

380 008

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

297 976

260 579

226 962

208 292

191 022

Operationele taakvelden Commando Kmar,

372 890

379 600

350 560

347 439

349 172

347 153

347 312

waarvan Operationele eenheden

324 120

339 489

309 176

306 414

307 777

305 392

306 056

waarvan Opleidingen

48 770

40 111

41 384

41 025

41 395

41 761

41 256

Totaal programma-uitgaven

372 890

379 600

350 560

347 439

349 172

347 153

347 312

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando Kmar

30 184

28 854

27 173

27 359

28 511

29 936

29 768

Bijdragen aan baten-lastendiensten

4 200

3 119

2 882

2 897

2 927

2 917

2 928

Totaal apparaatsuitgaven

34 384

31 973

30 055

30 256

31 438

32 853

32 696

Totaal uitgaven

407 274

411 573

380 615

377 695

380 610

380 006

380 008

Totaal ontvangsten

8 301

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

4 652

Verdeling naar taakvelden

In onderstaande tabel zijn de geraamde uitgaven verdeeld naar de taakvelden.

Verdeling gelden naar taakvelden CKMar

2011

2012

2013

2014

2015

Operationele taakvelden

309 176

306 414

307 777

305 392

306 056

Beveiliging

74 693

74 025

74 355

73 778

73 939

Handhaving Vreemdelingenwetgeving

131 342

130 168

130 747

129 734

130 016

Politietaken Defensie

36 426

36 101

36 262

35 981

36 059

Politietaken Burgerluchtvaartterreinen

33 175

32 878

33 024

32 768

32 840

Civiele vredes- en internationale taken

27 421

27 176

27 297

27 086

27 144

Assistentie, Samenwerking en Bijstand

6 120

6 065

6 092

6 045

6 058

Operationele doelstellingen

Handhaving veiligheidsniveau in overeenstemming met de geldende veiligheidsconcepten.

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd voor de:

  • beveiliging van objecten en subjecten, de advisering en ondersteuning over het beveiligen van objecten en optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van objecten;

  • beveiliging van personen en het optreden in geval van incidenten bij het beveiligen van personen;

  • uitvoering van toezicht op de beveiliging van de burgerluchtvaart, waaronder luchtvracht, risicovluchten, het optreden in geval van incidenten en het uitvoeren van de gewapende beveiliging;

  • beveiliging van waardetransporten van De Nederlandsche Bank (DNB).

Instrumenten

De uitvoering van deze taken wordt verzorgd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Aantal illegale betredingen van het object waarbij niet tijdig is geïntervenieerd

0

Aantal uitgevoerde opdrachten persoonsbeveiliging bij bezoek van militaire autoriteiten

10

Aantal teams voor persoonsbeveiliging ten behoeve van het ministerie van Buitenlandse Zaken 1

4

Het percentage uitvoering Toezichtprogramma Beveiliging burgerluchtvaart

100%

Het servicepercentage beveiligde waardetransporten

100%

1

Het vierde team voor persoonsbeveiliging zal planmatig eind 2011 operationeel gereed worden gesteld. De financiële middelen voor de uitvoering van deze taak zullen bij de eerste suppletoire begroting 2011 worden overgeheveld vanuit het ministerie van Buitenlandse Zaken.

Beheersing van de vreemdelingenstroom in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving.

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd voor de:

  • uitvoering van het grenstoezicht, waaronder het uitvoeren van persoonscontroles en het verstrekken van nooddocumenten;

  • uitvoering van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV), waaronder het houden van controles;

  • uitvoering van documentonderzoek op de aanmeldcentra;

  • verwijdering van vreemdelingen;

  • uitvoering van onderzoeken naar mensensmokkelincidenten en documentenfraude vanuit de taken op grond van de Vreemdelingenwet;

  • uitvoering van projectmatige strafrechtelijke onderzoeken naar mensensmokkel voortkomend uit c.q. samenhangend met de grensbewaking en/of het MTV.

Instrumenten

Deze taken worden uitgevoerd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar.

Indicatoren

 

Streefwaarde 2011

Controle conform bepalingen Schengen-grenscode omtrent de verschillende vervoerssegmenten en, voor wat betreft Schiphol, binnen de met Amsterdam Airport Schiphol (AAS) nog overeen te komen normen voor de doorlooptijden bij de persoonscontroles aan de paspoortbalies.

Burgerluchtvaart 1:

 

– administratieve en fysieke controle op in- en uitreis

100%

  

Cruiseschepen:

 

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

– grondige fysieke controle niet-EU-bemanning en passagiers

100%

 

– eenvoudige controle EU- bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS 2

100%

 

– grondige controle op actuele risicoprofielen

100%

   
 

Vrachtferry’s:

 
 

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

 

– grondige fysieke controle niet-EU-bemanning en passagiers

100%

 

– eenvoudige controle EU-bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

 

– grondige controle op actuele risicoprofielen

100%

   
 

Personenferry’s

 
 

– administratieve controle van bemanning en passagiers

100%

 

– grondige fysieke controle niet-EU-bemanning en passagiers

100%

 

– eenvoudige controle EU-bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

 

– grondige controle op actuele risicoprofielen

100%

   
 

Pleziervaart:

 
 

– administratieve en fysieke controle van opvarenden

100%

 

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico indicatie ZUIS)

100%

 

– landelijke projectdagen (gecombineerd met visserij), welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt

3

   
 

Vissersschepen:

 
 

– administratieve en fysieke controle van opvarenden

100%

 

– fysieke controle op aangemelde vaartuigen van buiten Schengen (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

 

– Aantal projectdagen (gecombineerd met pleziervaart) welke geselecteerd zijn op basis van een risicoanalyse, waarop een 100% fysieke persoonscontrole plaatsvindt

3

   
 

Vrachtvaart:

 
 

– administratieve controle van bemanning en passagiers (fysieke controle afhankelijk van risico-indicatie ZUIS)

100%

1

In overleg met het ministerie van Justitie, de AAS en de Douane worden de komende periode nieuwe indicatoren voor de luchthaven Schiphol ontwikkeld. Deze indicatoren krijgen een meer integraal (de tijd van het complete verblijf van de passagiers op de luchthaven wordt gemeten in plaats van slechts de wachttijd voorafgaand aan de paspoortcontrole) en gedifferentieerd (er wordt onderscheid gemaakt tussen privé en zakelijk vliegverkeer) karakter. Naar verwachting worden de nieuwe indicatoren per 1 januari 2011 in gebruik genomen. Vooralsnog zijn geen indicatoren opgenomen

2

Het informatiesysteem ZUIS genereert op basis van informatie en analyse controlevoorstellen.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Uitvoering geven aan Mobiel Toezicht Veiligheid

Het CKmar draagt zorg voor onderkenning van illegalen in het grensgebied. Inzet vindt plaats in overleg met het bevoegd gezag. Realisatie is afhankelijk van het aanbod.

Vaststelling van identiteit in het AC-proces

Indicator is in ontwikkeling1

Uitvoering geven aan uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland

Het CKmar draagt zorg voor uitzettingen van vreemdelingen uit Nederland. Realisatie is afhankelijk van het aanbod en de beschikbare capaciteit

1

Als gevolg van de verlenging van de Algemene Asielprocedure (AA) naar 8 dagen wordt deze doelstelling aangepast.

Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde bij de krijgsmacht en jegens militaire justitiabelen.

Operationele doelstelling 3:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van de:

  • beschikbaarheid- en bereikbaarheidsfunctie ten behoeve van noodhulp en ten behoeve van de calamiteitenbestrijding op militaire terreinen;

  • handhaving van de openbare orde en rechtsorde;

  • uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken.

Instrumenten

Deze taken worden uitgevoerd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

Serviceniveau prioriteitsmeldingen:

 

in minimaal 90% van de meldingen binnen dertig minuten ter plaatse

Aantal misdrijfdossiers

1 500

Percentage processen-verbaal «lik op stuk»

50%

Percentage technisch sepot

<5%

Handhaving van de openbare orde en strafrechtelijke rechtsorde op de aangewezen burgerluchtvaartterreinen.

Operationele doelstelling 4:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van de:

  • beschikbaarheid- en bereikbaarheidsfunctie ten behoeve van noodhulp en calamiteitenbestrijding op de aangewezen burgerluchtvaartterreinen;

  • handhaving van de openbare orde en rechtsorde;

  • uitvoering van strafrechtelijke onderzoeken.

Instrumenten

Deze taken worden uitgevoerd door de districten en de daaronder ressorterende brigades van het CKmar die belast zijn met de politietaken op Schiphol of de andere aangewezen burgerluchtvaartterreinen.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Beschikbaarheid/bereikbaarheid

Serviceniveau prioriteitsmeldingen:

 

– in minimaal 90% van de prio 1 meldingen in de terminal en het betreffende luchtvaartterrein binnen 5 minuten ter plaatse.

 

– in 90% van de prio 2 meldingen binnen 10 minuten ter plaatse.

 

– in 90% van de prio 3 melding binnen 15 minuten ter plaatse.

Beschikbare operationeel gerede eenheden voor samenwerking, bijstand en assistentieverlening.

Operationele doelstelling 5:

Motivering

Het CKmar draagt als uitvoeringsorganisatie bij aan de realisatie van deze beleidsdoelstelling van het bevoegd gezag en de drie hoofdtaken van Defensie. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van het:

  • operationeel gereed stellen en inzetten van Mobiele eenheden (ME);

  • operationeel gereed stellen en inzetten van Bijstandseenheden (BE);

  • operationeel gereed stellen en inzetten van een Aanhoudingseenheid (AE).

Instrumenten

Deze eenheden zijn opgebouwd uit personeel vanuit de districten en de daaronder resterende brigades. Deze taken worden grotendeels als nevenfunctie uitgevoerd.

Indicatoren

Streefwaarde 2011

Aantal beschikbare eenheden

4 pelotons ME

 

3 pelotons BE

 

1 Aanhoudingseenheid

Beschikbare operationele eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties.

Operationele doelstelling 6:

Motivering

Het CKmar draagt bij aan de drie hoofdtaken van Defensie. Van het CKmar wordt inzet gevraagd ten behoeve van:

  • de militaire politietaken voor de Nederlandse krijgsmacht;

  • de internationale civiele politiemissies, waaronder die van de Europese Gendarmerie Eenheid (EGF).

Instrumenten

Voor de gereedstelling en ondersteuning van de buitenlandse activiteiten en uitzendingen van het Commando Koninklijke marechaussee is een aparte brigade ingericht, de Brigade Buitenland Missies (BBM). De capaciteit voor de buitenlandse activiteiten en uitzendingen is afkomstig uit alle geledingen van het Commando Koninklijke marechaussee.

Beschikbare operationele CKmar-eenheden voor internationale crisis- en humanitaire operaties

Totaal aantal eenheden

 

Streefwaarde 2011

  

Totaal aantal operationeel gerede eenheden

Voortzettingsvermogen

Geplande inzet

Operationeel gereed

Personeel voor civiele politiemissies en voor het uitvoeren van politietaken ter ondersteuning van uitgezonden eenheden van de operationele commando’s (volgens de planningsnorm van één opsporingsambtenaar per 100 uitgezonden militairen)

 

90

63

153

Peloton BE voor Crowd Riot Control

1 peloton

0

1

0

Personeel voor et samenstellen van Close Protection Teams ter begeleiding van VIP’s in het buitenland

39 militairen

13

13

13

2.2.6. Defensie Materieel Organisatie – beleidsartikel 25

Algemene doelstelling

De Defensie Materieel Organisatie (DMO) zorgt voor modern, robuust en kwalitatief hoogwaardig en inzetbaar materieel.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Een van de beleidsprioriteiten van Defensie is de verbetering van de operationele inzetbaarheid. Een deel van de operationele inzetbaarheid wordt beïnvloed door de materiële gereedheid. De DMO levert een bijdrage aan de materiële gereedheid door het aanschaffen van materieel, het leveren van materieellogistieke ondersteuning en de instandhouding van defensiematerieel. Daarnaast verzorgt de DMO de afstoting van overtollig defensiematerieel. Ten slotte is de DMO beleidsverantwoordelijk voor het defensiebrede materieellogistieke beleid.

Aan alle operationele gebruikers wordt modern en kwalitatief hoogwaardig materieel geleverd dat voldoet aan de operationele eisen, tijdig beschikbaar is en voldoende bescherming biedt voor het defensiepersoneel. Dit materieel wordt op een zorgvuldige, kosteneffectieve, doelmatige en rechtmatige wijze verworven.

Het Materieelprojectenoverzicht (MPO), dat gelijktijdig met de begroting op Prinsjesdag aan de Kamer wordt aangeboden, bevat informatie over de strategische materieelprojecten en de afstoting van wapens en wapensystemen. Het MPO is het integrale overzicht van alle strategische materieelprojecten met een investeringsbudget van meer dan € 25 miljoen, of politiek gevoelige materieelprojecten met een kleiner budget, en van wapens en wapensystemen in afstoting. In het MPO wordt onder meer beschreven hoe een materieelproject past in het defensiebeleid, hoe het project samenhangt met andere materieelprojecten en welke wijzigingen zich ten opzichte van het vorig jaar in het project hebben voorgedaan. Voorts bevat het MPO informatie over de levensduurkosten en verschuivingen in de planning.

In de Defensie Industrie Strategie (DIS) worden mogelijkheden bezien om een bijdrage te leveren aan de positie van de Nederlandse Defensiegerelateerde Industrie (DGI) in de internationale netwerken op het gebied van ontwikkeling, productie en instandhouding van materieel. In bijlage 6.5 staat een uitgebreide rapportage over de stand van zaken van de operationalisatie van de DIS.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor de aanschaf en de instandhouding van materieel en de afstoting van overtollig materieel van de krijgsmacht.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van de mate waarin voldaan kan worden aan de door de interne klant gestelde eisen voor de factoren product, tijd en geld. Hierbij zijn onder meer de productiecapaciteit van de leveranciers en mogelijkheden tot internationale samenwerking van belang. Daarnaast is de personele invulling mede afhankelijk van de mate waarin de arbeidsmarkt voorziet in de beschikbaarheid van capabel (technisch) geschoold personeel. Voorts zijn ook de toegang tot en de uitkomsten van wetenschappelijk onderzoek en ontwikkeling, en de stand van de techniek van het gewenste materieel van grote invloed op het behalen van de algemene doelstellingen.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die ter beschikking staan van de DMO voor de realisatie van de doelstellingen, zijn in de onderstaande tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

2 180 072

1 734 269

2 286 473

2 227 085

2 073 288

2 159 934

2 196 736

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

1 400 000

800 000

600 000

500 000

350 000

Voorzien in nieuw materieel, waarvan

1 223 428

1 177 280

1 231 570

1 213 752

1 084 060

1 174 688

1 216 788

Investeringen zeestrijdkrachten

411 184

257 478

312 520

281 869

201 340

161 502

93 497

Investeringen landstrijdkrachten

562 788

323 702

292 028

299 840

218 639

231 362

196 935

Investeringen luchtstrijdkrachten

159 644

347 212

336 881

293 976

332 574

521 602

686 325

Investeringen Koninklijke marechaussee

15 536

15 523

21 450

15 244

8 721

8 099

9 421

Investeringen Defensiebreed

37 427

210 435

245 489

303 454

307 809

236 334

213 817

Investeringen overig

36 849

22 930

23 202

19 369

14 977

15 789

16 793

Instandhouding van materieel, waarvan

929 261

849 579

834 559

781 881

763 281

766 626

759 679

Logistieke ondersteuning zeestrijdkrachten

274 912

258 993

247 462

231 127

235 820

236 091

232 624

Logistieke ondersteuning landstrijdkrachten

355 082

311 224

300 263

281 164

262 195

263 701

255 527

Logistieke ondersteuning luchtstrijdkrachten

299 267

279 362

286 834

269 590

265 266

266 834

271 528

Totaal programma-uitgaven

2 152 689

2 026 859

2 066 129

1 995 633

1 847 341

1 941 314

1 976 467

Apparaatsuitgaven

       

Staf Defensie Materieel Organisatie

270 498

247 868

238 563

229 694

224 171

216 901

218 544

Bijdragen aan baten-lastendiensten

2 453

1 919

1 781

1 758

1 776

1 719

1 725

Totaal apparaatsuitgaven

272 951

249 787

240 344

231 452

225 947

218 620

220 269

Totaal uitgaven

2 425 640

2 276 646

2 306 473

2 227 085

2 073 288

2 159 934

2 196 736

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten, waarvan

300 240

347 184

274 367

231 325

179 325

153 325

131 625

Verkoopopbrengsten

252 249

296 517

223 700

180 658

128 658

102 658

80 958

Overige ontvangsten

47 991

50 667

50 667

50 667

50 667

50 667

50 667

Operationele doelstellingen

Voorzien in nieuw materieel

Operationele doelstelling 1:

Motivering

Om de operationele inzetbaarheid van de krijgsmacht te verzekeren voorziet de DMO tijdig in nieuw materieel of wordt bestaand materieel vervangen. Het aan te schaffen materieel is noodzakelijk om de organisatie adequaat toe te rusten voor de opgedragen taken.

Instrumenten

In de komende periode wordt aansluiting gezocht bij nieuwe ontwikkelingen die richting geven aan het «voorzien in»-proces. Ook in het jaar 2011 zal door Defensie zo veel als mogelijk invulling worden gegeven aan de uitgangspunten van duurzaam inkopen. Dat betekent bij de verwerving van bepaalde productgroepen vooraf vastgestelde duurzaamheidseisen moeten worden gehanteerd. Hierbij mag de operationele veiligheid niet worden belemmerd, moet het aanbod voldoende zijn en mag er geen sprake zijn van substantiële meerkosten. Begin 2011 zullen de resultaten van de «Monitor duurzaam inkopen» die het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer iedere twee jaar uitvoert, bekend worden. Naar aanleiding van deze resultaten zullen eventueel aanvullende acties worden uitgevoerd. Daarnaast is Defensie begonnen aan de invoering van «assortimentsmanagement». Het doel hiervan is de levering en de instandhouding van goederen en de levering van diensten tegen zo laag mogelijke kosten. De verdere implementatie van assortimentsmanagement is gekoppeld aan de invoering van het ERP-systeem (SAP), die is voorzien voor 2014. Voorts richt Defensie zich op het gebruik van geïntegreerde contractvormen. Hierbij zullen in de verschillende contractfasen de benodigde werkzaamheden worden uitbesteed aan één private partij.

Materieelprojecten

Hieronder zijn tabellen opgenomen met de DMP-projecten met een projectbudget groter dan € 25 miljoen of projecten die politiek gevoelig zijn en die in de begrotingsperiode vallen. Per project wordt een korte toelichting gegeven. Daarnaast wordt toegelicht of een project in 2011 een wijziging ondergaat of een belangrijke ontwikkeling doormaakt. Afrondingsverschillen in deze tabellen zijn mogelijk. Een meer uitgebreide toelichting op de projecten is te vinden in het MPO. Door de financiële situatie bij Defensie is een aantal projecten geherfaseerd, met als gevolg een vertraging of een reductie. Indien mogelijk worden de gevolgen per project beschreven. Daar waar het projectvolume als gevolg van prijsstijgingen is verhoogd, heeft dit geleid tot herschikkingen bij andere projecten.

Projecten in realisatie zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

186,3

181,8

2,5

2,0

   

2012

Fast Raiding Interception and Special forces Craft (FRISC)

28,6

2,0

14,1

12,5

   

2012

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons

35,1

19,9

6,0

6,2

3,0

  

2013

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten)

1 553,3

1 513,0

12,7

13,8

10,3

3,5

 

2014

LC-fregatten Munitie

335,1

300,6

3,5

2,4

4,4

9,6

10,2

2016

LC-fregatten Walreserve

37,5

36,9

0,6

    

2011

Patrouilleschepen

511,5

347,3

94,7

44,5

13,5

11,5

 

2014

Verwerving Joint Logistiek

Ondersteuningsschip (JSS)

377,6

45,9

92,0

86,9

77,1

71,1

4,6

2015

Aanpassing Mijnenbestrijdingscapaciteit (PAM)

Het project behelst de modernisering van de mijnenjaagcapaciteit van tien mijnenbestrijdingsvaartuigen en zes schepen van de Belgische Flower-klasse, alsmede de uitvoering van levensverlengend onderhoud aan deze schepen.

Fast Raiding, Interception and Special forces Craft (FRISC)

FRISC is een samenvoeging van een aantal vergelijkbare projecten voor de aanschaf van in totaal 48 kleine en snelle vaartuigen. Als gevolg van een herijking is het projectvolume met € 0,4 miljoen verhoogd.

Kwantitatieve versterking mariniersbataljons (manoeuvrebataljons Korps Mariniers)

Het project behelst de verwerving van extra materieel en infrastructuur voor de personele uitbreiding van de twee manoeuvrebataljons van het Korps Mariniers. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project met een jaar verlengd.

Luchtverdedigings- en Commandofregatten (LC-fregatten)

Het project behelst de ontwikkeling en de bouw van vier LC-fregatten, inclusief de aanschaf van bijbehorende walreservedelen en munitie. Vanwege benodigde herschikkingen is het projectvolume verlaagd met € 7,0 miljoen. Hierdoor wordt een aantal restpunten van het project doorgeschoven naar het project Instandhouding LC-fregatten.

Patrouilleschepen

Het project behelst de vervanging van vier M-fregatten door patrouilleschepen voor de uitvoering van taken in het lagere deel van het geweldsspectrum. Het projectvolume is verhoogd naar € 511,5 miljoen als gevolg van prijsstijgingen.

Verwerving Joint Logistiek Ondersteuningsschip (JSS)

Het project JSS behelst het ontwerp, de bouw en de indienststelling van een joint logistiek ondersteuningsschip. De fasering van het project is verlengd tot en met 2015.

Projecten in planning zeestrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

50–100

<25

<25

B

C

 

D

  

2010–2018

Instandhouding Goalkeeper 1

25–50

<25

<25

      

2010–2018

Instandhouding Luchtverdedigings- en Commandofregatten 2

50–100

   

A

    

2015–2019

Instandhouding M-fregatten (deels in realisatie)1

50–100

<25

<25

      

2009–2014

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten1

50–100

<25

<25

      

2009–2018

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

100–250

<25

<25

A

     

2010–2018

Midlife upgrade BV206D (MLU BV206D)2

25–50

<25

<25

A

     

2010–2014

Modificatie MK 48 torpedo1

50–100

<25

<25

      

2010–2017

1

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al aan de Kamer verzonden is.

2

Project komt voor mandatering in aanmerking.

Herintroductie mijnenveegcapaciteit

Het project behelst de verwerving van onbemande mijnenveegcapaciteit voor het CZSK ter verbetering van de mijnenbestrijdingscapaciteit. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2018. Afhankelijk van het inzetscenario komt deze capaciteit omstreeks 2018 ter beschikking.

Instandhouding Goalkeeper

Het project behelst de modernisering van de Goalkeeper. De Goalkeeper is een verdedigingsmiddel tegen inkomende Anti Surface Ship Missiles (ASSM’s). De planning is aangepast aan het reguliere onderhoudsschema van de Goalkeeper en de betrokken schepen.

Instandhouding Luchtverdedigings- en Commandofregatten

De behoefte omvat de instandhouding en verbetering van de platforminstallaties en de sensor-, wapen- en commandosystemen van vier LC-fregatten.

Instandhouding M-fregatten

Het project behelst de aanpassingen om de M-fregatten tot het moment van vervanging in stand te houden. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2014. Hierdoor zullen de aanpassingen aan fregatten een jaar later worden voltooid dan aanvankelijk was voorzien.

Instandhouding Walrusklasse onderzeeboten

Het project behelst een moderniseringsprogramma voor de verlenging van de levensduur van vier onderzeeboten tot 2025.

Maritime Tactical Ballistic Missile Defence (MTBMD)

Met de MTMBD worden de LC-fregatten voorzien van een sensorcapaciteit tegen ballistische raketten.

Midlife upgrade BV206D (MLU BV206D)

De eenheden van het Korps Mariniers hebben voertuigen met een hoge terreinvaardigheid nodig, in het bijzonder de BV206D en gepantserde rupsvoertuigen van het type Viking. De BV’s 206D zijn aan het einde van hun technische levensduur, verminderd inzetbaar en vertonen operationele tekortkomingen. De behoefte van het project MLU BV206D behelst een levensduurverlengend onderhoud, waardoor de voertuigen operationeel inzetbaar blijven tot ten minste 2020.

Modificatie MK48 torpedo

Het project behelst de verbetering van het wapensysteem MK48 torpedo van de Walrusklasse onderzeeboten. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2017. De modificatie wordt tijdig voltooid om in lijn te blijven met het project instandhouding Walrusklasse onderzeeboten.

Projecten in realisatie landstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

 

Battlefield Management System (BMS)

62,7

33,5

15,8

13,4

   

2012

Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

41,7

27,9

9,5

4,3

   

2012

Groot pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (ontwikkeling)

114,2

109,2

4,0

0,2

0,8

  

2013

Groot pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (productie)

705,7

94,6

94,4

125,6

129,9

125,2

102,5

2017

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en training

1 136,9

1 007,8

112,6

16,5

   

2012

Pantserhouwitser (PzH2000)

467,9

441,2

 

26,7

   

2012

Tactical Indoor Simulation (TACTIS)

84,1

82,9

1,2

    

2011

Vervanging genie- en doorbraaktank

77,3

23,5

17,2

32,7

3,9

  

2013

Battlefield Management System (BMS) en Datacommunicatie Mobiel Optreden (DCMO)

Het BMS en de DCMO geven ondersteuning op het gebied van operationele informatievoorziening voor de bevelvoering van grondgebonden eenheden van het CLAS.

Groot Pantserwielvoertuig (GPW, Boxer) (ontwikkeling en productie)

Dit project behelst de internationale ontwikkeling en serieproductie van een nieuw pantserwielvoertuig. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2017. Het projectvolume is verhoogd tot € 819,9 miljoen als gevolg van prijsstijgingen.

Infanterie Gevechtsvoertuig (IGV), productie en training

Het project behelst de invoering van het pantservoertuig CV-90.

Pantserhouwitser (PzH2000)

Het project behelst de verwerving van Pantserhouwitsers. Het project is geherfaseerd tot 2012 als gevolg van een uitgestelde BTW-betaling over overtollige Pantserhouwitsers die in opslag staan.

Tactical Indoor Simulation (TACTIS)

Het doel van dit project is een belangrijke kwaliteitsverbetering in de opleidings- en trainingscyclus van de gemechaniseerde eenheden van het CLAS. Naar verwachting zal het systeem eind 2010 worden opgeleverd.

Vervanging genie- en doorbraaktank

Het project behelst de vervanging van genie- en doorbraaktanks. Het projectvolume is verhoogd tot € 77,3 miljoen als gevolg van prijsstijgingen.

Projecten in planning landstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Project-volume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV) 1

25–50

   

A

    

2013–2018

Vervanging Bouwmachines grondverzet en wegherstelmiddelen1

25–50

   

A

    

2015–2018

Vervanging Brugleggende tank

50–100

<25

  

D

    

2010–2018

Vervanging Mortier-opsporingsradar (MOR)

50–100

 

<25

A

     

2011–2014

Verwerving CE- pakketten IGV1

50–100

 

<25

A

     

2011–2015

Verwerving Precision Guided Munition (PGM) 2

25–50

<25

<25

      

2010–2014

1

Project komt voor mandatering in aanmerking.

2

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief aan de Kamer verzonden is.

Capability Upgrade Elektronische Oorlogvoering (CUP EOV)

Het project behelst de verbetering van het huidige EOV-systeem. Het project is vanwege de versoberingmaatregelen geherfaseerd.

Vervanging Bouwmachines grondverzet en wegherstelmiddelen

Doelstelling van het project is de grondverzet- en wegherstelcapaciteit en overslagcapaciteit voor Defensie te garanderen door de vervanging van de universele bouwmachine Werklust uit 1991.

Vervanging Brugleggende tank

Het project behelst de vervanging van de brugleggende tanks. De planning van de D-brief is met een jaar uitgesteld als gevolg van de harmonisatiemaatregelen.

Vervanging Mortieropsporingsradar (MOR)

Het project behelst de vervanging van Mortieropsporingsradar. Deze radar is essentieel voor een goede situational awareness in het bijzonder voor de bestrijding van vijandelijke grondwapens.

Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van dit project verkort tot 2014.

Verwerving CE-pakketten IGV

Het project behelst de verwerving van beschermingspakketten van het Infanterie Gevechtsvoertuig, het hoofdwapensysteem van de pantserinfanterie van de gemechaniseerde brigades. Naar aanleiding van een studie is het project geherfaseerd, waardoor de A-fase met een jaar is verlengd.

Verwerving Precision Guided Munition (PGM)

Het project behelst de verwerving van precision guided munition voor de Pantserhouwitser. Het project is verdeeld in twee deelprojecten: de verwerving van geleide munitiesoorten en de verwerving van course correcting fuses. Het totale projectbudget is ongewijzigd.

Projecten in realisatie luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Aanschaf C-130 /

(K)DC-10 Simulatoren

34,9

30,8

2,9

1,2

   

2012

AH-64D MTADS

83,5

69,8

9,5

4,2

   

2012

AH-64D Upgrade

122,3

3,0

17,6

39,5

49,6

12,6

 

2014

Chinook uitbreiding en versterking (4 + 2)

364,1

275,9

76,5

11,7

   

2012

Derde DC-10

45,3

33,0

4,0

8,3

   

2012

F-16 Link 16

120,6

114,5

6,0

0,1

   

2012

F-16 M5 modificatie

52,3

36,0

11,5

4,8

   

2012

F-16 Mode 5 IFF

40,8

17,7

12,5

9,5

1,1

  

2013

F-16 Verbetering lucht-grondbewapening, fase 1

61,9

37,2

3,6

  

21,1

 

2014

F-16 Zelfbescherming (ASE)

81,0

4,0

9,3

27,1

40,6

  

2013

Vervanging F-16 System Development and Demonstration

792,1

779,4

11,6

1,1

   

2012

Vervanging F-16 NL projecten

48,4

36,9

8,5

3,0

   

2012

Aanschaf C-130/(K)DC-10 Simulatoren

Het project behelst de aanschaf van simulatoren voor de vliegtuigtypes C-130 en (K)DC-10, voor de opleiding en training van de bemanningen. Doordat de verwerving van de simulatoren wordt gecombineerd met de aanschaf van onderwijsleermiddelen is het projectvolume verhoogd tot € 34,9 miljoen.

AH-64D (Modernised Target Acquisition and Designation Sight) (MTADS)

Het project behelst de verbetering van de detectie- en identificatiecapaciteit van de Apache-helikopter.

AH-64D Upgrade

Het project behelst de modernisering van de Apache-helikopter.

Chinook uitbreiding en versterking (4+2)

Naast een uitbreiding met vier toestellen en vervanging van twee toestellen, voorziet het project in de verwerving van beperkte voorzieningen voor de uitvoering en ondersteuning van speciale operaties.

Het projectbudget is aangepast aan de benodigde BTW-fondsen.

Derde DC-10

Het project behelst de uitbreiding van de strategische luchttransportcapaciteit met een derde DC-10. De fasering van het project is verlengd tot 2012 vanwege de doorlooptijd van het deelproject CUP.

F-16 Link-16

Het project behelst de aankoop van modificatiepakketten en apparatuur voor de F-16, alsmede grondstations en terminals ten behoeve van de nieuwe NAVO-standaard, Link-16. Dit project is voltooid, waarbij alleen de laatste betalingen nog doorgaan tot 2012.

F-16 M5 modificatie

Het project behelst de modificatie van zowel de hardware als de software voor de F-16 met het oog op de instandhouding en modernisering van de toestellen.

F-16 Mode 5 IFF

Het project behelst de vervanging in NAVO-verband van het mode 4 Identification Friend of Foe (IFF)– systeem, door mode 5 op de F-16. Doel hiervan is het versluierd kunnen uitvoeren van identificatie van vriendschappelijke of vijandelijke eenheden.

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening, fase 1

Dit project heeft tot doel de bewapening van de F-16 aan te vullen en te verbeteren. Vanwege benodigde herschikkingen is een deel van de projectuitgaven geherfaseerd tot 2014.

F-16 Zelfbescherming (ASE)

Het behelst een verbetering van de zelfbescherming van de F-16 door een modernisering van de radarstoorzender en de verbetering van de presentatie in de cockpit.

Vervanging F-16 SDD/NL-projecten

Het project Vervanging F-16 heeft als doel tijdig te voorzien in de vervanging van de F-16 jachtvliegtuigen van de Nederlandse krijgsmacht. De uitgaven betreffen de deelneming aan de SDD-fase van het F-35 programma en de Nederlandse projecten die deel uitmaken van de vaste Nederlandse bijdrage aan de SDD.

Projecten in planning luchtstrijdkrachten (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

AH-64D Verbetering bewapening 1

25–50

  

A

     

2012–2016

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

50–100

<25

<25

B

C

D

   

2010–2015

Chinook Midlife Update (MLU)

>250

  

A

     

2014–2018

Cougar Midlife update (MLU)1

50–100

  

A

     

2012–2016

F-16 infrarood geleide lucht-lucht raket 2

25–50

        

2012–2017

F-16 M6.5 onderhoudstape1

<25

 

<25

A

     

2011–2015

F-16 Verbetering lucht-grond bewapening, fase 2

100–250

<25

<25

B, C, D

     

2010–2019

Patriot Vervanging COMPATRIOT2

25–50

<25

<25

      

2010–2013

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/productie

>250

100–250

100–250

  

D

   

2007–2024

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw Milligen

50–100

 

<25

 

B

C

 

D

 

2011–2016

1

Project komt voor mandatering in aanmerking.

2

Gemandateerde projecten waarvan de A-brief al aan de Kamer verzonden is.

AH-64D Verbetering bewapening

Dit project behelst een herziening van het munitiepakket voor de Apache. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2016. Hierdoor komt de verbeterde bewapening een jaar later ter beschikking.

AH-64D Zelfbescherming (ASE)

Met dit project worden de Apache-helikopters voorzien van een volwaardig zelfbeschermingsysteem.

Chinook Midlife Update (MLU)

Het betreft de instandhouding en noodzakelijke operationele verbeteringen aan de Chinook-helikopter.

Door een aanvullende studie in de A-fase is het project met een jaar verlengd.

Cougar Midlife Update (MLU)

Naast de vervanging van verouderde onderdelen wordt ook een aantal verbeteringen aangebracht ten behoeve van de operationele inzetbaarheid van de Cougar-helikopter. Door een aanvullende studie in de A-fase is het project met een jaar verlengd.

F-16 Infrarood geleide lucht-lucht raket

Het project behelst de vervanging van de infrarood geleide lucht-lucht raketten op de F-16.

F-16 M6.5 onderhoudstape

De vloot F-16 gevechtsvliegtuigen dient periodiek te worden gemodificeerd zodat de toestellen gedurende de resterende gebruiksduur effectief en inter-operabel kunnen blijven opereren en blijven voldoen aan de hoge eisen met betrekking tot veiligheid en bescherming. De M6.5-modificatie betreft in het bijzonder het onderhoud van de vliegtuigsoftware.

F-16 Verbetering lucht-grondbewapening, fase 2

Dit project behelst de verbetering en aanvulling van de bewapening van de F-16. Door een herijking van de behoeftestelling is een deel van het projectbudget geherfaseerd. Hierover is de Kamer geïnformeerd met de B-brief van 13 april 2010 (Kamerstuk 27 830, nr. 74).

Patriot Vervanging COMPATRIOT

Het verbindingssysteem COMPATRIOT ondersteunt de commandovoering en vuurleiding van het Patriotsysteem. Het huidige COMPATRIOT-systeem is technisch en economisch verouderd en dient te worden vervangen.

Het project is geherfaseerd en met een jaar verlengd.

Vervanging F-16 Voortgezette verwervingsvoorbereiding/productie

Gelet op de in het voorjaar van 2010 gemelde herstructurering van het F-35 programma is een deel van de in de begrotingsperiode geraamde Nederlandse projectuitgaven verschoven naar latere jaren. Zoals gemeld (Kamerbrieven 26 488, nrs. 232, 242 en 244) moet gedetailleerde financiële informatie over de F-35 nog beschikbaar komen om vervolgens de gevolgen voor het project Vervanging F-16 in kaart te kunnen brengen. Hierover zal de Kamer worden geïnformeerd.

De Kamer is door de minister van Economische Zaken geïnformeerd over de overeenkomst tussen de Staat en de Nederlandse luchtvaartindustrie over het afdrachtpercentage voor de JSF-business case. Na arbitrage is in 2010 het tekort in de JSF-business case vastgesteld op € 157 miljoen (netto contant, prijspeil 2001). Van het tekort wordt € 105 miljoen terugontvangen uit afdrachten van de industrie over de JSF-gerelateerde omzet. Daarnaast verlagen het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Defensie hun uitgaven elk met € 26 miljoen. Deze uitgavenverlaging komt gunste van het generale beeld en draagt daardoor bij aan de vermindering van de rentelast op de staatschuld. De in dat kader overeengekomen defensiebijdrage is in mindering gebracht op de defensiebegroting en ten laste gebracht van het projectbudget Vervanging F-16 in de jaren 2012 en 2013.

Vervanging Medium Power Radars in Wier en Nieuw Milligen

Het betreft de vervanging van twee langeafstandsradars in Wier en Nieuw Milligen. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2016. De nieuwe Medium Power Radars komen een jaar later beschikbaar.

Projecten in realisatie defensiebreed (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Projectvolume

Raming uitgaven

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

C-17

138,3

128,5

9,6

0,2

   

2012

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) (blok 2 & 3)

34,2

28,1

3,3

 

2,8

  

2013

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

135,9

101,4

15,0

9,3

9,2

1,0

 

2014

Modernisering navigatiesystemen

36,4

18,2

5,9

9,3

3,0

  

2013

NH-90

1 169,5

714,8

143,3

158,9

115,1

37,4

 

2014

Operationele Aanpassingen Diemaco (OAD/SRIM)

44,3

28,5

15,8

    

2011

Richtkijker wapen schutter lange afstand

30,5

20,6

5,6

4,3

   

2012

C-17

Het project behelst de deelname aan het C-17 initiatief van de NAVO ten behoeve van de vergroting van de strategische luchttransportcapaciteit.

Counter Improvised Explosive Devices (C-IED) (blok 2 & 3)

Het project behelst een programma dat bestaat uit diverse deelprojecten om de Improvised Explosive Devices (IED) dreiging breder aan te pakken.

Militaire Satelliet Communicatie lange termijn defensiebreed (MILSATCOM)

Doel van het project is te voorzien in de behoefte van de krijgsmacht aan satellietcapaciteit voor militair gebruik. De lancering van de eerste van de in totaal vier satellieten heeft plaatsgevonden op 14 augustus 2010. Deze satellieten zullen gaan voorzien in benodigde Advanced Extreme High Frequency (AEHF-) ruimtecapaciteit.

Modernisering navigatiesystemen

Doel van dit project is een krijgsmachtbrede behoefte aan modernisering en uitbreiding van navigatiemiddelen en daarmee samenhangende maritieme identificatiemiddelen.

NH-90

Defensie participeert in het internationale NH-90 programma, met als doel de aanschaf en ontwikkeling van twintig NH-90 helikopters. Door NATO Helicopter Industries is begonnen met de levering van de eerste helikopters aan Nederland. Het projectvolume is verhoogd als gevolg van een samenvoeging met het project verwerving tweede tranche Initial In Service Support (IISS) reservedelen NH-90 en als gevolg van prijsstijgingen.

Operationele Aanpassingen Diemaco (OAD) en Snelrichtmiddelen (SRIM)

Het project behelst de verbetering van Diemaco-geweren en Minimi-machinegeweren voor het optreden van gevechtseenheden. De wapens zullen worden voorzien van een aantal universele en functiegebonden aanpassingen.

Richtkijker wapen schutter lange afstand

Het geweer lange afstand (GLA) zal worden voorzien van apparatuur om onder alle omstandigheden effectief ingezet te kunnen worden.

Projecten in planning defensiebreed (bedragen x € 1 miljoen)

Project-omschrijving

Project-volume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Planning DMP proces

Fasering

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Combat Identification (Combat ID) 1

25–50

  

A

     

2012–2016

Defensiebrede vervanging wielberging

50–100

  

A

     

2018–2020

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

>250

<25

<25

 

B

C

D

  

2009–2019

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/ Mode S)1

25–50

  

A

     

2013–2016

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

>250

<25

<25

 

C

D

   

2007–2018

Vervanging deelsystemen TITAAN1

50–100

<25

<25

      

2010–2024

Vervanging grondterminals MILSATCOM1

25–50

      

A

 

2017–2019

Vervanging HF/VHF-radio (EZB/FM9000)

100–250

  

A

     

2013–2018

Vervanging licht indirect vurend systeem (LIVS)

100–250

   

A

    

2015–2018

Verwerving HV-brillen – deel CLAS en deel CZSK 2

25–50

        

2012–2013

1

Project komt voor mandatering in aanmerking

2

Gemandateerde projecten waarvan het A-document al aan de Kamer verzonden is.

Combat Identification (Combat ID)

Combat ID geeft grond- en luchtgebonden eenheden een ID-capaciteit zodat identificatie vanuit de lucht, maar ook onderling op de grond, kan worden verbeterd.

Defensiebrede vervanging wielberging

Het project behelst de vervanging van de huidige wielberging. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2020. De vervangende capaciteit komt vier jaar later beschikbaar.

Defensiebrede vervanging operationele wielvoertuigen

Het project behelst de defensiebrede vervanging van de operationele wielvoertuigen. Vanwege de benodigde herschikkingen is het project geherfaseerd.

Nieuwe generatie identificatiesystemen (IFF mode 5/mode S)

Het project behelst de vervanging van het mode 4 IFF/mode 3A voor respectievelijk mode 5/mode S in NAVO-verband. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd en duurt van 2013 tot en met 2016. Hierdoor komen de nieuwe identificatiesystemen twee jaar later ter beschikking.

Verbeterd Operationeel Soldaat Systeem (VOSS)

Doel van het project is de verbetering van de uitrusting en de (informatie) ondersteuning van de te voet optredende soldaat.

Vervanging deelsystemen TITAAN

Iedere vijf jaar moeten de deelsystemen TITAAN, de basis ICT-infrastructuur voor grondgebonden optreden, worden vervangen. Ten gevolge van de veranderingen op ICT-gebied zijn daarnaast regelmatig upgrades van het TITAAN-netwerk noodzakelijk. De aanvang van het project is voorzien voor 2010.

Vervanging grondterminals MILSATCOM

Doel van het project is te voorzien in een gefaseerde vervanging van de huidige mobiele landterminals (SHF Tactische Terminals) van het Militaire Satelliet Communicatie (MILSATCOM) systeem. Vanwege benodigde herschikkingen is de fasering van het project verlengd tot 2019. Hierdoor komen de systemen een jaar later beschikbaar.

Vervanging HF/VHF-radio (EZB/FM9000)

Het project behelst de vervanging van twee typen radio’s.

Vervanging licht indirect vurend systeem (LIVS)

Dit project behelst de vervanging van grondgebonden vuursteuncapaciteit voor het CLAS en het CZSK als de 120mm mortieren HB Raye uitfaseren. Deze vuursteuncapaciteit van de lichte eenheden heeft tot taak doelen te bestrijden die buiten het bereik liggen van de bij de gevechtseenheden ingedeelde wapensystemen.

Verwerving HV-brillen – deel CLAS en deel CZSK

Het project behelst de verwerving van helderheidsversterkende (HV)-brillen ten behoeve van het optreden in duisternis. Het betreft de vervanging van en daarnaast een aanvulling op de huidige door Defensie gebruikte HV-brillen.

Investeringen Koninklijke marechaussee

Dit betreft de investeringsprojecten – voor zover niet in infrastructuur en informatievoorziening – ten behoeve van het CKmar. Van geen van de projecten bedraagt het investeringsbudget meer dan € 25,0 miljoen.

Investering overig

Dit betreft de investeringsprojecten voor enkele overige defensieonderdelen, zoals het Commando DienstenCentra (CDC), de Bestuursstaf (BS) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD). Van geen van de projecten bedraagt het investeringsbudget meer dan € 25 miljoen.

Instandhouding van materieel

Operationele doelstelling 2:

Motivering

Om de output van de operationele eenheden te verzekeren, moeten deze beschikken over voldoende inzetbaar materieel. De DMO voorziet hierin enerzijds door zorg te dragen voor (hoger) onderhoud aan de wapensystemen en de componenten hiervan en anderzijds door het op peil houden van de benodigde hoeveelheid reservedelen. Voor het verbeteren van de materiële beschikbaarheid van de wapensystemen tegen zo laag mogelijke kosten, gebruikt Defensie het «wapensysteemmanagement». Dit is een belangrijk speerpunt van de DMO en ziet ook op de beheersing van de kosten van materiële exploitatie en op het kunnen inspelen op economische ontwikkelingen, zoals de uitvoering van maatregelen die zijn ingevoerd ten gevolge van de kredietcrisis. Het professionaliseren van wapensysteemmanagement betreft beter zicht op gehele levensduur, te beginnen met instandhoudingsvoorbereiding tijdens nieuwbouw. In de exploitatiefase behelst dit de invoering van onderhouds-, bevoorradings- en gebruikskostenanalyses, het creëren van inzicht in resterende levensduurkosten en sturing met behulp van roadmaps. Doel van de professionalisering is de optimalisering van beschikbaarheid van materieel en de daarmee gepaard gaande kosten. Hierbij wordt nauw samengewerkt met de industrie.

Instrumenten

Voor de professionalisering van het wapensysteemmanagement wordt een aantal instrumenten ingevoerd. Het betreft uniforme systeem- en Integrated Logistic Support-plannen, verbeterde opleidingen, categorisering van het materieel, verbeterde en integrale instandhoudingsanalyses, het hebben van kenniscentra, aansluiting bij SAP en kostenmodellen, verheldering van ketens en ketenprocessen en verbetering van informatievoorziening in de keten door het gebruik van portals.

De uitvoering van instandhouding van materieel wordt hoofdzakelijk verzorgd door het Marinebedrijf in Den Helder, het Logistiek Centrum in Woensdrecht en het Landelijk Bevoorradingsbedrijf gevestigd op meerdere locaties in het land. Het Landelijk Bevoorradingsbedrijf bestaat uit meerdere bedrijven en wordt momenteel gereorganiseerd. Vanaf begin 2011 vallen de drie ketenlogistieke bedrijven organiek onder de Directie Logistieke Bedrijven. Het betreft het Kleding en persoonsgebonden uitrustingsbedrijf, het Defensie bedrijfsstoffen bedrijf en het Defensie munitiebedrijf. Het Defensiebedrijf grondgebonden systemen zal een instandhoudingsbedrijf worden. Het door de instandhoudingsbedrijven uitgevoerde depot-level-onderhoud en intermediate-level-onderhoud omvat preventief, correctief en modificatief onderhoud. De uitvoering van het intermediate-level onderhoud wordt voor de ondersteuning van zowel de land- als luchtstrijdkrachten voor een groot deel door het operationele commando uitgevoerd. Met het preventief onderhoud wordt de geplande technische en economische levensduur van wapensystemen en componenten gerealiseerd. Met correctief onderhoud worden geconstateerde klachten van gebruikers verholpen. Met modificatief onderhoud worden door de gebruiker gewenste aanpassingen uitgevoerd, alsmede door de leverancier voorgeschreven technische verbeteringen van de wapensystemen. Verder beschikt de DMO over onderdelen, zowel in Den Haag als elders in het land, die zorg dragen voor het bevoorradingsproces van de krijgsmacht. Dit proces ziet op verwerven, in ontvangst nemen, op voorraad houden en verstrekken van materieel aan gebruikers. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen repareerbaar materieel en verbruiksmaterieel. Het repareerbare materieel, veelal een onderdeel van een groter wapensysteem, komt na een periode van intensief gebruik terug naar het betreffende onderdeel van de DMO. Daar wordt bezien of het materieel ter plaatse kan worden hersteld of dat dit bij de industrie moet plaatsvinden. Na reparatie komt het materieel weer terug in het bevoorradingsproces en wordt het opnieuw aan een instandhouder of gebruiker verstrekt.

In 2006 heeft Defensie gekozen voor de ontwikkeling van prestatiesturing. De uitwerking van financiële prestatiesturing bij de DMO heeft plaats door middel van de ontwikkeling en de implementatie van een kostprijsmodel voor de instandhouding van wapensystemen. Het kostprijsmodel is in 2010 gebruikt bij het verbeteren van de beheersing van de materiële exploitatie, en maakt deel uit van de besluitvorming over de instandhouding van materieel. De verdere implementatie voor de hoofdwapensystemen heeft de komende jaren plaats, waardoor het opstellen van pxq-ramingen mogelijk wordt. In 2011 wordt begonnen aan de invoering van het kostprijsmodel voor de luchtsystemen.

Redeployment ISAF

De werkzaamheden die de DMO zal uitvoeren ten behoeve van de redeployment beginnen op het moment dat materieel vanaf 1 augustus 2010 terugkeert naar Nederland en aan de DMO wordt aangeboden. De werkzaamheden duren naar verwachting tot eind 2012. Vanaf die datum is het materieel opgenomen in de voorraden, overgedragen aan de operationele commando’s, afgestoten of geschonken aan derden. Door een tekort aan personeel kunnen de richtlijnen voor de onderhoudsniveaus niet worden toegepast voor het CLAS, het CKmar en voor het materieel dat door fast track procurement is verworven. Om deze redenen wordt door de DMO gebruik gemaakt van externe capaciteiten. Het budget voor de redeployment vormt geen onderdeel van het beleidsartikel 25, maar is opgenomen in het beleidsartikel 20 Uitvoeren crisisbeheersingsoperaties.

De inspanningen voor de DMO liggen op het gebied van:

  • het afsluiten van contracten voor de uitbesteding van werk, de aankoop van reservedelen en voor vervangingsinvesteringen;

  • de afstoting van overtollig materieel, zowel vanuit het missiegebied als vanuit Nederland;

  • de uitvoering van werkzaamheden door de Logistieke Bedrijven van de DMO;

  • het geven van advies en het verlenen van assistentie op het gebied van systeem- en ketenlogistiek.

Prestatiegegevens DMO

De prestaties op het gebied van logistieke ondersteuning door de DMO aan de andere defensieonderdelen worden vastgelegd in dienstverleningsovereenkomsten. In het driehoeksoverleg tussen de gebruiker, de normsteller en de onderhouder wordt op diverse niveaus over de uitvoering van de dienstverleningsovereenkomsten en de door de DMO geleverde prestaties overleg gevoerd.

Hierbij staat centraal het door de DMO uit te voeren onderhoud aan de hoofdwapensystemen en de tijdige beschikbaarheid van het hoofdwapensysteem voor de operationele inzet. De leverbetrouwbaarheid van bevoorrading en de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties vormen hierbij de belangrijkste indicatoren voor de tijdige beschikbaarheid van het materieel dat de operationele commando’s nodig hebben. De leverbetrouwbaarheid van bevoorrading wordt in de vorm van prestatie-indicatoren gerapporteerd door de DMO-bedrijven. Het afgelopen jaar is een uniforme indicator voor de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties in gebruik genomen. Het streven naar uniformiteit in de begripsomschrijving van de indicator levert de beperking op dat de indicator niet voor alle werkpakketten binnen de DMO een representatief beeld genereert van de geleverde prestaties. Defensie streeft ernaar om vanaf 1 januari 2011 te gaan werken met een bijgestelde prestatie-indicator voor de leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties. Deze indicator zal worden opgeleverd door het Marinebedrijf, het Defensie Bedrijf Grondgebonden Systemen en het Logistiek Centrum Woensdrecht.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde

Leverbetrouwbaarheid bevoorrading

De indicator Leverbetrouwbaarheid bevoorrading geeft inzicht in de mate waarin de leveringen uit de voorraad, zowel centraal als decentraal, van de DMO-bedrijven worden gerealiseerd. Dit geschiedt op basis van de in de meetperiode geplande leveringen van de voorraad door de bedrijven die tijdig hebben plaatsgevonden.

80%

   
 

Berekeningswijze

(Het aantal tijdige leveringen van de voorraad, zowel centraal als decentraal van de DMO-bedrijven gedeeld door het aantal in de meetperiode gedane voorraadaanvragen.) x 100%

 

Leverbetrouwbaarheid van onderhoud en modificaties

De indicator Leverbetrouwbaarheid onderhoud en modificaties geeft inzicht in de mate waarin het onderhoud en de modificatie aan het materieel wordt gerealiseerd. Dit geschiedt op basis van de in de meetperiode geplande opleveringen van onderhoud en modificaties die door de bedrijven tijdig zijn uitgevoerd.

P.M.

   
 

Berekeningswijze

(Het aantal opleveringen van onderhoud en modificaties dat tijdig is opgeleverd gedeeld door het aantal in de meetperiode geplande opleveringen van onderhoud en modificaties) x 100%

 

De streefwaarde van de indicator «leverbetrouwbaarheid bevoorrading» is voor alle DMO-bedrijven op 80 procent gesteld. Deze streefwaarde vormt een goed uitgangspunt voor een verantwoord evenwicht tussen effectiviteit en efficiëntie. De effectiviteit wordt gewaarborgd door een goed inzicht in de knelpunten in de bevoorrading en de kritische artikelen die nodig zijn voor de operationele gereedheid en door daarnaast de kwaliteit van de bevoorrading in de inzetgebieden voorop te stellen. De efficiëntie wordt gewaarborgd door de streefwaarde niet onnodig hoog te laten zijn.

Afstoting overtollig materieel

Operationele doelstelling 3:

De DMO is binnen Defensie belast met de afstoting van overtollige roerende zaken. Onder afstoting wordt verstaan het verkopen, inruilen, schenken of vernietigen van materieel. Verkoop heeft de voorkeur en geschiedt in samenwerking met Domeinen Roerende Zaken, onderdeel van het ministerie van Financiën.

Een raming van de verkoopopbrengsten voor de komende jaren is in de begroting opgenomen. Een deel van de opbrengsten is zeker, aangezien het termijnbetalingen betreft van reeds gesloten contracten. De verkoopopbrengsten zijn op grond van de middelenafspraak met het ministerie van Financiën bestemd voor Defensie.

Bij de afstoting van roerende zaken wordt onderscheid gemaakt tussen niet-strategische en strategische roerende zaken. Overtollige niet-strategische roerende zaken worden direct aan de Domeinen Roerende Zaken overgedragen. Deze goederen worden door Domeinen openbaar verkocht. Overtollige strategische roerende zaken, zoals wapensystemen, worden om veiligheidsredenen niet aan Domeinen overgedragen. De verkoop geschiedt wel in samenwerking met Domeinen, in de regel op grond van government-to-government overeenkomsten. Daarnaast wordt iedere voorgenomen verkooptransactie van strategisch materieel in de commissie Verkoop defensiematerieel behandeld. Hierin zijn de ministeries van Financiën, Buitenlandse Zaken, Economische Zaken en Defensie vertegenwoordigd.

Overtollige waardevolle wapensystemen kunnen veelal niet in de bestaande staat worden verkocht. Ze worden door de DMO in de door de klant gewenste staat van onderhoud gebracht of gemodificeerd. Daarnaast is het meestal noodzakelijk personeel op te leiden. Dit gebeurt op de diverse opleidingsinstituten van de operationele commando’s en vergt de nodige inspanningen van de diverse geledingen van de defensieorganisatie. Hierbij streeft Defensie er naar het ondersteuningspakket zo beperkt mogelijk te houden, zodat slechts een gering beroep wordt gedaan op de personele en materiële capaciteiten van Defensie.

In 2010 zijn tot nu toe twee relatief grote verkoopcontracten gesloten. Het betreft de verkoop van twee Fokker 60 Maritiem vliegtuigen aan Peru en een grote hoeveelheid landmachtmaterieel aan Jordanië.

De inspanningen voor de verkoop van de overtollige Pantserhouwitsers, de Leopard 2A6 tank, het Cheetah-luchtverdedigingsysteem en de resterende Fokker-vliegtuigen hebben nog niet geleid tot resultaat. Momenteel bestaan contacten met potentiële afnemers. De vooruitzichten op verkoop van dit materieel lijken nog reëel. Het streven blijft om het overtollige materieel zo snel mogelijk te verkopen.

Projecten in Afstoting

Fokker 60 Vracht (Utility Aircraft) en Fokker 60 Maritiem (Maritime Patrol Aircraft, MPA)

Het project behelst de afstoting van twee Fokker 60 Utility vliegtuigen en twee Fokker 60 MPA vliegtuigen die operationeel niet meer nodig zijn. Deze worden vervangen door de aanschaf van de derde en vierde C-130.

De twee Fokker 60 MPA vliegtuigen zijn verkocht.

Fokker 50 Vliegtuig

Het project behelst de afstoting van twee Fokker 50 vliegtuigen die in gebruik zijn voor passagiersvervoer.

Leopard 2A6 Gevechtstank

Het project behelst de afstoting van 28 gevechtstanks.

M-109 A2/90 Gemechaniseerde 155 mm Houwitser

Het project behelst de afstoting van 126 Houwitsers (vuurmonden), die worden vervangen door de Pantserhouwitser. Door verkoop en andere bestemmingen zijn geen M-109 Houwitsers meer in afstoting.

Pantserhouwitser

Het project behelst de afstoting van 26 Pantserhouwitsers als gevolg van een verminderde behoefte en om ruimte te scheppen voor noodzakelijke investeringen.

Pantserrupscommandovoertuig M-577

Het project betreft de afstoting van 54 pantserrupscommandovoertuigen M-577. Gedeeltelijk bestaat hier geen operationele behoefte meer aan. Gedeeltelijk worden deze vervangen door de Fennek, de CV-90 en de Boxer. Alle overtollige M-577 commandovoertuigen zijn verkocht.

Pantserrupsvoertuig tegen luchtdoelen (PRTL)

Het project behelst de afstoting van 60 pantserrupsvoertuigen Cheetah, die worden vervangen door het Stinger wapensysteem.

Pantserrupsvoertuig YPR-765 en YPR-806, diverse types

Het project behelst de afstoting van 762 pantserrupsvoertuigen. Gedeeltelijk bestaat er geen operationele behoefte meer aan. Gedeeltelijk worden deze vervangen door de Fennek, de CV-90 en de Boxer. Er zijn 424 YPR-765 pantserrupsvoertuigen (diverse types) en 17 YPR-806 pantserrupsvoertuigen verkocht.

2.2.7. Commando DienstenCentra (CDC) – beleidsartikel 26

Algemene doelstelling

Het Commando DienstenCentra voorziet in een doelmatige en doeltreffende ondersteuning van de krijgsmacht.

Omschrijving van de samenhang in het beleid

Om de krijgsmacht effectief te kunnen inzetten is het binnen de kaders van het besturingsmodel noodzakelijk dat de operationele eenheden in hun rol als klant te allen tijde gebruik kunnen maken van een doeltreffende en doelmatige dienstverlening. Daartoe sluit men overeenkomsten met de leverancier.

Op grond van de criteria functionaliteit, bedrijfstypologie, processen, omvang en beheersbaarheid zijn de CDC-bedrijven en diensten vooralsnog ingedeeld in acht bedrijfsgroepen. Het CDC wil verder groeien naar een kostenbewuste en klantgerichte «shared-service-organisatie». De bedrijfsvoering is daarom gericht op het voor de klant inzichtelijk maken van zowel de prijs als de kwaliteit en kwantiteit van de producten en diensten van het CDC. Benchmarkonderzoeken, sourcingstoetsen en onderzoeken naar de prijsvorming zorgen ervoor dat het CDC als interne leverancier binnen de defensieorganisatie de prijzen zo laag mogelijk en marktconform houdt.

Om doelmatigheid en klantgerichtheid te vergroten, zal het CDC in 2011 het aanbieden van de dienstverlening verder integreren. De klant kan hierdoor laagdrempelig bij de verschillende vormen van het front-office in één keer zijn vraag kwijt naar één of meerdere diensten tegelijk. De coördinatie tussen de verschillende diensten is voortaan niet langer de zorg van de klant. Ook wordt daarbij gewerkt aan een vereenvoudigde verwerking in de BPB-cyclus van een geheel pakket aan diensten.

Verantwoordelijkheid

De minister is verantwoordelijk voor een klantgerichte en doelmatige dienstverlening binnen Defensie.

Externe factoren

Het behalen van de algemene doelstelling hangt af van onder meer de beschikbaarheid van voldoende opgeleid en gemotiveerd personeel. De personele vulling wordt mede bepaald door niet-beïnvloedbare factoren als de demografische ontwikkeling, de economische situatie, de ontwikkeling van de markt en de mogelijke uitbesteding van diensten. Verder is Defensie afhankelijk van de beschikbaarheid van productiecapaciteit, tijd en geld bij de leveranciers en van algemene ontwikkelingen in de markt.

Budgettaire gevolgen van het beleid

De financiële middelen die het CDC ter beschikking staan voor het behalen van de operationele doelstellingen zijn in de onderstaande tabel opgenomen.

Bedragen x € 1 000

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Verplichtingen

1 274 914

1 090 989

1 162 760

1 140 968

1 123 927

1 080 092

1 038 118

Uitgaven

       

Programma-uitgaven

       

waarvan juridisch verplicht per 31-12-2010

  

864 353

756 098

646 157

572 584

501 339

Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie

56 254

48 323

50 240

49 917

48 975

48 612

48 792

Bedrijfsgroep Transport

99 740

89 114

88 887

85 776

83 599

79 262

78 269

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg

93 146

80 508

76 815

76 047

74 836

74 273

74 552

Bedrijfsgroep Facility Services

207 986

155 961

160 281

157 052

156 153

153 992

154 481

Bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten

114 462

126 946

94 043

92 696

92 351

91 640

91 993

Nederlandse Defensie Academie

63 674

55 764

52 021

51 618

51 448

51 181

51 374

Attachés

20 587

20 688

20 688

20 688

20 688

20 688

20 688

Investeringen Infrastructuur

220 069

231 051

233 401

244 649

230 384

200 109

180 061

Investeringen Informatievoorziening

90 826

94 392

95 087

86 130

96 136

103 017

98 121

Exploitatie Informatievoorziening

127 345

156 491

145 423

143 558

139 517

131 533

113 195

Totaal programma-uitgaven

1 094 089

1 059 238

1 016 886

1 008 131

994 087

954 307

911 526

Apparaatsuitgaven

       

Staf Commando DienstenCentra

59 628

18 583

136 007

123 824

120 723

116 689

117 462

Bijdragen aan baten-lastendiensten

12 376

10 168

9 867

9 013

9 117

9 096

9 120

Totaal apparaatsuitgaven

72 004

28 751

145 874

132 837

129 840

125 785

126 592

Totaal uitgaven

1 166 093

1 087 989

1 162 760

1 140 968

1 123 927

1 080 092

1 038 118

Ontvangsten

       

Totaal ontvangsten, waarvan

85 418

98 939

129 269

53 769

85 519

69 719

61 819

Verkoopopbrengsten

27 715

54 585

84 900

9 400

41 200

25 400

17 500

Overige ontvangsten

57 703

44 354

44 369

44 369

44 319

44 319

44 319

Operationele doelstelling

Ten behoeve van de operationele doelstellingen van Defensie levert het CDC een breed scala aan diensten, dat hieraan indirect bijdraagt. Een deel van de diensten levert daarnaast een rechtstreekse bijdrage aan de operationele inzet of de operationele gereedstelling van eenheden. Deze diensten bevinden zich op het zogenaamde «operationele koppelvlak». Deze diensten worden apart bijgehouden. Dit is onder de paragraaf prestatiegegevens uitgewerkt.

Prestatiegegevens klanten

De klant/leverancierverhouding tussen de bedrijfsgroepen van het CDC en de defensieonderdelen wordt vormgegeven met dienstverleningsovereenkomsten (dvo’s). Hierin zijn afspraken gemaakt over te leveren prestaties.

De dvo’s worden in financiële volumes gesloten met de defensieonderdelen (klanten). Hieraan kan een (vooraf overeengekomen) pxq-planning ten grondslag liggen. Ook kan sprake zijn van een »raamcontract» op grond waarvan de klant binnen het uitvoeringsjaar op afroepbasis goederen of diensten afneemt.

Deze afspraken zijn met zogenoemde indicatoren weergegeven. De verschillende indicatoren laten zien in welke mate de klantafspraken, zoals in een dvo overeengekomen, worden nagekomen. Het betreft hier de zogenaamde operationele koppelvlakken met de dienstverlening.

Omzet (%)

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie (gerealiseerde dienstverlening) overeenkomt met of afwijkt van de begroting (geplande met de klant overeengekomen dienstverlening). Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroepen hun afspraken nakomen.

Inzet (%)

De inzetindicatoren geven de prestaties weer van de diensten die nodig zijn voor de inzet van de defensieonderdelen (medische voorraad en capaciteit, voedselvoorraad, luchtvervoer naar Afghanistan).

Operationele Gereedheid (%)

De indicatoren die onder operationele gereedheid worden gerapporteerd, geven de prestaties weer van diensten die nodig zijn om defensieonderdelen op te werken naar operationele gereedheid (opleidingen/keuringen, diepladertransport Duitsland, nieuwbouwprojecten).

Instrumenten

Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie (BG IVENT) 2

De bedrijfsgroep bestaat enerzijds uit de baten-lastendienst DTO en anderzijds uit de oudere onderdelen Dienstencentrum Dienstverlening (DCDV), Joint Cis Group (JCG) en het Dienstencentrum Documentaire Informatievoorziening (DCDI). De bedrijfsgroep levert hoogwaardige ICT-diensten en beheert voor Defensie de werkplekken, de ICT-infrastructuur, componenten en (defensie)applicaties. Daarnaast biedt de bedrijfsgroep alle bijkomende diensten: van analyses, advisering en business consultancy tot en met de levering van hard- en software en de ontwikkeling van specifieke applicaties. De bedrijfsgroep ondersteunt de operationele informatievoorziening. De JCG is de huisleverancier van de operationele communicatie- en informatiesystemen van de land-, lucht- en zeestrijdkrachten en het CKmar voor commandovoeringsondersteuning bij militaire operaties en oefeningen. Ook levert de bedrijfsgroep alle diensten op het gebied van documentaire informatie. De bedrijfsgroep registreert en beheert documenten, verstrekt informatie over deze documenten en adviseert over de toepassing van relevante wet- en regelgeving.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Betrouwbaarheid Informatievoorziening

De bedrijfsgroep geeft een oordeel over de beschikbaarheid van operationele informatiesystemen. Deze operationele koppelvlakken zijn belegd bij de JCG.

PM

   
 

Berekeningswijze

De Product Indicator (PI) is nog in ontwikkeling.

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/ Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Transport (BG T)

De bedrijfsgroep Transport ondersteunt alle defensieonderdelen in hun vervoersbehoefte, zowel ten behoeve van de vredesbedrijfsvoering als ten behoeve van de vele uitzendingen (strategische verplaatsingen). De bedrijfsgroep kan in de vervoersbehoefte voorzien door in de dienstverlening gebruik te (laten) maken van alle modaliteiten (wegtransport, zee- en binnenwatertransport, luchttransport en railtransport). Tevens verzorgt de bedrijfsgroep de interne en externe post.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Kwaliteit en tijdigheid strategische verplaatsingen

De indicator laat zien welk deel van de aangevraagde luchttransporten van en naar Afghanistan de bedrijfsgroep volledig (correct) heeft uitgevoerd.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Aantal correct uitgevoerde transportvluchten Afghanistan/Totaal aantal transportvluchten Afghanistan) x 100%

 
   
 

De indicator laat zien welk aandeel van de aangevraagde diepladertransporten in Duitsland volledig (correct) zijn uitgevoerd.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Aantal correct uitgevoerde diepladertransportritten Duitsland/Totaal aantal ritten diepladervervoer Duitsland) x 100%

 

Kosten strategische verplaatsingen

De kosten van de strategische verplaatsingen worden berekend door de prognose voor de totalen CVHOPS (Crisis-, Vredes- en Humanitaire Operaties) uit de resultatenrekening van de bedrijfsgroep af te zetten tegen de begroting uit het bedrijfsplan.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Prognose subtotaal CVHOPS/Begroting subtotaal CVHOPS) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Gezondheidszorg (BG GZ)

De bedrijfsgroep Gezondheidszorg draagt op doelmatige wijze bij aan de gezondheid en operationele inzetbaarheid van militairen, de instandhouding van de organisatie als geheel en de operationele zorgketen in het bijzonder. De bedrijfsgroep ondersteunt de zorgverlening die de operationele commando's leveren bij de inzet van operationele eenheden.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Medische opleidingen/Levering medicijnen/Levering bloed/Inzet IDR (Instituut samenwerking Defensie Relatieziekenhuizen)

De indicatoren geven weer in hoeverre de leveringen en voorraden van de bedrijfsgroep die zijn aangemerkt als operationele koppelvlakken, op niveau zijn.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Over een periode gerealiseerde orders versus geplande/gevraagde orders voor operationele koppelvlakken) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Facility Services (BG FS)

De bedrijfsgroep Facility Services omvat het Bureau Internationale Militaire Sportwedstrijden (BIMS), het Financieel Dienstencentrum Defensie (FDC), het Koninklijk Tehuis voor Oud-militairen en Museum Bronbeek (KTOMM), de Audio Visuele Dienst Defensie (AVDD), de facilitaire dienstverlening in de Bredase regio bij de Lokaal Facilitaire Dienst Breda en de facilitaire dienstverlening in de Haagse regio die is ondergebracht in het Haags Facilitair Bedrijf. Tevens is een tweetal projecten aan deze bedrijfsgroep toegevoegd. Het betreft de ondersteuning van de internationaal geplaatsten (Dienstencentrum Internationale Ondersteuning, DCIOD i.o.) en de landelijke opschaling van de facilitaire dienstverlening (Facilitair Bedrijf Defensie, FBD i.o.).

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten (BG DPD)

De bedrijfsgroep Defensie Personele Diensten is verantwoordelijk voor de gehele keten van personele dienstverlening binnen Defensie, voor zover die niet specifiek betrekking heeft op gezondheidszorg en opleidingen. De bedrijfsgroep onderhoudt nauwe contacten met de beleidsverantwoordelijke Hoofddirectie Personeel (HDP). Als gevolg van de grootscheepse herinrichting van het personele functiegebied is er nu een centraal aanspreekpunt voor personeelszaken: het Dienstencentrum Human Resources (DC HR). De bedrijfsgroep bestaat momenteel uit elf dienstencentra. In de loop van 2010 wordt daar de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) aan toegevoegd.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Medische Keuringen

De indicator laat zien of Psychologisch Advies en Selectie (PAS) en Medische Keuringen (MK) aan de klantvraag hebben kunnen voldoen.

PM

   
 

Berekeningswijze

De PI is nog in ontwikkeling.

 

Psychologisch Advies en Selecties

De indicator laat zien of PAS en MK aan de klantvraag hebben kunnen voldoen.

PM

   
 

Berekeningswijze

De PI is nog in ontwikkeling.

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Nederlandse Defensie Academie (NLDA)

De Nederlandse Defensie Academie bestaat uit de navolgende opleidings- en onderzoeksinstituten: Opleidingen Koninklijk Instituut Marine (KIM), Opleidingen Koninklijke Militaire Academie (KMA), het Instituut Defensie Leergangen (IDL), de Leergang Topmanagement Defensie (LTD), het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH), de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) en de HRM Academie. De NLDA biedt officieren (en deels ook daarmee gelijkgesteld burgerpersoneel) initiële, middelbare en hogere militaire en maritieme opleidingen gedurende de gehele loopbaan. Door de bundeling van alle officiersopleidingen en hieraan gerelateerd wetenschappelijk onderzoek in één organisatie, wordt invulling gegeven aan een intensievere samenwerking tussen de verschillende defensieonderdelen.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Initiële officiersopleidingen

De indicator geeft de verwachte realisatie van geslaagde cadetten/adelborsten van het jaar weer ten opzichte van de door de Commandant der Strijdkrachten gestelde norm.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Aantal cadetten/adelborsten dat de opleiding in het rapportagejaar zal voltooien/Aantal cadetten/adelborsten dat de opleiding moet voltooien) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Vastgoed2

De bedrijfsgroep Vastgoed/Dienst Vastgoed Defensie (DVD) is de vastgoedbeheerder van het ministerie van Defensie. De DVD is verantwoordelijk voor het doelmatig en op maatschappelijk verantwoorde wijze beheren en inrichten van het defensievastgoed. De bedrijfsgroep geeft adviezen en treedt op als intermediair voor de waarborging van de ruimtelijke belangen van de klanten bij Defensie. De bedrijfsgroep staat de klanten bij in hun zorg voor de beschikbaarheid en bruikbaarheid van het vastgoed.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Nieuwbouwprojecten > € 25 miljoen

Om inzicht te geven in de voortgang van de geplande nieuwbouwprojecten groter dan € 25 miljoen heeft de bedrijfsgroep een wegingsfactor ontwikkeld waarmee de voortgang wordt getoond. Dit betreft alleen projecten die onder verantwoordelijkheid van de bedrijfsgroep vallen.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

Wegingsfactor ontwikkeling nieuwbouwprojecten conform plan = 1/tijdelijk niet realiseren mijlpalen = 0,5/definitief niet realiseren mijlpalen = 0.

 
   
 

Berekeningswijze

(Waardering van de projecten te delen door het totaal aantal projecten) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Bedrijfsgroep Catering2

De bedrijfsgroep Catering/Paresto is een professionele cateringorganisatie die een hoogwaardig pakket aan cateringdiensten (exclusief hotelfaciliteiten) levert aan de gehele defensieorganisatie en aan bondgenoten op Nederlands grondgebied. Dit gebeurt op een zo doelmatig, doeltreffende en klantgericht mogelijke wijze. Op grond van deze visie is een missie geformuleerd: continuïteit in dienstverlening en marktconform presteren door resultaatgerichte bedrijfsvoering.

Indicator

Toelichting

Streefwaarde 2011

Strategische voorraad

De indicator laat zien of de aanwezige voorraad bij de bedrijfsgroep voldoet aan de operationele aanwijzingen voor de voedselvoorraad.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Daadwerkelijk aanwezige voorraad/benodigde voorraad volgens operationele aanwijzingen) x 100%

 

Omzet

De indicator Omzet laat zien in welke mate de omzetrealisatie overeenkomt met of afwijkt van de begroting. Hierdoor ontstaat inzicht in hoeverre de bedrijfsgroep haar afspraken realiseert.

≥ 80%

   
 

Berekeningswijze

(Omzet Prognose 2011/Omzet Begroting 2011) x 100%

 

Staf Commando DienstenCentra

De Staf van het CDC kent een drietal hoofdtaken: het ondersteunen van de Commandant CDC, het ondersteunen van beleidsuitvoering bij de CDC-bedrijven en het coördineren van defensie- en CDC-brede projecten en onderwerpen.

Investeringen Infrastructuur

Grote infrastructuurprojecten

Infrastructuurprojecten in realisatie (bedragen x € 1 miljoen)

Projectomschrijving

Voor defensieonderdeel

Project-volume

 

Fasering tot

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Nieuwbouw Schiphol

CKmar

140,4

63,2

55,6

21,6

   

2012

Herbelegging infrastructuur vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

CLSK

232,5

232,5

     

2010

Infrastructuur voorziening KMA

CDC

52,3

17,6

10,0

14,7

10,0

  

2013

Nieuwbouw kantorencomplex Kromhoutkazerne (PPS)

CLAS, CDC en DMO

p.m.

      

2035

Hoger Onderhoud Woensdrecht

DMO

78,5

3,2

34,1

26,2

15,0

  

2013

Aanpassing/renovatie Plein/Kalvermarkt-complex

Algemeen

26,0

17,2

8,8

    

2011

Nieuwbouw LOKKmar

CKmar

85,5

9,1

10,2

21,6

25,2

13,9

5,5

2016

Energie Prestatie Adviezen

Algemeen

64,4

11,4

3,7

3,7

3,7

3,7

3,7

2020

Toelichting

Nieuwbouw Schiphol

Het CKmar-project Nieuwbouw Schiphol wordt minimaal twee jaar later opgeleverd dan oorspronkelijk gepland als gevolg van vertraging bij de aanbestedingsprocedure. Inmiddels is het totale projectvolume met € 4 miljoen verhoogd naar € 140,4 miljoen door het amendement-Brinkman/Knops (Kamerstuk 32 123 X, nr. 53). Door gunstige aanbestedingen en deze verhoging kan het perceel Schieten, Sporten en School weer worden opgenomen in het project en als zodanig worden aanbesteed.

Herbelegging infrastructuur Vliegbases Soesterberg en Gilze-Rijen

Het project bevindt zich in de afrondende fase en wordt eind 2010 in zijn geheel voltooid.

Infrastructuur voorziening KMA

De aangepaste behoeftestelling is in maart 2009 goedgekeurd; het project loopt volgens planning. In de nieuwbouw komen de burelen voor de Faculteit Militaire Wetenschappen, 350 legeringskamers en een aantal leslokalen. De einddatum van de realisatie is verschoven van 2010 naar 2013.

Nieuwbouw kantorencomplex Kromhout Kazerne

Het betreft een pilot voor Publiek-Private Samenwerking (PPS) in de vorm van een design, build, finance, maintenance and operate (DBFMO)-overeenkomst met het consortium Komfort met een looptijd van 25 jaar. De ingebruikname van fase 1 is voorzien voor eind 2010. Om een verdere concentratie van werkplekken tot stand te brengen, is in februari 2009 overeengekomen om, aansluitend aan de voorziene tweeduizend werkplekken, duizend extra werkplekken te realiseren. De ingebruikname van deze fase 2 is voorzien voor begin 2012. Over dit PPS-project, de behaalde voordelen en de bijgestelde financiële ramingen is de Kamer inmiddels afzonderlijk geïnformeerd.

Hoger onderhoud Woensdrecht

De realisatie van diverse deelprojecten (nieuwbouw Hoofdgebouw, werkcentrum Avionica en Logistiek Complex) is vertraagd doordat hiervoor een integraal vergunningstraject moet worden doorlopen. Hiermee was vooraf geen rekening gehouden. De aanvang van het project wordt nu voorzien voor januari 2011.

Aanpassing en renovatie Plein/Kalvermarkt-complex

Het complex wordt volgens de huidige planning mei 2011 door de aannemer aan de Rijksgebouwendienst opgeleverd. De uitvoering loopt momenteel volgens planning. De defensiespecifieke investering binnen dit RGD-project is bijgesteld tot € 26 miljoen. De aanbieding en goedkeuring van het definitief interieurontwerp bevinden zich in de afrondende fase.

Nieuwbouw LOKKMar

Het LOKKMar (voorheen OCKMar) zal worden ondergebracht op het complex Koning Willem III/Frank van Bijnenkazerne in Apeldoorn. De realisatieperiode zal naar verwachting duren tot in 2015.

Energie Prestatie Adviezen (EPA)

Dit project betreft een verzameling van energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur zodat tot 2020 twee procent energiereductie per jaar wordt behaald. De uitvoering geschiedt grotendeels in combinatie met jaarlijks uit te voeren planmatig onderhoud aan infrastructuur.

De uitvoering van de maatregelen uit de EPA’s voor gebouwen, zal een aanmerkelijke besparing van het energieverbruik van het defensievastgoed opleveren. Deze inspanning verdient zichzelf terug. De schatting is dat het energieverbruik van het vastgoed met 11% van kan worden gereduceerd. De benodigde financiering voor het uitvoeren van de maatregelen is € 64,4 miljoen. Voor 2011 is de reservering € 3,7 miljoen.

Infrastructuurprojecten in planning (bedragen x € 1 miljoen)

Project-omschrijving

Ten behoeve van

Projectvolume

Verwachte uitgaven t/m 2010

Verwachte uitgaven in 2011

Fasering tot

Nieuwbouw DLBE CKmar

CKmar

25–50

  

2014–2016

Herbelegging Frederikkazerne

Algemeen

150–200

 

<25

2010–2021

Toelichting

Nieuwbouw DLBE CKmar

Het project District Landelijke en Buitenlandse Eenheden CKmar (DLBE CKmar) is verschoven naar de periode 2014–2016, om prioriteit te geven aan andere projecten waaronder het project «Aanpassen/uitbreiden infrastructuur van BSB Camp New Amsterdam».

Herbelegging Frederikkazerne

Door het herbeleggingsplan Haagse regio alsmede de ontruiming van de Alexanderkazerne voor de komst van het Internationale Strafhof, dient de Frederikkazerne te worden herbelegd met functies vanuit de Alexanderkazerne en vanuit de Haagse regio.

Investeringen informatievoorziening (IV) (bedragen x € 1 miljoen)

Project-omschrijving

Project-volume

t/m 2010

2011

2012

2013

2014

2015

Fasering tot

Documentaire Informatievoorziening (DI)-Informatisering

59,3

23,5

5,0

3,0

9,0

9,6

9,2

2015

SPEER (ERP/M&F)

268,1

211,9

28,1

12,8

12,5

2,8

 

2014

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

7,5

1,2

2,6

3,7

   

2012

EKMS (Electronic Key Management System)

18,0

0,8

8,0

8,9

0,3

  

2012

Informatiegestuurd optreden @migo

19,0

7,6

8,8

2,6

   

2012

Project Aanpassen Legacy SPEER (PALS)

36,0

22,0

5,6

4,8

3,6

  

2013

ERP M/F/P Fase 2

120,0

     

10,0

2021

Toelichting

Documentaire Informatievoorziening (DI)-Informatisering

Met documentaire informatie wordt bedoeld alle activiteiten die nodig zijn om een organisatie de documenten te verschaffen voor het uitvoeren van haar taken en het kunnen afleggen van verantwoording hierover. De ondersteuning van de documentaire informatiefunctie binnen Defensie wordt gerealiseerd door een aantal kleinere projecten. Dit komt de projectbeheersing ten goede met als gevolg minder risico’s. De stapsgewijze aanpak is aanleiding om te bezien in hoeverre het oorspronkelijke DMP-project qua financiële omvang en structuur past bij de op risicomanagement gebaseerde invulling van de defensiebrede ambitie. De doelstellingen blijven echter bestaan, te weten:

  • betere DI-ondersteuning voor de medewerker;

  • het kunnen voldoen aan wet- en regelgeving;

  • een betere ondersteuning van de primaire administratieve processen;

  • het stroomlijnen van de DI-organisatie.

Dit is mogelijk door het bestaande instrumentarium door te ontwikkelen. Onderdeel hiervan is de implementatie van XPostWeb binnen de hoogrisicoprocessen Defensie, die in 2010 succesvol is afgerond. De verdere uitrol van dit pakket loopt door tot in 2012, zodat er dan een defensiebrede voorziening is voor de digitale poststroom en documentenregistratie.

SPEER (ERP/M&F)

SPEER (Strategic Process & ERP Enabled Reengineering) is het defensiebrede programma voor het verbeteren, standaardiseren en integreren van de financiële en materieellogistieke processen. SPEER helpt Defensie op weg naar betere ondersteuning van het operationeel optreden en naar gemeenschappelijke inzet van alle middelen waarover Defensie beschikt. SPEER is een grootschalig veranderprogramma met een defensiebrede impact. Dit verandertraject wordt ondersteund door de invoering van een ERP-systeem van SAP. ERP staat voor Enterprise Resource Planning en is een geïntegreerd informatie- en besturingssysteem voor bedrijfsmatige processen. SPEER heeft onverminderd een hoge prioriteit omdat het in een toenemende mate bijdraagt aan de defensiebrede informatievoorziening, de daaraan gerelateerde verbetering van de besturing en de geïntegreerde (joint) taakuitvoering en de doelmatigheid van het beheer.

Defensiebreed Computer Emergency Response Team (DEFCERT)

Voor de operationele inzetbaarheid steunt Defensie meer en meer op ICT. Die ICT wordt steeds complexer, onder andere doordat defensiebreed nationaal en internationaal wordt samengewerkt. Ondertussen neemt de kwetsbaarheid van de ICT toe. Misbruik van ICT-systemen wordt steeds professioneler georganiseerd en bovendien eenvoudiger en goedkoper. Hierdoor is er minder tijd voor een reactie op (mogelijke) problemen. De oprichting van het DEFCERT heeft tot doel deze kwetsbaarheden proactief en reactief te verminderen. Bestaande, veelal beperkte en versnipperde oplossingen komen samen in één DEFCERT ter beperking van de ICT-beveiligingsrisico’s van operaties en oefeningen.

Om afwijkingen in de ICT en daarmee samenhangende risico’s op te merken, zet DEFCERT een Intrusion Detection System (IDS) in. DEFCERT richt zich op alle ICT-infrastructuur met alle rubriceringen, zowel statisch, ontplooid, als mobiel. DEFCERT onderhoudt banden met vergelijkbare nationale en internationale organisaties voor de noodzakelijke ondersteuning en kennisuitwisseling.

Eind 2012 is DEFCERT naar verwachting gereed. Tot die tijd worden de beschikbare delen van de dienstverlening al in gebruik genomen. Voor de exploitatie is vooralsnog jaarlijks een bedrag van € 1,6 miljoen geraamd. Dit wordt in een volgende fase nader getoetst aan de hand van de uitwerking van de plannen en ervaringscijfers van bijvoorbeeld de NAVO.

EKMS (Electronic Key Management System)

Defensie gebruikt voor haar taakuitvoering steeds vaker en steeds meer informatie met een vertrouwelijk of gerubriceerd karakter. Cryptomiddelen voorzien daarbij in de beveiliging. Het aanmaken, registreren en uitgeven van cryptosleutels, codeboeken, crypto hard- en software en documentatie gebeurt grotendeels handmatig en decentraal. Dit heeft diverse tekortkomingen tot gevolg. Vanaf 2010 zullen cryptoproducenten, waaronder de NAVO, de productie van papieren cryptogegevens gaan vervangen door elektronische leveringen. Om de ambities van Defensie waar te maken, moeten digitale cryptogegevens op een adequate manier worden verwerkt en moet het beheer geautomatiseerd worden ondersteund. TNO heeft in een samen met Defensie uitgevoerde studie vastgesteld dat hiervoor een geautomatiseerd systeem, het zogenaamde Electronic Key Management System (EKMS) het meest adequaat is. De invoering wordt voorzien vanaf 2011.

@MIGO (Informatiegestuurd Optreden)

De doelstelling van @MIGO is de informatiepositie en informatieverwerking van het Mobiel Toezicht Veiligheid (MTV) te versterken door informatiegestuurd optreden in te voeren. Hierdoor wordt niet alleen een effectievere bestrijding van illegale immigratie mogelijk, maar gaat het MTV tevens fungeren als bron van gegevens die kunnen leiden tot een integrale benadering in onderzoeken naar grensoverschrijdende criminele activiteiten en terrorismebestrijding.

In de context van het informatiegestuurd optreden is het CKmar, in samenwerking met TNO, begin 2004 gestart met de pilot @MIGO. De pilot @MIGO betrof een proef met (vaste) camerasystemen geplaatst aan de grens met België (A16 bij Hazeldonk). Naar aanleiding van de evaluatie van de pilot (in januari 2007) is besloten tot een structurele landelijke invoering. Dit houdt in dat op vijftien snelwegen aan de binnengrenzen vaste camerasystemen moeten worden geplaatst. Daarnaast wordt voorzien in mobiele cameraopstellingen waardoor ook secundaire wegen en landwegen in de grensstreek worden ontsloten. Ten slotte dient een ondersteunende ICT-infrastructuur beschikbaar te komen die het landelijke operatiegebied afdekt. Het project verkeert in de fase van uitvoering.

PALS (Project Aanpassen Legacy SPEER)

PALS is het project dat zorgt voor interfaces tussen het nieuwe informatie- en besturingssysteem (SAP) en andere informatiesystemen van Defensie, inclusief de daarvoor benodigde aanpassing van deze systemen. Het betreft zowel permanente interfaces met systemen die niet worden vervangen als tijdelijke interfaces met systemen die wel worden vervangen door SAP. PALS volgt de planning van het programma SPEER.

ERP M/F/P fase 2

Ten behoeve van IV-innovaties in met name het materieellogistieke functiegebied is een meerjarige reservering in het investeringsprogramma opgenomen.

IV-exploitatie

Het technisch, functioneel en applicatiebeheer van de in gebruik zijnde IV-systemen wordt uit dit budget gefinancierd. Daarnaast wordt het aanbieden van bepaalde diensten die op afroep beschikbaar zijn hieruit gefinancierd.

1

Dit artikel luidt: «Ten behoeve van de verdediging en ter bescherming van de belangen van het Koninkrijk, alsmede ten behoeve van de handhaving en de bevordering van de internationale rechtsorde, is er een krijgsmacht.»

2

Nadere informatie is te vinden in hoofdstuk 4 BATEN-LASTENDIENSTEN

Licence