Base description which applies to whole site

3.6 Artikel 6: BTW-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

Het btw-compensatiefonds (BCF) is opgericht om een eind te maken aan de factor btw bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie. De factor btw wordt weggenomen door het btw-compensatiefonds waaruit decentrale overheden de betaalde btw kunnen terugvragen. De betaalde btw moet daarvoor aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn de inzameling van huisvuil, het onderhoud aan gebouwen, het straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • beheer van het BCF.

C. Beleidswijzigingen

Conform afspraken in het financieel akkoord 25 uit 2013 tussen het Rijk en decentrale overheden, wordt het BCF vanaf 2015 geplafonneerd. Dit in plaats van het eerdere voornemen van het kabinet het BCF per 2015 af te schaffen. Onderdeel van de afspraak is dat de door het Rijk ingeboekte korting gehandhaafd blijft en op het gemeentefonds en provinciefonds wordt toegepast.

Het plafond wordt gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en provinciefonds. Het plafond wordt aangepast voor taakmutaties (zoals decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BCF. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste van het gemeentefonds en provinciefonds. De toevoeging of uitname wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en gezamenlijke provincies in het BCF in het gerealiseerde jaar.

D. Budgettaire gevolgen van beleid

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Verplichtingen

2.715.812

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

               

Uitgaven

2.715.812

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Bijdrage aan medeoverheden

             

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.413.355

2.565.154

2.565.154

2.565.154

2.565.154

2.565.154

2.565.154

w.v. bijdragen aan provincies

302.457

335.968

335.968

335.968

335.968

335.968

335.968

               

Ontvangsten

2.715.812

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

2.901.122

D2. Budgetflexibiliteit

Bijdrage aan medeoverheden

De bijdrage ter compensatie van de door decentrale overheden betaalde btw is opgenomen in de Wet op het btw-compensatiefonds. De Wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BCF. Het BCF was in die zin een openeinderegeling. Met ingang van 2015 wordt de omvang het het BCF geplafonneerd. De voorwaarden voor het BCF veranderen niet. Het Gemeentefonds en het Provinciefonds fungeren als het ware als ventiel bij zowel onderschrijdingen als overschrijdingen van het BCF.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Bijdrage aan medeoverheden

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BCF dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; de begroting van alle gemeenten tezamen is namelijk veel groter dan alle provinciale begrotingen tezamen. In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BCF. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, hetgeen een uitgavencategorie is die veelal voor compensatie van btw in aanmerking komt.

De raming van de uitgaven uit het BCF voor het lopende jaar wordt geëxtrapoleerd voor de jaren daarna. Uitgangspunt voor de raming van het lopende jaar is de beschikking van het afgelopen jaar die in het lopende jaar wordt uitbetaald, aangevuld met het voorschot van het vierde kwartaal van het afgelopen jaar en driemaal het voorschot van het eerste kwartaal uit het lopende jaar. Aangezien het voorschot in het eerste kwartaal van 2014 lager is dan de voorschotten voor de eerste drie kwartalen van 2013 vallen de geraamde uitgaven voor 2014 lager uit dan in 2013.

Tabel plafond BCF (x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

Geraamd plafond

3.029.366

3.032.829

3.088.800

3.118.465

3.132.789

Geraamde ruimte onder plafond

128.244

131.707

187.678

217.343

231.667

Voor 2015 wordt € 128 mln. ruimte tussen het plafond en de BCF-raming voor 2015 verwacht. Dit betekent een verwachte storting van € 128 mln. in het Gemeentefonds en Provinciefonds in 2015.

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controlebeleid

De controle op de toepassing van de Wet op het BCF is belegd bij de Belastingdienst. De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van naleving van de regels door belastingplichtigen. Om dat te bereiken zet de Belastingdienst meerdere toezichtinstrumenten in. Een van die instrumenten is het horizontaal toezicht, waarbij de relatie is gebaseerd op vertrouwen en transparantie. De vorm en intensiteit van het horizontaal toezicht wordt daarbij aangepast aan de kwaliteit van de interne organisatie van de gemeenten en provincies. Het traject van horizontaal toezicht (HT) begint met een interne klantoriëntatie door de Belastingdienst, gevolgd door een HT-gesprek, de zogeheten complianceverkenning, en de stappen «analyse» respectievelijk «versterking fiscale beheersing en monitoring». Het uitvoeren van de werkzaamheden die bij de verschillende stappen behoren, levert de Belastingdienst voorinformatie op. De voorinformatie wordt gebruikt om het toezicht al gedurende het traject aan te passen. Periodiek wordt getoetst of de organisaties onder horizontaal toezicht fiscaal in control zijn.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator
 

Waarde 2013

Streefwaarde 2014

Streefwaarde 2015

Aantallen gemeenten en provincies onder horizontaal toezicht met een individueel convenant 1

n.v.t.

n.v.t.

140 – 180

1

De prestatie-indicator is ten opzichte van de begroting 2014 gewijzigd om beter aansluiting te behouden bij het toezichtsproces zoals de Belastingdienst dat uitvoert. Hiermee wordt eveneens consistentie bereikt met de indicatoren zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 1 Belastingen.

De Belastingdienst richt zich bij de individuele klantbehandeling van provincies en gemeenten op het vergroten van de zekerheid over de juistheid en volledigheid van de belastingontvangsten.

De Belastingdienst ondersteunt en stimuleert provincies en gemeenten om de kwaliteit van de aangifte te versterken. De Belastingdienst bespreekt met provincies en gemeenten hoe zij hun verantwoordelijkheid invullen met betrekking tot de aangifte. Daarbij wordt vastgesteld hoe deze omgaat met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De provincie/gemeente beoordeelt daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en deelt de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit proces en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Periodiek wordt dit getoetst, doorgaans door steekproefsgewijze controles. Waar horizontalisering van het toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst op basis van handhavingsregie passende interventies uit.

25

Tweede Kamer, 2012–2013, 33 400 B, nr. 7

Licence