Base description which applies to whole site

6. BEGROTING DIERGEZONDHEIDSFONDS

Leeswijzer

De leeswijzer gaat in op de volgende onderwerpen:

  • 1. Begrotingsstructuur DGF;

  • 2. Relatie DGF-begroting met de LNV-begroting;

  • 3. Groeiparagraaf.

1. Begrotingsstructuur DGF

Inleiding en achtergrond

Vanuit het Diergezondheidsfonds (DGF) worden de kosten betaald die verband houden met de bestrijding, bewaking en preventie van besmettelijke dierziekten en zoönosen.

In dit onderdeel wordt een korte inleiding en achtergrond gegeven ten aanzien van de uitgaven en de financiering van het DGF.

Beleidsartikel

Aansluitend op de inleiding en achtergrond volgt beleidsartikel 1: Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen. Voor het beleidsartikel is een algemene doelstelling en een beschrijving van de rol en verantwoordelijkheid van de bewindspersoon opgenomen. Voor het beleidsartikel zijn de beleidswijzigingen apart opgenomen onder het kopje beleidswijzigingen. In de tabel budgettaire gevolgen van beleid zijn de uitgaven van het beleidsartikel onderverdeeld naar de volgende categorieën: bewaking van dierziekten, bestrijding van dierziekten, voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen en overig. De ontvangsten zijn onderverdeeld in ontvangsten van LNV, EU en de sector. Het begin en het vermoedelijke eindsaldo van het DGF in 2018 is vermeld en toegelicht. Daarnaast worden wijzigingen in uitgaven en ontvangsten toegelicht. De te verwachten ontvangsten van de sector in 2018 en 2019 zijn toelicht in een separaat tabel.

2. Relatie tussen de DGF-begroting en de LNV-begroting

Het DGF is een apart begrotingshoofdstuk net zoals de LNV-begroting een apart begrotingshoofdstuk is. Het dierziektenbeleid wordt weergegeven in artikel 11 van de LNV-begroting. De LNV-bijdrage aan het DGF is als uitgave bij LNV beleidsartikel 11 opgenomen (bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken). Deze bijdrage wordt vervolgens als ontvangst opgenomen in de DGF-begroting in de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

3. Groeiparagraaf

Conform de geldende systematiek worden de ontvangsten gelijk gesteld aan de uitgaven. In de voorliggende begroting is dan ook geen prognose opgenomen voor de ontvangsten inclusief de sectorbijdragen in de jaren 2018 en 2019. Het saldo DGF van 2017 is conform de vigerende systematiek toegevoegd aande DGF-uitgaven en -ontvangsten in 2018 Over de sytematiek en presentatie van de DGF begroting wordt met het Ministerie van Financiën overleg gevoerd.

Inleiding en achtergrond

Vanuit het DGF worden de kosten betaald die verband houden met de bestrijding, bewaking en preventie van besmettelijke dierziekten en zoönosen.

Uitbraken van besmettelijke dierziekten kunnen een grote impact op de Nederlandse samenleving als geheel en op de agrarische sector in het bijzonder hebben, inclusief de aanverwante voedselverwerkende industrie. Voor dergelijke potentieel snel om zich heen grijpende dierziekten gelden speciale bestrijdings- en preventieregimes die grotendeels in Europese regelgeving zijn voorgeschreven. Bij een aantal van deze dierziekten bevat de Europese regelgeving een plicht tot bestrijding. Daarnaast kan sprake zijn van een plicht tot het nemen van preventieve maatregelen, zoals onderzoek naar de aan- of afwezigheid van een dierziekte via het monitoren van (een selectie van) dieren.

De verdeling van de kosten tussen bedrijfsleven en het Rijk is vastgelegd in het «Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019» (Kamerstuk 29 683, nr. 198). De kosten van bewaking van dierziekten worden in beginsel 50% door het Rijk en 50% door het bedrijfsleven gefinancierd met uitzondering van de bewakingsprogramma’s die LNV heeft overgenomen van de voormalige productschappen. Het gaat hierbij om het voorkomen en/of bestrijden van dierziekten waaronder de ziekte van Aujeszky, Salmonella (enteritidis, s.e. en typhimurium, s.t.), Leukose, en een monitoringsprogramma voor Aviaire Influenza (AI), New Castle Disease (NCD), non-zoönotische Salmonella, en Mycoplasma. Deze worden voor 100% door de betreffende sector gefinancierd. De financiering van de kosten van bestrijding is afhankelijk van de dierziekte en de noodzakelijke voorzieningen. In aanleg worden deze kosten – tot een per diersoort afgesproken plafondbedrag – voor 100% doorberekend aan de veehouderijsectoren, met uitzondering van de kosten van de voorzieningen. Deze worden gefinancierd door overheid en sector, beide voor 50%. Boven de plafondbedragen draagt de overheid de resterende kosten. Voor de basismonitoring en de overgenomen PBO-taken zijn de plafonds niet van toepassing.

De voeding van het fonds wordt gevormd door jaarlijkse bijdragen vanuit de begroting van LNV, de heffingen bij de sector op grond van de Gezondheids-en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de middelen die de Europese Unie ter beschikking stelt in verband met het weren en bestrijden van besmettelijke dierziekten.

De plafondbedragen

De tarieven voor de diergezondheidsheffing voor de jaren 2018 en 2019 voor de diersoorten runderen, varkens, kippen, kalkoenen, eenden, schapen en geiten worden zodanig vastgesteld dat de totale opbrengst van de diergezondheidsheffing en de bijdragen van de sectorpartijen, bedoeld in artikel 2 van het Convenant financiering bestrijding besmettelijke dierziekten 2015–2019 (Staatscourant, 2015, 13794), gerekend over de jaren 2015 tot en met 2019, niet meer bedraagt dan onderstaande plafonds:

Plafondbedragen (bedragen x € 1.000)

Sector

   

Plafondbedragen

Rundveehouderij

   

23.540

 

Varkenshouderij

   

53.447

 
 

– 

waarvan voor Afrikaanse Varkenspest en Swine Vesicular Disease

 

30.000

Schapen/geitenhouderij

   

5.074

 

Pluimveehouderij

   

47.138

 
 

– 

waarvan voor Newcastle Disease

 

2.113

Totaal

   

129.199

 

Beleidsartikel 1 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Algemene doelstelling

Bewaking en bestrijding van specifieke dierziekten en het voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen.

Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van LNV is:

  • Verantwoordelijk voor het bestrijden van dierziekten die op basis van wetgeving verplicht moeten worden bestreden en indirect verantwoordelijk – houders van dieren zijn zelf primair verantwoordelijk – voor welzijnsaspecten bij de bestrijding.

  • Verantwoordelijk voor het tijdig signaleren en afhandelen van verdenkingen en besmettingen door onderzoek en monitoring/bewaking van bepaalde dierziekten (bijvoorbeeld Scrapie, Blauwtong, Brucella melitensis, Klassieke en Afrikaanse varkens pest (KVP en AVP), Mond-en-klauwzeer (MKZ), Aviaire Influenza (AI, vogelgriep), ziekte van Aujeszky (ZvA), Salmonella, Mycoplasma en Bovine Spongiforum Encephalopathy (BSE).

  • Verantwoordelijk voor effectieve en doelmatige crisisorganisatie bij dierziektenuitbraken.

Beleidswijzigingen

Geen wijzigingen in het beleid ten opzichte van 2018.

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
 

2017

2018

2019

20201

2021

2022

2023

01 Bewaking en bestrijding van dierziekten en voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             
               

Beginsaldo DGF 2

12.039

19.396

         
               

Programma-uitgaven:

             

Verplichtingen

38.600

53.903

34.585

34.585

34.585

34.585

34.585

Uitgaven

38.600

53.903

34.585

34.585

34.585

34.585

34.585

waarvan juridisch verplicht

   

70%

       
               

Opdrachten

             

1. Bewaking van dierziekten

20.255

18.811

19.686

19.686

19.686

19.686

19.686

2. Bestrijding van dierziekten

15.088

13.436

12.139

12.139

12.139

12.139

12.139

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

             

4. Overig

3.257

2.260

2.760

2.760

2.760

2.760

2.760

               

Ontvangsten

45.957

34.507

34.585

34.585

34.585

34.585

34.585

               

Specificatie ontvangsten:

             

Ontvangsten van LNV

21.263

4.387

4.387

10.387

10.387

10.387

10.387

Overige ontvangsten (zoals EU en sector)

24.694

30.120

30.198

30.198

30.198

30.198

30.198

Eindsaldo DGF

19.396

           
1

De prognose voor 2020 en verdere jaren is voor de totale uitgaven en ontvangsten conform de vigerende begrotingssystematiek gelijk gesteld aan de begroting 2019.

2

Het eindsaldo DGF per ultimo 2017 ad € 19,396 mln. is bij Voorjaarsnota 2018 als beginsaldo toegevoegd aan de begroting van 2018.

Toelichting uitgaven

De prognoses voor uitgaven wijzigen jaarlijks op een aantal punten, vooral als gevolg van nieuwe aanbestedingen, op basis van realisatie in voorgaande jaren of wijzigingen in de verdeling van uitgaven over de jaren.

Toelichting ontvangsten

De bijdrage LNV is in verband met de voorfinanciering van de sectorbijdrage in voorgaande jaren voor zowel 2018 als 2019 met € 6 mln. verlaagd tot € 4,4 mln. per jaar. De overige ontvangsten in deze tabel zijn een sluitpost omdat de totale ontvangsten conform de vigerende systematiek zijn gelijkgesteld aan de uitgaven. De praktijk laat echter zien dat het ritme van de ontvangsten niet gelijk is aan de uitgaven.

Gelet op de destijds met betrekking tot de heffingen nog goed te keuren wijzigingen van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de Wet dieren waren de ontvangsten van de sector in de begroting 2018 als PM-post opgenomen. Inmiddels is de wetgeving aangepast.

Onder hoofdstuk 5 is daarom opgenomen wat naar verwachting voor het begrotingsjaar 2018 respectievelijk voor 2019 door ontvangsten van de sector moet worden gefinancierd. Deze ontvangsten zullen in veel gevallen niet in hetzelfde jaar binnen komen. Aangezien de werkelijke ontvangsten voor een aantal sectoren niet geïnd worden in het jaar waarvoor ze tot dekking dienen, wijken deze af van de werkelijk te ontvangen bedragen.

Budgetflexibiliteit

Er zijn doorlopende contracten met bedrijven om bewakingsprogramma’s uit te voeren en/of om beschikbaar te zijn voor dienstverlening tijdens crises, waardoor uitgaven voor bijna 70% juridisch verplicht zijn. De resterende 30% is op basis van het convenant aan bestuurlijke afspraken gebonden en betreft de jaarlijks terugkerende bestrijdingskosten, de basismonitoring, de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit (SDa) en de High Containment Unit (HCU).

Toelichting op de financiële instrumenten

1. Bewaking van dierziekten

Het signaleren van (mogelijke) dierziekten vindt plaats door houders van dieren, dierenartsen en/of medewerkers van laboratoria/onderzoeksinstellingen, hetzij op basis van klinische verschijnselen dan wel op basis van de uitkomsten van laboratoriumonderzoek. In het geval deze verschijnselen kunnen wijzen op een aangifteplichtige ziekte, dient dit onmiddellijk bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) te worden gemeld. Naast de meldplicht worden in opdracht van LNV bewakings- en monitoringsprogramma’s uitgevoerd die deels door de Europese Unie (EU) verplicht zijn gesteld ter behoud van de dierziektevrij-status. Ook een vrijstatus voor de Wereldorganisatie voor diergezondheid (Office International des Épizooties, OIE) vereist voor sommige ziekten een monitoringsprogramma. Door bewakingsonderzoeken uit te voeren wordt het risico dat een ziekte niet of niet tijdig wordt opgemerkt gereduceerd.

De EU en de OIE verlenen onder bepaalde voorwaarden aan lidstaten officiële erkenningen voor het vrij zijn van besmettelijke dierziekten. De door de EU erkende statussen «vrij van dierziekten» worden bewaakt op basis van meldingen van actuele uitbraken en voor bepaalde dierziekten- door het periodiek uitvoeren van bewakingsprogramma’s. Lidstaten zijn verplicht om uitbraken van ziekten direct te melden aan de EU.

Naast deze officiële vrijstatus zijn er andere redenen voor het uitvoeren van monitoringprogramma’s, bijvoorbeeld de volksgezondheid of nationale diergezondheidsbelangen. Zo is voor Nederland de monitoring op Q-koorts, Mycoplasma gallisepticum en Salmonella s.t./s.e. belangrijk. In 2019 worden deze monitoringsprogramma’s voortgezet.

Voor een snelle opsporing van dierziekten is de overheid in sterke mate afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouders en dierenarts en van hun bereidheid een eventuele verdenking te melden. Hiervoor worden in aanvulling op de monitoringsprogramma’s, waarbij een aangewezen aantal bedrijven wordt bemonsterd, zogenaamde «early warning»-programma’s uitgevoerd voor AI, KVP en AVP. Deze early warning verplicht de dierhouder om bij zieke dieren, waarbij AI, KVP of AVP niet kan worden uitgesloten op basis van het klinische beeld, monsters op te sturen voor uitsluitingsdiagnostiek.

Toelichting op de uitgaven

Opdrachten

Het budget voor opdrachten wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

Uitgaven bewaking van dierziekten (bedragen x € 1.000)

Bewaking van dierziekten

Uitgaven

Basismonitoring

8.044

Brucella (schaap, geit)

450

Blauwtong (rund, schaap, geit)

74

BSE rund, bij destructor en bij noodslachting

2.233

TSE schaap/geit, bij destructor

146

KVP (varkens)

431

AI (bedrijfsmatig pluimvee: early warning)

98

   

AI (wilde vogels)

80

Q-koorts (melkmonsters)

540

Leukose

316

Salmonella s.e./ s.t. (pluimvee)

5.250

Monitoring AI, NCD, Mycoplasma en niet-zoönotische Salmonella

2.024

Totaal bewaking van dierziekten

19.686

2. Bestrijding van dierziekten

Onder de bestrijding van dierziekten vallen:

Voorzieningen.

  • Treffen van voorzieningen om onmiddellijk te kunnen bestrijden;

Verdenkingen.

  • Onderzoek naar verschijnselen die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte na een melding door een (vee)houder en/of door een dierenarts;

  • Onderzoek van verdachte dieren;

Bestrijding

  • Bestrijding van besmettelijke dierziekten zoals tuberculose, brucellose, leukose, AI, MKZ en KVP.

Als veehouders verschijnselen signaleren bij hun dieren die kunnen duiden op een aangifteplichtige dierziekte, is melding daarvan verplicht. Het onderzoeken van deze meldingen is een belangrijke structurele taak van de NVWA. Naast dit structureel onderzoeken van verschijnselen bij dieren als gevolg van een melding, wordt structureel onderzoek uitgevoerd naar brucellose bij runderen als deze runderen binnen een bepaalde periode hun vrucht hebben verloren. Ook bij een positief testresultaat in een bewakingsonderzoek van een aangifteplichtige ziekte wordt dit gemeld bij de NVWA. Indien een bevestigingstest positief is, wordt het bedrijf door de NVWA besmet verklaard en wordt tot bestrijding overgegaan.

Zodra sprake is of moet worden uitgegaan van een besmetting, worden onmiddellijk bestrijdingsmaatregelen getroffen door de (permanente) crisisorganisatie van LNV. Vertraging van de bestrijding leidt tot meer besmettingen en daarmee tot langduriger bestrijdingsmaatregelen. Bestrijding vindt plaats volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen. De aanpak is geregeld in diverse draaiboeken van het Ministerie. Op Rijksoverheid.nl staan de actuele bestrijdingsdraaiboeken.

In bepaalde gevallen kan de inzet van beschermende noodvaccinatie (vaccinatie «voor het leven») een effectieve bestrijdingsmethode zijn. In plaats van het in grote aantallen preventief ruimen van dieren kan de uitbraak bij bepaalde dierziekten tot staan worden gebracht door vaccinatie, in een bepaalde cirkel rondom besmette bedrijven. Gezonde gevaccineerde dieren worden niet meer gedood. Op basis van de huidige EU-regelgeving is beschermende noodvaccinatie mogelijk bij de bestrijding van uitbraken van MKZ, KVP en AI. Deze aanpak is alleen uitvoerbaar bij dierziekten waarvoor een effectief en praktisch toepasbaar vaccin beschikbaar is, te weten MKZ en KVP. De mogelijkheid van noodvaccinatie is beschreven in de betreffende beleidsdraaiboeken.

Beleidsinstrumenten

Voor de bestrijding van dierziekten staan onder andere de volgende instrumenten ter beschikking:

  • wettelijke verplichting van houders van dieren en dierenartsen om verschijnselen die duiden op een aangifteplichtige dierziekte te melden;

  • klinische inspectie door een zogenaamde deskundigenteam, bestaande uit dierenartsen (bedrijfsdierenarts van veehouder, dierenarts van de Gezondheidsdienst van Dieren en NVWA-dierenarts op bedrijven waar mogelijk sprake is van aangifteplichtige dierziekten);

  • monsternames en diagnostisch onderzoek van afgenomen monsters bij dieren;

  • instellen van stand-still, vervoersverboden, compartimenten;

  • vaccineren van dieren;

  • onderzoek van dieren op buurt-/contactbedrijven en andere relevante bedrijven;

  • tracering van een besmetting (van en naar);

  • doden van besmette dieren en van dieren die een reëel gevaar zijn voor verspreiding van de besmetting;

  • destructie van gedode (besmette) dieren;

  • reinigen en ontsmetten van bedrijven.

De grondslag voor de inzet van bovenstaande instrumenten zijn:

  • EU-richtlijnen en EU-verordeningen;

  • Gezondheids- en welzijnswet voor dieren; Wet Dieren

  • (Beleids)draaiboeken;

  • crisisorganisatie en voorzieningen.

Toelichting op de uitgaven

Opdrachten

Een mogelijke dierziektecrisis valt niet op voorhand te voorspellen, daarom kunnen de werkelijke bestrijdingskosten niet worden begroot.

Het budget voor opdrachten voor voorzieningen en verdenkingen wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

Uitgaven bestrijding van dierziekten (bedragen x € 1.000)

Bestrijding van dierziekten

Uitgaven1

Voorzieningen:

 

Middelenbeheer

625

Calamiteitenreserve destructie

1.454

Waakvlamcontracten

403

Voorziening vaccinatie ZvA, MKZ en KVP

2.408

Overige voorzieningen (HCU)

600

Subtotaal Voorzieningen

5.490

   

Verdenkingen:

 

Brucellose (verwerpersonderzoek)2

1.405

AI (LPAI)

479

   

Diagnostiek verdenkingen3

270

Ziekte van Aujeszky

38

Salmonella verificatieonderzoek leg- en vermeerderingsbedrijven

450

Overige4

487

Subtotaal Verdenkingen:

3.129

   

Bestrijding:

 

Jaarlijks terugkerende kosten bestrijding:

1.270

Salmonella

 

– ruimingskosten

500

– vergoeding waarde dieren5

1.500

Mycoplasma Gallisepticum

250

Subtotaal Bestrijding

3.520

   

Totaal

12.139

1

Begrote bedragen gebaseerd op gerealiseerde kosten 2013–2016 (zie jaarverslagen DGF), daarbij rekening houdend met meerjarige trends en structurele veranderingen.

2

Aantal bemonsterde dieren geraamd op 11.000.

3

Met betrekking tot de diagnostiek verdenkingen is een contract gesloten met het Centraal Veterinair Instituut waarbij naar schatting € 0,6 mln. ten laste van bestrijding dierziekten komt. Hier valt ook diagnostiek Ziekte van Aujeszky (ZvA) onder. De kosten worden uiteindelijk afgerekend per diersoort. In bovenstaande begroting is de toerekening al grotendeels doorgevoerd.

4

Onder de post overige bij verdenkingen is een aantal dierziekten samengevoegd ( o.a. KVP, AVP. SVD, MKZ, NCD, BSE, TSE, Psitacosse, TBC, BT, Rabiës, Brucella en Q-koorts).

5

Betreft 50% cofinanciering door EU en 50% door sector.

3. Voorkomen en verminderen van welzijnsproblemen

Bij uitbraken van wettelijk te bestrijden dierziekten treden – op basis van het draaiboek – diverse veterinaire maatregelen in werking. Eén van de maatregelen is het instellen van een vervoersverbod waardoor in bepaalde gebieden het vervoer van bepaalde diercategorieën niet meer is toegestaan dan wel aan stringente voorwaarden is gebonden. Als gevolg van het vervoersverbod kunnen in deze gebieden welzijns- en huisvestingsproblemen ontstaan (meer of grotere dieren dan de beschikbare hokcapaciteit toelaat, met als gevolg onder andere gezondheidsproblemen, agressiviteit, stress etc.).

Opdrachten

Een mogelijke dierziektecrisis valt niet op voorhand te voorspellen, daarom kunnen de uitgaven voor de daaruit volgende welzijnsmaatregelen niet worden begroot.

4. Overig

Opdrachten

Dit instrument is onder andere voor de financiering van overige uitgaven.

Het budget 2019 voor overige opdrachten wordt onder meer ingezet voor de volgende activiteiten:

  • de sectorbijdragen aan de Stichting Diergeneesmiddelen Autoriteit, € 0,4 mln.

  • de uitvoeringskosten voor het innen van heffingen, € 1,6 mln.

  • de LNV Gezondheidsdienst voor Dieren Percelen (€ 0,8 mln.). Dit betreft veterinaire kennis (inclusief opleiding) en beleidsadvisering, deelname aan de zoönosenstructuur, assistentie van de NVWA bij verdenkingen en de afhaaldienst voor onderzoek dode dieren.

5. Ontvangsten van de sector

Nadere toelichting financiële gevolgen wijziging Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de Wet dieren

Sinds de inwerkingtreding van het wetvoorstel per 1 januari 2018 is het mogelijk om een heffingstarief reeds na een jaar te wijzigen en er kan een crisisreserve worden opgebouwd. De tarieven worden bij algemene maatregel van bestuur vastgesteld en gewijzigd. Een tarief wordt vastgesteld voor een bepaald kalenderjaar. Wordt niet tijdig een ander tarief vastgesteld, dan blijft vigerende tarief gelden voor het volgende kalenderjaar. In het wetsvoorstel zijn de componenten benoemd die de hoogte van een tarief bepalen zoals: 1) een raming van de uitgaven voor het jaar waarin de heffing met gebruikmaking van de tarieven worden geheven; dit zijn met name de uitgaven voor het weren van besmettelijke dierziekten (preventieve maatregelen) en 2) een berekening van de uitgaven in de voorafgaande vijf jaren die niet gedekt zijn door de inkomsten uit heffingen. Hierdoor sluiten de opbrengsten van de heffingen beter aan op de uitgaven.

Benodigde bijdrage van de sectoren voor 2018 en 2019

De benodigde bijdragen van de sectoren betreffen de reguliere jaarlijkse bijdragen uit de DGF-tarifering alsmede ontvangsten die betrekking hebben op verrekeningen van door LNV in voorgaande jaren voorgefinancierde bedragen. Als gevolg van de wijzigingen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (Gwwd) en de Wet dieren zijn voor de sectoren schaap/geit en pluimvee de tarieven aangepast, waardoor tekorten uit voorgaande jaren kunnen worden ingelopen vanaf 2018. Tevens is in het convenant afgesproken dat in het Diergezondheidsfonds crisisreserves worden gevormd en in stand gehouden uit de bijdragen van de sectoren ter grootte van 20% van de geraamde bestrijdingskosten per sector in de convenantsperiode. De reserves zijn bedoeld om in geval van een crisis direct de bestrijdingskosten te kunnen betalen. Tegenover de ontvangsten ten behoeve van de crisisreserve staan uiteraard nog geen begrote uitgaven omdat uitbraken van dierziekten en daarmee samenhangende uitgaven in enig jaar niet te voorspellen zijn.

In onderstaande twee tabellen is opgenomen wat naar verwachting voor het begrotingsjaar 2018 respectievelijk voor 2019 door ontvangsten van de sector moet worden gefinancierd. Deze ontvangsten zullen in veel gevallen niet in hetzelfde jaar binnen komen.

Aangezien de werkelijke ontvangsten voor de sectoren varkens, pluimvee en schaap/geit niet geïnd worden in het jaar waarvoor ze tot dekking dienen, wijken deze af van de werkelijk te ontvangen bedragen.

Zo wordt van het totaal van de sector te ontvangen bedrag voor 2018 ad € 40,1 mln. naar verwachting een bedrag ad € 16,9 mln. pas ontvangen in 2019. Dit betreft met name een bedrag van € 12,4 mln. voor de pluimveesector die vooral samenhangt met een inhaalslag voor de jaren 2015 tot en met 2017 en die op basis van de gewijzigde Gwwd en de Wet dieren nu pas kan worden doorberekend. Een deel van de pluimveeheffingen voor 2017 is voorts mede door de fipronil in 2018 gefactureerd en er zijn betalingsregelingen getroffen. Verder wordt € 4,0 mln. van de varkenssector en bijna € 0,5 mln. van de sector schapen en geiten pas verwacht in 2019.

Benodigde sectorbijdrage 2018 (bedragen x € 1.000)
 

Runderen

Varkens

Schaap/geit

Pluimvee

Totaal

Benodigde sectorbijdrage voor uitgaven 2018

5.917

3.289

1.454

10.169

20.829

Sectorbijdrage voor de inhaalslag tekorten voorgaande jaren

   

50

14.234

14.284

Crisisreserve

 

4.900

49

 

4.949

Totaal benodigde sector bijdrage over 2018

5.917

8.189

1.553

24.403

40.062

Benodigde sectorbijdrage 2019 (bedragen x € 1.000)
 

Runderen

Varkens

Schaap/geit

Pluimvee

Totaal

Benodigde sectorbijdrage voor uitgaven 2019

5.956

3.063

1.466

10.650

20.235

Crisisreserve

 

4.900

49

3.711

9.560

Totaal benodigde sectorbijdrage over 2019

5.956

7.963

1.515

14.361

29.795

Licence