Base description which applies to whole site

2. BELEIDSAGENDA 2012

Belangrijkste beleidswijzigingen in 2012

De regering zet in het buitenlandbeleid in op de versteviging van drie pijlers: veiligheid, welvaart in de wereld en vrijheid. De regering stelt daarbij, meer dan in het verleden, het Nederlands belang centraal. De komende jaren vormen veiligheid en welzijn van Nederland en de Nederlanders, internationale stabiliteit en veiligheid, heroriëntatie van de ontwikkelingssamenwerking, energie- en grondstofzekerheid, internationale rechtsorde inclusief mensenrechten en handels- en economische belangen van Nederland en Nederlandse bedrijven de kern van het buitenlandbeleid.

Diplomatie is een instrument om in of met het buitenland Nederlandse doelen tot stand brengen, en staat ten dienste van alle landen van het Koninkrijk der Nederlanden. De regering maakt scherpere keuzes als het gaat om internationale inspanningen, leidend tot een selectieve inzet van de Nederlandse capaciteit. Dit geldt bij ontwikkelingssamenwerking, de geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz en de bijdrage aan de bestrijding van piraterij. De trans-Atlantische samenwerking in de NAVO blijft de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Samenwerking, in het bijzonder via de Europese Unie, is meer dan ooit nodig als antwoord op grensoverschrijdende uitdagingen. Nederland heeft groot belang bij een Europa dat werkt: een Europa waar onze bedrijven kunnen exporteren en onze burgers in vrijheid en veiligheid kunnen leven. Onder de huidige omstandigheden vergt dit voor alles herstel van de financiële stabiliteit, en een duurzame verankering hiervan in het genoom van Europa door een slagvaardige Unie te creëren die effectief toeziet op het naleven van de begrotingsdiscipline. De regering investeert verder in de relatie met Israël. Begin 2012 vindt de eerste Nederlands-Israëlische samenwerkingsraad plaats, met een focus op innovatie en handel. Dat is mede in het belang van een duurzame oplossing van het Palestijns-Israëlische conflict.

De Nederlandse regering gaat investeren in economische diplomatie. Het postennetwerk zal specifieker worden toegerust om de economische belangen te behartigen. Daarbij hoort ook het op duurzame wijze zeker stellen van de aanvoer van energie, grondstoffen en halffabricaten. Met de Grondstoffennotitie markeert Nederland de «kick-off van een integraal Nederlands grondstoffenbeleid 2. In 2012 krijgen de bilaterale relaties met onder meer Brazilië, de VS, Rusland en China extra aandacht. Buitenlandse bezoeken van bewindspersonen worden strategischer ingezet.

De inzet op het gebied van ontwikkelingssamenwerking verschuift van sociale sectoren naar productieve sectoren 3. Economische groei vanuit een sterke private sector is immers een belangrijke motor van armoedebestrijding. De regering heeft gekozen voor vier speerpunten – veiligheid en rechtsorde, voedselzekerheid, water, seksuele en reproductieve gezondheid en rechten – die aansluiten bij de Millenniumdoelen en de agenda voor de global public goods. Bij de uitwerking van deze speerpunten bevordert de regering een goed ondernemingsklimaat en investeert in samenwerking met het bedrijfsleven.

De regering heeft focus aangebracht in het mensenrechtenbeleid 4, onder meer via een selectieve thematische en geografische inzet van het Mensenrechtenfonds. Nadruk zal liggen op vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de vrijheid van meningsuiting, inclusief de bevordering van internetvrijheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen, bescherming van mensenrechtenverdedigers en tegengaan van discriminatie op basis van seksuele oriëntatie. De regering ondersteunt de volwaardige deelname van vrouwen in de politieke en bestuurlijke besluitvorming binnen hun maatschappijen. Vrouwen zijn multipliers van economische ontwikkeling en stabiliteit

De regering zet sterk in op hervormingen van de multilaterale organisaties zodat ze beter zijn toegesneden op de uitdagingen van de 21e eeuw. Hiervoor is een sterke positie binnen deze organisaties belangrijk. Ook daarbij zoekt Nederland steeds de samenwerking met andere landen. Zo werkt Nederland in 2012 met België verder aan de vorming van een gezamenlijke kiesgroep in het IMF.

Consulaire dienstverlening richt zich vooral op dienstverlening aan Nederlanders in extreme nood, met een robuustere crisisrespons en een gedifferentieerde gedetineerdenbegeleiding. Hier tegenover staat een versobering en stroomlijning van de dienstverlening wanneer er geen extreme nood is. De eigen verantwoordelijkheid van de burger (zoals het afsluiten van een reisverzekering) staat voorop. De regering ondersteunt desgevraagd met informatieverschaffing over de veiligheidssituatie in het land van bestemming.

Rijksbrede bezuinigingen krijgen ook hun neerslag op het ministerie van Buitenlandse Zaken en het netwerk van Nederlandse vertegenwoordigingen in het buitenland 5. Deze worden de komende jaren efficiënter, goedkoper en flexibeler, en beter toegerust op de eisen van deze tijd. Het aantal vertegenwoordigingen zal afnemen. Posten zijn en blijven rijksbrede dienstverleners; ten aanzien van het buitenlands beleid en de uitwerking van de herziening van de Nederlandse diplomatie op het postennetwerk is rekening gehouden met de belangen van andere departementen en die van de overzeese delen van het Koninkrijk. De veranderingen in het postennetwerk zorgen voor een deel van de taakstelling op personeel en materieel. Maatregelen om de organisatie dynamischer te maken, centralisering van bedrijfsvoering en versobering op het kerndepartement realiseren de rest van de taakstelling.

Ook op het ODA-budget wordt bezuinigd: dat daalt structureel van 0,8 procent van het BNP in 2010 naar een gemiddeld budget van 0,7 procent van het bnp vanaf 2012. De vier speerpunten en private sector ontwikkeling krijgen meer geld. De bezuinigingen op de overige gebieden zijn soms fors. De taakstelling op de niet OS-programma’s vertaalt zich onder meer in een bezuiniging van 10 procent op programma’s op de prioritaire sectoren van deze regering (veiligheid, mensenrechten en economische programma’s) en maximaal 20 procent op de overige programma’s.

Bezuiniging in EUR miljoen

2012

2013

2014

2015

Postennetwerk

2,5

16

38,75

55

Den Haag

4,5

9

16,25

19

Ontwikkelingssamenwerking

900

720

750

750

Vrijwillige bijdragen

8

24

32

40

Inleiding

De regering stelt het Nederlandse belang centraal in haar buitenlandbeleid. Zij ziet het als taak de veiligheid en het welzijn van Nederland en de Nederlanders te bevorderen. De regering richt zich op bevordering van internationale stabiliteit en veiligheid, energie- en grondstofzekerheid, bevordering van de internationale rechtsorde inclusief mensenrechten en de bevordering van handels- en economische belangen van Nederland en Nederlandse bedrijven. Dit is vastgelegd in het Regeerakkoord en geldt onverkort in 2012. Economische diplomatie krijgt meer nadruk dan voorheen. Ontwikkelingssamenwerking, internationale rechtsorde en actieve betrokkenheid bij Europese en trans-Atlantische samenwerking blijven daarnaast belangrijke kenmerken van het Nederlandse buitenlandbeleid. Deze uitgangspunten zijn vertaald in een geïntegreerd beleid met drie pijlers: veiligheid, welvaart en vrijheid. De prioriteiten in 2012 worden hieronder beschreven. Schematisch ziet de verwevenheid er als volgt uit.

Internationaal samenwerken, selectiviteit van de Nederlandse inzet, bezuinigingen

Internationaal samenwerken is het uitgangspunt voor het beleid, maar ook selectiviteit en bezuinigingen bepalen in 2012 de invulling ervan. Deze samenwerking is meer dan ooit nodig als antwoord op grensoverschrijdende uitdagingen. De veranderingen in de Arabische wereld onderstrepen de noodzaak van een geïntegreerd buitenlandbeleid. Nederland is deel van de wereld en de grens tussen binnenland en buitenland vervaagt. Met diplomatie kunnen we in of met het buitenland Nederlandse doelen tot stand brengen. Daarbij hoort de bijdrage aan internationale inspanningen, zoals ontwikkelingssamenwerking, de geïntegreerde politietrainingsmissie in Kunduz en de bijdrage aan de bestrijding van piraterij. De regering wil scherpe keuzes maken en de Nederlandse capaciteit selectief gebruiken, waarbij de trans-Atlantische samenwerking in de NAVO de hoeksteen blijft van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Reizen van bewindspersonen worden strategischer ingezet. Concreet betekent dit dat de regering een lange termijn planning van de reizen nastreeft, afgestemd tussen de betrokken bewindspersonen en gericht op de voor Nederland belangrijke landen.

De internationale samenwerking van Nederland krijgt voor een belangrijk deel vorm via de Europese Unie. Het Nederlandse belang is gediend met een Europa dat onze veiligheid, welvaart en vrijheid bevordert. Een sterke interne markt is daarbij de motor van economische groei en werkgelegenheid, juist in handelsland Nederland. Een stabiele muntunie is cruciaal voor exporterende bedrijven en burgers met spaargeld en pensioentegoeden. Daarvoor moeten de afspraken over degelijk begrotingsbeleid worden nagekomenen zo nodig worden afgedwongen. De regering streeft naar een stelsel van sterke en effectieve multilaterale organisaties. Het huidige stelsel moet worden toegesneden op de uitdagingen van de 21e eeuw: representatiever, coherenter, efficiënter en effectiever. Nederland neemt van oudsher een sterke positie in binnen multilaterale organisaties zoals de Verenigde Naties en de Bretton Woods-instellingen. De regering wil die positie behouden en gebruiken om aan hervormingen bij te dragen. Zij volgt de doeltreffendheid en de doelmatigheid in de beleidsuitvoering van deze organisaties op de voet. De regering werkt in 2012 met België verder aan de vorming van een gezamenlijke kiesgroep in het IMF.

De bezuinigingen maken het nog belangrijker middelen selectief te benutten. Effectiviteit en duurzaamheid zijn leidend bij alle activiteiten en bij de keuze voor partnerschappen binnen de Europese Unie, de NAVO, de Verenigde Naties of andere internationale organisaties, in gelegenheidscoalities of met het bedrijfsleven, de wetenschap of maatschappelijke organisaties.

In deze begroting zijn de forse HGIS-bezuinigingen uit het Regeerakkoord meerjarig verwerkt. De keuzes en hervormingen voor het Nederlandse postennetwerk, ontwikkelingssamenwerking en de andere beleidsterreinen van Buitenlandse Zaken volgen hieronder. De financiële uitwerking zit in de beleidsartikelen.

De taakstelling uit het Regeerakkoord op personeel en materieel op de begroting van Buitenlandse Zaken loopt op vanaf 2013 tot EUR 78 miljoen structureel. Hier bovenop komt de laatste taakstelling van EUR 7 miljoen van de regering Balkenende IV vanaf 2012. Dit betekent voor deze begroting een taakstelling die oploopt van EUR 7 miljoen in 2012, EUR 25 miljoen in 2013, EUR 55 miljoen in 2014, EUR 74 miljoen in 2015 en structureel EUR 85 miljoen. Hiervan komt EUR 55 miljoen uit inkrimping van en efficiencymaatregelen binnen het postennetwerk, zoals de Kamerbrief Modernisering Diplomatie6 uiteenzet. Deze brief beschrijft hoe de herziening van de Nederlandse diplomatie de komende jaren uitwerkt op het postennetwerk: slanker en sterker. Dat levert niet alleen een efficiënter en goedkoper postennetwerk op, maar ook een flexibelere inzet die beter past bij de eisen van deze tijd. Precies die opdracht heeft de regering zich in het Regeerakkoord gesteld; de vernieuwende focus is tot stand gekomen in nauwe afstemming tussen alle landen van het Koninkrijk der Nederlanden. Het resterende bedrag van EUR 19 miljoen in 2015 komt uit maatregelen die de organisatie op het kerndepartement dynamischer maken, centraliseren en versoberen.

Het ODA-budget voor ontwikkelingssamenwerking daalt structureel van 0,8 procent bnp in 2010, via een tussenstap van 0,75 procent bnp, naar een gemiddeld budget van 0,7 procent bnp vanaf 2012. De bezuiniging voor 2012 bedraagt EUR 900 miljoen, in 2013 en 2014 daalt het budget met EUR 720 miljoen en EUR 750 miljoen. Hierdoor is een aangepaste themavoering nodig. De Basisbrief en de Focusbrief werken deze verlaging en verschuiving van het ODA-budget uit. De vier speerpunten – veiligheid en rechtsorde, water, voedselzekerheid en seksuele en reproductieve gezondheidszorg en rechten – en private sector ontwikkeling krijgen meer geld. Overige thema’s als onderwijs, begrotingssteun en gezondheidszorg krijgen te maken met soms forse bezuinigingen. Deze begroting werkt dit verder uit.

De HGIS-taakstelling op vrijwillige bijdragen voor non-ODA-programma’s bedraagt in totaal EUR 50 miljoen, waarvan EUR 40 miljoen op de begroting van Buitenlandse Zaken en EUR 10 miljoen op de begroting van andere departementen. Bij Buitenlandse Zaken loopt dit op van EUR 8 miljoen in 2012, EUR 24 miljoen in 2013, EUR 32 miljoen in 2014 tot EUR 40 miljoen in 2015. Deze taakstelling vertaalt zich in een bezuiniging van 10 procent op programma’s op de prioritaire sectoren van deze regering, veiligheid, mensenrechten en economische programma’s, en maximaal 20 procent op de overige programma’s. Verdragsrechtelijke en overige structurele verplichtingen zijn niet gekort.

De regering zet zich in voor beleidscoherentie voor ontwikkeling, dat tot doel heeft dat Nederlands, Europees en internationaal beleid op niet-hulpterreinen zo coherent mogelijk is met de ontwikkelingsdoelstellingen. In dat kader voert de regering de motie van de kamerleden Ferrier/Dikkers uit die vraagt om «vanuit een mondialiseringsvisie coherentie voor duurzame ontwikkeling vorm te geven». De regering kiest daarbij voor een praktische beleidsagenda. Daarin staan mondiale uitdagingen (global public goods) centraal die van belang zijn voor de ontwikkelingsdoelstellingen. De vijf prioritaire global public goods betreffen: handel en financiering, klimaatverandering, voedselzekerheid, migratie, en vrede en veiligheid. Hiermee sluit de beleidsagenda aan bij de vijf EU-prioriteiten voor beleidscoherentie.

1e pijler: werken aan veiligheid

Veiligheid in de wereld vergroot de veiligheid van en in ons land. Er zijn mondiale veiligheids- en stabiliteitsrisico’s. Vaak zijn statelijke actoren de bron en betreffen de conflicten een strijd tussen staten onderling of tussen staten en groeperingen die een staat willen worden. De ontwikkelingen in Arabische regio bewijzen dat veiligheidsrisico’s ook bestaan in de directe nabijheid van de lidstaten van de Europese Unie. Zij vereisen internationale samenwerking en trans-Atlantische samenwerking in het bijzonder. In het Midden-Oosten wil de regering de relatie met Israël verder intensiveren. Hiertoe vindt begin 2012 de eerste Nederlands-Israëlische samenwerkingsraad plaats. De focus hierbij ligt op innovatie en handel. Dat is mede in het belang van een duurzame oplossing van het Palestijns-Israëlische conflict. Ook energie- en grondstoffenzekerheid hebben een belangrijke veiligheidsdimensie, waaraan deze regering aandacht besteedt.

Effectieve internationale samenwerking is nodig opdat Nederland in- en extern veilig kan zijn. De NAVO is een sleutelspeler op het wereldtoneel en heeft bewezen zich aan veranderende omstandigheden te kunnen aanpassen. De NAVO is een solide waardengemeenschap, die ervoor zorgt dat de bondgenoten er keer op keer met elkaar uit kunnen komen. Een voorbeeld hiervan is het eensgezinde optreden in Libië ter bescherming van de burgerbevolking waarbij Nederland een sterke en evenredige bijdrage levert. Een toekomstige Nederlandse bijdrage wordt bezien in het licht van de politieke en militaire omstandigheden. De trans-Atlantische samenwerking in de NAVO blijft onverminderd de hoeksteen van het Nederlandse veiligheidsbeleid. Het NAVO Strategisch Concept van november 2010 herbevestigt het principe van collectieve, bondgenootschappelijke verdediging van bondgenoten, inclusief tegen nieuwe bedreigingen.

Multilaterale organisaties schragen een internationale rechtsorde die bijdraagt aan onze veiligheid en welzijn. De Verenigde Naties bieden het mondiale platform voor internationaal overleg over de belangrijkste internationale uitdagingen. Nederland wil daarom sterk vertegenwoordigd blijven in de VN en andere mondiale fora.

Het aantal staten met kernwapens is sinds de inwerkingtreding van het Non-Proliferatieverdrag gegroeid. De verspreiding van massavernietigingswapens, waaronder kernwapens en de technologie ervoor is een grote bedreiging. Het nucleaire en vooral ook het raketprogramma van Iran vormt een bedreiging van de internationale vrede en veiligheid. In 2012 blijft de regering zich inspannen om nucleaire proliferatie tegen te gaan.

Maar we hebben ook te maken met bedreigingen van de interne veiligheid door niet-statelijke actoren, zoals onderkend in het nieuwe Strategische Concept van de NAVO. Terrorisme en andere vormen van grensoverschrijdende misdaad bedreigen Nederlandse belangen en de stabiliteit in onze samenleving. Het gaat onder meer om drugs- en mensenhandel, illegale wapenhandel, piraterij, cyberaanvallen en pogingen van terroristen om massavernietigingswapens te verwerven. Bestrijding van deze bedreigingen vergt nationale en internationale samenwerking om tot een innovatieve aanpak te komen. De verhoudingen zijn asymmetrisch: hier staat niet de ene staat tegenover de andere, maar een staat tegenover steeds andere bedreigende groepen. We zoeken naar de effectiefste methodes om hiermee om te gaan.

Een hiermee samenhangend vraagstuk dat ook raakt aan onze veiligheid is het internationale personenverkeer en de toegang tot Nederland. Deze problematiek kent vele facetten en wordt voor een belangrijk deel in Europees kader besproken. Allereerst betreft dit het tegengaan van illegale migratie, maar ook het asielbeleid en stringente bewaking van de buitengrenzen van de Unie vallen hieronder. Tegelijkertijd is de visumverlening bedoeld om juist diegenen die Nederland willen aandoen, zoals buitenlandse zakenlieden en kenniswerkers, daartoe de mogelijkheden te bieden. In samenspraak met de ministeries van Veiligheid en Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt gestreefd naar het bereiken van de doelstellingen uit het regeerakkoord.

De Europese Unie draagt ook substantieel bij aan onze veiligheid. In eerste instantie doet zij dat in Europa zelf. Via het nabuurschapsbeleid voor de ooster- en de zuiderburen draagt de EU bij aan stabiliteit en (energie)veiligheid aan haar grenzen. Eind september 2011 vindt de top van het Oostelijk Partnerschap plaats. Bovendien voert de EU twaalf civiele en militaire missies uit onder de vlag van het Gemeenschappelijke Veiligheids- en Defensiebeleid, die veelal een combinatie van hard en soft power behelzen. De combinatie van civiel en militair is een uniek product en een meerwaarde van de EU; veel bedreigingen kunnen immers niet alleen met militaire middelen worden opgelost. Daar komt een breder scala aan instrumenten aan te pas, waaronder steun bij de opbouw van de rechtsstaat, wederopbouw en verzoening. In 2012 wil de regering de instrumenten van de Unie nog effectiever en coherenter gebruiken, bijvoorbeeld in Afghanistan (via EUPOL). Zij streeft ernaar dat de EU in het komende jaar intern en met derden nog beter samenwerkt.

De ervaring met de 3D-aanpak, de samenhang in het gebruik van diplomatieke, militaire en ontwikkelingssamenwerkingsmiddelen, geeft Nederland toegevoegde waarde. De Nederlandse benadering is een land-specifieke combinatie van defensie, diplomatie en ontwikkeling. De regering gaat verder met de bevordering van veiligheid in zwakke staten door de onderliggende oorzaken van instabiliteit, conflict en uitsluiting aan te pakken. Dat kan grootschalig, zoals dat is gebeurd in Uruzgan, maar ook op kleinere schaal, in bijvoorbeeld Soedan en Burundi. Begin 2011 besloot de regering met bijdragen aan de EU en de NAVO een geïntegreerde politietrainingsmissie op te zetten in Afghanistan. Deze missie in Kunduz en Kabul bouwt verder op eerdere inspanningen in Afghanistan. Nederland gaat de Afghanen de komende jaren helpen de rechtsstaat op te bouwen, zodat zij zelf de openbare orde kunnen handhaven. Nederlandse politieagenten, experts van het Openbaar Ministerie en het gevangeniswezen, marechaussees, ontwikkelingsexperts, mensenrechtendeskundigen, militaire trainers en ondersteuners, diplomaten en juristen werken nauw samen om de Afghaanse civiele politie en justitiële instellingen te versterken. Dat is essentieel voor het vertrouwen van de bevolking in de overheid en vitaal voor de verzelfstandiging van Afghanistan.

De actieve bijdrage van mannen en vrouwen bij vredesopbouw is een basis voor duurzame politieke en economische stabiliteit. Vrouwen moeten de rechten en kansen hebben om gelijkwaardig deel te nemen aan vredes- en wederopbouwprocessen. De regering vindt het belangrijk dat vrouwenrechten aandacht krijgen tijdens civiele en militaire missies. Zij voert daarom Veiligheidsraadresolutie 1325 actief uit.

Ook de aanpak van piraterij en terrorismebestrijding is geïntegreerd. Nederland neemt deel aan antipiraterijmissies voor de kust van Somalië en in de Indische Oceaan en gaat daarmee door. De regering wil daar nog effectiever optreden. Dat is de militaire kant. Tegelijkertijd wil de regering bijdragen aan capaciteitsopbouw. Landen in de regio moeten op termijn zelf in staat zijn piraterij te bestrijden. Het is zaak naast directe bestrijding van het fenomeen als zodanig ook de oorzaken van piraterij aan te pakken.

Bij terrorismebestrijding is preventie een belangrijke poot. De regering wil radicalisering en grensoverschrijdende criminaliteit in derde landen tegengaan en benut daarvoor politieke, financiële en andere middelen. De bestrijding van terrorisme en gewelddadig extremisme houdt ook na de dood van Osama bin Laden de hoogste prioriteit. Cyberbedreiging verdient een plaats in het buitenlandbeleid als een belangrijke nieuwe bedreiging. De regering pakt dit samen met burgers, bedrijfsleven en ngo’s in Nederland en in het buitenland aan.

De regering wil de rol vasthouden die Nederland speelt als non-proliferatie- en ontwapeningsmakelaar. Juist als middelgroot en betrouwbaar land kan Nederland bruggen slaan in moeizame multilaterale onderhandelingen. Nederland is één van de initiatiefnemers van het Non-Proliferation and Disarmament Initiative (NPDI), een groep van tien landen waaronder Japan, Australië, Mexico en Duitsland. Deze ad-hoc coalitie maakt zich hard voor de uitwerking van het actieplan van de laatste toetsingsconferentie van het Non-Proliferatieverdrag. Ook speelt Nederland een actieve rol bij exportcontroleregimes en bij het tegengaan van de verspreiding van goederen en technologieën voor nucleaire, chemische en biologische wapens en van rakettechnologie. In 2012 vindt mogelijk een conferentie plaats over een massavernietigingswapens vrije zone in het Midden Oosten, waarbij Nederland een belangrijke rol wenst te spelen.

2e pijler: werken aan welvaart – economische diplomatie

De verdere ontsluiting van de wereld en de grotere verwevenheid van landen bieden grote kansen voor onze ondernemers en ons bedrijfsleven. De mogelijkheden groeien om handel te drijven, te reizen en te communiceren. Nederlanders kunnen die kansen grijpen. De regering is van oudsher een vurig pleitbezorger van vrijhandel en een gelijk speelveld voor alle landen. Daarom streeft zij ernaar dat zoveel mogelijk landen aansluiten bij het wereldhandelssysteem. Daar profiteert Nederland van en anderen ook. Aansluiting op het wereldhandelssysteem schept kansen voor groei en werkgelegenheid voor iedereen. Binnen de EU zet de regering zich ervoor in de Doha-ronde van de Wereldhandelsorganisatie vlot te trekken. Alle landen profiteren hiervan, zeker ook ontwikkelingslanden. De bestrijding van protectionisme en corruptie, het wegnemen van handelsbarrières, een gelijk speelveld en een betrouwbare juridische en bancaire infrastructuur zijn van wezenlijk belang voor de Nederlandse veiligheid, groei en welvaart.

De laatste jaren is het mondiale krachtenveld sterk veranderd. De sterke groei van Azië en andere opkomende economieën, zoals Brazilië en Turkije, doet zich voelen. De wereldbevolking groeit en het welvaartsniveau stijgt in deze opkomende economieën. Dat heeft gevolgen voor Nederland. Nieuwe koopkrachtige afzetmarkten bieden kansen voor het Nederlands bedrijfsleven en nieuwe investeerders spelen een waardevolle rol in de Nederlandse economie. Tegelijkertijd is het niet vanzelfsprekend dat de wereldmarkt de komende decennia volgens de huidige spelregels blijft functioneren. Dit betekent dat de regering zich inzet afspraken te maken met andere landen die goed zijn voor het economisch klimaat in de wereld en dus ook voor Nederlandse bedrijven inclusief het midden- en kleinbedrijf, beter toezicht op de financiële sector en vrijhandel.

De financieel-economische crisis en schulden van een aantal westerse economieën hebben ook gevolgen voor de verhoudingen in de wereld. Er is aanhoudende onrust over het internationale financiële en monetaire systeem. Onzekerheid over de dollar en de euro heeft op de korte termijn bijgedragen aan volatiele aandelenmarkten. Ook op de langere termijn zijn er onevenwichtigheden die de wereldwijde economische stabiliteit beïnvloeden. Juist voor de kleine en open Nederlandse economie is een robuuste ontwikkeling van de wereldeconomie van essentieel belang. De regering blijft daarom actief bijdragen aan inspanningen om de economische stabiliteit te waarborgen.

Economische diplomatie, waarbij de Nederlandse overheid voor een economisch doel onderhandelt met een buitenlandse publiek/private partij ten behoeve van het bevorderen van handel- en R&D-samenwerking en het binnenhalen van investeringen, krijgt hoge prioriteit. Onze vertegenwoordigingen in het buitenland ondersteunen het bedrijfsleven bij het verkrijgen van markttoegang, het vinden van geschikte partners en trouble shooting: waar bedrijven op obstakels stuiten, kan de ambassade interveniëren bij buitenlandse overheden. Onze diplomaten kunnen de lokale context en regelgeving duiden, waar nodig bemiddelen en hun netwerk inzetten.

De regering streeft naar de bescherming van de Nederlandse economische belangen op lange termijn. Zo moet de aanvoer van energie, grondstoffen en aardmetalen verzekerd zijn. De groeiende concurrentie om deze hulpbronnen kan een bron zijn van conflicten. Hier ligt een verband met onze veiligheidsbelangen. Het Energierapport 2011 maakt een grondige analyse van de energievoorzieningszekerheid en identificeert de landen die hierbij belangrijk zijn voor Nederland: de buurlanden en de grote strategische spelers, zoals Brazilië, VS, Rusland en China. In 2012 wordt de bilaterale relatie met deze landen nader gestructureerd. Het beleid op het gebied van grondstoffenzekerheid wordt uitgevoerd op basis van de grondstoffennotitie2. Daarbij zijn duurzaamheid en ketenbenadering van groot belang.

Handelsmissies, beurzen, publieksdiplomatie, culturele evenementen en uitwisselingen en onderwijs- en onderzoekssamenwerking dragen allemaal bij aan het goed op de kaart zetten van Nederland in het buitenland. Dat is bekend instrumentarium. De regering wil daar slimmer en strategischer mee omspringen, optimaal gebruik makend van de beperkte middelen. Dat gebeurt bijvoorbeeld via een strategische inzet van de reizen van de bewindspersonen. Dat vergt dat we per markt, per sector, per regio zelfs, bekijken wat nodig is. Het ministerie van Buitenlandse Zaken werkt op dit terrein nauw samen met het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, dat internationaal ondernemen coördineert. Om de kansen van Nederlandse bedrijven in snel groeiende massamarkten zoals China, India en Brazilië te optimaliseren, wordt daaraan speciale aandacht besteed. Maar ook groeimarkten en strategische knooppunten als Vietnam en Panama rechtvaardigen extra inzet. Juist in deze landen zijn goede contacten met de overheid van groot belang. De regering zal zich bij de uitvoering van de economische diplomatie richten op negen zogenoemde «topsectoren», waarin Nederland een sterke internationale positie heeft: voedsel, agro and food, tuinbouw, hightech, energie, logistiek, creatieve industrie, life sciences, chemie en water. Het gaat er nu om de kansen van het Nederlandse bedrijven en kennisinstellingen op deze gebieden maximaal te benutten. Ook zullen de Caribische partners in het Koninkrijk worden ondersteund met een betere benutting van de economische strategische ligging en de culturele verbondenheid met de Latijns-Amerikaanse regio van de eilanden.

Economische diplomatie wordt ook ingezet ter bevordering van onze bredere internationale economische belangen. Ook het verbeteren van de interne markt van de Europese Unie valt er onder. Die interne markt heeft Nederland al veel opgeleverd in termen van welvaart en werkgelegenheid. Maar zij kan nog steeds verder worden vervolmaakt. De regering heeft de verdere vervolmaking van de interne markt voor diensten, energie en intellectueel eigendom voor ogen. Dit zou voor de Nederlandse economie, die voor 80 procent op diensten is gebaseerd, forse groei opleveren. Aandacht voor internationaal maatschappelijk verantwoord ondernemen maakt ook deel uit van economische diplomatie. Nederlandse bedrijven zullen onder andere via de posten worden ondersteund en geïnformeerd over het aanpakken van mogelijke schendingen van OESO-normen in hun productieketen.

3e pijler: werken aan vrijheid

De regering geeft prioriteit aan thema’s als de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en de vrijheid van meningsuiting inclusief de bevordering van internetvrijheid. Zij wil hierbij een voortrekkersrol vervullen. De regering beoogt mediadiversiteit in landen waar die tekort schiet te bevorderen, bloggers en cyberdissidenten te ondersteunen, gedragscodes voor bedrijven te bepleiten en sluitende Europese regelgeving. Samen met Canada, Zweden, de Verenigde Staten en het Verenigd Koninkrijk speelt Nederland een rol in de voorhoede van de internetvrijheid. De regering spant zich meer nog dan voorheen in vervolging van religieuze minderheden tegen te gaan. Ook voor de rechten van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders spant de regering zich bijzonder in. De regering ondersteunt gelijke rechten en kansen voor vrouwen. De regering ondersteunt daarom de volwaardige deelname van vrouwen in de politieke en bestuurlijke besluitvorming binnen hun maatschappijen. Dit verhoogt de efficiëntie en effectiviteit van beleid en is een voorwaarde voor economische ontwikkeling, democratisering, goed bestuur, vrede, veiligheid en stabiliteit. Vrouwen zijn multipliers van economische ontwikkeling en stabiliteit.

Verdedigers van mensenrechten en hun organisaties staan centraal in het beleid. Zij moeten zich gesteund weten. Het Mensenrechtenfonds steunt projecten op deze ijkpunten, voor een groot deel via de ambassades. Het gaat om projecten die verdedigers van mensenrechten helpen voet aan de grond te krijgen in hun land. De Arabische wereld krijgt hierbij prioriteit vanwege de zorgelijke mensenrechtensituatie in deze regio. Duurzame transitie zal alleen gebeuren als er democratie, rechtstaat en respect mensenrechten zijn.

Een sterke internationale rechtsorde vereist goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak. De Nederlandse traditie van volkenrechtelijke expertise komt tot uitdrukking in de positie van Den Haag als juridische hoofdstad van de wereld. Nederland zal zich blijven inspannen voor de erkenning van de rechtsmacht van de internationale hoven en tribunalen, waaronder het Internationaal Gerechtshof en het Internationaal Strafhof.

Mensenrechten hebben intrinsieke waarde. Bij ernstige schendingen van fundamentele rechten, zoals marteling, de doodstraf, buitengerechtelijke verdwijningen en verkrachtingen, vinden de slachtoffers de regering aan hun zijde. Daarnaast spant de regering zich in om genocide en oorlogsmisdaden te voorkomen en daders te bestraffen.

De regering probeert notoire schenders van mensenrechten de voet dwars te zetten, bijvoorbeeld met Europese sancties tegen hen. Zij bepleit dat landen die niet voldoen aan basisnormen voor democratie en mensenrechten minder of zelfs geen EU-hulp krijgen. Naast deze morele overwegingen, is de bevordering van respect voor mensenrechten ook in het eigen belang. Nederland vaart wel bij een stabiele internationale omgeving, waar de regels van de rechtsstaat worden nageleefd en de mensenrechten worden gerespecteerd. Dat is goed voor handel en investeringen. Waarden en belangen gaan hier gelijk op. Nederlandse ambassades bevorderen maatschappelijk verantwoord ondernemen en mensenrechten in hun contacten met (Nederlandse) bedrijven.

De notitie «Verantwoordelijk voor vrijheid – mensenrechten in het buitenlandbeleid» van april 2011 beschrijft de Nederlandse positie voor het mensenrechtenbeleid als een coherent en compact mensenrechtenbeleid dat concrete resultaten oplevert. De beperkte middelen dwingen ons keuzes te maken om effectief te zijn. Dat betekent principieel zijn waar dat nodig is, maar zeker ook gericht zijn op dialoog. Waar gelijkgezinde landen expertise en gedrevenheid aan de dag leggen, sluit de regering zich aan bij bestaande initiatieven. Dat gebeurt multilateraal waar mogelijk, bilateraal waar nodig. Het effect is groter als alle 27 lidstaten samen optrekken. Het Verdrag van Lissabon, waarin onder meer de toetreding van de EU tot de EVRM is afgesproken, heeft een impuls gegeven aan het gemeenschappelijke buitenlandbeleid van de EU. Van die gemeenschappelijkheid wil de regering optimaal gebruik maken. Dat geldt ook voor de totstandkoming van een Europees mensenrechtenbeleid en de afstemming tussen EU-instellingen en lidstaten over de uitvoering ervan.

Buitenlandse Zaken treft samen met Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen voorbereidingen om Radio Nederland Wereldomroep per 1 januari 2013 te richten op de bevordering van het vrije woord, in de wereld. Dit vult de afspraken uit het Regeerakkoord in.

In focus: geïntegreerd beleid voor de Arabische regio

De veranderingen in de Arabische wereld benadrukken de noodzaak van een geïntegreerd buitenlandbeleid dat veiligheid, welvaart en vrijheid in samenhang ziet. Waar mensenrechten met voeten worden getreden, waar de rechtsstaat in verdrukking is en waar jongeren nauwelijks toekomstperspectief hebben, is stabiliteit niet blijvend en kan de welvaart niet duurzaam toenemen. Het verschil tussen stabiliteit en pseudostabiliteit heeft zich in de Arabische regio duidelijk gemanifesteerd. De mensen daar verdienen een transitie die leidt tot maatschappelijke en economische hervormingen, een inclusieve democratie en respect voor burgerlijke vrijheden en mensenrechten.

De regering wil bijdragen aan die transitie. Zij moet duurzaam zijn en leiden tot economische groei, mede door opbouw van de economische infrastructuur, en groei van de werkgelegenheid. Bij deze bijdrage past bescheidenheid: de eerste verantwoordelijkheid ligt in de regio zelf. Zonder drive van binnenuit lukt het niet. Nederland en de EU kunnen de transitieprocessen wel goed ondersteunen en begeleiden. De leidende principes hierbij zijn: multilateraal waar mogelijk bilateraal waar nodig, vraag gestuurd en op basis van conditionaliteit.

Hoe de landen aan de zuidflank van Europa zich ontwikkelen, is ook belangrijk voor Nederland en de Europese Unie. Het zijn potentieel grote afzetmarkten en het zijn energieleveranciers. Een ontwikkeling in de verkeerde richting kan leiden tot internationale criminaliteit, terrorisme en illegale immigratie. De openstelling van de Europese markt is van wezenlijk belang voor economische ontwikkeling en werkgelegenheid. Daarom pleit de regering voor verbeterde markttoegang voor producten uit de Arabische regio, in het bijzonder voor agrarische producten.

De EU heeft binnen de bestaande begroting extra middelen vrijgemaakt om de regio te ondersteunen. Dit betreft schenkingsmiddelen voor het Europese Nabuurschapsbeleid en EIB leningen, waarvan 5% kan worden toegerekend aan Nederland. De regering houdt aandacht voor rechtmatige, effectieve en efficiënte besteding van deze gelden. Daarnaast kan Nederland onder andere via de Europese Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling (EBRD), de Europese Investeringsbank (EIB), het IMF en de Wereldbank de steun voor de transitieprocessen beïnvloeden. Bovenop het Nederlandse deel van de multilaterale bijdragen aan de Arabische regio 8 maakt de regering zelf in 2012 EUR 7,5 miljoen vrij voor ondersteuning van de regio. Dat loopt op tot EUR 15 miljoen in 2015. Het gaat dan om ondersteuning van het maatschappelijk middenveld, politieke partijen, training van diplomaten, ondersteuning van betrouwbare justitie-instellingen en om ondersteuning van het bedrijfsleven, in het bijzonder het MKB. Bij de aanwending van de extra middelen focust de regering eerst vooral op Egypte en Tunesië en in een tweede fase op Marokko en Jordanië.

Ontwikkelingssamenwerking

Ontwikkelingssamenwerking is integraal onderdeel van het Nederlandse buitenlandbeleid zoals beschreven in de Basisbrief en de Focusbrief aan de Tweede Kamer. Veiligheid, welvaart en vrijheid zijn nauw verbonden aan dit beleidsterrein. Als mensen niet van hun fundamentele vrijheden en rechten kunnen genieten en in onveiligheid moeten leven, leidt dat tot instabiliteit en menselijk lijden. Onveiligheid en instabiliteit belemmeren bovendien economische groei en welvaart. In de lijst partnerlanden zitten daarom enkele fragiele staten, waar de regering probeert veiligheid en stabiliteit te bevorderen. De regering wil en kan bijdragen aan de verbetering van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Water en voedselzekerheid zijn belangrijke elementen in de ontwikkeling en welvaart in ontwikkelingslanden. Nederland heeft iets te bieden en te winnen bij deze twee speerpunten die aansluiten bij de Nederlandse economische topgebieden. De landenkeuze houdt verder rekening met kansen en mogelijkheden van Nederlandse bedrijven in die landen. Het verlenen van humanitaire hulp aan slachtoffers van natuurrampen en conflicten, zoals in de Hoorn van Afrika, blijft van groot belang evenals zorg voor vluchtelingen in de regio. Daarbij wordt nadrukkelijk gekeken naar maximalisering van de effectiviteit, mogelijkheden van zelfredzaamheid en betere verantwoording over de besteding van de middelen.

Een integrale aanpak van ontwikkelingsproblematiek is ook internationaal nodig. De regering maakt zich daarvoor sterk, zeker ook binnen de EU. EU- of nationaal regeringsbeleid moet belangen van ontwikkelingslanden zo min mogelijk schaden. Bij interdepartementale afstemming houdt de regering de beleidscoherentie voor ontwikkeling voortdurend in de gaten. Er komt sterkere expertise bij Buitenlandse Zaken voor beleidscoherentie voor ontwikkeling.

Bij de Nederlandse inzet in het multilaterale kanaal wordt aangesloten bij de gekozen bilaterale beleidsthema's binnen een bredere ondersteuning van het multilaterale systeem. Hierbij wordt zo veel mogelijk vastgehouden aan het uitgangspunt dat de combinatie van relevantie en effectiviteit de hoogte van de Nederlandse bijdragen bepaalt. Een dergelijke afweging verdient maatwerk. Bijkomende factoren zoals de inschatting van het perspectief op verbetering van de organisatie zullen per geval worden meegewogen.

Goede bedoelingen zijn onvoldoende basis voor effectieve ontwikkelingssamenwerking. De regering kiest voor gebieden waar Nederland internationaal verschil kan maken door haar kennis en expertise en die het nationale belang dienen. Dit is ook goed voor het draagvlak. De regering wil een herkenbaar profiel voor de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking en moet tegelijkertijd bezuinigen. Dat heeft geleid tot een fundamentele koerswijziging met minder thema’s en minder landen.

Uiteindelijk is het doel zelfredzaamheid voor armen. De inzet verschuift van sociale sectoren naar productieve sectoren. Economische groei vanuit een sterke private sector is immers een belangrijke motor van armoedebestrijding. De regering heeft gekozen voor vier speerpunten, die aansluiten bij de Millenniumdoelen en de agenda voor de global public goods. Die speerpunten verbinden wereldwijde problemen en Nederlandse kennis. Het zijn: (1) veiligheid en rechtsorde, (2) voedselzekerheid, (3) water en (4) seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Bij de uitwerking van de vier speerpunten bevordert de regering een goed ondernemingsklimaat en investeert in samenwerking met het bedrijfsleven 9.

Veiligheid en rechtsorde

Voorkomen van conflicten bespaart menselijk leed en is efficiënt. De regering wil veiligheid bevorderen in zwakke staten door de onderliggende oorzaken van instabiliteit, conflict en uitsluiting aan te pakken. De Nederlandse benadering is een land-specifieke combinatie van defensie, diplomatie en ontwikkeling. De prioriteiten zijn verbetering van veiligheid voor mensen en ontwikkeling van de rechtsstaat (op basis van een scheiding der machten en de Rule of Law), ondersteuning van legitieme overheden met voldoende capaciteit, verbetering van sociale voorzieningen, creatie van werkgelegenheid, versterking van de rol van vrouwen in vredesprocessen en effectievere multilaterale inzet in post-conflictsituaties.

Water

Steeds meer landen kampen met waterproblemen. Dit heeft ook gevolgen voor de stabiliteit van ontwikkelingslanden. De regering wil bijdragen aan effectief en integraal waterbeheer, op terreinen waar Nederland een kennisvoorsprong heeft en waar samenwerking tussen overheid, Nederlandse bedrijven, maatschappelijke organisaties en kennisinstellingen meerwaarde heeft. De prioriteiten zijn efficiënt watergebruik voor duurzame voedselproductie, veilige delta’s en beheer van stroomgebieden (inclusief aanpassing aan klimaatverandering) en verbeterde toegang tot veilig drinkwater en sanitatie. De regering werkt hierbij samen met de brede Nederlandse watersector. Zij breidt de publiek-private partnerschappen en samenwerkingsprogramma’s daarvoor uit met, bijvoorbeeld, drinkwaterbedrijven, kennisinstituten en ngo’s. Zij versterkt de samenwerking in het Water Mondiaal-programma.

Voedselzekerheid

Ontwikkeling van de private sector is een essentiële voorwaarde voor meer economische groei en draagt bij aan voedselzekerheid, een belangrijk element bij het behalen van millenniumdoel 1 (Halvering van honger en het aantal mensen dat onder de armoedegrens leeft). Wereldwijd zijn 1 miljard mensen chronisch ondervoed en hebben 2 miljard mensen een tekort aan essentiële voedingsstoffen. Nederland wil de voedselzekerheid vergroten door duurzame productie, efficiënte markten, grotere inkomenszekerheid en betere toegang tot gezond voedsel te stimuleren. De prioriteiten zijn stimulering van innovatie, duurzame ketenontwikkeling, betere toegang tot goede voeding voor armere bevolkingsgroepen door onder meer hogere werkgelegenheid en het wegnemen van knelpunten voor producenten.

Seksuele en reproductieve gezondheid en rechten 10

Zwanger worden, zwanger zijn en bevallen leiden in ontwikkelingslanden vaak tot ziekte en complicaties. De regering is een vooruitstrevende en standvastige pleitbezorger van seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. Prioriteiten zijn pleitbezorging en beïnvloeding van beleid, effectieve dienstverlening door een betere aansluiting tussen overheid en private sector, capaciteitsversterking in de reproductieve gezondheidszorg, onderwijs, en gericht onderzoek om toegang tot voorzieningen te verbeteren. Reproductieve gezondheid, algemene gezondheid en de hiv/aidsproblematiek beïnvloeden elkaar. De regering wil zich concentreren op het vlak waar deze drie bij elkaar komen. Dit betekent dat Nederland zich richt op het voorkomen van uitsluiting en bestrijding van discriminatie in de gezondheidszorg, betere toegang voor jongeren tot informatie over seksualiteit en gezondheid, verbetering van rechten van gemarginaliseerde groepen, verbeterde toegang tot anticonceptie, hiv preventie, vaccins en andere medische middelen en verbetering van seksuele en reproductieve zorg, incl. veilige abortus. Juist daar kan Nederland een verschil maken ten opzichte van andere donoren.

Dwarsdoorsnijdende thema’s

Milieu, goed bestuur, en gelijke rechten en kansen voor vrouwen (gender) zijn dwarsdoorsnijdende thema’s. Zij wegen mee bij de programmering en in de uitvoering van het beleid op de bovengenoemde speerpunten.

Partnerlanden

Het aantal partnerlanden is verminderd van 33 naar 15. De keuze voor de partnerlanden houdt rekening met de mogelijkheid resultaten te boeken, het inkomens- en armoedeniveau, de mogelijkheid de speerpunten vorm te geven, de belangen van andere departementen, de financiële omvang van het lopende hulpprogramma, de mate van goed bestuur, en de mate waarin de eventuele sluiting of omvorming van het hulpprogramma bijdraagt aan de voorgenomen bezuinigingen op het postennetwerk. De landenlijst bevat drie categorieën:

  • lage-inkomenslanden: Benin, Ethiopië, Mali, Mozambique, Oeganda en Rwanda;

  • fragiele staten: Afghanistan, Burundi, Jemen, Palestijnse Autoriteiten en Soedan;

  • en landen met een gezonde economische groei: Bangladesh, Ghana, Kenia en Indonesië.

Ook in enkele andere landen investeert de regering ontwikkelingsgeld. Colombia, Vietnam en Zuid-Afrika komen in aanmerking voor een transitiefaciliteit. Besteding via multilaterale fondsen, het maatschappelijke kanaal en centrale programma’s blijft bestaan. De uitfasering en transformatie in de afgevallen landen gebeurt zorgvuldig. De regering streeft naar een gezamenlijke aanpak met andere donorlanden. De ambassades werken de komende periode een op maat gesneden exit- of transformatiestrategie uit.

Nederland in Europa

Europa is van groot belang om de drie pijlers van het buitenlandbeleid, veiligheid, welvaart en vrijheid, te schragen. De waarden waarop de Europese Unie berust, eerbied voor de menselijke waardigheid, vrijheid, democratie, de rechtsstaat en eerbiediging van de mensenrechten, en de doelstellingen van de EU onder meer de creatie van een ruimte van vrijheid, veiligheid en recht, de totstandbrenging van een interne markt, evenwichtige economische groei en prijsstabiliteit, bijdrage en vrede en veiligheid, sluiten nauw aan bij de buitenlandspolitieke doelstellingen van de regering. Tegelijkertijd meent de regering dat de EU zeker niet de enige supra- en internationale organisatie is die van belang is om de buitenlandse politieke doelstellingen te realiseren. Ook de NAVO en VN, en in Europa de OVSE en de Raad van Europa spelen een belangrijke rol.

De grootste uitdaging voor Europa op dit moment is het herstellen van de financiële stabiliteit. Een stabiele Europese muntunie is in het belang van Nederland, zowel voor exporterende bedrijven als voor sparende burgers. Dit vergt een slagvaardige EU waarin afspraken worden nagekomen en toekomstige crises worden voorkomen. De regering werkt actief mee aan een aanpak om de financieel-economische crisis te beteugelen. Deze aanpak kent een waaier aan maatregelen.

De hoofdverantwoordelijkheid ligt bij de lidstaten zelf: zij moeten hun overheidsfinanciën op orde krijgen en economische hervormingen doorvoeren. Daarbij moet de financiële stabiliteit duurzaam worden verankerd door te garanderen dat afspraken over begrotingsdiscipline worden nageleefd. Dat vergt een slagvaardig Europees toezicht dat effectief ingrijpt wanneer lidstaten de spelregels van de muntunie overtreden. Afgelopen jaar is hieraan gewerkt door aanscherping van het Stabiliteits- en Groeipact, betere controle op nationale statistieken en begrotingsraamwerken en monitoring van macro-economische onevenwichtigheden. Ook wordt de economische beleidscoördinatie versterkt via het Europese Semester en het Euro-Plus-Pact. Om scherper en beter toezicht te houden op de geïntegreerde Europese financiële sector zijn drie nieuwe Europese toezichthouders opgericht. Ook komend jaar wordt de nieuwe regulering van de financiële sector verder uitgewerkt. Een crisisbeheersingsmechanisme is het sluitstuk van deze aanpak, om in het uiterste geval onder strenge voorwaarden bijstand te verlenen. Vanaf 2013 treedt het Europees Stabiliteitsmechanisme (ESM) in werking, ter opvolging van de European Financial Stability Facility. De ratificatie van het ESM zal in 2012 moeten gebeuren. Echter, verdere aanscherping moet niet uitgesloten worden.

Nederland kiest voor een moderne en sobere Europese begroting. Modern vereist dat die aandacht geeft aan innovatie, asiel en migratie en veiligheid. De Europese middelen moeten bijdragen aan de prioriteiten van dit moment: een concurrerend Europa in een multipolaire wereld. De EU begroting moet sober zijn: de regering moet in vier jaar tijd EUR 18 miljard bezuinigen. Ook andere lidstaten bezuinigen. De regering wil de afdrachten aan Brussel substantieel verlagen. Op 29 juni 2011 presenteerde de Commissie haar voorstellen voor het meerjarige financiële kader 2014-2020. Dit is het begin van intensieve onderhandelingen die vermoedelijk pas eind 2012 zijn afgerond. De voorstellen zijn een goede basis voor de onderhandelingen, maar moeten op onderdelen nog wel sterk verbeteren om de Nederlandse doelstelling van modern en sober te realiseren. De regering is er duidelijk over dat landen met een lidmaatschapsperspectief kunnen toetreden wanneer zij aan de voorwaarden voldoen. Toetreding van nieuwe lidstaten leidt tot stabiliteit en welvaart in Europa. Zij dienen echter wel te voldoen aan de criteria, met name de Kopenhagen-criteria, waaronder het absorptievermogen van de EU.

Ook in 2012 vult de regering het uitbreidingsbeleid in volgens het adagium strict and fair. In 2012 zal Nederland bijzondere aandacht geven aan de ontwikkeling van de rechtsstaat in de (potentiële) kandidaat-lidstaten. Hieronder valt ook het toezicht op de justitiële hervormingen in Kroatië waarmee de Raad eind december 2011 het toetredingsverdrag tekent. Het strikt vasthouden aan de regels is noodzakelijk voor het draagvlak voor uitbreiding. Europa heeft het afgelopen decennium landen toegelaten die hier nog niet klaar voor waren. Dat is onwenselijk: toetreding van nieuwe lidstaten moet de EU versterken, niet verzwakken.

Vervolmaking van de interne markt is voor de regering een speerpunt. De interne markt is de motor van groei en banen. Om ook in de toekomst een goed functionerende interne markt te houden, en om als Europese Unie een van de leidende en hoogst ontwikkelde economieën in de wereld te blijven, moet worden ingezet op innovatie, de digitale agenda, verbetering van de concurrentiepositie en een goed functionerende dienstenmarkt. Dit is goed voor Europa én voor Nederland. Dankzij de interne markt ligt het jaarinkomen van elke Nederlander volgens het CPB nu al ongeveer 1 500 tot 2 200 euro hoger. Deze interne marktbonus kan de komende jaren nog meer dan verdubbelen. De opheffing van de belemmeringen voor een digitale interne markt in Europa zou in 2020 4 procent extra economische groei kunnen opleveren.

De regering wil naar een systeem dat kansen biedt voor diegenen die kunnen bijdragen en restrictief is voor diegenen die dat niet willen. Daarom moet de EU een scherper asiel- en immigratiebeleid voeren. Dat vereist aanpassing van sommige richtlijnen zoals gezinsmigratie en arbeidsmigratie. De regering is voor versterking van Frontex. Grensbewaking is een terrein waar Europese samenwerking meerwaarde biedt. Eén van de grootste successen van Europese samenwerking is het vrije personenverkeer binnen de Schengenruimte. Tegelijkertijd meent de regering dat de politieke sturing en samenwerking in het Schengengebied beter kan. Het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten moet verbeteren. Dit kan door elkaar in de reguliere rapportages te beoordelen op elementen als onafhankelijke rechtspraak, strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad.

De omwentelingen in de Arabische wereld maken eens te meer duidelijk dat Europa gebaat is bij een slagvaardige en coherente EU. Geen enkele lidstaat is alleen in staat gebeurtenissen in de wereld doorslaggevend te beïnvloeden. Europa moet als geheel antwoorden op mondiale uitdagingen. De EU is bij uitstek geschikt om bepaalde Nederlandse belangen in de wereld te behartigen, en om onze waarden uit te dragen. Zoals ook in het Regeerakkoord staat, streeft de regering zich naar een effectiever en samenhangender extern beleid van de Unie. Om de rol van de EU te versterken, steunt de regering de ontwikkeling van de Europese diplomatieke dienst. Deze moet, in overeenstemming met het Verdrag van Lissabon, de Hoge Vertegenwoordiger steunen bij de formulering en uitvoering van het Europese externe beleid.

De Europese Dienst Extern Optreden (EDEO) is pas een half jaar operationeel. De organisatie staat en de topposities zijn vervuld. Maar er zijn ook opstartproblemen. Er is nog geen bedrijfscultuur omdat het personeelbestand is opgemaakt uit drie bloedgroepen: Commissie-diensten, experts van het Raadssecretariaat en diplomaten uit lidstaten. De regering denkt actief mee over verdere verbeteringen van de EDEO, ook binnen de Benelux. De Benelux heeft gepleit voor meer gezamenlijke rapportages, logistieke ondersteuning bij crisissituaties, ondersteuning bij opstellen reisadviezen en ambtsberichten, gezamenlijke communicatie en gezamenlijke opleidingen. Daarnaast let de regering op de kosten en streeft zij naar plaatsing van Nederlanders in de EDEO. Er werken nu 64 Nederlanders bij de EDEO (4 procent van het totaal). Van de 136 EU-delegaties, worden er acht geleid door Nederlanders, ruim 6 procent.

Nederland besteedt de komende jaren 0,7 procent van zijn bnp aan ontwikkelingshulp. Daarmee is Nederland een van de weinige lidstaten die deze internationale verplichtingen waar maakt. Om het draagvlak hiervoor in Nederland te behouden, moeten ook de andere EU lidstaten in 2012 hun hulp verhogen naar de internationale norm. De regering dringt bij hen daarop aan. Zij wil betere afstemming van ontwikkelingssamenwerking tussen lidstaten en de Europese Commissie.

De bijdrage van de regering aan de Europese inzet voor de internationale klimaatonderhandelingen richt zich op vormgeving van het nieuwe Green Climate Fund, de effectieve internationale besteding van de korte termijn klimaatfinanciering voor 2010 tot 2012 en het genereren van private financiering, de ontwikkeling van nieuwe en gebruik van bestaande marktmechanismen en de integratie van klimaat in de speerpunten water en voedselzekerheid.

Nederland is voorstander van een extern EU energiebeleid dat streeft naar energievoorzieningszekerheid en een duurzame energiehuishouding. Europese maatregelen voor energiebesparing zijn alleen op hun plaats als er meerwaarde is. Er moet een goede balans zijn tussen nationale en mondiale belangen. Gecoördineerde EU-actie is belangrijk. De regering wil de Europese marktregels in het energiebeleid handhaven. Regionale samenwerking is nodig om de kosten van grensoverschrijdende energie-infrastructuur beter te verdelen. Nadat Nederland het doel van 14 procent hernieuwbare energie in 2020 heeft bereikt, wil de regering een geharmoniseerd beleid voor opwekking van duurzame energie daar waar dat het efficiëntst is.

Consulaire diplomatie

Recente gebeurtenissen zoals in Noord-Afrika en het Midden-Oosten maar ook de tsunami in Japan laten zien hoe belangrijk hulp is aan Nederlanders in nood in het buitenland. Instabiliteit, onzekerheid en onveiligheid zijn vaak onverwacht en moeilijk te voorspellen. Zij tonen het belang van zichtbare inspanningen van ambassades en consulaten aan. Consulaire dienstverlening, inclusief migratievraagstukken, is een belangrijke deeltaak van het departement en de vertegenwoordigingen.

Consulaire diplomatie heeft praktische kanten zoals dienstverlening aan Nederlandse burgers in het buitenland, maar heeft ook raakvlakken met de rest van het buitenlandbeleid. Een consulaire dialoog kan soms de weg inzetten naar politieke samenwerking. Samenwerking met niet-EU-staten faciliteert de terugkeer en herintegratie van niet tot Nederland toegelaten migranten en de opvang en bescherming van vluchtelingen in de regio.

De consulaire dienstverlening moet staan als een huis. Het zwaartepunt verschuift naar dienstverlening aan Nederlanders in extreme nood. In de praktijk betekent dit een robuustere crisisrespons en een gedifferentieerde gedetineerdenbegeleiding.

Buitenlandse Zaken geeft bijzondere bijstand aan gedetineerden die een reële kans op de doodstraf lopen. De bijstand aan gedetineerden richt zich erop dat iedere Nederlandse gedetineerde in het buitenland zich kan beroepen op het recht op een eerlijk proces en de daarvan afgeleide beginselen zoals het recht op een advocaat.

Effectieve bijstand aan Nederlanders bij extreme noodsituaties en calamiteiten in het buitenland vereisen capaciteitsversterking om meerdere crises tegelijkertijd te kunnen afhandelen. De eerder genoemde crises in de eerste helft van 2011 hebben aangetoond dat deze in vele vormen kunnen gebeuren en een specifieke aanpak vergen. Het kan gaan om de inzet van militaire transportmiddelen, inzet van chartervluchten en uitzending van Snel inzetbaar Consulair Ondersteunende Teams (SCOT) ter tijdelijke versterking van ambassades. Het juiste reisadvies op het juiste moment en een adequate crisisorganisatie zijn van groot belang. Nederland onderzoekt hoe de internationale samenwerking met andere lidstaten en de EDEO verder vorm kan krijgen. Tijdens de afgelopen crises is er ook intensief interdepartementaal samengewerkt, vooral met Defensie.

Tegenover de concentratie op dienstverlening in noodsituaties staat een versobering en stroomlijning van de overige dienstverlening. Een kleiner postennetwerk leidt er onvermijdelijk toe dat sommige Nederlanders verder moeten reizen. Omdat de huidige leges voor een paspoort dat in het buitenland wordt afgegeven bij lange na niet kostendekkend zijn, moeten zij stijgen tot een kostendekkend niveau. Ook op andere gebieden dan crisisbeheersing onderzoekt Nederland de mogelijkheden voor overdracht van consulaire taken aan de EDEO.

Bij de afgifte van visa, belangrijk om het verkeer van personen wereldwijd in goede banen te leiden, beoogt de regering meer samenwerking met Schengenpartners. Er zijn nu al tientallen bilaterale afspraken tussen Nederland en partners om elkaar in het visumproces te vertegenwoordigen. De regering zet deze lijn voort. De regering zet stappen om meer delen van de consulaire en visumprocessen te digitaliseren om zodoende Nederlanders in het buitenland nog beter en sneller van dienst te zijn en hiermee de regeldruk te verminderen.

Internationaal cultuurbeleid

Het Nederlands internationaal cultuurbeleid versterkt de Nederlandse positie in het buitenland. De regering zet culturele diplomatie daarom strategisch in, in landen die zowel cultureel, politiek als economisch interessant zijn. Focus ligt op de internationale zichtbaarheid van het Nederlands topsegment. Er is opnieuw gekeken naar de geografische focus van het internationaal cultuurbeleid.

Nederlandse kunst staat in het buitenland hoog aangeschreven, wat goed is voor het imago van Nederland. Daar waar kansen liggen voor de Nederlandse economie benadrukt de regering de verbanden tussen cultuur, handel en economie. Een van de prioriteiten van het internationaal cultuurbeleid is de promotie van Nederlandse creatieve industrie. Met programma Dutch Design Fashion and Architecture wil de regering in de periode 2009–2012 de internationale positie van de sectoren design, mode en architectuur duurzaam versterken. Voor de komende subsidieperiode zal de geografische focus komen te liggen op België (Vlaanderen), Duitsland, Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Spanje, Italië, Turkije, de Verenigde Staten, Brazilië, Rusland, China, India, Zuid-Afrika, Indonesië en Japan. Voorts zal de culturele samenwerking met de Arabische regio en Centraal- en Oost-Europa worden gestimuleerd.

Nederlandse expertise van restauratie of herbestemming van gemeenschappelijk cultureel erfgoed kan bilaterale betrekkingen een extra impuls geven en historische relaties een nieuwe dynamiek bezorgen. Ondersteuning van cultuur in ontwikkelingslanden draagt bij aan debat, identiteit, een open samenleving en een gelijkwaardige dialoog tussen partners. Internationalisering is belangrijk voor de Nederlandse kunst. Onze topinstellingen kunnen niet bestaan zonder de internationale markt. Er is vraag in het buitenland naar Nederlandse kunst. Nederlands toptalent is internationaal toonaangevend en vernieuwend. Kunst draagt daarmee bij aan een positief beeld van Nederland in het buitenland. Bovendien is het voor kunstenaars, net als voor sporters, van belang zich te kunnen meten met de internationale competitie. Deelname aan internationale festivals, biënnales en concoursen is dan ook essentieel.

Tenslotte is culturele diplomatie een belangrijk instrument van moderne diplomatie. Diplomaten krijgen hun informatie niet alleen via de traditionele diplomatieke kanalen. Om te weten wat er speelt in een samenleving is het belangrijk te luisteren naar schrijvers, filmers, kunstenaars en bloggers.

Modernisering van diplomatie en postennetwerk

De Nederlandse diplomatie is een middel om doelstellingen in het buitenland tot stand te brengen. De regering richt zich op veiligheid, welvaart en vrijheid in de wereld en op een consulaire inzet die staat als een huis. Vanzelfsprekend wil de regering dat optimaal doen. Daarom past zij de diplomatie aan aan de verhoudingen in de wereld, aan de Nederlandse belangen, aan de omgang tussen mensen. Die aanpassingen krijgen de komende jaren gestalte, op basis van de volgende uitgangspunten.

  • Nederlandse belangen, ook de economische, staan centraal in het handelen. Dat betekent een forse intensivering van de economische diplomatie en meer samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstellingen.

  • Structuur volgt functie. Pas nadat de functie helder voor ogen staat, kan de vorm daarop worden aangepast. Diplomatieke aanwezigheid hoeft niet per definitie een ambassade te zijn maar kan ook een heel anders vorm krijgen, zoals door reizende ambassadeurs of flexibel inzetbare beleidsteams, vanuit regionale steunpunten of door een keuze voor een specifieke inzet voor het bedrijfsleven.

  • De flexibiliteit moet groot zijn om snel te kunnen inspringen op veranderende omstandigheden.

  • De regering focust de diplomatie. Zij wil niet alles doen maar bekijken waar meerwaarde ligt. Aan de hand van die meerwaarde bepaalt zij de inzet. Zij doet waar Nederland goed in is en kiest daarvoor de meest vruchtbare bodem.

  • De diplomatie is een geïntegreerde vorm van werken. Er zijn nog steeds schotten te slechten. Veiligheid, welvaart en vrijheid moeten in samenhang worden bezien.

  • Het opereren wordt dynamischer, waarbij Buitenlandse Zaken volop gebruik maakt van kansen van technologie en communicatiemiddelen en met aandacht voor wat er in de samenleving speelt. Dat betekent een uitbreiding van het palet aan gesprekspartners, verbindingen leggen en buiten de gebaande paden treden om Nederland goed op de kaart te zetten.

  • De consulaire inzet kan moderner en makkelijker, met behulp van elektronische dienstverlening. Uitgangspunten voor de consulaire dienstverlening zijn: zelfredzaamheid, voorspelbare dienstverlening, kostendekkendheid en Europese samenwerking waar het kan.

Met deze uitgangspunten scherp op het netvlies maakt de regering het Nederlandse postennetwerk slanker maar ook sterker. Dat levert niet alleen een efficiëntere diplomatie en een goedkoper postennetwerk op, maar ook een flexibelere inzet die beter past bij de eisen van deze tijd. Flexibiliteit betekent dat jonge medewerkers instromen met contracten voor een bepaalde tijd. Daarna wordt bepaald welke talentvolle medewerkers een vaste aanstelling krijgen, afhankelijk van de behoeften van de organisatie. Dit leidt tot efficiëntie en flexibiliteit, de opdracht heeft de regering zich in het regeerakkoord gesteld. Een groep van wijzen zal de komende twee jaar als klankbord dienen bij de modernisering van het postennetwerk. De groep wordt voorgezeten door mr. Arthur Doctors van Leeuwen. Leden zijn vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, maatschappelijke organisaties, de wetenschappelijke wereld en de diplomatie.

2

Grondstoffennotitie, kamerstuk: 32 582, nr.1

3

Basisbrief en Focusbrief Ontwikkelingssamenwerking Kamerstukken 32 500 V, nr. 15 en 32 605, nr. 2.

4

Notitie Verantwoordelijkheid voor Vrijheid, kamerstuk 32 735, nr. 1.

5

Brief modernisering Nederlandse diplomatie kamerstuk: 32 734, nr. 1

6

Brief modernisering Nederlandse diplomatie kamerstuk: 32 734, nr. 1.

8

Zie verder brief Actuele situatie in Noord-Afrika en het Midden-Oosten kamerstuk: 32 623 nr. 40.

9

Opgenomen in motie Eigeman Kamerstuk 32 500 V, K.

10

In lijn met de toezegging gedaan tijdens AO SRGR en HIV/AIDS

Licence