Base description which applies to whole site

4.6 Rijksgebouwendienst

Inleiding

De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor de uitvoering van de rijkshuisvesting door de Rijksgebouwendienst en voor de kaderstelling voor het rijksbrede beleid op het terrein van de rijkshuisvesting, die vanuit het directoraat generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk wordt vormgegeven.

De Rijksgebouwendienst:

  • draagt bij aan het succesvol functioneren van zijn gebruikers door het bieden van efficiënte en effectieve huisvestingsoplossingen;

  • verzorgt voor de Minister voor Wonen en Rijksdienst de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken, de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat en de instandhouding van de monumenten in beheer van de dienst;

  • draagt bij aan de studies en activiteiten van de Rijksbouwmeester zoals advisering over architectuur(beleid), stedenbouw, monumentenzorg en beeldende kunst;

  • is naast Rijkshuisvester, als Corporate Real Estate Manager, ook beheerder over het in de rijkshuisvesting geïnvesteerde vermogen en heeft een verantwoordelijkheid voor het in stand houden van het culturele erfgoed in de vorm van ruim 400 monumenten 3. Als Corporate Real Estate Manager adviseert de Rijksgebouwendienst over het aankopen, plannen en afstoten van rijkshuisvesting met als doel een bijdrage te leveren aan het primaire proces en het algemene resultaat van de rijksoverheid.

Exploitatie

Baten-lastenagentschap RGD
Begroting van baten-lastenagentschap voor het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
 

2013 Stand Slotwet

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Baten

             

Omzet moederdepartement

22.060

19.848

18.850

19.562

16.530

16.530

16.095

Omzet overige departementen

1.355.306

1.258.720

1.221.996

1.224.295

1.209.535

1.212.223

1.176.915

Omzet derden

12.312

8.800

8.888

8.977

9.067

9.157

9.249

Rentebaten

997

Vrijval voorzieningen

12.447

Overige baten

34.698

12.300

10.706

10.813

10.921

11.030

11.141

Totaal baten

1.437.820

1.299.668

1.260.440

1.263.647

1.246.053

1.248.940

1.213.400

               

Lasten

             

Product Huisvesting

             

Apparaatskosten (netto)

68.531

70.916

70.981

70.389

68.104

67.215

61.119

Huren

255.253

237.785

240.163

230.588

216.766

210.788

208.783

PPS lasten

51.277

49.260

49.603

72.116

91.785

98.816

97.445

Rentelasten

282.222

234.949

232.055

243.815

244.179

235.559

228.532

Afschrijvingen

356.963

316.348

323.659

329.523

335.967

341.433

325.235

Onderhoud

134.199

140.095

139.501

132.989

129.691

130.452

129.901

Dotaties voorzieningen

33.337

40.400

14.035

12.641

12.763

12.367

12.487

Belastingen en heffingen

23.200

21.700

21.994

21.035

20.108

19.908

19.894

Investeringen buiten gebruiksvergoedingen

78.221

78.265

61.097

57.689

56.183

56.203

55.784

Overige producten

             

Services

37.860

36.000

34.340

34.683

35.030

35.381

35.734

Adviezen

11.631

11.390

11.322

11.251

11.384

11.517

11.653

Beleidsondersteuning

5.326

6.188

6.642

5.742

4.242

4.242

4.242

Overige lasten

85.727

30.150

20.806

21.014

16.073

16.233

16.396

Totaal lasten

1.423.747

1.273.446

1.226.198

1.243.476

1.242.275

1.240.114

1.207.204

               

Saldo van baten en lasten

14.073

26.222

34.242

20.171

3.777

8.826

6.196

Toelichting op baten en lasten

Omzet moederdepartement

De Minister voor Wonen en Rijksdienst betaalt de kosten voor het onderhoud van de monumenten in beheer van de Rijksgebouwendienst. De Minister is tevens opdrachtgever voor de Rijksgebouwendienst voor het leveren van ondersteuning aan het moederdepartement en voor de uitvoering van het rijksbeleid gerelateerd aan de rijkshuisvesting (zie artikel 6 van de begroting). Aan het moederdepartement worden de werkelijke kosten in rekening gebracht, inclusief de apparaatskosten die toegerekend worden aan deze (deel) producten.

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen omvat alle opbrengsten voor geleverde producten en diensten. Het gaat daarbij om ontvangen gebruiksvergoedingen, egalisatie, bijdragen voor kleine projecten, services, adviezen en vergoedingen voor verrichte taxaties.

Binnen het huur-verhuurstelsel voor rijkshuisvesting worden interne verhuurcontracten afgesloten tussen de Rijksgebouwendienst en de Ministeries. Op basis van de «Huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst» brengt de Rijksgebouwendienst een gebruiksvergoeding in rekening. De gebruiksvergoedingen van kantoren zijn sinds 2013 (met uitzondering van de jaarlijkse indexatie) bevroren op het niveau van 2012. Voor de specialties (voor zover het rijksonderdelen betreft) geldt bevriezing per 1 januari 2014 (eveneens met uitzondering van de jaarlijkse indexatie) op het niveau van 2013. Daartegenover staat dat de Rijksgebouwendienst nu verantwoordelijk is voor de uitvoering en instandhouding in die delen van de voorraad.

De huidige gebruiksvergoeding bij eigendomspanden bestaat uit componenten voor rente en afschrijving en één component voor de kosten van onderhoud, leegstand, belastingen en het apparaat van de Rijksgebouwendienst voor zover zich dat bezig houdt met rijkshuisvesting. Bij huurpanden bestaat de gebruiksvergoeding ten minste uit componenten voor de markthuur en apparaatskosten. Daarnaast zijn hier de opbrengsten van PPS-contracten opgenomen.

In de raming van de gebruiksvergoeding is rekening gehouden met het opleveren van nieuwe projecten en met de voorziene krimp van huisvesting van de overheid. Met ingang van 2016 wordt als onderdeel van een vernieuwd rijkshuisvestingstelsel de nieuwe beprijzing ingevoerd. Doelstelling is o.a. vereenvoudiging van het rijkshuisvestingstelsel. Het betreft een vaste m²-prijs voor kantoren per regio (Den Haag, Randstad, rest van Nederland). Voor de specialties wordt nog gewerkt aan de nieuwe beprijzingmethode per complex.

Sinds 2010 betaalt het moederdepartement naar analogie van het huur-verhuurstelsel, ook een gebruiksvergoeding voor de huisvesting van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken. Deze organisaties betalen zelf geen gebruiksvergoeding voor hun huisvesting, maar worden betaald via de begroting van W&R, die verantwoordelijk is voor de huisvesting van de genoemde diensten.

De huurprijsmethodiek Rijksgebouwendienst heeft als uitgangspunt een (afgezien van de toegepaste indexering) constante huurprijs over de contractperiode. De jaarlijkse opbrengst is daarom een constante reeks, terwijl de kosten van rente en afschrijving per jaar variëren. Het verschil tussen de baten en lasten van rente en afschrijving wordt jaarlijks op contractniveau geëgaliseerd. In de balans is dit zichtbaar als een langlopende vordering op de gebruikers van de panden onder de post «egalisatierekening».

Met de invoering van de vaste m²-prijs voor kantoren per 1 januari 2016 vervalt deze werkwijze. De stand van de vordering op 31 december 2015 wordt met de Ministeries afgerekend. Voor specialties is nog niet besloten over de nieuwe beprijzing en de egalisatie.

Bij omzet departementen gaat het daarnaast ook om investeringen buiten gebruiksvergoeding (kleine, à fonds perdu gefinancierde huisvestingsprojecten) voor Ministeries, die door de Rijksgebouwendienst worden uitgevoerd.

Omzet derden

De Rijksgebouwendienst heeft ook de zorg voor de huisvesting van organisaties op het niveau van de centrale overheid, die (vrijwel) geheel bekostigd wordt uit collectieve middelen. Indien organisaties die binnen deze definitie vallen daar om verzoeken, kan de Rijksgebouwendienst de zorg voor de huisvesting op zich nemen. Daarnaast exploiteert de Rijksgebouwendienst een aantal bijzondere objecten zoals parkeergarages en de grafelijke zalen.

Rentebaten

De Rijksgebouwendienst kent rentebaten als gevolg van positieve saldi op de rekening-courant Rijkshoofdboekhouding (dagrente) en op de depositorekeningen Rijkshoofdboekhouding. Vanwege de huidige lage rentevergoeding worden de komende jaren geen baten verwacht.

Overige baten

De overige baten betreffen de geraamde onttrekkingen aan de bestemmingsreserves brandveiligheid.

Apparaatskosten (netto)

De bruto apparaatskosten bestaan uit salarissen, opleidingen, externe inzet voor zowel het primaire als het secundaire proces, huisvesting, ICT en overige materiële kosten. Een groot deel van de huisvesting en ICT wordt afgenomen van het moederdepartement.

Voor een deel van de apparaatskosten wordt dekking gegenereerd door toerekening aan de (deel-) producten «huisvestingsprojecten», «services», «adviezen» en «beleidsondersteuning» («verwerkt als productkosten»). De resterende (netto) apparaatkosten moeten worden gedekt vanuit de opslag in de gebruiksvergoeding.

Huren

Deze post betreft de huren die de Rijksgebouwendienst aan de markt betaalt.

PPS-lasten

Onder deze post valt de totale vergoeding die de Rijksgebouwendienst uit hoofde van geïntegreerde PPS-contracten verschuldigd is aan een opdrachtnemer voor onderhoud, dienstverlening en rente.

Rentelasten

De rentelasten zijn geraamd op basis van de afgesloten en nog af te sluiten leningen met het Ministerie van Financiën.

Afschrijvingen

Dit zijn de afschrijvingen op gebouwen en inbouwpakketten. De standaard afschrijvingstermijn op deze componenten kan variëren van 20 jaar op inbouwpakketten tot 60 jaar op het casco.

Onderhoud

Deze post betreft het dagelijks en het planmatig onderhoud voor de rijkshuisvesting. Het dagelijks onderhoud bestaat uit regelmatig terugkerende vaste werkzaamheden (contractonderhoud en wettelijk verplichte keuringen) en storingsonderhoud. Het planmatig onderhoud betreft de vervanging van en het onderhoud aan de gebouwelementen voor rekening van de Rijksgebouwendienst, zodat het onroerend goed op het gewenste kwaliteitsniveau wordt gehouden.

Deze activiteiten worden ook uitgevoerd voor de objecten van het Koninklijk Huis voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken en voor objecten buiten het huur-verhuurstelsel.

Dotaties aan voorzieningen

Het gaat met name om dotaties aan de voorzieningen Herstelonderhoud, Asbest en Bodemverontreiniging. Voorts is een dotatie geraamd voor een voorziening ter gedeeltelijke financiering (ad € 20 mln.) van een renovatie aan paleis Huis ten Bosch. Deze renovatie wordt in 2015 ter hand genomen en betreft met name het aanpassen van de woonvleugel en het vernieuwen van de meer dan 30 jaar oude technische installaties. De representatieve ruimte en de Haagse vleugel worden nog niet verbouwd, dit komt in een later stadium aan de orde. De totale kosten van de verbouwing bedragen € 35 mln. Hiervan wordt 20 mln. gefinancierd uit het positieve resultaat van de Rijksgebouwendienst over het jaar 2014. Hiervoor is een dotatie gedaan aan een voorziening. Voor 15 mln. wordt, zoals gebruikelijk voor investeringen, een beroep gedaan op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën. De rente en afschrijving wordt gedurende de looptijd van de lening ingepast in de begroting van W&R. Zie ook de toelichting op het kasstroomoverzicht.

Belastingen en heffingen

Deze post betreft het eigenaardeel van de onroerendezaakbelasting over de voorraad onroerend goed.

Investeringen buiten de gebruiksvergoedingen

Onder deze post zijn investeringen opgenomen die niet leiden tot een (aanpassing van de) gebruiksvergoeding. Het betreft hier kleine projecten voor Ministeries en investeringen voor gebruikers buiten het huur-verhuurstelsel. Deze post zal dalen als gevolg van de instandhoudingsplicht.

Services

Services zijn basistaken op het gebied van onderhoud, die door de gebruikers zijn overgedragen aan voorheen de Rijksgebouwendienst. Een deel van de kosten bestaat uit de opbouw van een vervangingsverplichting die de Rijksgebouwendienst heeft jegens een aantal gebruikers voor de vervanging van de gebruikersinstallaties.

Adviezen

Onder deze post zijn de integrale kosten van niet-projectgebonden adviezen opgenomen.

Beleidsondersteuning

Onder deze post zijn de kosten opgenomen voor het product «beleidsondersteuning».

Dit product wordt door het moederdepartement gefinancierd.

Overige lasten

Onder de overige lasten worden onder andere niet projectgebonden kosten voor de uitvoering van het programma brandveiligheid voorzien.

Kasstroomoverzicht

Baten-lastenagentschap RGD
Kasstroomoverzicht over het jaar 2015 (Bedragen x € 1.000)
   

2013 Stand Slotwet

2014

2015

2016

2017

2018

2019

1.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + depositorekeningen

357.398

128.464

115.243

89.779

155.666

204.870

291.734

2.

Totaal operationele kasstroom

394.270

359.463

372.758

382.474

383.939

399.089

339.843

 

-/- totaal investeringen

– 155.158

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

– 425.000

 

+/+ totaal boekwaarde desinvesteringen

136.559

96.000

49.000

76.000

59.000

56.000

50.000

3.

Totaal investeringskasstroom

– 18.599

– 329.000

– 376.000

– 349.000

– 366.000

– 369.000

– 375.000

 

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

– 19.225

– 3.777

– 8.826

 

Eenmalige storting door het moederdepartement (+)

0

0

0

0

0

0

0

 

Aflossingen op leningen (-/-)

– 745.247

– 468.684

– 447.223

– 392.587

– 374.510

– 364.448

– 324.467

 

Beroep op leenfaciliteit (+)

140.642

425.000

425.000

425.000

425.000

425.000

425.000

4.

Totaal financieringskasstroom

– 604.605

– 43.684

– 22.223

32.413

31.265

56.775

91.707

5.

Rekening courant RHB 1 januari 2015 + stand depositorekeningen (=1+2+3+4) (noot: maximale roodstand 0,5 miljoen euro)

128.464

115.243

89.778

155.666

204.870

291.734

348.284

Toelichting bij het kasstroomoverzicht

Het kasstroomoverzicht geeft aan hoeveel kasmiddelen beschikbaar zijn gekomen of naar verwachting zullen komen en op welke wijze gebruik (is/of) zal worden gemaakt van deze middelen.

Ad 3a, 4d.

De investeringen in rijkshuisvesting en het beroep op de leenfaciliteit zijn gebaseerd op lopende en voorgenomen huisvestingsprojecten. De Rijksgebouwendienst investeert in grond en gebouwen die in de balans onder de post materiële vaste activa worden verantwoord. In deze investeringen worden ook brandveiligheidinvesteringen meegenomen en voor zover bekend de investeringen uit hoofde van de instandhoudingplicht, die per 1-1-2013 bij de Rijksgebouwendienst is belegd.

In ieder geval de volgende grotere projecten zullen (deels) via de leenfaciliteit gefinancierd worden 4:

Tabel: Investeringen boven € 15 mln., bedragen * € 1 mln.

Project

Indicatie investerings-volume leenfaciliteit

Eerste jaar investering

Amsterdam, PPS Nieuwbouw rechtbank Parnassus

Nog niet gegund

2014

Den Haag, Binnenhofcomplex

Nog niet gegund

 

Utrecht, PPS nieuwbouw RIVM

85 1

2016

Den Haag, PPS Rijnstraat voorheen VROM

69 2

2014

Zwolle, Nieuwbouw/renovatie Rechtbank

90

Lopend

Den Haag, Nieuwbouw Eurojust

Nog niet gegund

2015

Zaanstad, PPS Penitentiaire inrichting

75 3

2016

Utrecht, PPS de Knoop

Nog niet gegund

2015

Apeldoorn, Belastingdienst upgraden datacenters

60 4

Lopend

Breda, PPS rechterlijke organisaties

Nog niet gegund

2014

Den Haag, PPS Hoge Raad

40 5

Lopend

Den Haag, Depot Nationaal Archief

Nog niet gegund

2105

Bonaire, Justitiële Inrichting

Nog niet gegund

2014

Arnhem, Stationsplein West

Nog niet gegund

2015

Schiphol, Belastingdienst

Nog niet gegund

2014

Den Haag, Datacenters ICT

20

2014

Arnhem, Openluchtmuseum

Nog niet gegund

2016

Apeldoorn, Museum Het Loo

Nog niet gegund

2016

Den Haag, VWS/SZW

19 6

2015

Diverse PI’s meervoudig celgebruik

Nog niet gegund

2014

Rotterdam, Belastingdienst

Nog niet gegund

2014

Emmen, Nationaal Archief

Nog niet gegund

2014

Den Haag, Renovatie paleis Huis ten Bosch

15 7

2014

1

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 25 jaar bedraagt € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

2

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 25 jaar bedraagt ook € 267 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

3

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project.

4

Dit project wordt voor ruim € 20 mln. aanvullend gefinancierd vanuit de onderhoudsmiddelen en bijdragen van de Belastingdienst.

5

De investering voor dit PPS-project wordt door een marktpartij gedaan en is bij het Rijk niet exact bekend. Het in de tabel vermelde bedrag is de bijdrage van het Rijk in de financiering van het project. De waarde van het met de marktpartij afgesloten contract over 30 jaar bedraagt € 93 mln. Dit betreft zowel investering, als onderhoud als de algehele exploitatie van het pand.

6

Dit project wordt voor ca. € 30 mln. aanvullend gefinancierd vanuit de onderhoudsmiddelen en klantbijdragen.

7

De totale projectkosten bedragen € 35 mln. Hiervan wordt € 20 mln. gefinancierd uit het resultaat van de Rijksgebouwendienst voor het jaar 2014.

Doelmatigheid

Met de producten «huisvesting», «services» en «adviezen» bestrijkt de Rijksgebouwendienst de gehele keten van de huisvesting, vanaf de initiële vraag van een afnemer tot en met de realisatie (bouw en/of verbouw) en het beheer. De Rijksgebouwendienst is vraaggestuurd. Dit betekent dat de jaarlijkse omzet voor een groot deel bepalend is voor de benodigde omvang van het personeelsbestand. Vanwege de afslanking van de rijksoverheid zal er op termijn minder huisvestingsvraag zijn. De Rijksgebouwendienst zal daardoor minder m2 huisvesting en minder kleine investeringen buiten de gebruiksvergoeding leveren.

De Rijksgebouwendienst vult de taakstellingen (waaronder de 1,5% efficiencytaakstelling van Rutte I) op de rijkshuisvesting onder andere in door het m2-tarief (ter dekking van het apparaat) jaarlijks zodanig te verlagen, dat het in totaliteit leidt tot besparingen overeenkomstig de reeks die bij de Ministeries is ingeboekt. De verlaging van het tarief wordt jaarlijks toegepast bij de doorvoering van de indexering van de gebruiksvergoedingen om de administratieve belasting tot een minimum te beperken. Dit betekent dat vóór het uitvoeringsjaar het tarief bekend is.

Als gevolg van de dalende vraag en de krimpende omvang van de rijksoverheid (mede als gevolg van volumetaakstellingen op de rijkshuisvesting), zal ook de Rijksgebouwendienst in omvang afnemen, dit is in de apparaatskostenbegroting zichtbaar in een dalende reeks voor inzet van externen en een verder krimpende ambtelijke organisatie.

Baten-lastenagentschap RGD
Specificatie apparaatskosten (bedragen * € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Levering producten/diensten

             

Personele kosten

81.919

82.208

82.408

80.941

79.841

77.931

71.704

waarvan eigen personeel

65.970

65.208

65.743

67.170

65.932

63.883

62.560

waarvan externe inhuur

15.949

17.000

16.665

13.771

13.909

14.048

9.144

Materiele kosten

28.897

27.391

28.492

29.787

30.085

30.386

30.689

waarvan ICT

14.187

15.240

14.645

14.791

14.939

15.089

15.240

waarvan bijdrage SSO’s

 

135

135

135

135

135

135

Totaal bruto apparaatskosten

110.816

109.599

110.900

110.728

109.926

108.316

102.393

Verwerkt als productkosten

42.284

38.683

39.920

40.339

41.822

41.101

41.275

Apparaatskosten (netto)

68.531

70.916

70.980

70.389

68.104

67.215

61.118

Baten-lastenagentschap RGD
Overzicht doelmatigheidsindicatoren (bedragen * € 1.000)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

Producten en diensten

             

Omzet product huisvesting * € 1.000

1.381.032

1.211.330

1.176.334

1.178.361

1.163.121

1.165.325

1.129.528

Omzet product adviezen * € 1.000

11.631

11.390

11.322

11.251

11.384

11.517

11.653

Omzet product services * € 1.000

39.831

36.000

34.340

34.683

35.030

35.381

35.734

               

Saldo van baten en lasten * € 1.000

14.073

26.222

34.242

20.171

3.777

8.826

6.196

Saldo van baten en lasten (%)

1,2%

2,0%

2,7%

1,6%

0,3%

0,7%

0,5%

               

Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

6.859

6.514

6.349

5.859

5.624

5.562

5.458

waarvan verhuurd

6.153

5.766

5.572

5.183

5.015

4.988

4.913

Gemiddelde leegstand voor rekening RGD

6,3%

6,8%

7,4%

6,0%

4,8%

4,1%

3,6%

Indicator technische kwaliteit

2,32

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

2,1–2,8

Bedrijfsvoering

             

Bezetting fte’s jaarultimo

750

750

750

745

710

685

667

Bruto Apparaat/omzet

7,7%

8,4%

8,8%

8,8%

8,8%

8,7%

8,4%

Toelichting op de doelmatigheidsindicatoren

Saldo baten en lasten

Uitgangspunt voor de begroting van baten en lasten van de Rijksgebouwendienst is een kostendekkende exploitatie. Het saldo van baten en lasten laat incidentele positieve resultaten zien. Deze zijn met name een gevolg van de baten die optreden als gevolg de bevriezing van de gebruiksvergoeding voor kantoren (per 1 januari 2013) en specialties (per 1 januari 2014 en het nog niet op «stoom» zijn van de herinvesteringslasten in het kader van de instandhouding.

Huisvestingsvoorraad in mln. m2 BVO

De huisvestingsvoorraad zal de komende jaren door enerzijds het kabinetsbeleid en anderzijds sturing door de Rijksgebouwendienst afnemen. Bij de gepresenteerde afname is rekening gehouden met de gevolgen vanuit de verschillende masterplannen voor kantoren en vanuit het masterplan voor de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Baten-lastenagentschap RGD
Voorraad rijkshuisvesting per jaarultimo, eigendom en huur * 1.000 m2 BVO
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

eigendom

5.240

5.066

4.901

4.486

4.351

4.339

4.260

huur

1.619

1.519

1.519

1.444

1.344

1.294

1.269

Totaal

6.859

6.585

6.420

5.930

5.695

5.633

5.529

Toelichting

Gezien de huidige markt is het lastig om objecten af te stoten. Indien de voorraad niet in de voorziene mate daalt, zullen de leegstandkosten voor de Rijksgebouwendienst stijgen en daarmee het saldo van baten en lasten dalen.

Percentage gemiddelde leegstand

Dit betreft leegstand voor rekening van de Rijksgebouwendienst in relatie tot de totale voorraad. De totale huisvestingsbehoefte zal minder worden door de afslanking bij de rijksoverheid. Daarnaast ontstaat behoefte aan andersoortige huisvesting waardoor de huisvestingsmutaties toenemen. Hierdoor loopt het percentage leegstand (tijdelijk) op. De leegstand daalt weer wanneer de eigendomsobjecten verkocht kunnen worden, dan wel wanneer wordt besloten tot sloop. Leeggekomen huurpanden zullen veelal niet door het Rijk herbezet worden door de voorgenomen krimp.

Indicator technische kwaliteit (ITK)

Dit betreft het gewogen gemiddelde van de technische conditie van alle gebouwen op een schaal van 1 (nieuwbouw) t/m 6 (extreem slecht). Voor een deel van de (niet-strategische) voorraad is een lagere waardering mogelijk waarbij nog altijd voldoende en daarmee economisch betere afwegingen gemaakt kunnen worden.

Bezetting fte’s

Het aantal voltijds eenheden ambtelijk personeel neemt als gevolg van de volume- en efficiencytaakstellingen de komende jaren af. Indien de voorraad rijkshuisvesting niet in de voorziene mate daalt, zal dit uiteraard effect hebben op de omvang van het personeelsbestand.

Apparaat-omzetindicator

Dit betreft de procentuele verhouding van de apparaatskosten van de Rijksgebouwendienst tot de omzet (totale baten) van de dienst. Een daling van de waarde van de indicator geeft aan dat de verhouding tussen de omzet en het ingezette apparaat en daarmee de efficiënte inzet verbetert.

Daarnaast beoogt de Rijksgebouwendienst in 2015 de volgende prestatie te realiseren:

Duurzaamheid/Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven

In 2015 worden de maatregelen voor Energiebesparing in het kader van FCIB (het Functioneel Controleren, Inregelen en Beproeven van klimaatinstallaties) voor tranche 2 (objecten met een publieksfunctie, zoals musea en gerechtsgebouwen) en tranche 3 (objecten met een (rijks)kantoorfunctie) afgerond. Met FCIB worden klimaatinstallaties in gebouwen zodanig ingeregeld, dat een optimaal thermisch comfort wordt bereikt bij een minimale verstoring van het bedrijfsproces en een zo laag mogelijk energieverbruik.

3

Conform tellingmethodiek van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

4

Projecten die nog niet zijn gegund, zijn nog onderhevig aan definitieve besluitvorming. Van deze projecten, kunnen vanwege marktoverwegingen geen bedragen worden genoemd.

Licence