Base description which applies to whole site

2.4 Overzicht risicoregelingen

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande

Geraamd te

Geraamd te

Uitstaande

Geraamd te

Geraamd te

Uitstaande

Garantieplafond (jaarlijks)

Totaal plafond

garanties 2017

verlenen 2018

vervallen 2018

garanties 2018

verlenen 2019

vervallen 2019

garanties 2019

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

49.597

0

0

49.597

10.000

39.597

 

49.597

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

51.020

50.000

0

101.020

50.000

 

151.020

 

675.000

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

0

55.000

0

55.000

55.000

 

110.000

55.000

 

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

5.791

24.000

0

29.791

24.000

 

53.791

 

140.000

5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

IS-NIO

154.770

0

16.766

138.004

0

15.153

122.851

 

138.004

5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

African Development Bank

642.728

0

0

642.728

   

642.728

 

642.728

5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

Asian Development Bank

1.251.588

0

0

1.251.588

   

1.251.588

 

1.251.588

5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

Inter American Development Bank

286.563

0

0

286.563

   

286.563

 

286.563

 

Totaal

2.442.057

129.000

16.766

2.554.291

129.000

25.153

2.658.138

55.000

3.183.480

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Stand risico voorziening 2017

Saldo 2017

Uitgaven 2018

Ontvangsten 2018

Stand risico voorziening 20181

Saldo 2018

Uitgaven 2019

Ontvangsten 2019

Stand risico voorziening 20191

Saldo 2019

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

FOM

1.589

412

44.023

– 1.177

0

0

44.023

0

300

44.323

300

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DGGF

5.569

1.468

46.974

– 4.101

5.000

3.000

44.974

– 2.000

5.000

3.000

42.974

– 2.000

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DRIVE

0

0

12.500

0

0

0

12.500

0

0

0

12.500

0

1. Duurzame economische ontwikkeling, handel en investeringen

DTIF

0

36

12.536

36

7.000

2.300

12.536

– 4.700

7.000

500

12.536

– 6.500

5. Multilaterale samenwerking en overige inzet

IS-NIO

10

0

nvt

– 10

0

2.520

nvt

2.520

0

0

nvt

0

 

Totaal

7.168

1.916

116.033

– 5.252

12.000

7.820

114.033

– 4.180

12.000

3.800

112.333

– 8.200

1

De stand risicovoorziening 2018 en 2019 geeft de stand weer waarbij het saldo van schade-uitgaven en premie-ontvangsten is verrekend met de stand van de risico-voorziening in 2017. De overige stortingen die in de risicovoorziening worden gedaan (bijvoorbeeld voor de verstrekte garanties en om de voorziening op niveau te houden) zijn hierin nog niet verwerkt. De stand van de risicovoorzieningen zal eind 2018 en 2019 dus afwijkingen van het hier opgenomen bedrag. Indien een bodembedrag is afgesproken voor een risicovoorziening (zoals het geval is voor DTIF en DRIVE) kan het bedrag van de risicovoorziening niet lager zijn dan het bodembedrag.

Toelichting op overzicht risicoregelingen

FOM

De Faciliteit Opkomende Markten (FOM) is medio 2016 opgegaan in het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF). De komende jaren betreffen daarom louter het beheer en afbouw van de bestaande portefeuille. De middelen die de komende jaren vrijvallen worden toegevoegd aan het DTIF.

DGGF

Het DGGF bestaat uit drie onderdelen:

  • Onderdeel 1 voorziet in het financieren van Nederlands midden- en kleinbedrijf dat ontwikkelingsrelevante investeringen wil doen in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel 2 financiert het lokaal midden- en kleinbedrijf in lage- en middeninkomenslanden.

  • Onderdeel 3 voorziet in het financieren en verzekeren van het Nederlandse midden- en kleinbedrijf dat wil exporteren naar lage- en middeninkomenslanden.

Binnen alle drie de onderdelen van het DGGF is het mogelijk om garanties te verstrekken, waarvoor kostendekkende premies worden betaald. Voor onderdeel 2 dat uitgevoerd wordt door PwC en Triple Jump houdt de fondsbeheerder zelf een reserve aan ter grootte van de verstrekte garanties, waardoor het begrotingsrisico voor BHOS nihil is. Daarom wordt hieronder alleen ingegaan op onderdeel 1 en 3 van het DGGF.

Om een buffer op te kunnen bouwen en de schommelingen in de tijd op te kunnen vangen wordt voor onderdeel 1 en 3 van het DGGF gebruik gemaakt van het instrument «interne begrotingsreserve». De reserve wordt gevuld vanuit de middelen die voor de onderdelen 1 en 3 van het DGGF beschikbaar zijn voor garanties. De uiteindelijke hoogte van de begrotingsreserve is gerelateerd aan de hoogte van de garantieplafonds die voor de onderdelen 1 en 3 per onderdeel van het DGGF zijn vastgesteld, respectievelijk 1:2 en 1:3. Het garantieplafond voor de onderdelen 1, 2 en 3 is vastgesteld op EUR 675 miljoen.

De voorwaarden van het DGGF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven die willen opereren in risicovolle landen. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

Onderdeel 1 (uitvoerder RVO.nl)

Als een commerciële partij (vaak een bank) bereid is mee te financieren zal er worden getracht een garantie in te zetten als instrument. Met dit instrument zal de overheid borg staan voor een percentage van de financiering die een bank, lokaal dan wel Nederlands, geeft. De Nederlandse staat neemt een deel van de risico’s over, waardoor een bank eerder geneigd zal zijn financiering te verschaffen. Ook is het mogelijk dat de overheid borg staat voor een gedeelte van de financiering in het geval van een tekort aan onderpand van de Nederlandse MKB’er.

De inzet van het DGGF is om in het geval van lokale banken samen te werken met zogenaamde netwerkbanken, zijnde banken met een uitgebreid netwerk en/of vele vestigingen in DGGF-landen.

DGGF onderdeel 2 (Price Waterhouse Coopers / Triple Jump)

Het totaal beschikbare kasbudget van DGGF onderdeel 2 is EUR 327,5 miljoen. Om de fondsbeheerder in de gelegenheid te stellen dit budget volledig in te kunnen zetten zullen zij, conform het toetsingskader, voor een hoger bedrag contracten moeten kunnen aangaan met intermediaire fondsen. Het gaat hier dus om een overcommitteringsruimte in de vorm van een garantie aan de fondsbeheerder van maximaal EUR 100 miljoen (garantieplafond). De fondsbeheerder zal zelf een reserve aanhouden voor het verstrekken van garanties aan intermediaire fondsen.

Onderdeel 3 (uitvoerder Atradius)

De aanvullende EKV, die bij onderdeel 3 van het DGGF wordt verstrekt, werkt hetzelfde als de reguliere EKV. De politieke en commerciële risico's van exporttransacties worden verzekerd. Er kan aanspraak worden gemaakt op de polis als één van de gedekte schadeoorzaken leidt tot non-betaling van de vordering. De waaier van specifieke verzekeringen (bijvoorbeeld, exporteurs- en bankpolis, werkkapitaaldekking en garantiedekkingen etc.) die bij de EKV worden gevoerd, kunnen ook onder onderdeel 3 van het DGGF worden verzekerd. Met onderdeel 3 van het DGGF wordt een aanvulling geboden op de mogelijkheden onder de reguliere EKV voor ontwikkelingsrelevante exporttransacties. De noodzaak is er in gelegen dat een aantal exporttransacties nu geen doorgang vindt, terwijl die wel ontwikkelingsrelevant zijn. Daarnaast biedt onderdeel 3 van het DGGF financiering voor kleine transacties (tot EUR 5 miljoen) waarvoor geen bankfinanciering verkregen kan worden. In die gevallen wordt de financiering ook verzekerd.

DRIVE

Met DRIVE worden investeringen in publieke infrastructuurprojecten gefaciliteerd die bijdragen aan een goed ondernemingsklimaat en de ontwikkeling van de private sector in lage- en middeninkomenslanden. DRIVE doet dit middels het verstrekken van subsidies met of zonder terugbetalingsverplichting (lening of a fonds perdu) aan het bedrijfsleven. Daarnaast kunnen ook garanties worden verstrekt en is er aanvullende EKV beschikbaar.

Het garantieplafond voor DRIVE is vastgesteld op EUR 55 miljoen per jaar. Dat wil zeggen dat RvO in de eerste vijf jaar voor maximaal EUR 275 miljoen aan garanties kan afgeven. Daarnaast kan Atradius bij deze transacties het kredietrisico van de commerciële tranches verzekeren.

Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de mismatch in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is afgesproken een interne begrotingsreserve aan te houden volgens de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DRIVE besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 12,5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

DTIF

Het Dutch Trade and Investment Fund (DTIF) is een garantieregeling. Het DTIF verstrekt financieringen (garanties, leningen, wissels) voor directe investeringen en export van Nederlandse bedrijven, indien banken en andere financiële instellingen deze financiering niet bieden, en er wordt voldaan aan de criteria die gelden voor publieke interventie. Het DTIF is non-ODA en is beschikbaar voor landen die niet worden bediend door het DGGF. Hierdoor verbetert de synergie tussen de handels- en OS-agenda. Ten behoeve van het DTIF worden de bestaande (garantie)regelingen FOM en Finance for Internationale Business (FIB) afgebouwd. In de periode 2016–2021 bedraagt het totale budget EUR 107 miljoen. Het garantieplafond is vastgesteld op EUR 140 miljoen. Er wordt een kostendekkende premie geheven en de regeling wordt uiterlijk in 2021 geëvalueerd. Ter afdekking van de risico’s en ter compensatie van de schommelingen in de tijd tussen (premie)inkomsten en uitgaven (ten behoeve van schades), is een begrotingsreserve ingesteld. Deze begrotingsreserve wordt gevuld op basis van de hefboom 1:4. Tevens is bij de start van DTIF besloten tot een minimale omvang van de begrotingsreserve van EUR 5 miljoen ter dekking van het extra financiële risico dat de Staat kan gaan lopen door het verstrekken van garanties en verzekeringen.

De voorwaarden van het DTIF zijn medio 2018 aangepast voor steun op maat aan Nederlandse bedrijven. Daarnaast zijn de financierings- en ondersteuningsmogelijkheden voor het midden- en kleinbedrijf verruimd en zullen Nederlandse investeerders, exporteurs en startups beter en sneller worden bediend en waar nodig technische assistentie krijgen. Overigens is het risicoprofiel van de regeling door deze aanpassingen niet gewijzigd.

NIO

De NIO is in 1965 opgericht als volledige dochter van de Nationale Investeringsbank. Deze was destijds een volledige staatsbank en is in 1945 opgericht om de Marshall hulp te kanaliseren naar het Nederlandse bedrijfsleven. Het doel van de dochteronderneming NIO was leningen te verstrekken aan ontwikkelingslanden onder gunstige voorwaarden zodat deze landen, die destijds geen toegang hadden tot de reguliere kapitaalmarkt, in staat werden gesteld ontwikkelingsrelevante investeringen te doen. Deze leningen hadden een lange looptijd en een lage rente. Deze zogenaamde bilaterale concessionele leningen waren destijds een onderdeel van het Nederlandse ontwikkelingssamenwerkingbeleid. In een overeenkomst die in 1993 is gesloten tussen de Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en NIO is geregeld dat de Staat garant staat voor de financiering van NIO. De Staat heeft zich jegens NIO verplicht om middelen ter beschikking te stellen in het geval NIO niet zelfstandig in staat is om (her)financiering aan te trekken op de kapitaalmarkt voor reeds verstrekte leningen wegens incidentele krapte. Tevens heeft de Staat zich verplicht om de NIO te compenseren in geval debiteuren in gebreke blijven, voor zover dat ertoe zou leiden dat de NIO zelf niet is om aan zijn verplichtingen kan voldoen. Eind jaren negentig is de Nationale Investeringsbank geprivatiseerd en in 2000 zijn de aandelen NIO overgenomen door FMO. Na 2001 zijn geen nieuwe concessionele leningen door NIO verstrekt. NIO bleef vanaf dat moment verantwoordelijk voor het beheer van de afgesloten leningen. In 2010 heeft De Staat de aandelen van FMO overgenomen. Premieheffing is niet van toepassing en de komende jaren zijn gericht op de afbouw van de portefeuille.

Regionale Ontwikkelingsbanken

1. AfDB:

De garanties voor de Afrikaanse Ontwikkelingsbank Groep zijn in SDR vastgesteld. In 2017 zijn 83 extra aandelen aangeschaft, waarvan 5 als deelnemingen worden betaald en 78 als garanties. De nominale waarde van een aandeel bedraagt SDR 10.000.

Inmiddels kent de Afrikaanse Ontwikkelingsbank 80 lidstaten: 54 regionale en 26 niet-regionale leden. De Bank verstrekt niet-concessionele leningen aan kredietwaardige Afrikaanse landen. De bank heeft aandelenkapitaal waarvan 6% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 94% garantiekapitaal (callable capital). De AfDB richt zich op een specifiek terrein (armoedebestrijding, inclusieve groei, duurzame ontwikkeling) dat onvoldoende wordt gedekt door commerciële banken. Nederland heeft een aandeel van 0,88% in de Bank. Op basis van het garantiekapitaal is de AfDB in staat goedkoop geld aan te trekken op kapitaalmarkten en dit door te lenen aan landen voor ontwikkelingsdoeleinden. Premieheffing is niet van toepassing.

2. AsDB:

De garanties voor de Aziatische Ontwikkelingsbank (AsDB) zijn in SDR vastgesteld. De AsDB werd in 1966 opgericht door een groep van 31 landen, waaronder Nederland. De AsDB heeft als mandaat het bevorderen van economische groei en regionale samenwerking in Azië en de Stille Oceaan regio. Sinds 1999 is de overkoepelende doelstelling van de bank armoedebestrijding. De AsDB heeft een aandelenkapitaal van USD 151 miljard (2017). Van dit kapitaal wordt 5% daadwerkelijk ingelegd (paid-in capital), de andere 95% van het geldt als garantiekapitaal (callable capital). De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,55 miljard, het aandeel garantiekapitaal hierin bedraagt USD 1,47 miljard gegarandeerd. Dit aandeel garantiekapitaal wordt door lidstaten vastgesteld tijdens afspraken over kapitaalverhogingen. De Board (raad van bewindvoerders) bestaat uit 12 leden. Nederland zit in een kiesgroep met Canada, Denemarken, Finland, Ierland, Noorwegen en Zweden. De bewindvoerder van deze kiesgroep is altijd een Canadees. Premieheffing is niet van toepassing.

3. IDB:

De IDB-Groep garanties voor de Inter-American Development Bank (IDB) zijn in USD vastgesteld. De IDB-Groep, opgericht in 1959, bestaat naast de IDB uit IDB Invest (de private sector poot), en het Multilateral Investment Fund (MIF). De IDB heeft 48 lidstaten waarvan 26 lenende landen. Naast Canada en de VS zijn de overige 20 lidstaten «niet regionale landen» buiten het westelijk halfrond, waaronder het Koninkrijk der Nederlanden (sinds 1976). De Bank wordt gefinancierd op basis van het aandelenkapitaal, waarvan lidstaten een deel inleggen en een deel in de vorm van garanties verstrekken. Op basis van het aandelenkapitaal verstrekt de IDB leningen aan de nationale overheden en aan particuliere bedrijven in de regionale landen. Omdat de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking zich minder dan voorheen richt op Latijns-Amerika, heeft Nederland niet meegedaan met de laatste IDB kapitaalverhogingen waardoor het Nederlandse aandeel is afgenomen van 0,338% naar 0,200. Daarnaast bedraagt het NL aandeel in IDB Invest 1,11%. Premieheffing is niet van toepassing.

Licence