Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 6. Uitvoering Rijksvastgoedbeleid

A Algemene doelstelling

Uitvoering geven aan rijksvastgoedbeleid door:

  • het verzorgen van de rijkshuisvesting van Hoge Colleges van Staat, het Ministerie van Algemene Zaken en het Koninklijk Huis, het beheren van monumenten die, naar hun aard, niet geschikt zijn voor rijkshuisvesting en het uitvoeren van het rijkshuisvestingsbeleid;

  • het realiseren van een optimaal financieel resultaat bij het verwerven, beheren, ontwikkelen en vervreemden van materiële activa van/voor het Rijk voor de realisatie van rijksdoelstellingen.

B Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) is, als opdrachtgever en uitvoerder, verantwoordelijk voor:

  • de huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken;

  • de huisvesting van het Koninklijk Huis, voor zover vallend onder de verantwoordelijkheid van de Staat;

  • het beheer en onderhoud van de monumenten die aan het Rijksvastgoedbedrijf zijn toevertrouwd en die naar hun aard niet geschikt zijn voor de huisvesting van rijksdiensten;

  • de doelmatige uitvoeringspraktijk van de rijkshuisvesting binnen de wettelijke en afgesproken kaders.

Daarnaast is de Minister van BZK als uitvoerder op het terrein van rijksvastgoed verantwoordelijk voor:

  • het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken die aan de Staat toebehoren dan wel zijn toevertrouwd, een en ander voor zover de verantwoordelijkheid voor dat beheer niet bij of krachtens de wet bij een of meer andere Ministers is gelegd;

  • de vertegenwoordiging namens het Rijk bij gebiedsontwikkelingsprojecten waarbij meervoudige rijksdoelstellingen aanwezig zijn. Ook hierbij wordt gestreefd naar een optimale inzet van (overtollige) rijksactiva en/of financiële bijdragen van het Rijk.

  • ingebruikgeving en vervreemding van (overtollige) onroerende zaken van andere Ministeries. Voor zover er op basis van de huidige begrotingsregels van het kabinet sprake is van een generieke middelenafspraak met een Minister, wordt de opbrengst uit ingebruikgeving en/of vervreemding door de betreffende Minister begroot en verantwoord op de eigen begroting.

C Beleidswijzigingen

De verantwoordelijkheid voor de Wet op de Architectentitel is overgedragen aan de Minister van OCW.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Art.nr.

Verplichtingen:

170.868

108.894

111.579

113.514

117.841

118.378

120.774

                 
 

Uitgaven:

167.431

108.894

111.579

113.514

117.841

118.378

120.774

 

Waarvan juridisch verplicht (percentage)

   

91%

       
                 

6.1

Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

67.357

48.247

50.793

52.433

56.373

56.420

58.375

 

Bijdrage aan agentschappen

67.357

48.247

50.793

52.433

56.373

56.420

58.375

 

Bijdragen aan RVB voor huisv Koninklijk Huis, HoCoSta's en AZ

52.224

35.334

37.936

40.731

44.671

45.071

45.100

 

waarvan:

             
 

begroting I, de Koning

 

15.507

15.513

15.498

15.485

15.313

15.313

 

begroting IIA, Tweede Kamer en Eerste Kamer

 

7.218

7.849

9.084

11.347

7.778

8.921

 

begroting IIB, Overige Hoge College's van Staat

 

8.579

8.668

10.041

11.925

10.267

10.937

 

begroting III, Ministerie van AZ

 

2.505

2.526

2.845

3.429

2.497

2.790

 

RVB Bijdragen voor monumenten

7.161

5.344

5.651

5.497

5.496

5.496

7.422

 

RVB Bijdragen voor rijkshuisvesting

7.972

7.569

7.206

6.205

6.206

5.853

5.853

                 

6.2

Beheer materiële activa

100.074

60.647

60.786

61.081

61.468

61.958

62.399

 

Opdrachten

13.829

4.779

4.779

4.575

4.575

4.575

4.575

 

Onderhoud en beheerkosten1

13.829

4.779

4.779

4.575

4.575

4.575

4.575

 

Bekostiging

65.497

44.143

44.641

45.142

45.645

46.144

46.587

 

Zakelijke lasten

65.497

44.143

44.641

45.142

45.645

46.144

46.587

 

Bijdrage aan agentschappen

20.748

11.725

11.366

11.364

11.248

11.239

11.237

 

RVB

20.748

11.725

11.366

11.364

11.248

11.239

11.237

                 
 

Ontvangsten:

390.783

124.772

121.932

121.782

121.282

120.282

120.282

1

Tot en met 2017 was de benaming «Beheer en plankosten».

D2 Budgetflexibiliteit

Van het totale uitgavenbudget van artikel 6 is 91% juridisch verplicht.

Opdrachten

De opdrachten zijn voor 25% juridisch verplicht. De opdrachten hebben betrekking op onderhoud- en beheerkosten. Slechts een beperkt deel hiervan (25%) is juridisch verplicht a.g.v. afspraken met de markt.

Bijdragen aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 90% juridisch verplicht. Het restant is echter niet vrij beschikbaar omdat hiermee o.a. wordt bijgedragen aan het apparaat van het Rijksvastgoedbedrijf (vb. Atelier Rijksbouwmeester).

Bekostiging

De bekostiging van de zakelijke lasten is 100% juridisch verplicht.

E Toelichting op de instrumenten

6.1 Een doelmatige uitvoeringspraktijk van de Rijkshuisvesting

Bijdrage aan agentschappen

Bijdrage aan RVB voor huisvesting Koninklijk Huis, HoCoSta’s en AZ

Deze bijdragen zijn bedoeld voor betalingen aan het Rijksvastgoedbedrijf om de kosten te dekken van huisvesting van de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken. Hierbij geldt dat in het kader van de agentschapvorming van het Rijksvastgoedbedrijf het noodzakelijk is geacht dat er sprake moet zijn van duidelijkere opdrachtgeverrelaties, waarbij genieten, beslissen en betalen meer in één hand liggen. Als gevolg hiervan worden deelbudgetten naar opdrachtgevers overgeboekt. Daarnaast wordt bezien of er met de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken afspraken gemaakt kunnen gaan worden over een betere governance rond hun huisvesting.

Voor het Koninklijk Huis betreft het de drie staatspaleizen: paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam.

De bijdrage is gesplitst naar de vier begrotingshoofdstukken ten behoeve waarvan de uitgaven worden gedaan.

In 2015 heeft het kabinet besloten om de uitgaven die worden gedaan voor de Koning uitgebreider toe te lichten. Op de begroting van WenR staan de huisvestingsbudgetten voor de paleizen. Hieronder volgt een nadere toelichting. Bij de begroting van de Koning (I) is een extracomptabele bijlage opgenomen waarin deze uitgaven ook worden gepresenteerd.

Specifieke toelichting huisvesting Koninklijk Huis

Krachtens de Wet financieel statuut van het Koninklijk Huis (artikel 4) worden drie paleizen ter beschikking gesteld aan de Koning. Dit zijn paleis Huis ten Bosch, paleis Noordeinde en het Koninklijk Paleis te Amsterdam. De uitvoering hiervan vindt plaats via de begroting van WenR.

Als bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor huisvesting van het Koninklijk Huis, de Hoge Colleges van Staat en het Ministerie van Algemene Zaken is in de begroting € 38 mln. opgenomen, waarvan € 15 mln. voor de paleizen.

De € 15 mln. voor de paleizen die aan het Rijksvastgoedbedrijf wordt betaald, is opgebouwd uit een aantal componenten.

  • Ten eerste € 6 mln. rente en afschrijving voor investeringen die via de leenfaciliteit zijn gefinancierd en zijn geactiveerd op de balans van het Rijksvastgoedbedrijf.

  • Ten tweede € 6 mln. voor regulier onderhoud. Hiervoor worden de technische installaties onderhouden en – indien zij aan het einde van hun technische levensduur zijn – vervangen, worden storingen verholpen, en worden gebouwen geschilderd, onderhouden en hersteld. Evenzo worden terreinen onderhouden en hersteld. Voor het onderhoud aan de paleizen geldt, vanwege het veelal monumentale karakter van de objecten, een hogere norm dan voor kantoren.

  • Het restant (€ 3 mln.) betreft betalingen voor met name kleinere investeringen op basis van wet- en regelgeving (o.a. brandveiligheid), kosten voor kleinere aanpassingen, voor apparaatinzet en voor heffingen.

Ook voor latere jaren zijn deze middelen nodig, omdat gebouwen structureel onderhouden moeten worden, er langdurig wordt afgeschreven en er rente wordt betaald op de leningen. In de middelen zijn begrepen de kosten voor rente en afschrijving van de investeringen in paleis Huis ten Bosch (circa € 0,9 mln. per jaar vanaf 2019).

Conform een toezegging van de Minister-President gedaan bij de behandeling van de ontwerpbegroting 2016 van de Koning geeft onderstaande meerjarenplanning inzicht in geplande onderzoeken naar en het meerjarig groot onderhoud/renovatie van de paleizen. Over de wijze waarop zulke projecten gefinancierd worden is de Tweede Kamer geïnformeerd in de brief van 2 december 2015 (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 XVIII, nr. 45).

 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Onderzoek

Koninklijk Paleis Amsterdam

Koninklijk Paleis Amsterdam

Renovatie/groot onderhoud:

           

– Paleis Huis ten Bosch

lopend

lopend

geen

geen

geen

geen

– Koninklijk Paleis Amsterdam

geen

geen

geen

geen

geen

geen

– Paleis Noordeinde

geen

geen

geen

geen

geen

geen

Paleis Huis ten Bosch

De totale investeringen voor de renovatie zijn begroot op € 59 mln. Via de begroting van Wonen en Rijksdienst wordt via de leenfaciliteit meerjarig in totaal € 15 mln. bijgedragen aan de renovatie. De overige € 44 mln. komt ten laste van de voor het paleis gecreëerde voorziening op de balans van het agentschap Rijksvastgoedbedrijf. Oplevering van het gerenoveerde paleis is voorzien eind 2018.

Paleis Noordeinde

In 2018 worden geen verbouwingen of renovaties uitgevoerd.

Koninklijk Paleis Amsterdam

Voor 2018 staan geen verbouwingen of renovaties op het programma. Wel wordt een multidisciplinair bouwhistorisch onderzoek in de Burgerzaal uitgevoerd. Dit is nodig om een bouwkundig plan te kunnen maken voor een mogelijke toekomstige renovatie van de zaal.

RVB Bijdrage voor monumenten

De middelen zijn de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor het beheer en onderhoud van een aantal monumenten dat naar hun aard niet geschikt is voor huisvesting van rijksdiensten.

RVB Bijdrage voor rijkshuisvesting

Het Rijksvastgoedbedrijf draagt bij aan de realisatie van rijksdoelstellingen door te werken aan energiebesparing in de rijkshuisvesting, de duurzaamheid van de gebouwenvoorraad van het Rijk en de doelmatige werking van het rijkshuisvestingstelsel. En ook door bij te dragen aan de totstandkoming van de rijkswerkplek en uitvoering te geven aan professioneel publiek opdrachtgeverschap in de bouw. Dit gebeurt door middel van zorgvuldig en transparant aanbesteden, de coördinatie van deze diensten en afstemming met de markt. En ook door werkzaamheden van de Rijksbouwmeester voor de bevordering en bewaking van de kwaliteit van de architectuur, voor de stedenbouwkundige inpassing en van de beeldende kunst. Dit komt tot uiting bij het tot stand brengen, het wijzigen en het beheren van gebouwen, werken en terreinen waarover de zorg van het Rijksvastgoedbedrijf zich uitstrekt.

Naast de experimentele projecten die zijn gestart om de mogelijkheden gericht op een energieneutrale gebouwde omgeving te verkennen, wordt er in 2018 ook een aantal projecten gestart gericht op een circulaire economie op termijn (2050).

In de testomgevingen in Rijswijk en Valkenburg worden diverse technieken in de praktijk getest. Daarnaast worden ook procesinnovaties in de uitvoeringspraktijk getest. Zo wordt bij de aanbesteding in diverse projecten geëxperimenteerd o.a. met de aanpak van het «Kantoor vol Energie» programma en een rekenmethodiek om circulariteit te waarderen bij de gunning.

6.2. Beheer materiële activa

Opdrachten

Onderhoud en beheerkosten

Het gaat hierbij om uitgaven voor onderhoud en beheer van de onroerende zaken (niet-rijkshuisvesting) welke in het bezit zijn van het Rijksvastgoedbedrijf. Beheerkosten zijn (externe) kosten in verband met ingebruikgeving en vervreemding, bijvoorbeeld energie-, beveiligings- en taxatiekosten.

Bekostiging

Zakelijke lasten

Het gaat hier om de betaling van door gemeenten en waterschappen opgelegde belastingen en heffingen op onroerende zaken in eigendom bij de Staat voor zover het niet de rijkshuisvesting betreft. Gedacht moet worden aan de onroerendzaakbelasting, waterschapsheffingen en rioolheffingen bij de onroerende zaken van de Staat. De uitgaven bestaan voor circa. 80% uit gemeentelasten en voor 20% uit waterschapslasten. De zakelijke lasten die samenhangen met rijkshuisvesting worden verantwoord op de baten-lastenbegroting van het Rijksvastgoedbedrijf.

Bijdrage aan agentschappen

RVB

Het betreft de bijdrage aan het Rijksvastgoedbedrijf voor de uitvoering van de wettelijke taak van het (privaatrechtelijk) beheer van onroerende zaken (niet-rijkshuisvesting) die de Staat toebehoren. Dit beheer betreft met name werkzaamheden rond (ver)huur, (erf)pacht, medegebruik en de verwerking van zakelijke lasten van het Rijk.

Ontvangsten

Zakelijke lasten

De ontvangsten betreffen met name terugbetalingen door huurders – niet zijnde rijksgebruikers – van door het Rijksvastgoedbedrijf betaalde gebruikerslasten.

Ingebruikgevingen

Het gaat hierbij om de ingebruikgeving (met name verpachting en verhuur) van de onroerende zaken van de Staat voor zover er voor de opbrengst uit ingebruikgeving geen middelenafspraak bestaat.

Vervreemding

Het gaat hierbij om de vervreemding van de (o.a. agrarische) onroerende zaken van de Staat, voor zover voor de opbrengst uit vervreemding geen middelenafspraak bestaat. De opbrengsten uit middelenafspraken worden verantwoord via de begrotingen van de vakdepartement.

Generale ontvangsten

Hieronder vallen de ontvangsten uit de verkoop van bodemmaterialen zoals zand en de ontvangsten uit de veiling van huurrechten van benzinestations langs rijkswegen.

Over de winst van een gedeelte van de generale ontvangsten moet het Ministerie van BZK vennootschapsbelasting afdragen. Deze uitgave vindt plaats op de begroting van BZK op niet-beleidsartikel 12 Algemeen.

Licence