Base description which applies to whole site

Artikel 10 Apparaatsuitgaven

1. Inleiding

In dit niet-beleidsartikel wordt ingegaan op de personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

2. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
     

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Verplichtingen

310.814

323.194

271.998

263.248

259.062

258.147

257.869

                   

Uitgaven

301.658

322.479

272.223

263.467

259.281

258.247

257.869

 

– Personele uitgaven

216.973

229.965

215.367

210.746

207.572

206.733

206.233

   

waarvan eigen personeel

197.758

210.147

206.236

202.906

199.844

198.434

198.025

   

waarvan externe inhuur

15.088

16.390

5.700

4.529

4.521

5.202

5.203

   

waarvan overige personele uitgaven

4.127

3.428

3.431

3.311

3.207

3.097

3.005

 

– Materiële uitgaven

84.686

92.514

56.856

52.721

51.709

51.514

51.636

   

waarvan ICT

5.686

8.946

6.965

5.615

5.618

5.615

5.615

   

waarvan bijdrage SSO's

44.128

39.496

28.578

28.501

28.553

28.403

28.403

   

waarvan overige materiële uitgaven

34.872

44.072

21.313

18.605

17.538

17.496

17.618

                   

Ontvangsten

28.887

33.743

11.679

6.633

6.529

6.520

6.520

   

Overig

28.887

33.743

11.679

6.633

6.529

6.520

6.520

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Nadere uitsplitsing apparaatsuitgaven (bedragen x € 1.000)
     

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

                   

Totaal apparaatsuitgaven Ministerie van VWS

301.658

322.479

272.223

263.467

259.281

258.247

257.869

                   

Personele uitgaven kerndepartement

140.098

147.770

128.647

124.241

122.030

121.392

120.891

   

waarvan eigen personeel

126.649

133.737

121.135

117.870

115.775

114.566

114.156

   

waarvan externe inhuur

9.822

11.179

4.826

3.805

3.793

4.474

4.475

   

waarvan overige personele uitgaven

3.627

2.854

2.686

2.566

2.462

2.352

2.260

                   

Materiële uitgaven kerndepartement

66.041

67.688

37.203

33.568

33.623

33.491

33.613

   

waarvan ICT

3.226

5.102

3.319

2.319

2.322

2.319

2.319

   

waarvan bijdrage SSO's

41.691

38.537

24.332

24.255

24.312

24.162

24.162

   

waarvan overige materiële uitgaven

21.124

24.049

9.552

6.994

6.989

7.010

7.132

                   

Personele uitgaven inspecties

60.910

65.628

68.204

68.195

67.549

67.541

67.542

   

waarvan eigen personeel

55.850

60.443

66.935

66.926

66.280

66.272

66.273

   

waarvan externe inhuur

4.560

4.611

524

524

524

524

524

   

waarvan overige personele uitgaven

500

574

745

745

745

745

745

                   

Materiële uitgaven inspecties

11.773

13.463

15.481

15.481

15.481

15.481

15.481

   

waarvan ICT

611

3.350

2.961

2.961

2.961

2.961

2.961

   

waarvan bijdrage SSO's

2.437

699

3.950

3.950

3.950

3.950

3.950

   

waarvan overige materiële uitgaven

8.725

9.414

8.570

8.570

8.570

8.570

8.570

                   

Personele uitgaven SCP en raden

15.965

16.567

18.516

18.310

17.993

17.800

17.800

   

waarvan eigen personeel

15.259

15.967

18.166

18.110

17.789

17.596

17.596

   

waarvan externe inhuur

706

600

350

200

204

204

204

   

waarvan overige personele uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

                   

Materiële uitgaven SCP en raden

6.872

11.363

4.172

3.672

2.605

2.542

2.542

   

waarvan ICT

1.849

494

685

335

335

335

335

   

waarvan bijdrage SSO's

0

260

296

296

291

291

291

   

waarvan overige materiële uitgaven

5.023

10.609

3.191

3.041

1.979

1.916

1.916

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Apparaatskosten agentschappen, ZBO’s en RWT’s
(Bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal apparaatskosten agentschappen

433.955

427.725

437.775

412.183

410.618

410.458

410.902

               

Agentschap College Ter Beoordeling van Geneesmiddelen

41.442

38.250

39.250

38.250

38.250

38.250

38.250

Centraal Informatiepunt Beroepen Gezondheidszorg

51.852

42.675

41.425

43.533

43.968

44.408

44.852

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

340.661

346.800

357.100

330.400

328.400

327.800

327.800

               

Totaal apparaatskosten ZBO’s en RWT’s

289.994

303.937

303.095

298.790

309.071

309.071

313.213

               

Zorg Onderzoek Nederland/ Medische Wetenschappen (ZonMw)

6.006

5.606

5.456

5.456

5.456

5.456

5.456

Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ)

66.993

61.590

59.663

60.068

68.001

68.008

68.008

Centraal Administratie Kantoor (CAK)

87.435

119.335

118.844

117.844

120.282

122.796

122.802

Pensioen- en Uitkeringsraad (PUR)

2.761

2.289

1.934

1.542

1.185

771

771

Centrale Commissie voor Mensgebonden Onderzoek (CCMO), inclusief Medisch Ethische Commissies (METC’s)

2.140

3.501

4.124

3.527

3.527

3.527

3.527

Nederlandse Zorgautoriteit (NZa)

51.430

57.866

58.755

56.031

56.077

56.081

56.083

Zorginstituut Nederland (ZiNL)

70.016

50.396

50.749

50.618

50.716

48.955

52.617

College Sanering Zorginstellingen (CSZ)

2.500

2.604

2.820

2.954

3.077

3.199

3.199

College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG)

713

750

750

750

750

750

750

Stichting Afwikkeling Rechtsherstel Roma Sinti

0

0

0

0

0

0

0

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

3. Toelichting op de instrumenten
3.1 Apparaatsuitgaven kerndepartement

Op dit artikel worden de verplichtingen, uitgaven en ontvangsten voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel geraamd die nodig zijn voor het functioneren van het kerndepartement.

De personele uitgaven kerndepartement bestaan uit alle personeelsuitgaven van het kerndepartement inclusief de inhuur van externen voor zowel primaire als ondersteunende processen. De materiële uitgaven hebben uitsluitend betrekking op de ondersteunende processen.

Dit omvat onder andere ICT, bijdragen aan shared service organisaties (SSO’s) en overige materiële kosten zoals huisvestingskosten.

De ontwikkeling van de budgetten wordt in 2018 en opvolgende jaren beïnvloed door enerzijds de personele taakstelling uit het kabinet Rutte I en anderzijds een aantal intensiveringen die in 2017 zijn toegevoegd aan de begroting voor 2017 en de verdere jaren. Een deel van deze intensiveringen is van tijdelijke aard en hangt samen met de zorgvuldige implementatie van wetgeving en uitvoering binnen de beleidsagenda van VWS. Bij eerste suppletoire begroting 2017 zijn reeds enkele meerjarige intensiveringen toegelicht.

De actuele raming voor de uitgaven voor externe inhuur is aanmerkelijk lager dan de realisatie van de afgelopen jaren. Naar verwachting zal het budget (en de realisatie) als gevolg van interne herschikkingen binnen het apparaatsbudget lopende het begrotingsjaar hoger worden. Daarnaast zullen de materiële uitgaven in 2017 hoger uitvallen door een aantal technische mutaties die voortkomen uit het doorbelasten van de uitgaven voor SSO’s naar de verschillende onderdelen van VWS. Het gaat daarbij om kosten voor bijvoorbeeld ICT dienstverlening en huisvesting, waarvan de facturen van dit onderdeel centraal worden betaald aan de betreffende SSO’s.

In de suppletoire begrotingen zullen deze mutaties worden gemeld en zo nodig toegelicht.

Apparaatsuitgaven kernministerie 2017 onderverdeeld naar Directoraat-Generaal
(Bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Apparaats-uitgaven

Directoraat-generaal Volksgezondheid

30.366

Directoraat-generaal Curatieve zorg

17.248

Directoraat-generaal Langdurige zorg

15.918

Totaal beleid

63.532

Secretaris-generaal/(plaatsvervangend) secretaris-generaal

102.318

Totaal apparaatsuitgaven kerndepartement

165.850

Extracomptabele tabel invulling taakstelling (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

Structureel

Departementale taakstelling (totaal)

16.900

26.200

30.550

30.850

         

Inspecties

       

IGZ

630

1.440

1.800

1.800

IJZ

70

160

200

200

Totaal inspecties

700

1.600

2.000

2.000

         

Agentschappen

       

CIBG

300

800

1.000

1.000

RIVM

4.400

7.900

9.300

9.300

Totaal Agentschappen

4.700

8.700

10.300

10.300

         

ZBO's/RWT's

       

CAK

200

500

600

600

ZiNL

500

500

1.200

1.500

ZonMw

300

700

850

850

CIZ

2.600

6.100

7.500

7.500

Totaal ZBO's/RWT's

3.600

7.800

10.150

10.450

         

Kennisinfrastructuur

       

Preventie, jeugd en sport

3.600

3.600

3.600

3.600

Langdurige zorg

3.300

3.300

3.300

3.300

Curatieve zorg

1.000

1.200

1.200

1.200

Totaal kennisinfrastructuur

7.900

8.100

8.100

8.100

3.2 Apparaatsuitgaven inspecties, SCP en raden

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) en de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) werken al jaren intensief samen. Per 1 oktober 2017 wordt de volgende stap gezet in de steeds nauwere samenwerking. Beide inspecties zijn samengegaan in één organisatie, die de naam Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) draagt.

De nieuwe Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt onafhankelijk toezicht op het brede veld van mensen en organisaties in de gezondheidszorg en jeugdhulp. De bewaking en bevordering van de veiligheid en kwaliteit van de zorg staat daarbij centraal. Omdat kennis en kunde over beide sectoren met de fusie worden samengebracht, kan de IGJ efficiënt en effectief inspelen op veranderende vragen uit de samenleving en politiek.

In haar toezicht let de IGJ erop dat zorgaanbieders zich aan de wettelijke regels en normen houden en goede kwaliteit leveren. Daarbij kijkt ze ook of de zorg menslievend is en gericht op het verbeteren van de kwaliteit van leven. De inspectie onderzoekt of de zorg aansluit bij de behoeften en mogelijkheden van de patiënt, de cliënt of de jongere. Een ander punt waar de IGJ goed op let, is de samenhang in de zorg rondom een persoon of gezin.

Bestuurders en professionals uit de gezondheidszorg en jeugdhulp zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de zorg die zij bieden. De IGJ vraagt hen klachten en calamiteiten goed te onderzoeken. De inspectie verwacht dat zij leren van wat er goed en niet goed gaat in de zorg, opdat zij hun zorgaanbod kunnen verbeteren. Ziet de IGJ de noodzakelijke verbeteringen niet, dan grijpt zij in.

De IGJ maakt haar bevindingen, oordelen en maatregelen openbaar naar de eisen van de wet. Deze informatie helpt bestuurders en professionals bij het leren en verbeteren van de zorg. Aansluitend is ook de openheid over de uitgangspunten van het toezicht en de werkwijze van de IGJ zelf een van haar prioriteiten. Alle belanghebbenden moeten immers van de IGJ weten wat ze van haar mogen verwachten. De IGJ treedt in contact met burgers en zorgverleners over wat zij belangrijk vinden in de zorg en analyseert ze de meldingen over zorg die bij haar binnenkomen.

Naast het toezicht op de verschillende sectoren heeft de inspectie in 2018 specifiek aandacht voor netwerkzorg thuis. Samenwerking tussen zorg- en hulpverleners in de netwerken rondom de cliënt vindt helaas nog niet vanzelfsprekend plaats en daarnaast zijn taken en verantwoordelijkheden aan het verschuiven. Het ontbreken van integrale zorg kan leiden tot risico’s. Omdat bij het toezicht op netwerkzorg thuis ook de ondersteuning die vanuit de gemeente wordt geboden een belangrijke rol speelt, werkt de inspectie samen met de gemeenten in hun rol als Wmo-toezichthouder. Vanaf 2018 zal de IGJ ook extra capaciteit inzetten voor toezicht op de uitvoering van het Kwaliteitskader Verpleeghuiszorg.

Sociaal en Cultureel Planbureau

Het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) is een interdepartementaal, wetenschappelijk instituut, opgericht bij koninklijk besluit op 30 maart 1973. Het koninklijk besluit is per 1 april 2012 ingetrokken en vervangen door de Regeling van de Minister-President, Minister van Algemene Zaken, houdende de vaststelling van de Aanwijzingen voor de Planbureaus (1 april 2012).

Het SCP verricht zelfstandig onderzoek en rapporteert – gevraagd en ongevraagd – aan de regering, de Eerste- en Tweede Kamer, Ministeries en andere maatschappelijke en overheidsorganisaties. De belangrijkste taken van het SCP zijn:

  • Het beschrijven van de situatie op sociaal en cultureel terrein in Nederland en de te verwachte ontwikkelingen.

  • Het bijdragen aan verantwoorde keuzen van doeleinden en middelen in het sociaal en cultureel beleid en het ontwikkelen van alternatieven.

  • Het beoordelen van het gevoerde beleid, speciaal het interdepartementale beleid.

Het SCP verricht daartoe sociaalwetenschappelijk onderzoek naar de leefsituatie en de opvattingen van de burger, evenals naar het (overheids)beleid dat daarop van invloed is. Het werk van het SCP omvat de terreinen van nagenoeg alle Ministeries. Eens per jaar geeft het SCP een overzicht van de voorgenomen activiteiten in een werkprogramma. Het werkprogramma wordt gepubliceerd op de website van het bureau (www.scp.nl).

Activiteiten SCP 2018

Aantal publicaties

Uren in 2018

Uitgaven in 2018 (bedragen x € 1.000)

1. Wetenschappelijk onderzoek

50

83.000

10.800

2. Kennisverspreiding

– 

9.500

1.200

3. Totaal

50

92.500

12.000

Toelichting

1. Wetenschappelijk onderzoek

Het onderzoeksprogramma van het SCP staat in het teken van het ondersteunen van het beleid van de overheid, waar dat gericht is op het behoud en de verhoging van het welzijn en het welbevinden van de Nederlandse burger en samenleving. Veel van de door het SCP in 2018 uit te voeren projecten vloeien voort uit eerder gemaakte afspraken of verkregen opdrachten.

In oneven jaren brengt het SCP «De Sociale Staat van Nederland» uit (een brede inventarisatie van de levensomstandigheden van de Nederlandse bevolking), in even jaren een meer thematisch Sociaal Cultureel Rapport.

Er zijn langjarige afspraken over de opstelling van bijvoorbeeld de Arbeidsmarktpanels, Verdiepende studie Integratie, het Zorggebruik, de Emancipatiemonitor, de lhbt-monitor en de situatie van Statushouders. Veel van het SCP-onderzoek is gebaseerd op door het CBS verzamelde en ter beschikking gestelde gegevens. Daarnaast laat het SCP zelf ook enkele grote surveys uitvoeren. Ook in 2018 zal het SCP ten behoeve van het kabinet rapporteren over de uitkomsten van het in 2008 gestarte onderzoek naar zorgen en maatschappelijke kwesties die leven onder de bevolking en van belang zijn voor de politiek («Continu Onderzoek Burgerperspectieven»).

2. Kennisverspreiding

Vele SCP-medewerkers hebben contacten met of maken deel uit van voor het SCP relevante wetenschappelijke of maatschappelijke organisaties, of hebben vanwege hun SCP-werk of -expertise een adviserende rol in allerlei gremia. Kennisverspreiding via presentaties, artikelen, papers e.d. zijn een belangrijk onderdeel van het werk.

Een kerntaak van het SCP is het adviseren van departementen en andere overheidsinstanties op basis van de beschikbare kennis en inzichten. De positionering van het bureau binnen de rijksoverheid maakt het mogelijk deel te nemen aan het commissie- en advieswerk binnen de overheid (onderraden en voorportalen). Afgezien van deze vorm van indirecte advisering brengt het bureau ook met regelmaat adviezen uit aan (beleidsdirecties van) departementen. Deze advisering kan zeer uiteenlopend van karakter zijn, bijvoorbeeld via participatie in de kenniskamers van verschillende Ministeries.

Raad voor Volksgezondheid en Samenleving

De Raad voor Volksgezondheid en Samenleving (RVS) is een onafhankelijk adviesorgaan voor de regering en de beide kamers der Staten-Generaal. De RVS heeft tot taak strategische adviezen te geven over het te voeren beleid. De vraagstukken waarover de RVS adviseert zijn per definitie domeinoverstijgend. De RVS werkt aan een sterkere verbinding met VWS alsmede met andere departementen, zoals OCW, BZK, SZW en VenJ. Vanuit zijn onafhankelijke positie en opdracht laat de RVS zijn licht schijnen over toekomstige strategische beleidsvraagstukken voor zorg, volksgezondheid, welzijn en samenleving. Hierbij beziet de RVS de mogelijkheid om dit in samenwerking met andere kennisinstellingen te doen. De RVS werkt in haar adviezen zoveel mogelijk in interactie met het «veld». Dit doet de RVS bovendien door naast schriftelijke adviezen op andere dan gebruikelijke manieren vraagstukken te agenderen, bijvoorbeeld met films, animaties, online activiteiten, veldraadplegingen, etc.

De RVS heeft bij zijn start gekozen voor het opstellen van een meerjarige werkagenda 2015–2018, met de volgende vier thema’s: (1) Veranderende verzorgingsstaat, (2) Verantwoord sturen, (3) De belofte van wetenschap en technologie en (4) De levensloop, levenslang en levensbreed. Het werken met een meerjarige werkagenda past bij de brede opdracht van de RVS en biedt ruimte om gedurende het jaar een vraag of probleem te agenderen. Dit kan leiden tot een gevraagd of ongevraagd advies van de RVS.

Het Centrum voor Ethiek en Gezondheid (CEG) is een samenwerkingsverband van de Gezondheidsraad en de RVS. Het CEG publiceert over nieuwe ontwikkelingen op het snijvlak van ethiek, gezondheid en beleid. Het CEG brengt jaarlijks signalementen uit over ethische thema’s en geeft uitvoering aan de publieksfunctie, onder meer via de website www.ceg.nl (kennisbron over ethische thema’s) en diverse publieksbijeenkomsten, waaronder de jaarlijkse Els Borst Lezing.

Gezondheidsraad

De Gezondheidsraad is een onafhankelijke wetenschappelijke adviesraad die als taak heeft regering en parlement te adviseren over de stand van kennis ten aanzien van vraagstukken op het gebied van volksgezondheid en gezondheidszorg.

Het werkterrein van de Gezondheidsraad omvat de volgende aandachtsgebieden: preventie, gezondheidszorg, voeding, leefomgeving, arbeidsomstandigheden, innovatie en kennisinfrastructuur. De raad brengt gevraagd en ongevraagd adviezen uit. In september stelt de Minister van VWS het werkprogramma voor het komende jaar vast (www.gezondheidsraad.nl).

Licence