Base description which applies to whole site

2.1 Beleidsprioriteiten

Inleiding

De beleidsagenda laat zien welke stappen het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (IenW) in 2022 samen met de uitvoeringsorganisaties, kennisinstituten, medeoverheden, bedrijven en burgers zet om de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid in Nederland te verbeteren. Daarbij is ons vizier nadrukkelijk gericht op de lange termijn. Een veilig Nederland, daar werken we aan. Zowel tegen ongelukken als tegen overstromingen. Het belang hiervan werd door de overstromingen tijdens de zomer van 2021 opnieuw benadrukt. We werken aan de bereikbaarheid van Nederland. En ook de kwaliteit van de leefomgeving moet omhoog. We ruimen bestaande vervuiling op en gaan toekomstige vervuiling tegen. Gezamenlijk werken we aan de transities naar een veilig, slim en duurzaam mobiliteitssysteem, klimaatadaptatie en -mitigatie en een circulaire economie. Dat realiseren we binnen een veilige, schone en aantrekkelijke leef- en werkomgeving.

Naar een veilig, slim en duurzaam mobiliteitssysteem

Veilige mobiliteitOok in 2022 wordt ingezet op de verdere uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV)1 en de verbetering van de verkeersveiligheid. Het nieuwe Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid (LAP) bevat de maatregelen die het Rijk uitvoert in het kader van het SPV. Het kennisnetwerk SPV blijft medeoverheden ondersteunen bij het opstellen van regionale uitvoeringsagenda’s en de uitvoering van concrete verkeersveiligheidsmaatregelen.

De investeringsimpuls verkeersveiligheid heeft als doel de verkeersveiligheid op het onderliggend weggennet te verbeteren. Met deze middelen worden daarnaast innovaties op het gebied van verkeersveiligheid bevorderd. Om het hoofdwegennet veiliger te maken, wordt o.a. ingezet op het vergevingsgezind inrichten (waarbij een ongeval tot zo min mogelijk ernstig letsel leidt) van bermen. Ook wordt opvolging gegeven aan het advies van dhr. Roemer over verbeteringen in de rijscholenbranche.2 Tot slot loopt er een traject om het stelsel van medische rijgeschiktheid te optimaliseren. Hiertoe worden begin 2022 voorstellen gedaan.3

De komende jaren worden de afspraken uit het Bestuurlijk Overleg Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO MIRT) van november 2020 voor maatregelen en activiteiten geïmplementeerd. Voorstellen worden getoetst op kosteneffectiviteit, doelmatigheid, de verwachte mobiliteitseffecten en de mate waarin een initiatief opschaalbaar is.

Door middel van het programma Niet Actief Beveiligde Overweg (NABO)en het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen (LVO)worden onbewaakte en beveiligde overwegen aangepakt en veiliger gemaakt. Dit is belangrijk omdat, in het licht van het toekomstbeeld voor het OV in 2040, er steeds meer en snellere treinen komen te rijden. Om deze reden is aan ProRail advies gevraagd wat er nodig is om de structurele overwegenaanpak onderdeel te laten zijn van de vervangings- en vernieuwingsopgave van het spoor in Nederland.

Recente ongevallen met containerschepen boven de Wadden tonen aan dat de veiligheid van het transport van containers over zee verbeterd moet worden. In 2022 is in het IMO (Internationale Maritieme Organisatie) de behandeling voorzien van het voorstel voor aanpassing van de routeringsmaatregel boven de Wadden en de wijze van detecteren en monitoren van containers.

Het Nederlands luchtvaartveiligheidsprogramma 2020-2024 (NLVP)4 beschrijft hoe de veiligheid is geborgd in samenhang tussen beleid, toezicht en de luchtvaartorganisaties. Een belangrijke vernieuwing is de periodieke nationale veiligheidsanalyse. Het Nederlands actieplan voor luchtvaartveiligheid, publicatie voorzien in 2022, bevat de uitkomsten van deze analyse en de bijbehorende maatregelen. Aandacht gaat uit naar commerciële, kleine en onbemande luchtvaart.

In navolging van de aanbevelingen van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over de veiligheid van het vliegverkeer op Schiphol verschijnt vanaf 2021 jaarlijks een systeemmonitor waarmee de minister laat zien hoe het systeem functioneert. De systeemmonitor, Staat van Schiphol, analyses en evaluaties bieden inzicht in welke inspanningen nodig zijn voor verdere verbetering van de veiligheid.

De COVID-19-crisis heeft de financiële positie van de luchtvaartsector sterk uitgehold. Naar verwachting duurt het meerdere jaren voordat de sector in capaciteit terug kan zijn op het pre-COVID niveau. Investeringen in innovatie, bijvoorbeeld in stillere en schonere toestellen, zijn echter van groot belang om de verschillende publieke belangen te borgen.

Slimme mobiliteitOm de ontwikkeling van smart mobility in goede banen te leiden, werken we ook de komende jaren in vier actielijnen: toekomstbestendige toelating, digitalisering, toekomstbestendige & vitale infrastructuur en impact met partners. In 2022 bouwen we verder aan een toekomstbestendig toelatingssysteem voor software en sensoren in voertuigen, dat verder kijkt dan technische en juridische eisen, en bovenal de gebruiker en de verkeersveiligheid hoog in het vaandel heeft staan. Daarnaast gaan we verder met de digitalisering van verkeersmanagement. In het Nationaal Toegangspunt Mobiliteitsdata komen data over wegverkeer (Nationaal Dataportaal Weg-verkeer) en multimodale reisinformatie (DOVA) samen. Deze is vindbaar en toegankelijk voor alle partijen. We benutten en verkennen de potentie van data onder randvoorwaarden zoals privacy en cybersecurity. We werken aan toekomstbestendige infrastructuur door bij ontwerp, aanleg en onderhoud rekening te houden met nieuwe technologieën. Het verder brengen van smart mobility doen we in goede samenwerking met decentrale overheden, het bedrijfsleven, kennisinstellingen en maatschappelijke organisaties. Hierbij zien we een verschuiving in aandacht van testen en experimenteren naar toepassing en gebruik, als onderdeel van reguliere beleids- en uitvoeringsprocessen bij bijvoorbeeld Rijkswaterstaat, RDW, CBR en mede-overheden. Voor de uitwerking en invulling van het programma Veilige, Slimme en Duurzame Mobiliteit is door IenW voor de periode 2021-2024 in totaal €160 miljoen gereserveerd. Het programma richt zich op maatregelen op het gebied van smart mobility, doelgroepgerichte gedragsaanpak, logistiek/hubs, minder hinder en maatregelen die het fietsgebruik stimuleren. Uitgangspunt in de programmatische aanpak is een harde eis van cofinanciering vanuit de regio’s. Er wordt ten minste een gelijkwaardige (financiële) bijdrage verwacht. Daarnaast ontwikkelt het Rijk kaders en uniforme standaarden zodat regionale implementatie consistent plaatsvindt.

Duurzame Mobiliteit2022 staat in het teken van enerzijds de verdere implementatie van de maatregelen van het Klimaatakkoord en anderzijds het komen tot aanvullende afspraken om in Nederland invulling te geven aan de ambities van de Europese Unie om als Europa ten minste 55% minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van 1990 te bereiken. De uitvoering van de Uitvoeringsagenda Stadslogistiek is in volle gang. In het verlengde hiervan worden afspraken gemaakt met de logistieke sector om de beoogde reductiedoelstellingen en efficiencyverbeteringen, zoals afgesproken in het Klimaatakkoord, te borgen. In 2022 zetten we samen met de decentrale overheden en OV-autoriteiten verdere stappen voor de uitrol en opschaling van emissieloze OV-bussen en doelgroepenvervoer. Zo worden OV-autoriteiten financieel ondersteund bij de transitie naar emissieloze bussen voor het stad- en streekvervoer. In 2022 worden de afspraken uitgevoerd die samen met de bouwsector, en opdrachtgevers zijn gemaakt in het kader van de Routekaart Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB), voor schone en emissieloze mobiele werktuigen en bouwlogistiek in 2030. Dit leidt tot minder stikstof, schonere lucht en minder CO2. Om de emissiereducties te realiseren, zetten we in op hernieuwbare brandstoffen via de (implementatie van de) Europese richtlijnen voor hernieuwbare energie in het vervoer en de brandstofkwaliteit (Renewable Energy Directive 2 en de Fuel Quality Directive). Ook is de doorvertaling van de EU-regelgeving uit de Europese Strategie voor slimme en duurzame mobiliteit van de Europese Commissie voor Nederland van belang: o.a. voor CO2-normen voor voertuigen, voor tank- en laadinfrastructuur (AFID) en mogelijk emissiehandelssystemen voor mobiliteit. Ook voeren we op 1 juli 2022 de APK-roetfiltertest in voor dieselauto’s. Aanvullende maatregelen zijn nodig om de ambitie van 100% verkoop emissieloze personenauto’s (of emissievrije) in 2030 te realiseren. Voorbeelden van aanvullende maatregelen zijn communicatie, accucheck en Total Cost of Ownership in de showroom.

De klimaatopgave is urgent. Het kabinet wil de CO2 reductie die samenhangt met de groei van elektrisch rijden niet kwijtraken. Als onderdeel van een breder klimaatpakket reserveert het kabinet daarom extra middelen voor zowel het stimuleren van emissievrije personenauto’s als bestelauto’s. Deze extra middelen worden ingezet om gerichter de ingroei te stimuleren, door een versobering van de fiscale stimulering voor zakelijke rijders en een verruiming van de subsidiebudgetten voor particulieren (SEPP) met ongeveer 60 miljoen euro en voor ondernemers (SEBA) met ongeveer 28 miljoen euro. Tegelijkertijd met deze verruiming van het subsidiebudget voor SEPP wordt het subsidiebedrag per auto verlaagd ten opzichte van de bestaande regeling. Zo wil het kabinet de subsidie voor meer particulieren beschikbaar maken en tegelijk een maximale CO2 reductie bereiken met de beschikbare budgettaire middelen. De precieze invulling van de hoogte van de subsidiebedragen van SEPP zal het kabinet in de komende periode uitwerken. We versnellen de uitrol van de laadinfrastructuur en stellen subsidies ter beschikking om emissievrij rijden voor iedere particulier aantrekkelijk te maken. In 2022 vindt ook een integrale evaluatie van het (financieel) stimuleren van elektrisch vervoer plaats. Om fietsen te stimuleren gaan we aan de slag met de Uitvoeringsagenda van het Nationaal Toekomstbeeld Fiets. Samen met regio’s zetten we in op het wegnemen van knelpunten van bestaande fietsinfrastructuur. Ook gaan we door om 20% meer fietskilometers in 2027 dan in 2017 te behalen. Om een nieuwe sociale norm voor duurzame mobiliteit te creëren reserveert het kabinet 24 miljoen euro extra voor gedrags- en communicatiemaatregelen. Dit zijn maatregelen zoals ‘Het nieuwe rijden’ en ‘spreiden en mijden’. Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van de nieuwe normerende regelgeving voor werkgebonden personenmobiliteit in 2022. Via een digitaal platform helpen we werkgevers met hun informatieplicht. Medio 2022 wordt het platform voor vrijwillig gebruik beschikbaar gesteld. Via de Werkgeversaanpak verduurzamen we de mobiliteit middels de inzet op het hybride werken en beter spreiden van reizen over de dag en de week.

Nu er weer perspectief komt op terugkeer naar onderwijs en werk, willen we het momentum benutten om de goede voorbeelden vast te houdendie we de tijdens de COVID-19-pandemie hebben gezien op het terrein van thuisonderwijs, thuiswerken en spreiden van mobiliteit.

Met onderwijsinstellingen en werkgevers zijn we in gesprek over de mogelijkheden om spreiden en mijden te stimuleren. Daarbij werken we samen met andere departementen als OCW, Fin, SZW en BZK. Ook kijken we daarbij hoe we als Rijk en als IenW invulling kunnen geven aan hybride werken binnen onze eigen organisatie.

Nederland is in International Maritime Organization-verband actief betrokken bij de uitwerking van maatregelen ter implementatie van de initiële broeikasgasreductiestrategie voor de zeevaart. Uiterlijk 2023 moeten de kortetermijnmaatregelen in werking treden en wordt vaststelling van de definitieve broeikasreductiestrategie nagestreefd. De rol van voortrekker in de verduurzaming van de zeevaart vraagt van Nederland een verhoogde inzet in de onderhandelingen in IMO en de EU in 2022 en verder. Uitgangspunt voor de inzet in de EU is dat EU-maatregelen moeten bijdragen aan (het mogelijk maken en versnellen van investeringen in) emissiereductie binnen de sector, in het bijzonder om de transitie naar klimaatneutraal in gang te zetten, en de totstandkoming van effectieve pan-Europese en mondiale maatregelen. Op 1 januari 2022 gaat een jaarverplichting voor duurzame biobrandstoffen in de binnenvaart in. Tijdens de behandeling van de Wet milieubeheer waarin de mogelijkheid voor deze verplichting geregeld wordt, zijn twee moties ingediend door de leden Bisschop en Alkaya waarbij de regering wordt verzocht samen met de sectorpartijen nogmaals naar de jaarverplichting te kijken. Naar aanleiding hiervan zal IenW samen met de sector aanvullende onderzoeksvragen formuleren om meer inzicht te krijgen in de toepassing van biobrandstof in de binnenvaart. Daarnaast worden de effecten van bijmenging gemonitord met het oog op de voorziene evaluatie een jaar later. In de Centrale Commissie voor de Rijnvaart en in Europees verband wordt gewerkt aan een Europees breed labelsysteem voor de emissieprestaties van binnenvaartschepen. Nederland draagt in 2022 bij aan de ontwikkeling daarvan, zodat een werkbaar systeem ontstaat waarin het Nederlands systeem kan opgaan. In 2022 moet besluitvorming plaatsvinden over de totstandkoming van een Europees fonds voor de verduurzaming van de binnenvaart.

Nederland zet actief in op een betekenisvolle bijdrage door de internationale luchtvaart aan het klimaatdoel van Parijs. In het najaar van 2022 wordt tijdens de driejaarlijkse International Civil Aviation Organization Assembly gesproken over een effectief CO2 compensatie- en reductiesysteem, CORSIA (Carbon Offsetting and Reduction Scheme for International Aviation). De Europese Commissie onderzoekt de mogelijkheid om op Europees niveau een bijmengverplichting voor de luchtvaart in te voeren. Op nationaal niveau is afgesproken dat in 2030 14% van de brandstoffen voor luchtvaart in Nederland duurzaam is. Hiertoe dienen zowel het nationale als het Europese beleid in 2022 verder uitgewerkt en geïmplementeerd te worden. Eind 2022 wordt politieke besluitvorming voorzien over de vormgeving van een CO2-plafond voor de internationale luchtvaart vertrekkend uit Nederland. Gekeken wordt naar een plafond waarbij de toegestane CO2-uitstoot van nationaal niveau wordt vertaald naar de luchthavens. Zo wordt CO2 kaderstellend voor verdere groei. Via het actieprogramma hybride en elektrisch vliegen draagt IenW o.a. bij aan technische innovaties voor efficiëntere vliegtuigontwerpen, lichtere materialen en andere vormen van aandrijving.

De COVID-19-pandemie laat zien dat duurzame mobiliteit en transport bij uitstek een internationaal speelveld is. IenW zet zich in om de transformatie naar een duurzaam en slim mobiliteitssysteem te verankeren en waar mogelijk te versnellen. Dit gebeurt onder meer door het bepleiten van concrete maatregelen en ambitieus nul-emissiebeleid in internationale gremia en via alliantievorming. In EU-verband doen we dit bij de uitwerking van de Europese Green Deal en de Europese Strategie voor slimme en duurzame mobiliteit.5 Verder wordt tijdens de conferentie van partijen bij het VN-Klimaatverdrag (UNFCCC COP 27) in november 2022 duurzame mobiliteit en transport verder uitgewerkt. Als voorzitter van de Transport Decarbonisation Alliance zet Nederland in op het terugdringen van CO2-uitstoot in de transportsector en een mondiaal Memorandum of Understanding voor nul-emissie vrachtvoertuigen. Verder werkt Nederland samen met gelijkgestemden in de internationale Zero-Emission Vehicle Alliance. In 2022 ligt de focus daarbij op het ontwikkelen van een tweedehandsmarkt voor elektrische voertuigen en elektrisch vrachtverkeer.

Nederland vervult een leidende rol op het gebied van duurzame en slimme mobiliteitsoplossingen voor transport. Om het economisch verdienpotentieel van duurzame en slimme mobiliteit verder te versterken, zet IenW, in nauw overleg met EZK, BHOS, bedrijfsleven en relevante stakeholders, in 2022 in op een nauwere samenwerking tussen bestaande platforms zoals de Dutch Cycling Embassy, Connekt, Smart Mobility Embassy. Daarnaast verkent IenW hoe de internationale samenwerking op verduurzaming met maritiem (Nederland Maritiem Land) en luchtvaart kan worden versterkt.

Bereikbaarheid

De COVID-19-crisis heeft een forse impact gehad op ons reisgedrag. Met name op de weg, in het OV en in de luchtvaart was dit zichtbaar. Het goed inrichten van mobiliteit is essentieel bij het op gang brengen van de maatschappij. Het belang van het op orde houden van de capaciteit van onze infrastructuurnetwerken blijft dan ook groot. Net als de afgelopen jaren investeren we in de kwaliteit en capaciteit van onze netwerken en werken we aan een veilig, slim en duurzaam mobiliteitssysteem. Dat doen we op de weg, op het spoort, door de lucht en op het water.

RijksinfrastructuurDoor veroudering, intensiever en zwaarder gebruik van de infrastructuur en ontwikkelingen op het gebied van klimaat, duurzaamheid en ICT neemt de instandhoudingsopgave toe. In juni 2020 heeft uw Kamer de rapportage van Horvat ontvangen. Daarbij is aangegeven dat het verschil tussen de middelen die RWS behoeft voor het instandhouden van zijn deel van de Rijksinfrastructuur en het beschikbare budget in de begroting €1 ‒ 1,4 mld per jaar is. In december bent u geïnformeerd over de tweede validatie door PWC|REBEL. PWC|REBEL geeft aan dat de door RWS afgegeven budgetbehoefte voor instandhouding, zowel voor de lange als korte termijn, aan de bovenzijde van de genoemde bandbreedtes ligt. De budgetbehoefte voor de periode 2022–2035 ligt in de orde van gemiddeld € 1 miljard per jaar hoger dan het beschikbare budget.6 Hierbij wordt opgemerkt dat dit bedrag grote onzekerheden kent. Om een scherper beeld te verkrijgen is verdere validatie nodig. Dit wordt opgepakt bij de uitvoering van het plan van aanpak verbeteringen RWS. Voor het spoor is er een potentieel tekort van €200 miljoen per jaar voor de periode 2026–2035. Naast de eerder aangekondigde maatregelen wordt in deze ontwerpbegroting ook een aanvullende kasschuif van €300 miljoen voorgesteld voor het Beheer en Onderhoud van de RWS-netwerken voor 2023. Ondanks deze maatregelen neemt het Uitgestelde Onderhoud toe, met een groter risico op storingen tot gevolg. De prestaties van de netwerken in beheer van Rijkswaterstaat komen onder druk te staan en het valt niet uit te sluiten dat er ingrijpende beheersmaatregelen getroffen moeten worden. De situatie op het spoor is weliswaar beheersbaar voor de periode 2022-2025, maar voor de periode daarna moet eveneens een antwoord worden gevonden op de structurele tekorten. Binnen het Vervanging- en Renovatie-programma worden in 2022 openstellingen voorzien voor de volgende projecten: Tijdelijke Suurhoffbrug, renovatie fundering A6, renovatie fundering A32, kunstwerk Hattemerbroek en de Kooybrug.

In 2022 is de openstelling van de nieuwe zeesluis IJmuiden voorzien. Met een investering van € 1 miljard wordt de nieuwe zeesluis de grootste sluis ter wereld. De sluis dient als toegang voor zeeschepen tot de Amsterdamse haven/het Noordzeekanaalgebied. Ook wordt in 2022 verder gewerkt aan onder andere het beter benutten van bestaande infrastructuur en het vergroten van de robuustheid van het vaarwegennet. Er wordt een onderzoek opgeleverd naar het robuustheidsknelpunt bij het gehele sluizencomplex in Grave en er wordt gewerkt – in het programma Integraal Riviermanagement - aan een beleidsbeslissing voor de bodemligging in het rivierengebied. Voorts ondersteunt IenW vanuit de subsidie Kademurenregeling kansrijke binnenhaveninitiatieven langs de vaarwegen op de goederenvervoercorridors. Bij Bergambacht realiseren we nieuwe Rijksligplaatsen (MIRT-project capaciteitsuitbreiding Beneden-Lek). Zo pakken we het tekort aan ligplaatsen op de vaarweg tussen Rotterdam en Amsterdam aan en versterken we de modal shift van weg naar water.

Aanleg wegprojectenTijdens de COVID-19-crisis is de drukte op de weg afgenomen. Investeringen in het wegennet zijn echter met name gericht op de lange termijn. De verwachting blijft dat het wegverkeer op veel trajecten in de toekomst toeneemt door de groei van de bevolking. Het blijft dan ook belangrijk om het MIRT onverkort uit te voeren. In 2022 wordt voor de A50 Bankhoef-Paalgraven en de Oeververbindingen Rotterdam de voorkeursbeslissing genomen. Ook staat het nemen van het Ontwerp Tracébesluit voor de A4 Burgerveen-N14, de A20 Gouda-Nieuwerkerk en de A58 Eindhoven-Tilburg en de start van de realisatie van de A2 Vonderen-Kerensheide op het MIRT programma voor 2022. Tekort aan stikstofruimte kan wel gevolgen hebben voor de kosten en planning van projecten (zie verder onder ‘Stiktof’).

Stikstof De uitvoering van de projecten uit het MIRT moet zorgvuldig gebeuren, zeker ook om recht te doen aan de bescherming van Natura 2000-gebieden. Sinds het PAS (Programma Aanpak Stikstof) niet langer als onderbouwing kan worden gebruikt, worden de stikstofeffecten op Natura 2000 gebieden project-specifiek beoordeeld. Op dit moment ondervinden MIRT-projecten gevolgen van de stikstofproblematiek voor zowel de planning als kosten. Onder coördinatie van de minister van LNV is op 1 juli 2021 de Wet Stikstofreductie en natuurherstel van kracht geworden. Op grond van de wet worden maatregelen getroffen om de uitstoot en depositie van stikstof te verminderen en de natuur te herstellen. Met deze wet wordt bijgedragen aan de bescherming en het herstel van Natura 2000-gebieden en ontstaat tegelijkertijd op de lange termijn meer ruimte voor maatschappelijke en ruimtelijke ontwikkelingen die in de gebruiksfase tot stikstofdepositie leiden. Dit betekent echter niet dat de problemen voor het huidige MIRT-programma hiermee direct zijn opgelost. Stikstofruimte is en blijft zeer schaars en de mogelijkheden voor MIRT-projecten om project-specifiek maatregelen te treffen zijn beperkt. De maximale rekenafstand van 25 km voor de berekening van de depositiebijdrage van projecten in het kader van toestemmingverlening7 leidt voor wegenprojecten in het MIRT tot een fors grotere onderzoekslast. IenW blijft zich uiteraard inspannen om voor ieder individueel project de benodigde onderbouwing te leveren. Zo lang er echter sprake is van een tekort aan ruimte, zullen er MIRT-projecten zijn die fors vertragen. Verschillende projecten hebben reeds vertraging opgelopen. Rapportage over de planning per project vindt plaats via de reguliere voortgangsrapportages.

Als follow-up van de kabinetsreactie op het eindadvies van het Adviescollege Meten en Berekenen Stikstof (commissie Hordijk) gaat voor alle type emissiebronnen een maximale rekenafstand van 25 kilometer gelden voor projectspecifieke berekeningen van de stikstofdepositie. Naast deze afstandsgrens neemt het kabinet extra passende maatregelen om stikstof te reduceren. Hiervoor wordt een bedrag van 150 miljoen euro gereserveerd.

Goederenvervoer en vervoer gevaarlijke stoffenIn 2022 werken we verder aan acties uit de Goederenvervoeragenda. Met de betrokken provincies, het Havenbedrijf Rotterdam en de logistieke sector voeren we een gezamenlijk programma uit op de Goederenvervoercorridors Oost en Zuidoost. Onderdeel daarbij is het stimuleren van een modal shift van weg naar water en spoor dat het wegennetwerk ontlast en de beschikbare capaciteit op het water en spoor beter benut. Daarbij verplaatsen we tot 2025 dagelijks 2000 TEU (Twenty Foot Equivalent Unit containers) van de weg naar de binnenvaart en 200 TEU per dag van de weg naar het spoor. Om een groei van het spoorgoederenvervoer van 42 miljoen ton in 2016 naar 54-61 miljoen ton in 2030 te realiseren, gaan we daarnaast verder met de acties uit het Maatregelenpakket Spoorgoederenvervoer. Er wordt verder invulling gegeven aan de implementatie van Europese verordeningen voor een Maritime Single Window en Papierloos Transport alsook de samenwerking met Douane, havens en hun port community systemen om data te delen. Tenslotte wordt gewerkt aan de eerste programmering en uitvoering van het Topsector Logistiek Programma 2021-2023. Om het vervoer van gevaarlijke stoffen veiliger te maken, werkt IenW in 2022 samen met de medeoverheden, de (chemische) industrie en de verladers en vervoerders verder aan het robuust maken van het Basisnet vervoer gevaarlijke stoffen.

ZeehavensIn 2022 wordt verder invulling gegeven aan de uitvoering van de Havennota 2020 ‒ 2030 met een nader op te stellen werkprogramma zeehavens. Het gebruik en aanbod van walstroom in zeehavens zal als onderdeel van de uitwerking van de EU Green Deal (o.a. Fit-for-55 voorstellen) mogelijk een vlucht gaan nemen. Ook is walstroom van belang voor de aanpak van de stikstof- en geluidproblematiek in Nederlandse zeehavens. Om walstroom de komende jaren een impuls te geven, en daarmee de uitstoot van CO2 en stikstof in havens te reduceren, reserveert het kabinet 150 miljoen euro extra. Buisleidingen spelen een steeds grotere rol als veilige modaliteit voor het vervoer van nieuwe energiedragers (zoals waterstof). Concreet werken de ministeries van EZK en IenW in een publiek private samenwerking met het Havenbedrijf Rotterdam als trekker aan de verkenning van de buisleidingenbundel Rotterdam-Chemelot-Noordrijn Westfalen op basis waarvan besluitvorming over realisatie zal plaatsvinden.

Luchtvaart Vanuit het publieke belang om Nederland internationaal goed bereikbaar te houden, streven we naar het behoud van een hoogwaardig netwerk van bestemmingen vanaf Nederlandse luchthavens. In 2022 wordt opvolging gegeven aan het beleidskader netwerkkwaliteit.

Het programma Luchtruimherziening richt zich op het efficiënter gebruik en beheer van het luchtruim, beperking van klimaateffect en hinder, en verruiming van de civiele capaciteit en militaire missie effectiviteit. Na vaststelling van de definitieve Voorkeursbeslissing (VKB) kan in 2023 een definitieve Programma-beslissing worden genomen waarmee de Realisatiefase voor het programma Luchtruimherziening kan aanvangen.

Voor onbemande luchtvaart (drones) geldt dat op 1 januari 2022 de overgangsperiode eindigt voor omzetting van een aantal vergunningen in het kader van de Europese verordening voor drones. Vanaf 1 januari 2023 gelden er nieuwe regels voor drones zonder CE (Conformité Européene)-label. Er komen stapsgewijs meer Europese regels, waarvan U-space, het verkeersleidingsysteem voor drones, een belangrijk onderdeel is. De volledige doorontwikkeling van meer geavanceerde U-Space services loopt tot na 2030. Ook werken experts uit de Caribische eilanden aan een integraal beleidskader om in 2022 vliegen met drones op de eilanden toe te staan.

Het Rijk verkent samen met regionale overheden de mogelijkheden voor meer ruimtelijke ontwikkelingen rond burgerluchthavens, met oog voor de leefomgeving. Dit geeft aanleiding het bestaande ruimtelijk beleid rondom Schiphol te vernieuwen/ te herzien en te beoordelen. Het beleid voor de leefomgeving landt o.a. in regelgeving, waaronder de luchthavenbesluiten voor de luchthavens van nationale betekenis; Rotterdam The Hague Airport, Groningen Airport Eelde en Maastricht Aachen Airport.

In 2022 is besluitvorming voorzien over de beleidsvertaling van het RIVM-onderzoek naar de gezondheidseffecten van ultrafijnstof en het advies van de Gezondheidsraad hierover. Ook het verminderen van geluidbelasting en geluidhinder(beleving) is een beleidsdoel. Gedurende 2022 zijn er verschillende afwegingsmomenten ten aanzien van het vaststellen van Doc29 als rekenmethode voor geluidsbelasting voor regionale luchthavens, en navolgend de overweging om actualisatie door te voeren in de implementatie van Doc29 voor Schiphol.

In de structurele fase van de Programmatische Aanpak Meten van Vliegtuiggeluid worden geluidmetingen toegepast in de validatie van rekenmodellen. Doel van de programmatische aanpak is om geluidsberekeningen en -metingen te verbeteren en beide beter op elkaar af te stemmen.

Begin 2021 is het ontwerpbesluit tot wijziging van het Luchthavenverkeerbesluit (LVB) Schiphol8 naar de Eerste en Tweede Kamer gestuurd. Het definitieve besluit kan na parlementaire behandeling en advisering door de Raad van State in werking treden. De wijziging van het Luchthavenbesluit voor Lelystad Airport is controversieel verklaard, waardoor de afronding van de voorhang afhankelijk is van agendering door de Kamer.

Openbaar vervoer en spoor Het OV vervult een vitale functie in onze samenleving en economie. In 2020 en 2021 heeft het Rijk via een beschikbaarheidsvergoeding de OV-bedrijven financieel ondersteund.9 Voor 2022 is de afspraak gemaakt dat het Rijk de beschikbaarheidsvergoeding verlengt tot en met september 2022. Als vangnet besluit het kabinet uiterlijk het eerste kwartaal van 2022 op basis van de stand van de pandemie, voortgang reizigersherstel en de juridische mogelijkheden over de periode van 1 september 2022 tot en met 31 december 2022. Samen met decentrale overheden en vervoerders zet IenW in 2022 daarnaast in op de transitie van het OV met onder andere een snelle terugkeer van de reizigers en behoud van spreiding van woonwerk- en onderwijsverkeer. Dit is het pad om weer te komen tot een gezond financieel evenwicht binnen de concessies.

In 2022 werken IenW, BZK en EZK en de regionale overheden verder aan de gebiedsgerichte bereikbaarheidsprogramma’s in de metropoolregio’s van Amsterdam, Utrecht en Rotterdam-Den Haag. Met name de benodigde extra woningen richting 2030 en 2040 vragen om slimme oplossingen op het gebied van (OV-)bereikbaarheid. In 2022 gaat er in het kader van het Programma Hoogfrequent Spoor 6x per uur een Intercity rijden op de verbinding Arnhem, Schiphol en Rotterdam.

We verbeteren ook het internationaal spoorvervoer. Met het Nederlandse initiatief voor het EU-platform vragen we aandacht voor treinverbindingen tot 500-800 km, met toegankelijke kaartverkoop en aantrekkelijk vervoer voor de reiziger. Samen met 27 landen, de Europese Commissie en sectorpartijen werken we aan een actieplan om de aansluiting op het Europese spoornet te versterken en grensoverschrijdend vervoer te verbeteren, zoals een directe verbinding tussen Eindhoven en Düsseldorf en het versnellen van de verbinding naar Berlijn.

In 2022 werken we verder aan een toekomstbestendige spoormarktordening. Het voornemen is om uiterlijk in 2023 de nieuwe concessie voor het hoofdrailnet onderhands aan NS te gunnen. De wettelijk vastgestelde productstappen van het concessieverleningsproces worden opgeleverd, in 2022 volgt het programma van eisen en de (ontwerp-)concessie. Ook wordt in 2022 de Stationsagenda afgerond ten behoeve van een meer integrale afweging op stations. Tevens worden de randvoorwaarden in kaart gebracht om voorbereid te zijn op verdergaande marktopening op het spoor, o.a. als gevolg van het Europese recht.

In de eerste helft van 2022 is aanbieding van het wetsvoorstel voor de nieuwe Spoorwegwet aan het Parlement voorzien, met als doel, inwerkingtreding van het gehele regelgevende kader medio 2023. Deze wet betreft hoofdzakelijk herimplementatie en herschikking van bestaande regels op het gebied van veiligheid, interoperabiliteit en de vorming van één Europese spoorwegruimte.

Het wetsvoorstel voor de omvorming van ProRail tot een Zbo is gereed voor plenaire behandeling door de Tweede Kamer10. IenW en ProRail hebben afgesproken in afwachting van parlementaire behandeling de gezamenlijke focus vast te houden op verbetering van de samenwerking en professionalisering.

Nationaal Groeifonds

Met het Nationaal Groeifonds investeert het kabinet in de periode 2021-2026 €20 miljard in projecten, die zorgen voor duurzame economische groei voor de lange termijn. Een van de drie pijlers van het Nationaal Groeifonds is infrastructuur. Dit betreft personen- en goederenvervoer per land, lucht of water, maar ook buisleidingen, digitale infrastructuur en energie-infrastructuur. De middelen komen in vijf rondes van € 4 miljard beschikbaar. In 2022 zijn er twee rondes voorzien (de beoordeling van ronde 2 en de indiening van ronde 3). Een onafhankelijke commissie adviseert het kabinet over de projectvoorstellen. In ronde 1 is vanuit het NGF voor drie voorstellen binnen de pijler infrastructuur met een totale omvang van € 2,53 miljard reserveringen gemaakt. Dit betreffen (onderdelen van) de ingediende proposities Metropoolregio Amsterdam, Metropoolregio Rotterdam Den Haag en het innovatieprogramma Brainport. Aan de reserveringen zijn door de commissie voorwaarden (scope en cofinanciering) verbonden, waarbij bekeken wordt of deze realiseerbaar zijn, alvorens er uiterlijk in januari 2022 opnieuw ingediend kan worden.

Vrachtwagenheffing

Voor de invoering van Vrachtwagenheffing is een wettelijke basis nodig. Zodra het wetsvoorstel is aangenomen, kan gestart worden met de realisatie van het heffingssysteem. Ter voorbereiding hierop is in de afgelopen jaren, parallel aan het voorbereiden van het wetsvoorstel, gewerkt aan het voorbereiden van de uitvoering van de Vrachtwagenheffing. Zodra het wetsvoorstel is aangenomen, kan gestart worden met de realisatie van het heffingssysteem. Voor het terugsluizen van de netto-opbrengsten naar verduurzaming en innovatie van de sector, wordt in de realisatiefase het uitvoeringsplan opgesteld. Tevens worden de uitkomsten van de BIT-toets gepubliceerd. Op basis van de huidige inzichten zal de start van de Vrachtwagenheffing circa vier jaar na afronding van de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel kunnen plaatsvinden.

We werken aan klimaatadaptatie – en mitigatie

Het klimaat verandert. Nederland was altijd al kwetsbaar voor overstromingen en extreem weer. Daardoor wordt de kwetsbaarheid van Nederland voor overstromingen, wateroverlast, droogte en hitte alleen maar groter. En de extremen nemen toe. Stroomde er in de droge zomer van 2018 slechts 15 m3/s door de Maas, in de natte zomer van 2021 was dit een record van 3.260m3/s. Clusterbuien in het stroomgebied van de Maas en de Rijn leidden tot overstromingen en hoogwater in Duitsland, België en in Limburg met veel schade en helaas in België en Duitsland ook tot vele slachtoffers. Deze situatie maakt het noodzakelijk dat er wordt gekeken naar het beleid ten aanzien van wateroverlast en waterveiligheid. Dat zal gebeuren in een beleidstafel wateroverlast die na de zomer van 2021 is ingesteld. Er zal onder andere worden gekeken naar de samenloop van het regionale systeem en het hoofdwatersysteem en hoe we de samenwerking met onze buurlanden hierin kunnen intensiveren.

Het klimaatadaptatiebeleid in Nederland wordt mede bepaald door afspraken op mondiaal en Europees niveau. Om Nederland uiterlijk in 2050 klimaatbestendig en waterrobuust ingericht te krijgen moet veel gebeuren. Alle Nederlandse overheden stellen uitvoeringsprogramma’s op en nemen de komende jaren maatregelen in uitvoering gericht op klimaatadaptatie. Decentrale overheden krijgen hierbij ook in 2022 ondersteuning vanuit de impulsregeling klimaatadaptatie. Jaarlijks wordt in de Deltaplannen voor Waterveiligheid, Zoetwatervoorziening en Ruimtelijke Adaptatie door de overheden gezamenlijk gerapporteerd over de voortgang. Parallel daaraan werken we in 2022 via de nationale klimaatadaptatiestrategie (NAS) aan monitoring van de klimaatbestendigheid van Nederland.

De 45 werkregio’s van Deltaprogramma Ruimtelijke Adapatie hebben in 2020 hun stresstesten uitgevoerd en hebben tot eind 2021 om de risicodialogen af te ronden als laatste stap richting de uitvoeringsagenda’s. In deze uitvoeringsagenda’s wordt concreet gemaakt welke maatregelen concreet genomen gaan worden als eerste stappen richting het einddoel om in 2050 Nederland klimaatrobuust te hebben ingericht. Een vergelijkbaar proces doorloopt het rijk met haar rol ten aanzien van (rijks)netwerken en vitale en kwetsbare functies. De kwetsbaarheid van de (rijks)infrastructuur voor klimaatverandering is in 2021 via stresstesten in beeld gebracht. Uit de analyses komt een beeld naar voren waar klimaatverandering vooral voor bereikbaarheid en veiligheid problemen veroorzaken. In 2022 vinden risicodialogen plaats met andere infrastructuurbeheerders om de in beeld gebrachte kwetsbaarheden te bespreken en tevens besluitvorming over welke maatregelen op korte termijn genomen moeten worden.

Ons land is van oudsher ingericht op het zo snel mogelijk veilig afvoeren van water. Water beter vasthouden is zowel voor droogte als wateroverlast een belangrijke opgave. Met het Deltaprogramma Zoetwater intensiveren en versnellen we de ingezette koers. Als vervolg op het lopende maatregelprogramma start in 2022 de uitvoering van fase 2, die tot 2027 loopt. De ambitie in de uitvoering wordt verdubbeld tot €800 miljoen, waarvan €250 miljoen wordt bijgedragen vanuit het Deltafonds. Met de maatregelen tegen droogte maken we ons land weerbaarder tegen watertekorten en wateroverlast.

2022 is ook een belangrijk schakeljaar voor de internationale inzet op klimaatadaptatie. Voortbouwend op de Climate Adaptation Summit van 2021 werken we toe naar de 'United Nations 2023 Conference on Water'. Er wordt opvolging gegeven aan strategische samenwerking middels de Adaptation Action Coalition (AAC) en organisaties waaronder UN Water, Wereldbank en IMF. In 2023 wordt tevens de eerste wereldwijde evaluatie («Global Stocktake») van de voortgang op de klimaatdoelstellingen binnen de Parijs Akkoorden gepubliceerd.

Internationale samenwerking genereert een mondiale impuls voor adaptatie. Toonaangevende bijeenkomsten gedurende 2022 zijn onder andere de AVVN en de COP27. De Nederlandse internationale inzet bouwt voort op de eigen stevige adaptatieagenda.

Hoe de zeespiegelstijging zich na 2050 ontwikkelt en welke maatregelen we kunnen nemen, is nog met grote onzekerheden omgeven. Het lopende Kennisprogramma Zeespiegelstijging heeft tot doel die onzekerheden te reduceren. Wanneer we erin slagen rekening te houden met toekomstig ruimtebeslag voor watermanagement wordt voorkomen dat we mogelijkheden afsnijden of onbedoeld veel duurder maken bij de miljardeninvesteringen die de komende decennia op stapel staan voor bijvoorbeeld woningbouw, energietransitie en infrastructuur. Het Kennisprogramma richt zich op herijking van het Deltaprogramma in 2026. Het Kennisprogramma wordt ook in 2022 voortgezet en uitgevoerd samen met de Deltacommissaris en in samenwerking met de partners in het Deltaprogramma, kennisinstellingen en het bedrijfsleven.

Nationaal Water Programma 2022-2027In maart 2022 is publicatie van het Definitieve Nationaal Water Programma 2022-2027 (NWP) voorzien. Ten tijde van het Ontwerp NWP is een voorbehoud gemaakt voor wat betreft de uitvoerbaarheid van de beheer- en onderhoudsopgaven. Op basis van de financiële kaders zal in de tweede helft van 2021 worden bezien of dit leidt tot inhoudelijke keuzes die van betekenis zijn voor het definitieve NWP. Het NWP beschrijft de hoofdlijnen en ambities van het nationale waterbeleid en het beheer van de Rijkswateren en Rijksvaarwegen. Voor het waterbeleid is het NWP een uitwerking van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI). De wateropgaven staan niet op zichzelf; een integrale aanpak met andere opgaven zoals de energietransitie, woningbouw en de landbouw is noodzakelijk. Het NWP beschrijft hoe we hiermee omgaan en hoe we zorgen dat water een leidend principe is in de ruimtelijke inrichting van Nederland.

NoordzeeOm de strategische opgaven voor de energietransitie uit het Klimaatakkoord, natuurherstel, en een gezonde toekomst voor visserij op de Noordzee met elkaar in balans te brengen, is in januari 2021 het Noordzeeakkoord tot stand gekomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de belangen van andere gebruikers zoals zeevaart, defensie en zandwinning. In het voorjaar van 2022 stelt het Kabinet, als onderdeel van het Nationaal Waterprogramma, het nieuwe Programma Noordzee 2022-2027 vast. Het Programma integreert verplichtingen uit diverse richtlijnen zoals Maritieme Ruimtelijke Ordening en de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, waarbij het Noordzeeakkoord, in samenhang met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) richting aan het Programma heeft gegeven. In maart 2022 wordt het definitieve Programma Noordzee vastgesteld waarbij onder meer de ambitie voor windenergie op zee uit het ontwerpprogramma definitief vorm krijgt. Daarna kan in april 2022 een partiële herziening van het Programma Noordzee worden gestart. Voorts staat 2022 vooral in het teken van de uitvoering van het Programma Noordzee, het OSPAR-verdrag en de mondiale doelen van Sustainable Development Goal 14.

Beleidsontwikkeling Integraal Riviermanagement (IRM)Bij de ontwikkeling van het programma IRM wordt in 2022 ingezet op:

  • Het opstellen en vaststellen van kansrijke alternatieven voor behoud en/of verruimen van de afvoercapaciteit en de rivierbodemligging voor Rijn en Maas ten behoeve van de functies Scheepvaart, Natuur, Zoetwaterbeschikbaarheid en Waterveiligheid en regionale economie;

  • Het starten met de planMER en MKBA voor deze alternatieven;

  • Het starten van enkele nieuwe en verder uitvoering geven aan pilot-projecten IRM (Integraal Riviermanagement) en het praktijknetwerk;

  • In internationale gremia het gesprek aangaan over de ambities van Nederland ten aanzien van de rivieren (Scheepvaart, Natuur, Zoetwaterbeschikbaarheid en Waterveiligheid).

We werken aan een circulaire economie

De ambitie van het kabinet is dat Nederland in 2050 circulair is. In 2030 wordt een reductie van 50% nagestreefd van primaire abiotische grondstoffen. In het Rijksbrede Uitvoeringsprogramma Circulaire Economie (CE) is de ambitie geoperationaliseerd per transitieagenda - biomassa en voedsel, bouw, consumptiegoederen, kunststoffen en maakindustrie. Voor het Uitvoeringsprogramma is op de IenW begroting voor 2022 €15 miljoen vrijgemaakt en voor 2023 en 2024 jaarlijks €5 miljoen. Dit is onder andere bestemd voor stimulering van sociale en productinnovaties, kennisontwikkeling en opschaling van (bijna-)marktrijpe technieken. In 2022 gaat de subsidieregeling voor mkb-ondernemers in een circulair ketensamenwerkingsverband weer open, evenals een innovatieregeling gericht op de vraagstukken vanuit de kennis- en innovatieagenda CE. Voor de subsidieregeling Circulaire Economie wordt voor ketenprojecten binnen het kabinet meerjarig (2022-2024) aanvullend 30 miljoen euro in totaal gereserveerd als onderdeel van het aanvullende klimaatpakket. Het Versnellingshuis Nederland Circulair! zal ondernemers daarnaast blijven ondersteunen met hun circulaire businesscases. Dit doet het Versnellingshuis samen met versnellingspartners in de regio’s. De vierde conferentie Circulaire Economie in februari 2022 fungeert als platform om de transitie te versnellen, kennisuitwisseling te faciliteren en nieuwe ketens te smeden. Het PBL monitort in samenwerking met een groot aantal kennisinstellingen de voortgang en publiceert in 2022 een voortgangsrapportage.

In de Integrale Circulaire Economie Rapportage (ICER) heeft het PBL geadviseerd dat er meer duidelijkheid moet komen over de richting van de transitie. Hiertoe worden met betrokken partners de algemene doelen voor 2030 en 2050 uitgewerkt en geconcretiseerd. Daarbij wordt zowel naar de effecten op onder andere het gebied van klimaat en biodiversiteit gekeken als naar circulariteitsdoelen op het gebied van grondstoffen. In 2022 worden naar verwachting de doelen per domein vastgesteld gebruik makend van inzicht in de effecten van verschillende grondstoffenstromen en productgroepen. In 2022 wordt ook verder ingezet op het inzichtelijk en meetbaar maken van de bijdrage die een circulaire economie levert aan de klimaatopgave. Om de regionale praktijk met de landelijke transitieagenda’s te verbinden en de circulaire bedrijvigheid op regionaal niveau op te schalen worden in 2022 acht regio’s ondersteund bij het opstellen van CE-strategieën waarmee regionale ambities worden omgezet in concrete stappen naar een circulaire economie. In 2022 wordt uitvoering gegeven aan het plan van aanpak voor het stimuleren van circulaire economie op wijkniveau en de rol van het Rijk. Voorbereidingen worden getroffen voor een eventuele CE-wet en het omvormen van het Landelijk Afvalbeheerplan tot een Circulair Materialenplan. Verdere besluitvorming over deze trajecten is aan een nieuw kabinet.

Circulaire economie (internationaal)De Europese Commissie heeft een aantal wetgevende voorstellen en andere initiatieven aangekondigd ter uitvoering van het EU-actieplan voor een circulaire economie.11 Om de markt voor secundaire grondstoffen te versterken heeft de verplichte toepassing van recyclaat bijzondere prioriteit. Nederland zet zich, ook internationaal, in om een gedegen monitoringskader te scheppen. Samenwerking met partners binnen en buiten Europa is daarvoor van belang.

Een circulaire economie draagt bij aan het bereiken van oplossingen voor de drie grote mondiale milieucrises: klimaatverandering (ca. 20% emissiereductiepotentieel in 2050), biodiversiteitsverlies en vervuiling. Nederland zet zich samen met publieke en private partners als UNEP, het International Resource Panel, het WCEF en PACE in voor de van deze crises door hulpbronnenefficiëntie en de transitie naar een circulaire economie. Concreet is de inzet in 2022 onder meer gericht op een besluit van de UN Environment Assembly om onderhandelingen te starten voor een mondiaal verdrag voor de aanpak van marien zwerfvuil en microplastics. Daarmee wordt een belangrijke aanvullende impuls gegeven aan de bestaande aanpak van de vervuiling door plastics via bijvoorbeeld het Europese Plastics Pact dat onder meer op Nederlands initiatief tot stand is gekomen en tot 2025 loopt. Zowel de viering van het 50-jarig bestaan van UNEP (3-4 maart) als van het 50-jarig jubileum van de Stockholm-conferentie bieden belangrijke mogelijkheden voor het uitrollen van ambitieuze acties ten behoeve van een circulaire economie. Ook als opvolging van het in april 2021 door Nederland gehouden World Circular Economy Forum + Climate, dat een rijke oogst aan commitments van tientallen organisaties opleverde.

Biogrondstoffen Overeenkomstig de acties uit de Uitvoeringsagenda Biogrondstoffen vindt in 2022 de verdere implementatie van het duurzaamheidskader biogrondstoffen plaats. De voortgangsrapportage over het Klimaatakkoord (de KEV) rapporteert hierover. Daarnaast wordt over de inzet van biogrondstoffen en de wetenschappelijke stand van zaken rondom de koolstofschuld gerapporteerd.

Verpakkingen en plasticNederland wil de verspreiding van kleine plastic deeltjes in het oppervlaktewater, de zee (plastic soep) en op land tegengaan en de aanwezigheid van kleine plastic flesjes en blikjes in zwerfafval voorkomen. Per 31 december 2022 wordt statiegeld voor blikjes ingevoerd in vervolg op het statiegeld voor kleine plastic flesjes. In het voorjaar van 2022 verschijnt de jaarlijkse monitor van de resultaten van het Nederlandse Plastic Pact. In internationaal verband wordt gewerkt aan het vergroten van plasticrecycling en plastic-hergebruik en het gebruik van gerecycled materiaal.

In vervolg op het Besluit kunststofproducten voor eenmalig gebruik wordt de procedure voor de vaststelling van een Uitgebreide Producentenverantwoordelijkheid voor een aantal wegwerpplastics voltooid. In januari 2023 dient deze procedure in werking te treden. Voor verpakkingen worden de nieuwe doelstellingen voor hergebruik en recycling per 2022 aangescherpt. Vanuit de Transitieagenda Consumptiegoederen worden o.a. pilots opgezet gericht op preventie van verpakkingen en afval. Nederland zet zich ervoor in om mondiaal toe te werken naar een verplicht minimumpercentage van gemiddeld 30% recyclaat in nieuwe plastic producten en verpakkingen.

Textiel Het beleidsprogramma circulair textiel12 werkt toe naar een halvering van de ecologische voetafdruk van de textielsector in 2035, meer toepassing van recyclaat in nieuwe kleding en meer hergebruik en recycling. De Tweede Kamer ontvangt in het voorjaar van 2022 de tweede voortgangsrapportage.

Marktprikkels voor een duurzame en circulaire economieMet het Nationaal plan Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI) wordt gestimuleerd dat alle overheden hun inkoopkracht als instrument inzetten voor het versnellen van de transitie naar een klimaatneutrale en circulaire economie. In 2022 wordt de MVI-aanpak en de opschaling naar transitiegericht opdrachtgeverschap bestendigd. Verder worden in 2022 investeringen in milieuvriendelijke technieken bevorderd via de jaarlijkse actualisatie van de Milieulijst van de fiscale instrumenten MIA en Vamil. Om investeringen in milieuvriendelijke technieken aantrekkelijker te maken, worden per 2022 de steunpercentages van de MIA verhoogd. Ook wordt het budget van de MIA/Vamil voor de periode 2022-2024 verhoogd met 30 miljoen euro per jaar ter bevordering van investeringen die bijdragen aan onder andere CO2-reductie, de circulaire economie, duurzame mobiliteit en verduurzaming van de bouw en landbouw. Daarnaast wordt bezien met welke marktprikkels circulaire businesscases concurrerender en beter financierbaar kunnen worden gemaakt.

We werken aan een veilige, schone en gezonde leefomgeving

Het beleid voor een veilige, schone en gezonde leefomgeving is gericht op het (i) voorkomen van risico’s voor mens en milieu, (ii) actief inzetten op beheersmaatregelen, inclusief verbeterde samenwerking in de keten van vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) en (iii) betrekken van de samenleving.

In 2022 wordt gewerkt aan de totstandkoming van het Nationaal Milieuprogramma (NMP), als uitwerking van het Nationaal Milieubeleidskader (NMK)13. Dit programma beschrijft de doelen en het concrete pad naar een schone, veilige en gezonde leefomgeving in 2030 en 2050. Het NMP zal tot stand komen op basis van een duidelijke participatiestrategie. Naar verwachting wordt het NMP eind 2022 gepubliceerd.

In het kennis- en innovatiecentrum van de Safety Delta Nederland werkt IenW met industrie en wetenschap aan een veilige (petro)chemische industrie. Ook kijkt IenW naar de veiligheidsaspecten van de energietransitie. Voorts richt IenW zich op financiële risico’s die samenhangen met saneringsopgaven. De uitvoering van financiële zekerheidsstelling door bevoegde gezagen wordt waar nodig verder gefaciliteerd. Op voorhand laten bedrijven zien hoe zij invulling geven aan het uitgangspunt ‘de vervuiler betaalt’.

In 2022 wordt verder gewerkt aan het programma «liever een goede buur» om de uitvoering van VTH en de aanpak van milieucriminaliteit te versterken. De aandacht gaat onder andere uit naar het verbeteren van het interbestuurlijk toezicht. In 2022 wordt opvolging gegeven aan het rapport van de Adviescommissie VTH14en de kabinetsreactie op dit rapport dat in de tweede helft van 2021 aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

De leefomgeving kent op dit moment een basiskwaliteit volgens wettelijke normen. Voor de verbetering van de gezondheid en veiligheid zijn echter verdere inspanningen nodig. Safe-by-Design speelt daarbij een belangrijke rol: het al in de ontwerpfase voorkomen van risico’s voor mens en milieu. IenW stimuleert dit en agendeert Safe-by-Design in OESO- en EU-verband. In 2022 wordt een call gepubliceerd in het kader van het NWO onderzoeksprogramma voor de Nationale Wetenschapsagenda waarbij de focus ligt op het ontwikkelen van een praktijkgerichte Safe-by-Design aanpak.

Toekomstbestendig beleid ontwikkelen en optimaliseren dat aansluit bij de nieuwe ontwikkelingen in de biotechnologie is waar ook in 2022 aan gewerkt wordt. Dit is beleid dat veilig is voor mens en milieu. Dit is ook beleid dat de kansen voor innovatie benut en bijdraagt aan de ontwikkeling medicijnen en vaccins, voedselzekerheid en voedselkwaliteit en een circulaire economie. IenW werkt hiervoor samen met stakeholders, andere departementen en burgers.

Zowel Europees als nationaal zijn ook acties in gang gezet om beter zicht te krijgen op risico’s van stoffen en daarnaast op nationaal niveau ook waar zeer zorgwekkende stoffen via emissies vrijkomen. Op basis hiervan wordt verder geprioriteerd aan de hand van de mogelijke risico’s. Een voorbeeld van prioriteren is de Nederlandse inzet op het bronbeleid voor PFAS. Dit resulteert naar verwachting medio 2022 in een formeel voorstel voor een EU-brede restrictie die tot doel heeft het op de markt brengen van producten met PFAS te beperken.

Het huidige beleid is gericht op het zo snel en verantwoord mogelijk verwijderen van alle asbestdaken. Ook in 2022 wordt invulling gegeven aan de samenwerkingsverklaring ’Aanpak van asbestdaken’. De pakketaanpak voorziet in meer dan 40 niet-wettelijke maatregelen en activiteiten, waaronder een particulier leningen fonds en instrumenten voor de zakelijke asbest dakeigenaren. Naast daken zijn er nog meer bronnen van asbestvezels die aandacht verdienen. Tot slot worden duurzame verwerkingstechnieken van asbestafval verder gestimuleerd.

In 2022 vindt de conferentie ‘Gezamenlijk Verdrag inzake de veiligheid van het beheer van bestraalde splijtstof en van het beheer van radioactief afval» bij het Internationaal Atoomenergieagentschap plaats. De nationale rapportages over de nakoming van de verdragsverplichtingen worden getoetst en aanbevelingen voor beleidsontwikkeling worden gegeven. Ook wordt in 2022 samen met VWS en SZW verder gewerkt aan de versterking van het borgen van de kennis voor het veilig gebruik van nucleaire technologie en stralingstoepassingen voor de lange termijn. Tevens worden in 2022 stappen gezet in de evaluatie van het nationaal beleid voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen, in voorbereiding op een nieuw Nationaal programma voor radioactief afval en verbruikte splijtstoffen dat uiterlijk in 2025 moet worden vastgesteld.

Ook in 2022 is de beleidsinzet voor vuurwerk gericht op het realiseren van een veilige en feestelijke jaarwisseling. Daarnaast is onder andere als gevolg van de Omgevingswet een noodzakelijke aanpassing van het Vuurwerkbesluit voorzien.

De nieuwe geluidregels onder de Omgevingswet treden in 2022 in werking. Met de koepels zijn afspraken gemaakt over monitoring van de effecten van bepaalde onderdelen van de nieuwe regels. Daarnaast heeft de WHO een belangrijk advies uitgebracht over geluid. De komende jaren wordt dit binnen de relevante context vertaald in concrete maatregelen en specifieke wijzigingen van de regelgeving.

Schone lucht is van levensbelang. Onder de Omgevingswet blijft de luchtkwaliteit in Nederland gemonitord om aan te kunnen tonen dat aan de EU-grenswaarden wordt voldaan. In het kader van de beleidsuitvoering zoals overeengekomen in het Schone Lucht Akkoord15 kan hiermee ook de gerealiseerde gezondheidswinst worden bepaald. Op basis van het advies van de Taskforce Versnelling Innovatieproces Stalsystemen worden stappen gezet om met metingen op bedrijfsniveau de resultaten te borgen van maatregelen die veehouderijbedrijven nemen om de emissies van ammoniak, geur en fijnstof te reduceren.16 Een specifiek probleem in een aantal gebieden waar veel veehouderij geconcentreerd is, is geurhinder. In reactie op het rapport van de Commissie Geurhinder Veehouderij wordt het geurbeleid opnieuw vormgegeven. In 2022 wordt verder gewerkt aan het praktisch toepasbaar maken van de chemisch-analytische methode om geur te meten.

Ook waar aan de normen wordt voldaan, is verdere verbetering van de luchtkwaliteit van belang om gezondheidswinst te realiseren. Daarom werkt het kabinet samen met medeoverheden aan de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord aan de hand van de uitvoeringsagenda. Ook stelt het Rijk in 2022 financiële middelen beschikbaar om decentrale overheden te ondersteunen bij de uitvoering van het Schone Lucht Akkoord.

Voor 2022 en verder worden met de andere overheden afspraken gemaakt over het afronden van het saneringsprogramma van de spoedlocaties bodemverontreiniging, de realisatie van verbetering van de bodemkwaliteit en over regionale kennisontwikkeling. Hiervoor is €69,6 miljoen ter beschikking gesteld. Middels de taskforce bodemstelsel wordt een verbeterprogramma doorgevoerd van het bodemstelsel waaronder Kwaliteitsborging in het bodembeheer, ‘kwalibo’. De laatste versie van het handelingskader PFAS is in 2021 gepubliceerd. Dit vormt de basis voor normering van PFAS in wet- en regelgeving in 2022.

Door klimaatverandering en toenemend maatschappelijk gebruik staan de natuur en ecologische waterkwaliteit van de grote wateren onder druk. Het Rijk wil in 2050 toekomstbestendige grote wateren met hoogwaardige natuur die goed samengaan met een krachtige economie. Via onder andere de Programmatische Aanpak Grote Wateren (PAGW) en de uitvoeringsprogramma’s van de Gebiedsagenda’s Grote wateren 2050 (Waddengebied, IJsselmeergebied en Zuidwestelijke delta) werken de ministeries van IenW en LNV samen met regionale overheden, maatschappelijke organisaties en marktpartijen aan deze ambitie. In 2022 worden voorkeursbesluiten voorzien voor diverse eerste en tweede tranche PAGW-projecten. Daarnaast is de verlengde fase 1 van de Marker Wadden in uitvoering. Tevens wordt gestart met het voorbereiden van besluitvorming over de derde tranche PAGW-projecten (uitvoering na 2030).

De Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) heeft als doel een goede econlogische en chemische toestand van het water. De maatregelen hiertoe dienen uiterlijk in 2027 te zijn uitgevoerd. In 2022 gaat de 3e generatie Stroomgebiedbeheerplannen (2022-2027) van start. Vanwege de resterende opgave voor nutriënten en gewasbeschermingsmiddelen in het water wordt ingezet op de impuls van het Deltaplan Agrarisch Waterbeheer. De wateropgave voor de landbouw is in beeld gebracht. In 2022 wordt de vertaalslag gemaakt naar gebieds-en sectorgerichte maatregelpakketten. Voor het stimuleren van de toepassing van maatregelen bij agrariërs is €38,8 miljoen extra gereserveerd voor de periode 2020 tot en met 2027. De aanpak van opkomende stoffen en medicijnresten in water richt zich in 2022 op een impuls voor vergunningverlening, en het verbeteren van zuivering. Onder de ketenaanpak ‘medicijnresten uit water’ wordt vergaande zuivering van rioolwater gestimuleerd.

De Beleidsnota drinkwater 2021-2026 beschrijft het beleid voor de drinkwatervoorziening voor de komende 6 jaar. De Beleidsnota drinkwater zet in op voldoende beschikbaarheid van drinkwaterbronnen, zuinig en bewust drinkwatergebruik, verbeteren van de kwaliteit van oppervlakte- en grondwater als bron voor drinkwater en het borgen van veilige productie en levering. In de beleidsnota is een aanzet opgenomen voor een gezamenlijke implementatie- en uitvoeringsagenda. Na de vaststelling van de implementatie- en uitvoeringsagenda drinkwater door IenW, IPO, Unie van Waterschappen en VNG in 2021 wordt vanaf 2022 jaarlijks gerapporteerd over de voortgang.

Cybersecurity 

2022 staat in het teken van de implementatie van de nieuwe cybersecuritystrategie van IenW. Deze strategie biedt richting aan de IenW-brede en sectorspecifieke inzet op het gebied van het versterken van de cyberweerbaarheid. De reikwijdte hiervan strekt zich zowel uit naar de interne IenW organisatie (Zbo’s en agentschappen) als (externe) vitale en niet-vitale aanbieders die onder de systeemverantwoordelijkheid van IenW vallen. Afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de nieuwe Europese richtlijn Netwerk en Informatie Beveiliging (NIB 2.0), wordt een bijdrage geleverd aan de voorbereidingen van een wijziging van de Wet beveiliging netwerk- en informatiesystemen (Wbni) om de NIB 2.0 te implementeren. De zorgplicht en meldplicht gaat - na wijziging van de Wbni - voor alle vitale processen van IenW gelden. Voor de huidige aanbieders van essentiële diensten (AED’s) in de sectoren drinkwater en vervoer (onderdelen luchtvervoer en vervoer over water) ligt de nadruk op het implementeren van beheersmaatregelen uit o.a. de Regeling beveiliging netwerk- en informatiesystemen IenW. Deze eisen gaan ook gelden voor AED’s die worden aangewezen voor spoor- en wegvervoer. Rijkswaterstaat werkt voor de hoofdnetwerken risico gestuurd aan een minimalisatie van restrisico’s. De aandacht van het samenwerkingsprogramma versterken cyberweerbaarheid in de watersector (BAW+ afspraken voor cybersecurity) gaat in 2022 uit naar de implementatie van maatregelen.

Duurzaam IenW

Het ministerie van IenW geeft invulling aan de voorbeeldrol van het Rijk uit het Klimaatakkoord. IenW brengt jaarlijks een duurzaamheidsverslag uit op Verantwoordingsdag en stuurt professioneel op CO2-uitstoot met behulp van de CO2-Prestatieladder. In 2022 zet IenW nieuwe stappen in de transitie naar klimaatneutrale en circulaire uitvoering van Rijksinfrastructuurprojecten, samen met RWS, ProRail en andere overheden. Met de bouw van windpark Maasvlakte II wordt het elektriciteitsverbruik voor de bedrijfsvoering van IenW geheel klimaat- en energieneutraal. Voor het verduurzamen van het brandstofverbruik streeft IenW naar een klimaatneutrale vloot bij de Rijksrederij. Intussen blijft de uitdaging om meer te besparen op energieverbruik, bijvoorbeeld via het infaseren van dimbare LED bij de openbare -verlichting op de IenW netwerken.

Caribisch Nederland

Ook in 2022 zet IenW in op de gezamenlijke inspanning tot het professionaliseren van het havenbeheer en de nautische organisatie om de veilige, vlotte en duurzame afwikkeling van het scheepvaartverkeer op een hoger niveau te brengen. Hierbij assisteert en adviseert IenW, met ondersteuning van het Havenbedrijf Amsterdam, de BES-eilanden ook bij het verbeteren en veiliger maken van de haveninfrastructuur. Voorts continueert IenW zijn inspanningen voor een veilige leefomgeving voor bewoners en bezoekers van de eilanden en zijn inspanningen tot het behoud en de bescherming van het bijzondere (mariene) milieu. In het kader van de implementatie van het Natuur en Milieubeleidsplan CN ondersteunt IenW de eilanden bij de uitwerking van de acties (en onderzoeken) van de uitvoeringsagenda’s, die de basis vormen voor de uiterlijk in 2024 opgestelde afval(water)- en sedimentatiestrategieën. Om de toegankelijkheid van drinkwater op Sint Eustatius te verbeteren, subsidieert IenW in 2021 ‒ 2023 investeringen op het drinkwaternet. IenW onderzoekt de mogelijkheden om op alle drie de eilanden tot een structurele oplossing voor een financieel duurzame exploitatie van de drinkwatervoorziening te komen, waarbij zowel de kosten voor de inwoners als de subsidies vanuit Europees Nederland beheersbaar zijn. In 2022 worden verder subsidies ingezet voor beheer en onderhoud van diverse wegen op de eilanden. Tot slot zal het Rijk ook in 2022 bijdragen aan de luchtvaartveiligheid en de (betaalbare) bereikbaarheid van Caribisch Nederland om de lokale economie en het sociaal perspectief te bevorderen.

IenW en de EU

De inspanningen op Europees vlak worden mede bepaald door de uitvoering van de Europese Green Deal.17 In dit kader is o.a. het «fit for 55»-pakket relevant, alsmede de uitvoering van de verschillende strategieën, zoals klimaatadaptatie, chemicaliën en circulaire economie. Daarnaast behoeven de gevolgen van de COVID-19-crisis op Europees niveau veel aandacht, inclusief (de vergroening van) de financiële en economische herstelmaatregelen. IenW ’zet zich in voor verduurzaming van de samenleving en het Europese transportnetwerk. Na de realisatie van een nieuw handelsakkoord tussen de EU en het VK geeft IenW prioriteit aan de bilaterale contacten met het VK op het terrein van milieu en transport.

IenW zet zich in om het innovatieve vermogen van satellietdata beter te benutten ten behoeve van de beleidsopgaven van IenW. Concreet wordt ingezet op verdere uitbouw van de rol van het Galileo Reference Centre in het ruimtevaartcluster en het op te zetten Centre of Excellence in Noordwijk (als onderdeel van de Space Campus), de totstandkoming van wetgeving voor het beheer van de publiek gereguleerde dienst (PRS) van Galileo en het realiseren van een Galileo-sensorstation op Bonaire. Tevens draagt IenW bij aan het ‘Programma Vitaal’ van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) door middel van het actualiseren van de inventarisatie van de gevolgen van de uitval van satellietdata.

Overzicht coronamaatregelen

Deze paragraaf geeft een overzicht van de maatregelen die op de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat zijn genomen om de coronacrisis het hoofd te bieden. Een uitgebreid overzicht is te vinden op https:// www.rijksfinancien.nl/corona-visual.

Tabel 1 Coronamaatregelen op de HXII-begroting (bedragen x € 1.000)

Art.

Omschrijving maatregel

Realisatie 2020

2021

2022

2023

Relevante kamerstukken

14

CBR

 

28.500

  

Kamerstuk 29 398, nr. 858

16

Beschikbaarheidsvergoeding OV Q1 t/m Q3 2021

966.762

1.110.000

  

Kamerstuk 35 748, nr. 1

16

Beschikbaarheidsvergoeding OV Q4 2021

 

370.000

  

Kamerstuk 35 804, nr. 1

16

Beschikbaarheidsvergoeding OV tot 1 september 2022

  

112.000

28.000

Kamerstuk 23 645, nr. 755

17

Winair

 

1.000

  

Kamerstuk 35 705, nr. 1

19+22

Vuurwerkbranche

 

27.500

  

Kamerstuk 35 781, nr. 1

97+98

COVID-testen reizigers

 

249.000

  

Kamerstuk 35 864, nr. 1

 

Totaal

966.762

1.786.000

112.000

28.000

 

CBR

Het kasbudget op artikel 14 is in 2021 met € 28,5 miljoen verhoogd ten laste van de generale middelen. Dit ten behoeve van de aanzuivering van het eigen vermogen van het CBR. De COVID-19 problematiek trekt een zware wissel op de exploitatie van het CBR. Naast de gevolgen voor de reserveringstermijnen heeft het tijdelijk stilleggen van de dienstverlening in 2020 en 2021 vanwege COVID-19 grote financiële gevolgen voor het CBR, waardoor de vermogenspositie is verslechterd .

Beschikbaarheidsvergoeding OV

Dit betreft een beschikbaarheidsvergoeding voor het openbaar vervoer. De vergoeding is bestemd voor al het openbaar vervoer onder een concessie (gebiedsconcessie, lijnconcessie en lijnovereenkomst) in Nederland. Het kabinet heeft besloten om de beschikbaarheidsvergoeding OV ongewijzigd te verlengen tot 1 september 2022. Dit is gelijk aan de looptijd van de tijdelijke aangepaste (nood)concessies op grond waarvan de overheid aan OV-bedrijven vanwege COVID-19 een vergoeding kan verschaffen.

Winair

De COVID-19-crisis laat diepe sporen achter op de Caribische delen van het Koninkrijk. Het kabinet heeft daarom besloten positief te reageren op het verzoek van de Minister-President van Sint Maarten om steun, door een hypothecaire lening van USD 3 miljoen (met huidige koers max. € 2,7 miljoen) af te sluiten op het luchthavengebouw van Winair. Deze lening is door zowel het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (€ 1 miljoen) als door het ministerie van Infrastructuur en Waterstaat (max € 1,7 miljoen) gefinancierd.

Vuurwerksector

Dit betreft enerzijds de middelen in verband met een tijdelijke subsidieregeling, die als doel heeft om de vuurwerkbranche tegemoet te komen in de kosten die zij maakt voor de opslag van en extra transport voor het F2 vuurwerk dat voor de jaarwisseling 2020 ‒ 2021 niet verkocht mocht worden (€ 27,0 miljoen). Anderzijds betreft dit de bijdrage aan het agentschap RVO voor de uitvoeringskosten van de tijdelijke subsidieregeling vuurwerkbranche (€ 0,5 miljoen).

COVID-testen reizigers

Dit betreft middelen voor de vergoeding van testen voor uitgaande reizigers voor de periode 1 juli tot en met 30 september 2021. De uitgaven zijn voor de COVID-testen die vergoed worden in de Open House en de subsidieregeling voor de reisbranche om de afgenomen testen te vergoeden. Daarnaast betreft dit ook middelen voor de uitvoeringskosten.

2

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 398, nr. 917

3

Kamerstukken II, 2020-2021, 29 398, nr. 901

4

Bijlage bij Kamerstukken II, 2019-2020, 24 804, nr. 116

5

COM (2020) 789

6

Kamerstukken II, 2020-2021, 2021Z10511

7

Kamerstukken II, 2020-2021, 2021Z13480

9

Kamerstukken II, 2020-2021, 23645, nr. 749

10

Kamerstukken II, 2020-2021, 35 396, nr. 2

11

COM (2020) 98

12

Kamerstukken II, 2019-2020, 32 852 nr. 116

14

Kamerstukken II, 2020–2021, 22 343, nr. 295

15

https://www.rijksbegroting.nl/2021/voorbereiding/begroting,kst282795_6.html#_23

16

https://www.rijksbegroting.nl/2021/voorbereiding/begroting,kst282795_6.html#_23

17

COM (2019) 640

Licence