Base description which applies to whole site

5.1 Sociale fondsen SZW

Inhoud

Deze paragraaf beschrijft de financiering van de premie-uitgaven voor de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA). Hiertoe zijn de door de Minister van SZW vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. Daarnaast wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

5.1.1 Premiepercentages 2018

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2018 zijn in tabel 5.1.1 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

AOW

Het premiepercentage voor de AOW wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2017. De AOW-premie is op dit niveau gemaximeerd. Bij het Ouderdomsfonds zijn de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het Ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie artikel 12). De AOW-premie wordt gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de eerste en tweede schijf.

Anw

Het premiepercentage voor de Anw wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2017.

Sectorfondsen

Uit de sectorfondsen wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De sectorfondspremies voor 2018 worden in oktober 2017 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. De in de tabel weergegeven premie van 1,23 procent is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector. Het gemiddelde is een voorlopig percentage. Nog niet voor alle sectorfondsen is de definitieve premie vastgesteld.

AWf

Het Algemeen Werkloosheidsfonds financiert de WW-uitkeringen met een duur langer dan 6 maanden. De Awf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 2,95 procent. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2018 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast, zodat het effect op de lasten neutraal is.

Ufo

Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2017.

Uniforme opslag kinderopvang

De premieopslag kinderopvang voor 2018 blijft met 0,50% gelijk aan die in 2017. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector betaald door middel van en opslag op de Aof-premie.

Aof

De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 6,27 procent. Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

Whk

De premie voor de Werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, wordt vastgesteld door het UWV. Een eerste inschatting duidt op een rekenpremie van 1,16 procent in 2018.

Tabel 5.1.1 Premiepercentages sociale verzekeringen (%)

Premie

Fonds

Uitgaven

Betaald door

2017

2018

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90

17,90

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,10

0,10

           

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW, ZW, WGA

Werkgever

1,36

1,23

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW, re-integratie

Werkgever

2,64

2,95

           

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW, WAZO, WGA overheid

Werkgever

0,78

0,78

Sfn / Ufo

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50

0,50

           

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO, WIA, WAZ, WAZO

Werkgever

6,16

6,27

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

Werkgever

1,16

1,16

5.1.2 Sociale fondsen 2017–2018

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2017 en 2018 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel 5.1.2 en 5.1.3. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het Rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2018 bedraagt dit saldo naar verwachting € 5,7 miljard voor alle fondsen samen, tegenover een exploitatiesaldo van € 2,0 miljard over 2017. Het exploitatiesaldo van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale EMU-saldo.

Het exploitatiesaldo over 2018 verbetert fors ten opzichte van het saldo over 2017. Dat is te danken aan de verbetering van het saldo van de AOW-, werkloosheids- en arbeidsongeschiktheidsfondsen. Bij de werkloosheidsfondsen stijgen de premie-inkomsten en dalen de uitkeringslasten. Bij de arbeidsongeschiktheidsfondsen stijgen de premie-inkomsten sterker dan de uitkeringslasten. Ook bij de AOW stijgen de inkomsten sterker dan de uitgaven. De AOW-uitgaven stijgen terwijl de premiehoogte gemaximeerd is. De premie-inkomsten stijgen dankzij een toename van de grondslag waarover de premie wordt geheven. Het Anw-fonds heeft een negatief exploitatiesaldo. In 2017 is de premie verlaagd om zo het vermogensoverschot langzaam af te bouwen. De premie-inkomsten zijn in 2018 hoger dan in 2017 door een toename van de grondslag en door kas-transverschillen.

Tabel 5.1.2 Overzicht sociale verzekeringen 20171 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

24.831

199

14.730

7.645

47.406

Bijdragen van het rijk

12.198

7

211

133

12.548

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.115

736

1.851

Saldo Interest

20

3

27

9

60

Totaal Ontvangsten

37.049

209

16.084

8.523

61.866

           

Uitkeringen/ Verstrekkingen

37.505

388

10.851

6.060

54.805

Uitvoeringskosten

106

11

425

1.031

1.573

Betaalde onderlinge Betalingen

514

24

1.767

1.153

3.458

Totaal Uitgaven

38.126

423

13.042

8.245

59.836

           

Exploitatiesaldo

– 1.076

– 214

3.042

278

2.030

1

SZW en CPB (MEV 2018).

Tabel 5.1.3 Overzicht sociale verzekeringen 20181 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

AO

WW

Totaal

Premies

27.763

306

15.933

8.319

52.322

Bijdragen van het rijk

11.447

6

211

135

11.800

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.112

754

1.865

Saldo Interest

16

2

58

20

95

Totaal Ontvangsten

39.226

314

17.314

9.227

66.082

           

Uitkeringen/ Verstrekkingen

38.265

370

11.314

5.483

55.432

Uitvoeringskosten

109

11

424

932

1.476

Betaalde onderlinge Betalingen

524

23

1.878

1.079

3.504

Totaal Uitgaven

38.898

404

13.616

7.495

60.413

           

Exploitatiesaldo

328

– 89

3.698

1.732

5.670

1

SZW en CPB (MEV 2018).

Vermogensposities

In tabel 5.1.4 wordt voor de jaren 2017 en 2018 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. Overschotten en tekorten bij de fondsen gedurende het jaar worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Voor de sociale fondsen samen slaat het vermogenstekort van – € 4,6 miljard in 2017 om naar een overschot van € 1,1 miljard in 2018. Bij het Ouderdomsfonds is het feitelijk vermogen ultimo 2018 € 1,3 miljard. Binnen het nabestaandenfonds is sprake van een vermogensoverschot, dat overigens langzaam zal worden afgebouwd omdat de premie-inkomsten lager zijn dan de uitkeringslasten. Voor de Arbeidsongeschiktheidsfondsen is het feitelijk vermogen ultimo 2017 en 2018 respectievelijk € 7,2 miljard en € 10,9 miljard.

De WW-fondsen hebben in 2017 en 2018 een vermogenstekort dat afloopt. Dit tekort zorgt niet voor risico’s met betrekking tot de uitbetaling van uitkeringen. Deze fondsen maken onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en zijn in feite niets anders dan een rekening van het UWV bij het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën garandeert hiermee dat het UWV altijd over voldoende middelen kan beschikken. Een vermogenstekort vormt derhalve geen enkel risico voor de uitbetaling van de werkloosheidsuitkeringen.

Tabel 5.1.4 Vermogens sociale fondsen 2017 en 20181 (x € 1 mln)
 

ultimo 2017

ultimo 2018

 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogensoverschot

AOW

1.016

1.015

0

1.344

1.020

324

Anw

3.841

50

3.791

3.751

35

3.716

Arbeidsongeschiktheidsfondsen

7.212

559

6.652

10.910

568

10.342

WW-fondsen

– 12.859

2.137

– 14.996

– 11.126

2.117

– 13.243

Totaal sociale fondsen

– 791

3.762

– 4.553

4.879

3.740

1.139

1

CPB (MEV 2018).

Licence