Een sterke basis en hoge kwaliteit
Nederland staat voor grote uitdagingen, daardoor zijn onze strategische autonomie en ons concurrentievermogen van groot belang. Tegelijkertijd staan de overheidsfinanciën onder druk, waardoor bezuinigingen onontkoombaar zijn. Binnen deze kaders wordt gewerkt aan onderwijs en wetenschap van hoge kwaliteit, met als doel een weerbare samenleving met voldoende en kwalitatief hoogwaardig menselijk kapitaal. Onderwijs is de sleutel om de productiviteit, en daarmee onze welvaart, aan te jagen. Leerlingen en studenten dienen de basisvaardigheden taal, lezen, rekenen-wiskunde, digitale geletterdheid en burgerschap beter te gaan beheersen. Mensen zijn weerbaarder wanneer zij goed kunnen lezen en schrijven, informatie kritisch kunnen verwerken en zelfstandig een afgewogen mening kunnen vormen. Daarnaast is het doel om de maatschappelijke impact van kennis uit onderzoek te vergroten.
Het Ministerie van OCW wil dat de basis aan het einde van schooljaar 2027/2028 bij alle leerlingen op orde is. Dit betekent dat elke leerling aan het einde van het funderend onderwijs de basisvaardigheden lezen, rekenen en schrijven op orde heeft om deel te kunnen nemen aan de maatschappij en voor een goede aansluiting op het vervolgonderwijs. Met de actualisatie van het curriculum wordt gezorgd voor duidelijke en eigentijdse doelen voor het onderwijs. Op deze manier zorgen we voor een duurzame verbetering en versterking van het onderwijs. Scholen in het funderend onderwijs krijgen aanvullende middelen vanuit het Ministerie van OCW voor verbetering van de basisvaardigheden. Scholen gebruiken de aanvullende middelen voor evidence-informed interventies. Dit zijn interventies waarbij een school kennis uit de wetenschap, de praktijk en de context van de eigen school gebruikt om het onderwijs in de basisvaardigheden te verbeteren. Er is geld beschikbaar gesteld voor professionalisering van onderwijspersoneel in basisvaardigheden en voor de implementatie van het vernieuwde curriculum. Ook wordt evidence-informed onderwijs de norm gemaakt voor alle scholen door een aanpassing van de deugdelijkheidseisen. Verder wordt met de kwaliteitsalliantie leermiddelen gewerkt aan actuele, betaalbare en goede leermiddelen, wordt de inrichting, functie en vorm van de doorstroomtoets herzien en wordt de aandacht voor het jonge kind versterkt. Voor een succesvolle implementatie moeten leermiddelen, toetsen en examens de inhoudelijke wijzigingen van het curriculum volgen en is evidence-informed werken het uitgangspunt.
In het mbo wordt de komende twee studiejaren ook geïnvesteerd in extra begeleiding op taal en rekenen voor startende mbo-studenten om studievertraging en uitval zoveel mogelijk te voorkomen. Voor taal worden de eisen en het examen beter afgestemd op een maximale ontwikkeling van de verschillende groepen mbo-studenten. Tegelijkertijd worden docenten basisvaardigheden extra ondersteund en toegerust via nieuwe opleidingstrajecten. Ook het burgerschapsonderwijs krijgt verder vorm met nieuwe kwalificatie-eisen en een instellingsexamen. Dit helpt studenten zichzelf verder te ontwikkelen en hun weg te vinden op de arbeidsmarkt en in de samenleving.
Aan de hand van de Nationaal Groeifonds (NGF)-programma’s Npuls en Edu-V zet het Ministerie van OCW in op een (digitale) transformatie van het onderwijs en op het onderwijs toekomstbestendig te maken. Zo heeft Npuls als doel instellingen in staat te stellen om een significante versnelling aan te brengen in de (digitale) transformatie van het onderwijs door onder andere op iedere mbo-, hbo- en wo-instelling een Center for Teaching & Learning op te richten. Binnen Edu-V werken instellingen in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo), mbo, en leveranciers aan het bouwen van een infrastructuur van digitale leer- en onderwijsmiddelen waar gegevens worden uitgewisseld. De stichting Edu-V gaat keurmerken afgeven aan deelnemende leveranciers die afspraken hebben geïmplementeerd. Npuls en Edu-V werken hierbij actief samen. Daarnaast ondersteunt het Ministerie van OCW de kennis- en innovatieinfrastructuur in het onderwijs, zodat onder andere docenten in staat zijn om evidence informed onderwijs te ontwikkelen en zich aan te passen aan nieuwe ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en in de maatschappij. De doorontwikkeling van het Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek (NRO) tot een landelijk kennisinstituut draagt hieraan bij. Verder vindt er ook een verbetering plaats in de kwaliteit van practoraten op mbo-instellingen, wordt een vaste voet geïntroduceerd in het verdeelmodel voor praktijkgericht onderzoek en wordt de professional doctorate op hogescholen wettelijk verankerd.
Ook worden instellingen digitaal veiliger, zodat leerlingen en studenten vrij toegang houden tot het onderwijs. Hiervoor is het van belang dat de digitale weerbaarheid van instellingen verbeterd. Daardoor zijn instellingen opgewassen tegen de cyberaanvallen en dreigingen die de continuïteit en toegankelijkheid van het onderwijs ondermijnen. Dit wordt gedaan door met de instellingen afspraken te maken over hun ambities, onder andere op het gebied van de bewustwording onder studenten en docenten en het inrichten van monitoring voor verdachte activiteiten en dreigingen.
Tot slot wordt gewerkt aan de digitalisering van de culturele sector (bijvoorbeeld musea, archieven en bibliotheken), onder meer via het Netwerk Digitaal Erfgoed (NDE) en via het National groeifondsprogramma CIIIC (Creative Industries Immersive Impact Coalition).
Consistente sturing en duidelijkheid in rollen en bekostiging in het funderend onderwijs
Met structurele bekostiging voor structurele taken maakt het Ministerie van OCW mogelijk dat schoolbesturen kunnen werken aan duurzaam onderwijsbeleid. De eerste stap wordt gezet met het verstrekken van de structurele middelen vanaf 2027 voor basisvaardigheden middels het nieuwe bekostigingsinstrument "gerichte bekostiging". Daarnaast wordt gewerkt aan één structurele aanvullende bekostigingsregeling vanaf 2029 voor school en omgeving, schoolmaaltijden en de brugfunctionaris. Al met al betekent dit dat ongeveer € 1,0 miljard aan tijdelijke subsidieregelingen wordt omgezet in structurele bekostiging. Om goed onderwijs te bieden aan elk kind in de regio wordt in de wet verduidelijkt dat het schoolbestuur het maatschappelijk belang mee moet wegen in beslissingen die het maakt en wordt de kleinescholentoeslag omgevormd tot een dunbevolktheidstoeslag.
Het Ministerie van OCW werkt aan meer transparantie in de besteding van de bekostiging in het primair onderwijs en voortgezet onderwijs voor de buitenwereld (samenleving en politiek) en de binnenwereld (schoolleiders en medezeggenschap). Daarnaast vindt het Ministerie van OCW het belangrijk dat leraren en schoolleiders een stevige stem hebben in beslissingen over de ontwikkelingen in curricula die het pedagogisch-didactisch beleid raken. Daarom wordt gewerkt aan een Wetsvoorstel versterken inspraak leraren en schoolleiders. Verder wordt gewerkt aan een Wetsvoorstel eisen stellen aan het bestuur en intern toezicht om zorg te dragen dat ook besturen en intern toezicht van kwalitatief hoog niveau zijn. Want een stevige rolinvulling, gecombineerd met heldere normen voor overhead, onderwijspersoneel en langetermijnbekostiging zijn belangrijke randvoorwaarden voor goed onderwijs.
Dalende studentenaantallen in het mbo, ho en wo
Het Ministerie van OCW wil dat mbo-studenten nu en in de toekomst overal in Nederland voldoende keuze hebben in opleidingen die ze willen volgen, ook als er steeds minder studenten zijn. Met de Regeling aanvullende middelen studentendaling MBO ontvangen instellingen met vestigingen in de elf sterkst krimpende regio’s aanvullende middelen in de periode 2025–2027. Het doel is om in deze regio’s een kwalitatief goed en divers mbo-aanbod voor studenten beschikbaar te houden. In 2026 worden de maatregelen uit de regioplannen uitgevoerd. Voor de lange termijn zet het Ministerie van OCW in op de herziening van het bekostigingsstelsel om zo de weerbaarheid en wendbaarheid te verbeteren. In 2026 wordt gestart met het wetstraject, zodat de herziene bekostigingssystematiek voor het mbo in 2029 in werking kan treden.
Ook de hogescholen worden geconfronteerd met de gevolgen van demografische krimp. Om op korte termijn te voorkomen dat onomkeerbare stappen worden gezet, heeft het Ministerie van OCW extra middelen toegekend aan hogescholen in krimpregio’s. Het doel hiervan is samen een toegankelijk en gevarieerd onderwijsaanbod te behouden dat aansluit op de regionale arbeidsmarkt. De effecten van dalende studentaantallen, zoals het opheffen van opleidingen of afstudeerrichtingen, kunnen daarmee worden voorkomen of vertraagd. Verder heeft het Ministerie van OCW voor het hbo en wo een verkenning naar de bekostiging geïnitieerd. Voor de lange termijn is het doel een stelsel dat beter omgaat met krimp en groei, maar dat ook stabiliteit en rust biedt en uitnodigt tot samenwerking tussen instellingen. Voor de korte termijn wordt gewerkt aan het verankeren van praktijkgericht onderzoek in de vaste voet voor hogescholen en worden voor de komende jaren krimpmiddelen toegekend om de transitie van de hbo-sector zorgvuldig te laten verlopen. Daarnaast wordt in 2026 gewerkt aan een beleidskader om meer richting te geven aan een landelijk dekkend opleidingsaanbod en het verkennen van het in de wet verankeren van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen voor het opleidingsaanbod.
Grip op internationale studenten
In het hbo en wo blijft een goede balans van belang tussen enerzijds het benutten van de grote toegevoegde waarde van internationalisering en anderzijds het behouden van de kwaliteit, toegankelijkheid en doelmatigheid van het stelsel. Om studentenstromen te kunnen sturen en beheersen en de positie van het Nederlands als onderwijs- en onderzoekstaal te behouden en te versterken, wordt in 2026 verder gewerkt aan de invoering en implementatie van de instrumenten uit het Wetsvoorstel internationalisering in balans (WIB). Ook de zelfregie door hogescholen en universiteiten wordt voortgezet. Instellingen kunnen via de nieuw ingevoerde fixus op een traject gerichter sturen op de onderwijscapaciteit. In lijn met de bezuiniging resteert er een opgave om een daling in het aantal internationale studenten te realiseren. Deze opgave is grotendeels gerealiseerd door de dalende studentenaantallen op basis van de referentieraming 2025. Het resterende deel wordt in de ontwerpbegroting 2026 verwerkt en verdeeld over het hbo en wo. Via de zelfregie van de instellingen wordt ingezet op het invullen van die resterende taakstelling. Verkend wordt of zelfregie als nieuwe werkwijze bruikbaar is om ook andere opgaven in het stelsel aan te pakken.
Internationale samenwerkingen en kennisveiligheid
Het doel van internationale samenwerking is om de toppositie van de Nederlandse wetenschap te versterken, de Nederlandse concurrentiepositie te vergroten en de brede welvaart te vergroten. Hiervoor faciliteert en stimuleert het Ministerie van OCW onder andere de deelname aan het kaderprogramma Horizon Europe. Ook wordt, ondanks de bezuinigingen hierop, nog steeds geïnvesteerd in grootschalige wetenschappelijke infrastructuur door middel van de Roadmap Grootschalige Wetenschappelijke Infrastructuur (GWI) van Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en door te investeren in infrastructuren zoals de Nederlandse AI fabriek en de Einstein Telescoop (ET). Wanneer de ET naar de Euregio Maas-Rijn komt, kan Nederland Europees koploper worden in onderzoek naar zwaartekrachtgolven.
Met de aanpak kennisveiligheid wordt door het Ministerie van OCW en de kennisinstellingen samengewerkt aan het vergroten van de weerbaarheid van de wetenschap. Met het Wetsvoorstel screening kennisveiligheid wordt screening van onderzoekers en studenten die toegang willen tot gevoelige kennis en technologie mogelijk. Hiermee voorkomen we ongewenste overdracht van deze kennis naar statelijke actoren. Het Loket Kennisveiligheid geeft kennisinstellingen informatie en adviseert over risico's die gepaard gaan met internationale samenwerking.
Kennisontwikkeling voor Nederland
Het Ministerie van OCW wil de economische en maatschappelijke impact van onderzoek en wetenschap vergroten, omdat deze een belangrijke bijdrage levert aan het oplossen en duiden van opgaven zoals de energietransitie, veiligheid en gezondheid. Daarvoor moeten kennisinstellingen in verbinding staan met de samenleving en de regio. Het beleid is erop gericht dit te versterken en de economische en maatschappelijk impact van onderzoek en wetenschap te vergroten.
Zo wordt met het Delta Climate Centre (DCC) in Zeeland geïnvesteerd in een kennisinstituut op het gebied van klimaat- en duurzaamheidsopgaven. Ook met praktijkgericht onderzoek en de wettelijke verankering van het professional doctorate bij hogescholen en de Nationale Wetenschapsagenda van NWO wordt de verbinding tussen wetenschap en samenleving versterkt. We zetten ook in op publiek-private samenwerking tussen universiteiten, hogescholen en bedrijven, bijvoorbeeld door het Kennis- en Innovatieconvenant van NWO. Verder vindt er financiering plaats in het kader van bijvoorbeeld het NGF met de programma’s Big Chemistry en Biotech Booster om respectievelijk chemisch onderzoek te versnellen en om onderzoekers te ondersteunen bij de commercialisatie van biotechnologiekennis. Voor maatschappelijke impact is het ook van belang dat kennisinstellingen in verbinding staan met de samenleving. Het Nationaal Expertisecentrum Wetenschap en Samenleving (NEWS) is in 2024 opgericht om deze verbinding te versterken door middel van betere wetenschapscommunicatie. Daarnaast investeert het Ministerie van OCW, ook na de bezuinigingen, nog steeds in Open Science.
Ruimte voor onderzoekers in de wetenschap
Om de impact van onderzoek en wetenschap te vergroten hebben onderzoekers ruimte nodig om ongebonden, open en vrij hun werk te doen. Dat werk bestaat niet alleen uit onderzoek, maar ook uit onderwijs, impact en leiderschap. Om verschillende talenten te benutten is er het programma Erkennen en Waarderen. Daarnaast blijven we inzetten op het verlagen van de werkdruk in de wetenschap, waarvoor de resterende middelen van de stimuleringsbeurzen worden ingezet (Kamerstukken II 2024-2025, 31288, nr. 1185).
Nationaal versterkingsplan microchipindustrie
De microchipindustrie is een van de belangrijkste pijlers van het huidige en het toekomstige verdienvermogen van Nederland. Het Ministerie van OCW investeert om het ondernemingsklimaat voor de microchipindustrie in Nederland te verbeteren. Onderdeel daarvan is het Nationaal Versterkingsplan van Microchip-talent dat als doel heeft het zo spoedig mogelijk opleiden van extra technisch talent dat kiest voor een loopbaan in de microchipindustrie.
Het programma klimaat & energie draagt bij aan het streven van het kabinet naar een welvarend en duurzaam Nederland met de bestaande klimaat- en energiedoelen als kompas. Het programma stimuleert onder andere duurzaamheid in het onderwijs. Hierdoor worden jongeren voorbereid op de veranderende arbeidsmarkt. Daarnaast zet het Ministerie van OCW zich in voor een rechtvaardige transitie én de gevolgen van klimaatverandering voor de OCW-sectoren en kwetsbare groepen. Gendergelijkheid in het onderwijs en aansluiting van vrouwen op de arbeidsmarkt zijn daarin aandachtspunten. Verder zet het Ministerie van OCW zich in om de verduurzaming van scholen efficiënter aan te pakken om de beschikbare middelen doelmatiger te besteden. De kwaliteit van lesgeven en leerprestaties van leerlingen hangen namelijk samen met de gezondheid, veiligheid en toekomstbestendigheid van schoolgebouwen. Tot slot ondersteunt het Ministerie van OCW de culturele en creatieve sector om zelf te verduurzamen. Hierdoor kan de sector bijdragen aan de transitie en haar eigen toekomstbestendigheid.
Samenwerking en profilering in de wetenschap
We willen ervoor zorgen dat universiteiten de toegankelijkheid en kwaliteit van het onderwijs en onderzoek hoog houden door meer en efficiënter samen te werken tussen en binnen de universiteiten op nationaal niveau. Onder andere met de sectorplannen stimuleert het Ministerie van OCW de landelijke samenwerking waarbij duidelijker wordt welke instelling zich focust op welke kennis en vakgebieden. Hierdoor kan er rust en ruimte worden gecreëerd in het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek door het bieden van vaste contracten en kunnen er afspraken worden gemaakt over langdurige samenwerking en profilering.
Bij controles op de uitwonendenbeurs heeft in het verleden indirecte discriminatie plaatsgevonden, waarvoor excuses zijn aangeboden door de voormalig Minister van OCW. Het huidige kabinet heeft besloten om alle financiële maatregelen, die tussen 2012 en juni 2023 genomen zijn op grond van de risicogerichte controlewerkwijze, terug te draaien. Daarnaast werken het Ministerie van OCW en DUO samen aan een nieuw controleproces.
Tegemoetkoming leenstelselstudenten
Zoals afgesproken in het hoofdlijnenakkoord ontvangen studenten die één of meer jaren onder het leenstelsel hebben gestudeerd een tegemoetkoming als zij binnen tien jaar een diploma hebben behaald. Daarnaast ontvangen studenten die tussen studiejaar 2015/2016 en 2018/2019 zijn begonnen met studeren en binnen tien jaar een diploma hebben behaald een voucher vervangende tegemoetkoming. Het Ministerie van OCW werkt nu aan een wetsvoorstel dat een aanvullende tegemoetkoming regelt, die volgens planning vanaf april 2027 uitgekeerd zal worden. DUO zal vanaf eind 2025 beginnen met het ontwikkelen van het ICT-systeem hiervoor.
Goed en voldoende onderwijspersoneel
Aantrekkelijk werk voor leraren, schoolleiders en onderwijsondersteunend personeel
Het Ministerie van OCW zet via de lerarenstrategie in op voldoende leraren, ondersteunend personeel en schoolleiders die goed zijn opgeleid, hun vakkennis bijhouden, zich professionaliseren en met plezier in een aantrekkelijke omgeving werken. Goed onderwijspersoneel is een randvoorwaarde voor sterke onderwijskwaliteit waarbij aandacht is voor de uitdagingen rondom de arbeidsmarktkrapte. De aantrekkelijkheid van werken in het funderend onderwijs dient te verbeteren en iedereen dient hieraan bij te dragen; overheid, werkgevers en werknemers. Dit wordt in het funderend onderwijs onder andere gedaan met de Wetsvoorstellen strategisch personeelsbeleid en arbeidsmarktmaatregelen en versterken inspraak leraren en schoolleiders. Ook wordt ingezet op voldoende goed toegeruste leraren en schoolleiders, mede door het stimuleren van samenwerking binnen de zogenaamde onderwijsregio’s, het verhogen van de zij-instroom in het po, vo en mbo en door het versterken van de kwaliteit van de lerarenopleidingen. Om te leren omgaan met schaarste en tegelijkertijd de continuïteit van onderwijs te waarborgen wordt in het primair onderwijs onder meer het experiment andere dag- en weekindeling in de G4 en Almere (G5) verbreed naar scholen buiten de G5. Omdat er in het po sprake is van een relatief lage werktijdfactor, worden leraren gestimuleerd meer uren te gaan werken. Hierbij richten we ons op de leraren die dat willen en kunnen. De komende drie jaar wordt de pilot meerurenmaatwerk uitgevoerd. Schoolbesturen bieden de leraren transparante financiële en niet-financiële keuzeopties aan, ter stimulering van een uren-uitbreiding of voltijdswerken. Het Ministerie van OCW onderzoekt met de pilot hoe meerurenmaatwerk effectief kan zijn in het terugdringen van het lerarentekort.
Voor het mbo is voor de Werkagenda mbo 2023-2027 aan instellingen gevraagd om concrete en ambitieuze plannen op te stellen en uit te voeren op het gebied van carrièreperspectief voor mbo-docenten: meer zicht op hogere inschaling, een vermindering van de werkdruk en meer mogelijkheden voor ontwikkeling en professionalisering. Op basis van de midterm review die in 2025 wordt uitgevoerd, worden de plannen en ambities waar nodig aangescherpt voor 2026.
Ook professionalisering van leraren draagt bij aan de kwaliteit van het onderwijs. Het doel van de Nationale Aanpak Professionalisering Leraren (NAPL) is de doorlopende professionalisering van leraren te structureren en te stimuleren. NAPL werkt aan een infrastructuur om de professionele ontwikkeling van leraren gedurende hun gehele loopbaan continu te stimuleren. Dit draagt bij aan de verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en kan de aantrekkelijkheid van het beroep vergroten.
Sociale veiligheid en gelijke behandeling
Het Ministerie van OCW werkt aan sociale veiligheid en gelijke behandeling, zodat iedereen in Nederland op een vrije en volwaardige manier kan deelnemen aan de samenleving. Een sociaal veilige omgeving is voorwaardelijk voor de bevordering van kwaliteit in onderwijs, cultuur en wetenschap. In een wereld waarin fysieke en digitale veiligheid minder vanzelfsprekend zijn geworden, houdt het Ministerie van OCW ook oog voor het belang van sociale samenhang en het voorkomen van polarisatie. Onder andere met de integrale aanpak sociale veiligheid in het hoger onderwijs en de wetenschap en het nationaal actieplan diversiteit en inclusie hoger onderwijs en onderzoek wordt gewerkt aan die sociaal veilige omgeving. Een sterke rechtstaat met heldere normen en waarden zijn hiervoor van belang. Maar even zo goed dragen goed opgeleide, geïnformeerde en zelfbewuste burgers bij aan diezelfde sterke rechtstaat.
Het Ministerie van OCW blijft zich ook inzetten tegen discriminatie en racisme, zowel op de werkvloer als binnen de beleidsterreinen. We voeren daarvoor onder andere de maatregelen uit de agenda tegen discriminatie en racisme uit en we voeren de maatregelen uit de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024-2030 uit.
Een vrij en veilig schoolklimaat voor leerlingen én personeel in het funderend onderwijs
Je vrij en veilig voelen op school is een randvoorwaarde om tot leren te kunnen komen. De school vormt bij uitstek een gemeenschap waar waarden worden voorgeleefd en overgedragen en waar leerlingen leren en oefenen welke spelregels nodig zijn om vreedzaam samen te leven. Dat is de schoolcultuur. Meedoen, ergens bij horen en verschillen respecteren zijn belangrijk voor de weerbaarheid en veiligheid van leerlingen, op korte en op langere termijn. Het Ministerie van OCW streeft naar een vrij en veilig schoolklimaat want daarin krijgen leerlingen eerlijke kansen, kunnen zij zich als mens ontplooien en leren zij waarden die bijdragen aan sociale cohesie en een vreedzame samenleving. Hier wordt op ingezet met verschillende Wetsvoorstellen, namelijk vrij en veilig onderwijs, continue VOG-screening en borging gegevensverwerkingen funderend onderwijs. Daarnaast krijgt de stichting school en veiligheid een instellingssubsidie om een sociaal veilige leer- en werkomgeving te bevorderen. Door bovendien betere verbindingen te maken met de organisaties om de school heen, is de school niet de plek waar alle maatschappelijke problemen moeten worden opgelost, maar wordt de school de vertrouwde plek voor hulp en ondersteuning. Daarom wordt gewerkt aan het structureel beschikbaar stellen van de middelen van de programma’s school en omgeving, schoolmaaltijden en brugfunctionaris in één aanvullende bekostigingsregeling.
Sociale veiligheid in het mbo, hbo, wo en de wetenschap
Het Ministerie van OCW streeft naar een veiligere leer- en werkomgeving in het vervolgonderwijs en wetenschap. In het afgelopen jaar zijn er meermaals onveilige situaties ontstaan, zoals tijdens de protesten tegen de oorlog in Gaza. Er wordt een wettelijke zorgplicht voor veiligheid in het vervolgonderwijs en onderzoek geïntroduceerd. Instellingen worden verplicht veiligheidsbeleid te voeren met een lerende cyclus en periodieke monitoring van de (ervaren) veiligheid en evaluatie van het beleid. Daarbij wordt ingezet op een continue dialoog op de instellingen en stevigere checks and balances door de medezeggenschap, de raden van toezicht en de inspectie van het onderwijs. Daarnaast wordt met het Wetsvoorstel vrij en veilig onderwijs de meld- en overlegplicht voor zedenmisdrijven uitgebreid van minderjarigen naar alle studenten. Ook geldt de meld- en overlegplicht straks voor seksuele intimidatie. Verder worden met het landelijke subsidieprogramma, uitgevoerd door de regiegroep sociale veiligheid, universiteiten, hogescholen en studentenverenigingen gestimuleerd om samen te werken aan het vergroten van een sociaal veilige leer- en werkomgeving.
Veiligheid voor vrouwen en lhbtiq+ personen
Het doel van het Ministerie van OCW is om de veiligheid van vrouwen en lhbtiq+ personen te verbeteren. Met het Nationaal Actieprogramma Aanpak seksueel grensoverschrijdend gedrag en seksueel geweld (NAP), het programma Regenboogsteden en het programma Veilige Steden zet het Ministerie van OCW zich in op het voorkomen en bestrijden van seksueel geweld en worden inspanningen verricht om de emancipatie en veiligheid te verbeteren van vrouwen en lhbtiq+ personen. Ook via de allianties Verandering van Binnenuit, Kleurrijk en Vrij en Act4respect wordt hier op ingezet. Verder wordt met de Mannenalliantie schadelijke mannelijke stereotyperingen bestreden om een grondoorzaak van femicide weg te nemen en aandacht te vragen voor de rol van mannen, als dader en omstander.
Een goede opleiding, (digitale) vaardigheden en kritisch kunnen denken zijn essentieel voor de economische ontwikkeling en het aanpakken van grote transities. Het Ministerie van OCW beoogt dat ieder talent wordt ingezet voor de steeds krapper wordende arbeidsmarkt én dat iedereen zo goed mogelijk kan meedoen in de samenleving, ook in het kader van brede welvaart en sociale cohesie. Zo blijkt uit de eerste cijfers van de nieuwe doorstroomtoetsen dat meisjes, leerlingen met een lage sociaal-economische status, leerlingen op het platteland en leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond vaker een bijgesteld schooladvies krijgen dat beter aansluit bij hun talenten en ambities.
Maatschappelijke diensttijd (MDT)
MDT biedt jongeren tussen de 12 en 30 jaar de kans om hun talenten te ontwikkelen, vrijwillig iets te betekenen voor een ander of de samenleving en mensen te ontmoeten buiten hun eigen leefwereld. Dit versterkt de jongeren, maar draagt ook bij aan sociale cohesie. Om een stevige verankering van MDT in de samenleving te kunnen waarborgen ligt de focus bij verduurzaming en breed gedragen eigenaarschap. Hiervoor wordt gericht ingezet op twee relevante maatschappelijke opgaven waarin de behoeften van jongeren en de samenleving samenkomen: (1) veerkrachtige, mentaal gezonde jongeren en (2) een sterke, weerbare samenleving.
Studenten dienen hun talenten maximaal te kunnen ontplooien op het mbo. Met de Werkagenda mbo werken we samen met betrokken partners aan gelijke kansen in het mbo. Met het actieplan voortijdig schoolverlaten (vsv) werken we toe naar een doelstelling van maximaal 18.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters in 2026. In schooljaar 2023/2024 waren dit er nog ruim 29.000. Met het Wetsvoorstel van school naar duurzaam werk helpen we jongeren bij de overgang van het mbo, praktijkonderwijs en voortgezet speciaal onderwijs naar werk. Scholen, doorstroompunten en gemeenten krijgen meer mogelijkheden om jongeren tot 27 jaar te ondersteunen bij de overgang van school naar duurzaam werk. De beoogde inwerkingtredingsdatum van het wetsvoorstel is 1 januari 2026. Dan starten ook de nieuwe regionale programma’s waarmee scholen en gemeenten samen plannen maken om schooluitval tegen te gaan en jongeren duurzaam aan het werk te helpen.
Opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst
Het Ministerie van OCW heeft als doel dat iedere student in elke regio nu en in de toekomst wordt opgeleid om een waardevolle bijdrage te leveren aan de samenleving en de economie, passend bij de talenten van de student. We investeren daarom in 2026 in toegankelijkere informatie over de studiekeuze want een goede loopbaanoriëntatie en -begeleiding (LOB) draagt bij aan een optimale match tussen capaciteiten, affiniteiten en arbeidsmarktperspectief. In 2026 werken we samen met partners uit onderwijs en bedrijfsleven aan de acties uit het beroepsbegeleidende leerweg (bbl)-offensief om de bbl te versterken en bekender te maken. Ook voeren we de afspraken uit het Stagepact in 2026 onverminderd uit, zodat er voldoende stages van goede kwaliteit zijn, stagediscriminatie wordt tegengegaan en studenten een passende stagevergoeding krijgen. Het hbo zet in op meer duale opleidingen, zodat studenten al tijdens hun opleiding kunnen werken en vaardigheden in de praktijk opdoen. Verder investeren we in de tekortsectoren in het hbo om hiermee de instroom te verhogen en uitval en overstap te verlagen.
Het Ministerie van OCW heeft als doel om de aansluiting tussen onderwijs en de arbeidsmarkt te verbeteren. Het terugdringen van personeelstekorten op de arbeidsmarkt kan niet alleen met initieel onderwijs gerealiseerd worden, maar ook met om- en bijscholing. Hiervoor wordt ingezet op het optimaal benutten van de onderwijsinfrastructuur voor gerichte deelname aan scholing en een betere afstemming tussen vraag en aanbod met name rondom transities in regionale ecosystemen van bedrijfsleven, publiek en privaat onderwijs. Met de uitvoering van de onderwijsagenda LLO worden er inspanningen verricht om dit doel te realiseren. In 2026 wordt onverminderd ingezet op het voor werkenden en werkzoekenden inzichtelijk maken van kansrijke ontwikkelmogelijkheden, worden opleiders gestimuleerd in de ontwikkeling van maatwerk en flexibel onderwijs en worden de mogelijkheden verkend om financiële drempels voor LLO weg te nemen. Zo stimuleren we met de LLO-Katalysator informeel leren in met name het mkb, en geven we een impuls aan de ontwikkeling van leeroplossingen en scholingsaanbod voor om- en bijscholing door bedrijfsleven en opleiders gezamenlijk. Ook werken we op andere manieren aan het wegnemen van drempels tot leren en ontwikkelen, bijvoorbeeld met het programma LLO-Collectief waarin nu 20 regio’s aan de slag gaan met het versterken van basisvaardigheden. LLO is daarnaast onderdeel van het Pact Opleiden voor de arbeidsmarkt van de toekomst en zal ook onderdeel zijn van de beleidsinzet in het hbo en wo. De resultaten uit de verkenning naar een wettelijke opdracht voor LLO worden daarbij betrokken.
Regionale samenwerking voortgezet (speciaal) onderwijs (v(s)o), mbo en hbo
Het Ministerie van OCW wil blokkades bij overgangsmomenten tussen onderwijssectoren (v(s)o-mbo en mbo-hbo) verminderen om uitval en overstap van studenten te voorkomen. Er wordt ingezet op regionale en bovensectorale samenwerking. Met de Subsidieregeling versterking aansluiting beroepsonderwijskolom (VABOK) kunnen samenwerkingsverbanden van v(s)o, mbo en hbo de aansluiting verbeteren van een opleidingsroute tussen v(s)o-mbo en mbo-hbo.
Gelijkheid tussen mannen en vrouwen op het gebied van arbeid en inkomen is een belangrijke doelstelling van het emancipatiebeleid van het Ministerie van OCW. Met de alliantie «Financieel Sterk door Werk» en het «Stimuleren arbeidstoeleiding» wordt ingezet op de ondersteuning van vrouwen om meer of weer te kunnen werken zodat ze (meer) financieel onafhankelijk kunnen worden. Ook wordt ingezet op meer vrouwen in de top met het topvrouwenbeleid zodat er een evenwichtigere verhouding ontstaat tussen mannen en vrouwen in besturen en raden van commissarissen.
Versterking culturele en creatieve sector
Cultuur is een onmisbaar onderdeel van een democratische samenleving en de culturele en creatieve sector dragen bij aan het verdien- en concurrentievermogen van Nederland. Culturele instellingen werken daarbij als bindmiddel voor de samenleving, als bron van verbeeldingskracht en als weerspiegeling van onze nationale en collectieve identiteit. Het Ministerie van OCW heeft als doel een sterk cultureel en creatief klimaat te creëren zodat onder andere de podiumkunsten, musea, ontwerp, film en literatuur zich kunnen blijven ontwikkelen. Daarnaast houden we aandacht voor het slavernijverleden.
Bibliotheken en leesbevordering
Het Ministerie van OCW zet in op een toekomstgerichte bibliotheek in elke gemeente en een versterking van de samenwerking tussen bibliotheken en het onderwijs. Om dit te bereiken wordt de Wet stelsel openbare bibliotheekvoorzieningen (Wsob) gewijzigd waarbij een zorgplicht voor gemeenten ten aanzien van bibliotheken wordt geïntroduceerd. Voor de aanpak Bibliotheek op school is structurele financiering beschikbaar.
Archiefwet en Centraal Archief Bijzondere Rechtspleging (CABR)
De Archiefwet wordt gemoderniseerd om digitale informatie goed te kunnen beheren. Met een gemoderniseerde wet en het toezicht daarop, kunnen overheidsorganisaties hun digitale informatie vanaf het moment van creatie effectief beheren. Dat draagt bij aan betrouwbare en toegankelijke overheidsinformatie voor burgers, journalisten, wetenschappers en de overheid zelf. Het Ministerie van OCW zet met partners in op een meerjarig implementatieprogramma. Ook wordt geïnvesteerd in de opleidingen en in bij- en nascholing van archief- en informatieprofessionals.
Ten slotte werkt het Ministerie van OCW aan een wijziging van de Archiefwet om het CABR online toegankelijk te maken. Het wetsvoorstel heeft als doel om ruimte te bieden voor een belangenafweging tussen openbaarheid en privacy bij de (wijze van) verstrekking van (bijzondere en strafrechtelijke) persoonsgegevens door archiefdiensten.
Het in goede staat verkeren van rijksmonumenten is een belangrijk doel voor het Ministerie van OCW. Met de aanpak grote monumenten en religieus erfgoed, wordt onder andere een rijksregeling opgezet voor grote momenten. Door het stimuleren van planmatig onderhoud worden dure restauraties voorkomen. Daarnaast worden de rijksmusea bekostigd om de rijkscollectie te beheren, te behouden en toegankelijk te maken. Ook is er een opgave voor de bescherming van cultureel erfgoed, musea, rijkscollecties, monumenten, bibliotheken en archieven. Daarbij is de komende jaren speciale aandacht voor maritiem erfgoed. Het Ministerie van OCW werkt samen met de Taskforce Veilig Erfgoed aan een erfgoedsector die weerbaar is tegen de dreiging van een hybride conflict.
Het Ministerie van OCW werkt aan een gezonde infrastructuur voor cultuurbeoefening in Nederland. Met de bestuurlijke afspraken cultuurbeoefening 2025 ‒ 2028 wordt er ingezet op goede toegang tot cultuurbeoefening in de vrije tijd en op school, door jong en oud, op formele en informele wijze, ongeacht waar je woont in Europees of Caribisch Nederland. Dit stimuleert creativiteit en zelfontplooiing, verbindt mensen met een gedeelde hobby of passie, kan bijdragen aan mentale en fysieke gezondheid en versterkt de basisvaardigheden. De drie ambities van dit gezamenlijk initiatief van het Ministerie van OCW, Interprovinciaal Overleg (IPO) en Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zijn het inzetten op toegankelijke manieren voor cultuurbeoefening, het centraal stellen van de cultuur- en erfgoedbeoefenaar en het versterken van de verbinding tussen cultuur en maatschappelijke opgaven. Cultuur kan immers ook zorgen voor reflectie, betekenisgeving en ontspanning in moeilijke tijden.
Basisinfrastructuur 2025 ‒ 2028
In de subsidieperiode 2025 ‒ 2028 voor de culturele basisinfrastructuur (bis) wordt samen met de rijkscultuurfondsen een hoog kwalitatief aanbod ondersteund dat toegankelijk is en gespreid is over Nederland. Daarnaast blijft het Ministerie van OCW zich inzetten voor eerlijke betalingen (fair pay) op de arbeidsmarkt in de culturele en creatieve sector. Hiervoor is extra geld vrijgemaakt in de bis.
Creative Industries Immersive Impact Coalition (CIIIC)
Het doel van CIIIC is de vorming en versnelling van een gespecialiseerde arbeidsmarkt voor immersieve digitale content. CIIIC ondersteunt de groei van de bedrijfstak gericht op Immersive Experiences (IX) en versterkt hiermee de internationale concurrentiepositie van Nederland. Vanuit onze rol als overheid is het streven om bij te dragen aan een digitale transitie met oog voor publieke waarden en daarom wordt tevens een programma voor Publieke Waarden ontwikkeld.
Versterking van het lokale en landelijke medialandschap
Het Ministerie van OCW streeft ernaar een veilige en vrije omgeving voor journalisten te waarborgen en te zorgen dat alle inwoners van Nederland toegang hebben tot onafhankelijke nieuwvoorziening. Daarnaast is het versterken van de maatschappelijke weerbaarheid tegen desinformatie en het voorkomen van wantrouwen jegens onafhankelijke nieuwbronnen een belangrijk speerpunt.
Het landelijke publieke omroepbestel wordt hervormd zodat het ook in de toekomst een onmisbare rol in de samenleving kan vervullen. Het voornemen is dat het wetsvoorstel voor deze hervorming begin 2026 in internetconsultatie gaat en dat het Wetsvoorstel over de toekomstige financiering van de landelijke publieke omroep in 2027 in werking treedt. Recentelijk is het wetsvoorstel aangenomen om de erkenningsperiode van 2022-2026 met twee jaar te verlengen tot en met 2028. Dit maakt het mogelijk om de hervorming in te laten gaan vanaf 2029. Vanaf 2027 zijn er forse bezuinigingen gepland op de landelijke publieke omroep. Deze lopen twee jaar voor op de hervorming van het landelijke bestel dat op zijn vroegst in 2029 kan ingaan. Het feit dat de bezuinigingen eerder moeten worden doorgevoerd dan dat de hervorming in kan gaan, kan een negatief effect hebben op de doelmatigheid.
Regionale en lokale journalistiek
Sterke regionale en lokale journalistiek zorgt ervoor dat burgers goed en van nabij worden geïnformeerd. Het Ministerie van OCW investeert daarom in initiatieven zoals PersVeilig, het Stimuleringsfonds voor de Journalistiek en het fonds Bijzondere Journalistieke Projecten. Deze projecten dragen bij aan vertrouwen en een veilige werkomgeving voor journalisten. Er wordt samen met private en publieke mediapartijen gewerkt aan de agenda lokale en regionale journalistiek, zodat nieuws van dichterbij en sneller tot burgers komt. Verder wordt het Wetsvoorstel versterking van de lokale publieke omroepen voortgezet. Tot slot start 1 januari 2026 een nieuwe concessieperiode van de Regionale Publieke Omroep (RPO) en een nieuwe vijfjaarlijkse aanwijzingsperiode van de regionale publieke omroepen, inclusief concessiebeleidsplan van de RPO voor 2026-2030.
Een belangrijke maatschappelijke opgave is het versterken van de mediawijsheid onder de Nederlandse bevolking. Dit vergroot de weerbaarheid tegen desinformatie en draagt bij aan het vertrouwen van nieuwsvoorzieningen. Netwerk Mediawijsheid wordt ondersteund door het Ministerie van OCW en verbindt netwerkpartners aan maatschappelijke opgaven in de media, zoals het "samen sociaal online", zodat de betrouwbaarheid van nieuwsmedia versterkt wordt.
Werken aan publieke dienstverlening
Het Ministerie van OCW werkt aan herstel van vertrouwen in de overheid. Met het programma OCW Open wordt sinds mei 2021 gewerkt aan de verbetering van de uitvoering, het bevorderen van transparantie over de totstandkoming van beleid en regelgeving en reflectie op de gevolgen van beleid en regelgeving voor mensen en organisaties.
Als onderdeel van het rijksbrede programma Werken aan publieke dienstverlening werkt het Ministerie van OCW samen met de publieke dienstverleners. Daarbij staat een betere aansluiting tussen beleid en uitvoering centraal. Het opstellen van een «stand van de uitvoering» maakt knelpunten en aanbevelingen vanuit de praktijk beter zichtbaar. Verder wordt via luistersessies en andere vormen van dialogen actief het gesprek aangegaan met burgers en worden ervaringsdeskundigen betrokken bij het ontwikkelen en evalueren van beleid. Op deze manier werken we meer evidence informed bij het maken van beleid. Transparantie en navolgbaarheid van ambtelijk handelen worden versterkt door te investeren in informatieprofessionals en een goede informatie-huishouding. Ook wordt onderzocht welke wetten en regelingen direct impact hebben op burgers, om deze samen met de uitvoering en toezicht door te lichten op mechanismen die kunnen leiden tot (indirecte) discriminatie.
Daarnaast stimuleren we de onderbouwing van beleid met inzichten uit data en wetenschappelijk onderzoek, onder meer in het ‘Science for Policy’-pilotprogramma. Vanuit dat programma werken we in verschillende vormen aan directere en snellere interacties tussen wetenschappers en beleidsmakers. We versterken de benutting van data in beleid, onder meer met vernieuwende methoden en de ontwikkeling van goede indicatoren. Verder bevorderen we door middel van pilots dat gedragsinzichten vaker worden gebruikt in beleid.
Met het hoofdlijnenakkoord is er € 86,2 miljoen structureel bezuinigd op de apparaatsuitgaven van het Ministerie van OCW, in 2026 gaat het om € 39,9 miljoen. Agentschappen en zbo’s krijgen alleen te maken met de efficiencytaakstelling, in lijn met de wens uit het hoofdlijnenakkoord om de uitvoering te ontzien. Voor het kerndepartement moeten scherpe keuzes gemaakt worden zoals het achterwege laten van bepaalde taken, en zuiniger en efficiënter werken, waarmee ook het aantal ambtenaren vermindert. Het Ministerie van OCW beperkt haar rol waar mogelijk tot de kern, dat betekent bijvoorbeeld minder ruimte om thema’s aan te jagen of te stimuleren. Er wordt daarbij nadrukkelijk ingezet op opgavegericht werken met betrokken partners uit het veld.