Base description which applies to whole site

2.1 Artikel 1 Grondwettelijke uitkering aan leden van het Koninklijk Huis

Toelichting

In de ontwerpbegroting van de Koning 2024 is voor de A-component, het feitelijke inkomen van de grondwettelijke uitkeringen in 2024, rekening gehouden met de cao-ontwikkeling zoals vastgelegd in de cao afspraken van de sector Rijk van 2022 tot en met juni 2024. Voor de berekening van de raming van de A-component voor de tweede helft van 2024 is gebruik gemaakt van de loonindexatie 2024 zoals opgenomen in de raming van het Centraal Economisch Plan (CEP) van maart 2023. Voor de B-component, de vergoeding voor personele en materiële uitgaven van de grondwettelijke uitkeringen, is de raming van de personele uitgaven ook voor de helft geïndexeerd op basis van de cao-ontwikkeling van de sector Rijk 2022-2024 en voor de tweede helft op basis van de loonverwachting van het CEP van maart 2023. De materiële uitgaven zijn geraamd op basis van de consumentenprijsindex van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De verhoging van de uitgaven van het inkomen (A-component) en de personele kosten binnen de B-component van de grondwettelijke uitkeringen over het jaar 2024 als gevolg van het onderhandelingsresultaat CAO Rijk 2024-2025 geldend per juli 2024, is bij suppletoire begroting september gecorrigeerd.

Rekening houdend met de begrotingsmutaties bij de suppletoire begroting september is de hogere realisatie van € 148 duizend vrijwel geheel het gevolg van de hogere consumentenprijsindex (CPI) van het CBS. Conform de Wet financieel statuut Koninklijk Huis (WFSKH) is op basis van de CPI het materiele gedeelte van de B-component hoger vastgesteld.

Licence