Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.
Het zo toegankelijk, betaalbaar en toekomstbestendig mogelijk maken van de woningmarkt lukt alleen door veel samen te werken en alle belangen af te wegen. Dit doen we als Rijksoverheid, samen met provincies, gemeenten, woningcorporaties, zorginstellingen, investeerders, projectontwikkelaars, bouwers, makelaars en vele anderen. Ieder heeft een eigen rol, maar altijd samen met anderen.
De minister van VRO jaagt die samenwerking aan door zoveel mogelijk belemmeringen weg te nemen, perspectief te bieden in wetten en regels en door het bewaken van de kwaliteit en duurzaamheid van bouwen en wonen, zodat prettig en betaalbaar wonen voor iedereen mogelijk is én blijft.
Beleid en regelgeving
Onder meer via de Wet op de huurtoeslag (WHT), de huur(prijs)regulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningmarkt is de minister verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving met betrekking tot de betaalbaarheid van het wonen. Tevens is de minister medeverantwoordelijk voor de regelgeving met betrekking tot de fiscale behandeling van de eigen woning en de hypothecaire leennormen.
De minister is verantwoordelijk voor het beleid en de regelgeving inzake de huurtoeslag. Ook is de minister verantwoordelijk voor het budgettair beheer van de huurtoeslag op grond van de WHT.
Stimuleren
De minister is er verantwoordelijk voor om de leefsituatie en het perspectief van bewoners in de kwetsbaarste gebieden te verbeteren en stimuleert de interdepartementale en interbestuurlijke samenwerking via het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid. De minister faciliteert alle betrokken partijen door zorg te dragen voor kennisontwikkeling en –verspreiding.
Regisseren
De minister voert de regie over een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen. Tevens voert de minister de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige omvang en verdeling van de woningvoorraad.
De minister is verantwoordelijk voor de regelgeving ten aanzien van (het stelsel van) woningcorporaties. Woningcorporaties zijn via de Woningwet (Wonw) gebonden aan een begrensd werkdomein waarbinnen zij werkzaamheden met staatssteun mogen uitvoeren. Deze zijn het bouwen, verhuren en beheren van woningen met een lage huur voor huishoudens met een laag inkomen en andere doelgroepen die op de reguliere woningmarkt moeilijk een woning kunnen vinden.
Tevens draagt de minister zorg voor het kapitaalmarktbeleid betreffende investeringen in de woningmarkt, bijvoorbeeld via het beleid ten aanzien van de Nationale Hypotheekgarantie (NHG) en het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW).
Uitvoeren
De minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7:249 t/m 7:261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).
Huurtoeslag
Het wetsvoorstel om de huren te bevriezen in 2025 en 2026 is niet ingediend naar aanleiding van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en om rust en voortgang te brengen in de volkshuisvesting. Dit werkt door in hogere uitgaven voor de huurtoeslag. Doordat het wetsvoorstel is vervallen zijn ook de gereserveerde middelen (€ 270 mln. voor 2026 en € 405 mln. voor 2027 en 2028) voor investeringen in sociale huur ter compensatie van de terugvallende huurinkomsten door de huurbevriezing komen te vervallen. De incidentele verhoging in 2026 van de huurtoeslag met € 1 mld., de zogenaamde boodschappenbonus, vindt geen doorgang meer. Omdat de huurtoeslag voor januari 2026 in december 2025 wordt uitgekeerd, werkt dit zowel in 2025 (€ 83,3 mln.) als 2026 (€ 916,7 mln.) door.
Instructieregel permanente bewoning recreatiewoningen
De instructieregel permanente bewoning recreatiewoningen komt voort uit het Hoofdlijnenakkoord. Dit beleid heeft gevolgen voor de post huurtoeslag, omdat permanente bewoning kan leiden tot recht op huurtoeslag. Omdat er weinig zicht is op de kenmerken van de woonsituaties op vakantieparken (eigendom of huur, hoogte van de huren, hoogte van de inkomens) en daarmee op de mogelijke effecten op de huurtoeslag, en nog niet bekend is wat de geschatte uitvoeringskosten voor de Dienst Toeslagen zijn bij het invoeren van de instructieregel, is het niet goed mogelijk een goede raming te maken. Het ministerie van VRO benut het komende halfjaar om middels (steekproefsgewijs) onderzoek een aannemelijkere raming te maken van de extra uitgaven die dit beleid met zich meebrengt voor de post huurtoeslag. De extra kosten van de intensivering zal binnen de post huurtoeslag worden gedekt. Daarnaast zal Dienst Toeslagen berekenen wat de uitvoeringskosten zijn die met dit beleid gepaard gaan.
Huurregister
Het kabinet onderzoekt samen met gemeenten en andere stakeholders of en in welke vorm een huurregister meerwaarde heeft voor de huursector, de uitvoering van bestaande wetgeving en het monitoren en verbeteren van beleid. Hier is structureel € 4,0 mln. voor beschikbaar gemaakt.
Woningbouw
Op 19 mei 2025 is in een Kamerbrief het financieel instrumentarium op het gebied van woningbouw nader toegelicht (32847, nr. 1344). Dit financieel instrumentarium biedt met in totaal € 5 mld. financiële ondersteuning aan het kabinetsdoel om in heel Nederland meer woningen te bouwen. Het doel is 100.000 woningen per jaar te realiseren. Om recht te doen aan de verschillende opgaven waar gemeenten en regio’s in de woningbouw voor staan, ontwikkelen wij een samenhangend pakket van financiële regelingen om hen hierbij te ondersteunen; de Realisatiestimulans, de Woningbouwimpuls, het Gebiedsbudget en de Grondfaciliteit. De Realisatiestimulans is een nieuw instrument dat dient om de bouw te ondersteunen van meer betaalbare woningen voor mensen met een laag of middeninkomen: betaalbare koopwoningen, sociale huurwoningen en middenhuurwoningen. Middelen die beschikbaar zijn voor dit instrument zullen in 2026 voor het eerst worden uitgekeerd aan gemeenten.
Deze nieuwe Realisatiestimulans zorgt ervoor dat niet het plan, maar de prestatie wordt beloond. Bovendien worden hierdoor de administratieve lasten voor gemeenten voor het aanvragen van subsidies aanzienlijk verlaagd. Via deze middelen kan nadrukkelijk worden bijgedragen aan bestaand beleid op het gebied van kleinschalige woningbouw in dorpen en kernen (het 'straatje erbij'). Via deze afspraken gaan ook middelen naar het beter benutten van bestaande gebouwen. Ook nieuwe woningen die worden gecreëerd door onder andere transformatie of «optoppen» ontvangen een bijdrage uit de Realisatiestimulans.
Ook maken we afspraken over het vergroten van het aanbod voor ouderen en specifieke doelgroepen. Vanwege de specifieke eisen aan deze woningen kunnen gemeenten voor de bouw van deze woningen aanspraak maken op een aanvullende bijdrage per woning uit de Realisatiestimulans. Daarnaast zal er binnen de Realisatiestimulans een aanvullende bijdrage komen voor kwetsbare gebieden uit het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid met een grote woningbouwpotentie.
We blijven actief sturen op woningbouw met aanvullende middelen uit de € 5 mld. in grootschalige woningbouwgebieden. Om woningbouw mogelijk te maken in de bestaande en nieuwe grootschalige woningbouwgebieden, zijn er grotere investeringen in de bredere gebiedsontwikkeling noodzakelijk. Denk hierbij aan bodemsaneringen, het verplaatsen van hindergevende activiteiten of (delen van) spooremplacementen, (her)inrichting van de openbare ruimte (bijvoorbeeld riolering, parken of pleinen) of maatregelen in de (tijdelijke) energievoorziening. Deze investeringen sluiten deels aan bij het bestaande beleid op het gebied van grootschalige woningbouw en de Woningbouwimpuls. Op basis van de ervaringen met deze instrumenten worden ze aangepast. Hierbij wordt aangesloten op de inzet van andere departementen in de grootschalige woningbouwgebieden. Als sluitstuk van het financieel instrumentarium wordt er een grondfaciliteit ontwikkeld. Dit een instrument dat het risico voor grondaankopen ten behoeve van woningbouw samen met gemeenten gaat delen.
Ook zijn er middelen beschikbaar voor het opschalen van de woningbouwproductie en het wegnemen van belemmeringen. We benutten de mogelijkheden van conceptuele en industriële bouw om de woningbouw sneller, betaalbaarder en duurzamer te maken. Deze middelen zullen onder andere benut worden voor het ophogen van de industriële woningbouwproductie en het beter benutten van de bestaande gebouwen en de bijbehorende omgeving. We verminderen belemmeringen voor woningbouw. We kijken onder andere naar de stapeling van lokale regels en procedures, en schrappen waar mogelijk nationale koppen op Europees beleid.
We zetten in op het vergroten van de investeringsbereidheid in huurwo ningen voor zowel woningbouwcorporaties als private verhuurders, bijvoorbeeld door verlaging van de overdrachtsbelasting. We verlagen het algemene tarief van de overdrachtsbelasting voor beleggers in woningen naar 8% per 1 januari 2026.
Beleidskeuzes uitgelegd
In antwoorden op de begrotingsrapporteurs van de vaste commissie voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening over het departementale jaarverslag 2024 is toegezegd om in het begrotingsartikel een verwijzing op te nemen naar eerder verstuurde kaders «beleidskeuzes uitgelegd» (36740 VII, nr. 16). Dit om daarmee het inzicht in de koppeling tussen doelen en ingezette middelen op dit begrotingsartikel verder inzichtelijk te maken. Onderstaande tabel toont de eerder met de Tweede Kamer gedeelde onderbouwing van instrumenten die in dit begrotingsartikel terugkomen.
Naam instrument | Kamerstuk | Datum onderbouwing |
---|---|---|
Stimuleringsregeling ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting | April 2024 | |
Stimuleringsregeling flex en transformatiewoningen | Juni 2024 | |
Nationaal Fonds Betaalbare Koopwoningen | Juni 2024 | |
Opschalen woningbouw | Oktober 2024 | |
Uitvoering woningbouw | Oktober 2024 | |
Grootschalige woningbouwgebieden (incl. grondfaciliteit) | Oktober 2024 | |
Woningbouwimpuls 2.0 en realisatiestimulans | Oktober 2024 | |
Transformatiefaciliteit | November 2024 | |
Volkshuisvestingsfonds | November 2024 |
De stand voor 2024 valt formeel niet onder het begrotingshoofdstuk van VRO, maar wordt hier voor de inzichtelijkheid wel getoond. De gerealiseerde begrotingsstand voor het jaar 2024 is formeel verantwoord onder artikel 3 van het jaarverslag van BZK.
Art. | Omschrijving | 2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 |
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Verplichtingen | 6.736.408 | 8.025.863 | 7.811.850 | 8.046.579 | 8.191.356 | 8.306.225 | 7.694.261 | |
Uitgaven | 6.651.199 | 6.831.464 | 7.700.975 | 8.466.244 | 8.143.356 | 8.232.025 | 8.228.061 | |
01.1 | Woningmarkt | 5.638.958 | 6.363.504 | 6.792.113 | 7.080.180 | 7.269.265 | 7.363.122 | 7.580.849 |
Subsidies (regelingen) | 92.825 | 120.536 | 35.103 | 11.516 | 9.854 | 12.023 | 9.492 | |
Betaalbare Koopwoningen Starters | 70.000 | 30.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bevordering eigen woningbezit | 5.091 | 5.600 | 500 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties | 13 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Ouderenhuisvesting | 9.308 | 16.257 | 25.104 | 1.500 | 0 | 2.300 | 0 | |
Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties | 0 | 61.654 | 626 | 603 | 432 | 315 | 150 | |
Woningmarkt | 6.013 | 5.711 | 4.496 | 4.521 | 4.530 | 4.516 | 4.450 | |
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid | 2.400 | 1.314 | 1.377 | 1.892 | 1.892 | 1.892 | 1.892 | |
Projectsteun woningcorporaties | 0 | 0 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | 3.000 | |
Opdrachten | 86.272 | 98.648 | 7.892 | 9.432 | 9.448 | 10.895 | 9.399 | |
WSW risicovoorziening | 11.078 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
NHG risicovoorziening | 70.071 | 91.499 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Woningmarkt | 4.306 | 5.490 | 6.835 | 8.890 | 8.906 | 10.353 | 8.857 | |
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid | 817 | 1.659 | 1.057 | 542 | 542 | 542 | 542 | |
Inkomensoverdrachten | 5.319.287 | 5.894.838 | 6.498.890 | 6.795.810 | 6.987.330 | 7.212.730 | 7.434.900 | |
Huurtoeslag | 5.319.287 | 5.894.838 | 6.498.890 | 6.795.810 | 6.987.330 | 7.212.730 | 7.434.900 | |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 3.360 | 3.799 | 3.787 | 3.768 | 3.762 | 3.767 | 3.767 | |
Woningmarkt | 3.360 | 3.799 | 3.787 | 3.768 | 3.762 | 3.767 | 3.767 | |
Bijdrage aan medeoverheden | 111.905 | 216.114 | 218.685 | 235.182 | 235.202 | 100.036 | 99.620 | |
Caribisch Nederland | 9.142 | 18.100 | 12.100 | 13.200 | 13.200 | 14.200 | 14.200 | |
Grote gezinnen | 522 | 2.000 | 1.600 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opvang Evacuees | 282 | 1.500 | 1.500 | 1.500 | 1.500 | 1.500 | 1.500 | |
Uitvoeringskosten Wetsvoorstellen Regie en Betaalbare Huur | 0 | 96.229 | 74.860 | 74.900 | 74.920 | 74.336 | 73.920 | |
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid | 101.959 | 98.285 | 128.625 | 145.582 | 145.582 | 10.000 | 10.000 | |
Bijdrage aan agentschappen | 24.304 | 28.153 | 26.593 | 23.261 | 22.461 | 22.461 | 22.461 | |
Dienst van de Huurcommissie | 24.304 | 26.227 | 24.979 | 22.876 | 22.461 | 22.461 | 22.461 | |
RVO (Uitvoeringskosten BEW) | 0 | 1.926 | 1.614 | 385 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken | 1.005 | 1.416 | 1.163 | 1.211 | 1.208 | 1.210 | 1.210 | |
Financiën (IXB) | 0 | 0 | 0 | 53 | 52 | 53 | 53 | |
Infrastructuur en Waterstaat (XII) | 1.005 | 1.416 | 1.163 | 1.158 | 1.156 | 1.157 | 1.157 | |
01.2 | Woningbouw | 1.012.241 | 467.960 | 908.862 | 1.386.064 | 874.091 | 868.903 | 647.212 |
Subsidies (regelingen) | 72.839 | 28.026 | 28.547 | 28.166 | 26.683 | 21.703 | 4.485 | |
Woningbouw | 2.839 | 1.029 | 249 | 6 | 1.683 | 1.703 | 1.703 | |
Binnenstedelijke Transformatiefaciliteit | 70.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opschalen Woningbouw | 0 | 26.997 | 28.298 | 28.160 | 25.000 | 20.000 | 2.782 | |
Garanties | 0 | 3.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Doorbouwgarantie | 0 | 3.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Opdrachten | 11.814 | 9.927 | 8.165 | 8.157 | 7.422 | 9.016 | 2.520 | |
Grootschalige woningbouwgebieden | 1.226 | 4.318 | 3.584 | 3.684 | 3.250 | 3.250 | 500 | |
Tijdelijke uitvoeringsorganisatie | 7.447 | 72 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Volkshuisvestingsfonds | 1.331 | 770 | 142 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Woningbouw | 1.755 | 4.650 | 4.439 | 4.473 | 4.172 | 5.766 | 2.020 | |
Woningbouwimpuls | 55 | 117 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Storting/onttrekking begrotingsreserve | 122.873 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Herplaatsingsgarantie | 122.873 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan ZBO's/RWT's | 93 | 320 | 320 | 320 | 320 | 320 | 320 | |
CBS | 93 | 320 | 320 | 320 | 320 | 320 | 320 | |
Bijdrage aan medeoverheden | 780.373 | 372.877 | 837.525 | 1.318.440 | 810.100 | 815.600 | 617.700 | |
Flexpools | 36.374 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Grootschalige woningbouwgebieden | 50.893 | 94.838 | 208.250 | 624.750 | 0 | 0 | 0 | |
Kwetsbare groepen | 0 | 34.700 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Studentenwoningenstartbouwimpuls | 29.287 | 30.000 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Versnelling huisvesting | 7.224 | 20.766 | 28.585 | 37.190 | 89.000 | 66.900 | 0 | |
Overlooplocaties | 41.400 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Start-bouwimpuls | 77 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Vestigingsklimaat | 0 | 68.750 | 78.750 | 40.000 | 25.000 | 0 | 0 | |
Volkshuisvestingsfonds | 319.383 | 45 | 40 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Woondeals | 8.772 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Woningbouwimpuls | 286.963 | 123.778 | 95.000 | 100.000 | 100.000 | 100.000 | 0 | |
Realisatiestimulans | 0 | 0 | 336.900 | 416.500 | 496.100 | 548.700 | 617.700 | |
Grondfaciliteit | 0 | 0 | 90.000 | 100.000 | 100.000 | 100.000 | 0 | |
Bijdrage aan agentschappen | 24.249 | 53.810 | 34.305 | 30.981 | 29.566 | 22.264 | 22.187 | |
Grootschalige Rijksprojecten | 0 | 13.716 | 19.738 | 21.084 | 19.566 | 12.264 | 12.629 | |
RVB | 24.122 | 39.400 | 4.900 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
RVO | 127 | 694 | 9.667 | 9.897 | 10.000 | 10.000 | 9.558 | |
Ontvangsten | 618.727 | 563.334 | 410.729 | 411.608 | 425.238 | 419.873 | 418.817 |
Geschatte budgetflexibiliteit
2026 | |
---|---|
juridisch verplicht | 91% |
bestuurlijk gebonden | 9% |
beleidsmatig gereserveerd | 0% |
nog niet ingevuld/vrij te besteden | 0% |
Juridisch verplicht
Van het totale uitgavenbudget op artikel 1 is 91% juridisch verplicht. Dit betreft met name de volgende instrumenten:
Inkomensoverdrachten
Het huurtoeslagbudget 2025 is voor 100% juridisch verplicht. Jaarlijks wordt een verplichting aangegaan voor het gehele huurtoeslagbudget voor het begrotingsjaar.
Bijdrage aan medeoverheden
De uitgaven voor de bijdragen aan medeoverheden zijn voor 41% juridisch verplicht. Dit betreft vooral bijdragen aan medeoverheden voor het Wetsvoorstel Wet Regie op de Volkshuisvesting, het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid en diverse woningbouwregelingen.
Bijdrage aan agentschappen
De uitgaven aan bijdrage aan agentschappen zijn voor 97% juridisch verplicht. Het betreft met name bijdragen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor de uitvoering van woningbouwregelingen en het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) voor gebieds- en vastgoedontwikkeling in grootschalige rijksprojecten.
1.1 Woningmarkt
Subsidies (regelingen)
Bevordering eigen woningbezit (BEW)
De Wet bevordering eigen woningbezit is gericht op de bevordering van het eigen woningbezit onder lagere inkomensgroepen. Zoals gemeld aan de Tweede Kamer is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet bevordering eigen woningen geen budget meer beschikbaar (32123 XVIII, nr. 74). De meerjarige beschikbare middelen dienen uitsluitend voor de betaling van in het verleden aangegane verplichtingen. Het budget van de BEW bestaat uit reguliere betalingen en de uitbetaling van de contante waarde van de bijdrage voor de laatste vijftien jaar. Volgens de wet moet voor de aanvragers in het zestiende uitvoeringsjaar worden bepaald of ze recht hebben op een uitbetaling van de contante waarde van de bijdrage voor de laatste vijftiende jaar. Naar verwachting zullen de laatste betalingen in 2026 plaatsvinden.
Ouderenhuisvesting
De Stimuleringsregeling Ontmoetingsruimten in ouderenhuisvesting stimuleert de bouw van ontmoetingsruimten voor ouderen, ook wanneer zij een zware zorgvraag hebben. De regeling is bedoeld voor woningcorporaties, marktpartijen, burgerinitiatieven en zorgaanbieders. Deze partijen kunnen een beroep op de regeling doen voor de realisatie van ontmoetingsruimten, in zowel nieuw als bestaand vastgoed.
Tranche één uit 2022 en tranche twee uit 2023 worden de komende jaren uitbetaald, 90% hiervan uiterlijk in 2026.
Stimuleringsmiddelen wooncoöperaties
Wooncoöperaties creëren woongemeenschappen die kunnen bijdragen aan betaalbaar en passend wonen en gemeenschapsvorming. Om financiële belemmeringen voor coöperatief wonen weg te nemen, wordt een subsidie gegeven aan Stichting Volkshuisvesting Nederlandse gemeenten (SVn), zodat SVn een revolverend fonds kan oprichten. Dit fonds is bedoeld als passende oplossing om kansrijke coöperatieve woonvormen te financieren en langjarig bij te dragen aan een derde sector. Daarnaast zijn de middelen bedoeld om de kennisorganisatie voor wooncoöperaties te ondersteunen.
Woningmarkt
Dit betreft diverse subsidies voor onderzoek en kennisoverdracht op het terrein van wonen om te komen tot evidence-based beleidsvorming. Het gaat om enkele structurele subsidies, zoals voor de Woonbond om de positie van huurders op de woningmarkt te versterken en voor Platform31, die als onafhankelijke organistie medeoverheden, corporaties, bewoners en overige stakeholders ondersteunt met kennis.
Daarnaast gaat het om incidentele subsidies met name gericht op kennisontwikkeling en verspreiding van kennis op verschillende thema's binnen de volkshuisvesting door verschillende partijen.
Opdrachten
Woningmarkt
Om te kunnen zorgen dat iedereen betaalbaar en prettig kan wonen moet er veel onderzoek gedaan worden. Bijvoorbeeld naar de groei van het aantal huishoudens, de ontwikkeling van huur- en koopprijzen en de stand van zaken van lokaal beleid. Daartoe worden opdrachten verstrekt aan onderzoeksbureaus en kennisinstellingen voor verkenningen, dataverzameling en monitoring. Zo zorgen we dat we kunnen uitgaan van actuele gegevens om het beleid zoveel mogelijk op feiten te baseren.
Tevens worden uit dit budget de kosten betaald voor tijdelijke opvang van evacués met een Nederlands paspoort en/of verblijfsvergunning. De minister van VRO heeft de zorgtaak voor de tijdelijke en duurzame huisvesting voor evacués met een Nederlands paspoort of een Nederlandse verblijfsstatus. Deze mensen zijn door het ministerie van BZ in georganiseerd verband naar Nederland overgebracht.
Het gaat hier om Nederlanders in het buitenland die zich in ernstige politiek-militaire conflictsituaties bevinden waarbij de veiligheid zodanig in het geding is dat het kabinet besluit dat evacuatie noodzakelijk is. Daarmee gaat het om zeer specifieke situaties en doorgaans om enkele tientallen tot honderden evacués per keer die ook huisvesting nodig hebben. Wanneer er geen grootschalige conflicten zijn, zijn er ook geen te huisvesten evacués en zullen deze kosten zich niet voordoen. Een evacuatie vindt plaats op basis van een besluit van de minister van BZ, waar nodig in afstemming binnen het kabinet.
Het merendeel van de geëvacueerde Nederlanders is bij aankomst in Nederland zelfredzaam. Een deel echter niet en deze groep heeft hulp van de overheid nodig voor huisvesting. Bij evacuatie geldt dat de minister van VRO na aankomst in Nederland verantwoordelijk is voor het voorzien in tijdelijke huisvesting en doorstroom naar reguliere woonruimte in samenwerking met gemeenten en woningcorporaties. Het tijdelijk huisvesten gebeurt nu vooral op vakantieparken. Deze reeks in de begroting is bedoeld om die kosten te dekken. Nederlanders die worden gerepatrieerd zijn zelf verantwoordelijk voor hun huisvesting. Een voorwaarde voor repatriëring is dat zij ingeschreven staan in een woning in Nederland. Tijdelijke huisvesting verzorgd door de overheid is dan ook niet aan de orde voor deze groep.
Inkomensoverdrachten
Huurtoeslag
Circa 1,5 miljoen huishoudens ontvangen huurtoeslag. De huurtoeslag is een bijdrage in de huurlasten en kan worden aangevraagd wanneer de huur hoog is in verhouding tot het inkomen. De huurtoeslag is een bewezen effectief middel om huurders met een laag inkomen in hun woonlasten te ondersteunen.
Per 2026 worden de maximum huurgrenzen (jongeren en niet-jongeren) als voorwaarde voor het recht op huurtoeslag afgeschaft. Huurders met een laag inkomen en hoge huur worden geholpen door deze maatregel. Het bedrag aan huurtoeslag wordt wel berekend op basis van het bedrag van de maximum huurgrens. Huishoudens krijgen dus geen huurtoeslag over het huurdeel boven de maximum huurgrens.
Tevens wordt de hoogte van de huurtoeslag gebaseerd op de kale huur (subsidiëring van servicekosten wordt afgeschaft). Een vereenvoudiging voor zowel de huurder als Dienst Toeslagen. De leeftijdsgrens voor het verkrijgen van volledig recht op huurtoeslag wordt verlaagd van 23 naar 21 jaar, waarmee een harmonisatie met de leeftijdsgrens van het wettelijk minimumloon wordt bewerkstelligd.
De eigen bijdrage wordt structureel verlaagd met per saldo € 7,58. Verder wordt er een lineaire inkomensafhankelijke afbouw ingevoerd van 27% voor eenpersoonshuishoudens en 22% voor meerpersoonshuishoudens. Door de inkomensafhankelijke afbouw lineair in te stellen, wordt de marginale druk over het hele inkomensbereik gelijkgetrokken en gaat werken meer lonen.
Het wetsvoorstel om de huren te bevriezen in 2025 en 2026 is niet ingediend naar aanleiding van het advies van de Raad van State, de politieke ontwikkelingen en om rust en voortgang te brengen in de volkshuisvesting. Dit werkt door in hogere uitgaven voor de huurtoeslag. Doordat het wetsvoorstel is vervallen zijn ook de gereserveerde middelen (€ 270 mln. voor 2026 en € 405 mln. voor 2027 en 2028.) voor investeringen in sociale huur ter compensatie van de terugvallende huurinkomsten door de huurbevriezing komen te vervallen. De incidentele verhoging in 2026 van de huurtoeslag met € 1 mld., de zogenaamde boodschappenbonus, vindt geen doorgang meer. Omdat de huurtoeslag voor januari 2026 in december 2025 wordt uitgekeerd, werkt dit zowel in 2025 (€ 83,3 mln.) als 2026 (€ 916,7 mln.) door.
Om inzicht te geven in de uitwerking van de huurtoeslag op de huurlasten voor ontvangers van huurtoeslag, tonen onderstaande grafieken het aandeel van de bruto huur dat per saldo (na aftrek van de huurtoeslag) nog netto door ontvangers van huurtoeslag is verschuldigd. Het percentage is berekend voor voorbeeldhuishoudens met een minimum inkomen en een huur op exact 90% van de diverse huurgrenzen van de huurtoeslag. Vanaf 2025 is het aantal huishoudentypen binnen de huurtoeslag gewijzigd van vier naar twee en zijn de parameters gewijzigd ten opzichte van voorgaande jaren. Daardoor treedt enige vertekening ten opzichte van eerdere jaren op.
In 2026 neemt als gevolg van de incidentele en structurele verlaging van de eigen bijdrage voor elk huishouden de verhouding van de bruto- en nettohuur af.
Figuur 3 Eenpersoonshuishouden

Het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag, gedeeld door de bruto huur (%netto huur = (bruto huur -/- huurtoeslag)/bruto huur).
Eigen berekening ministerie van VRO.
Figuur 4 Meerpersoonshuishouden, twee personen

Het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag, gedeeld door de bruto huur (%netto huur = (bruto huur -/- huurtoeslag)/bruto huur).
Eigen berekening ministerie van VRO.
Figuur 5 Meerpersoonshuishouden, drie of meer personen

Het percentage netto huur is de te betalen huurprijs (bruto huur) minus de huurtoeslag, gedeeld door de bruto huur (%netto huur = (bruto huur -/- huurtoeslag)/bruto huur).
Eigen berekening ministerie van VRO.
Bijdrage aan ZBO's/RWT's
Woningmarkt
De activiteiten voor (basis)onderzoek en kennisoverdracht hebben betrekking op het terrein van wonen en bouwen, specifiek in samenwerking met bijvoorbeeld het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) en het Kadaster. De ontwikkelingen op de woningmarkt vragen om actuele gegevens over de woningmarkt. Het budget wordt besteed aan onder meer verkenningen, monitoring en op feiten gebaseerd onderbouwen van beleid, dataverzamelingen en ontwikkeling van ramingsmodellen.
Bijdrage aan medeoverheden
Caribisch Nederland
In Caribisch Nederland wordt via diverse wegen bijgedragen aan de betaalbaarheid van wonen. Middels de verhuurderssubsidie (VHS) wordt in de sociale huursector een lastenverlichting gerealiseerd op Bonaire, Saba en Sint Eustatius. Hiermee worden naar verwachting in 2026 respectievelijk ca. 1100, 80 en 140 huishoudens bereikt, waarbij in totaal circa € 5 mln. aan VHS uitgekeerd zal worden, in latere jaren oplopend naar ca. € 10 mln. Op Bonaire loopt momenteel de pilot Bijdrage Particuliere Verhuur (BPV) waarin deze verhuurderssubsidie ook in de particuliere sector verstrekt wordt. Hiermee worden naar verwachting in 2026 ruim 500 huishoudens bereikt.
Daarnaast worden de huurcommissies in Caribisch Nederland gefinancierd, waardoor huurders en verhuurders ook in Caribisch Nederland een laagdrempelige toegang tot geschilbeslechting hebben. Dit is van belang in het kader van het ‘comply or explain’-principe. De huurcommissies dragen bij aan betaalbaarheid van wonen, bijvoorbeeld door te toetsen of er een eerlijke huurprijs gevraagd wordt voor huurwoningen.
Grote gezinnen
Deze regeling biedt financiële ondersteuning aan gemeenten en indirect aan woningcorporaties bij het huisvesten van grote gezinnen (zes personen of meer) met een verblijfsvergunning.
Uitvoeringskosten Wetsvoorstellen Regie en Betaalbare Huur
De middelen op dit instrument zijn bedoeld om de kosten van de wetsvoorstellen regie op de volkshuisvesting en betaalbare huur te dekken. Deze middelen worden verstrekt aan de uitvoerder van deze wetten, de provincies en gemeenten.
Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid
Het ministerie van BZK voerde in 2023-2025 de interdepartementale Regeling Kansrijke Wijk uit (30995, nr. 103), met als doel het versterken van de leefbaarheid en veiligheid in lokale gebieden. Nu is het ministerie van VRO hiervoor verantwoordelijk. Op deze regeling kunnen twintig kwetsbare gebieden verbonden aan het Nationaal Programma Leefbaarheid en Veiligheid een beroep doen. Dit programma wordt voortgezet in de jaren 2026-2028.
Bijdrage aan agentschappen
Dienst van de Huurcommissie
De Huurcommissie bestaat uit twee onderdelen die zich tezamen als één toegankelijke organisatie presenteren. Het Zelfstandig Bestuursorgaan (ZBO) zonder eigen rechtspersoonlijkheid bestaat uit een bestuur, de zittingsvoorzitters en de zittingsleden. Dit ZBO wordt ondersteund door het agentschap de Dienst van de Huurcommissie (DHC). Door de verwevenheid van het ZBO met DHC zijn de kosten van het ZBO in de begroting van de Dienst van de Huurcommissie opgenomen.
Huurders en verhuurders in het lage- en middenhuursegment kunnen bij de Huurcommissie terecht met geschillen over onder andere huurprijzen, (onderhouds)gebreken, huurverhogingen en servicekosten. In de vrije sector kunnen (ver)huurders bij de Huurcommissie terecht met geschillen over servicekosten, huurverhogingen of – in bepaalde gevallen – (aanvangs)huurprijzen, of als zij met elkaar hebben afgesproken dat zij in geval van een geschil de Huurcommissie om advies kunnen vragen.
Voor de uitoefening van haar taken ontvangt de Huurcommissie een bijdrage van het ministerie van VRO. Het zorgen voor snelle en kwalitatief hoogwaardige geschilbeslechting in huur(prijs)geschillen is de primaire taak van de Huurcommissie. Uiteraard neemt de Huurcommissie ook in 2026 weer alle benodigde stappen om een goede uitvoering van deze kerntaak te waarborgen. Daarnaast treden dit jaar de Wet modernisering servicekosten en het Wetsvoorstel toekomstbestendige Huurcommissie in werking, die beide gevolgen hebben voor de Huurcommissie. Deze wetten zorgen voor een helderder uitvoeringskader en eenvoudigere procedures, als gevolg waarvan de Huurcommissie huurders en verhuurders nog beter kan helpen.
RVO (uitvoeringskosten BEW)
RVO ontvangt een bijdrage voor de uitvoering van de Wet bevordering eigen woningbezit. RVO voert uitsluitend nog de afwikkeling van al eerder aangegane verplichtingen uit, waardoor de kosten en de bijdrage aan de uitvoeringskosten uiteindelijk zullen afnemen.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Financiën (IXB)
Dienst Toeslagen voert de huurtoeslag uit voor het ministerie van VRO en ontvangt uitvoeringskosten voor beleidswijzigingen, die het ministerie van VRO invoert.
Infrastructuur en Waterstaat (XII)
De Inspectie voor de Leefomgeving en Transport (ILT) ontvangt jaarlijks een bijdrage voor het WNT-toezicht bij woningcorporaties door de Autoriteit woningcorporaties (Aw) en voor de uitvoering van SBR-wonen.
1.2 Woningbouw
Subsidies
Opschalen woningbouw
Vanuit de woningbouwmiddelen uit het Hoofdlijnenakkoord zijn middelen beschikbaar gesteld voor het opschalen van de woningbouwproductie door het wegnemen van belemmeringen in het woningbouwdomein, stimuleren van innovatie (waaronder industrialisering en digitalisering) en verkorten van de doorlooptijden in de planfase, onder andere door snellere processen en procedures en meer uitvoeringskracht.
Bijdrage aan medeoverheden
Grootschalige woningbouwgebieden
Middels het gebiedsbudget ontvangen medeoverheden een bijdrage voor gebiedsmaatregelen in de grootschalige woningbouwgebieden. Tijdens het Bestuurlijke Overleg over het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (BO MIRT) van eind 2025 worden naar verwachting afspraken gemaakt over de inzet van de gereserveerde middelen (cumulatief € 833 mln.). Deze afspraken dragen bij aan de financiële haalbaarheid van de gebiedsontwikkeling. In 2026 is het eerste deel van circa € 208 mln. beschikbaar.
Versnelling huisvesting
Voor de doelgroepflexibele regeling wordt de Stimuleringsregeling Flex- en Transformatiewoningen (SFT) in 2026 en 2027 uitgebreid. Dit om versneld tot (opstart)woningen te komen voor kwetsbare doelgroepen, waaronder spoedzoekers, ontheemden en vergunninghouders. Hiervoor wordt aanvullend € 79 mln. beschikbaar gesteld, bovenop reeds beschikbare € 100 mln. in de SFT (cumulatief € 179 mln.). Uitbetaling vindt plaats bij de start van de bouw, uiterlijk 18 maanden na het besluit op de aanvraag. Hierdoor vinden de kasuitgaven plaats tot en met 2029. Gemeenten ontvangen in totaal € 20.000 per nieuw te realiseren woning, waaronder een component voor de onrendabele top en een component voor sociaal beheer. Van de woningen moet 30% bestemd zijn voor statushouders en of ontheemden uit Oekraïne.
Vestigingsklimaat
In het voorjaar 2024 zijn middelen beschikbaar gesteld naar aanleiding van het Convenant van Rijk en Brainportregio over investeringen in ondernemingsklimaat microchipsector. Het ministerie van VRO draagt als onderdeel hiervan zorg voor verschillende maatregelen op het gebied van woningbouw, te weten het realiseren van additionele (studenten)woningen en gebiedsmaatregelen. Voor de periode 2025-2028 wordt cumulatief € 212,5 mln. beschikbaar gesteld op de begroting van het ministerie van VRO. In 2026 is er € 78,7 mln. beschikbaar.
Woningbouwimpuls
De wens om betaalbare woningen te realiseren kan op sommige locaties ertoe leiden dat, ondanks inzet van alle partijen, plannen een financieel tekort kennen. Veelal mede als gevolg van specifieke eisen en locatiegebonden beperkingen. Voor die locaties wordt de Woningbouwimpuls in aangepaste vorm voortgezet. Het kabinet heeft van 2025 tot 2029 € 515 mln. vrijgemaakt, als onderdeel van de € 5 mld. die door dit kabinet beschikbaar is gesteld voor de ondersteuning van (betaalbare) woningbouw. Voor 2026 is circa € 100 mln. beschikbaar gesteld voor een nieuwe tranche van de Woningbouwimpuls.
Realisatiestimulans
Met een totaalbudget van circa € 2,5 mld. is de Realisatiestimulans het grootste instrument. Hiervoor zijn middelen vanaf 2026 beschikbaar, onderdeel van de € 5 mld. aan woningbouwmiddelen uit het Hoofdlijnenakkoord. De regeling is naar verwachting aan het einde van 2025 gereed. Deze regeling zal een bijdrage aan de bouw van betaalbare woningen aan gemeenten zijn. In 2026 zullen de eerste uitkeringen plaatsvinden, over de woningen waarvan de bouw in 2025 gestart is. Op dit moment is er voor deze eerste uitkeringen in 2026 ca. € 361,9 mln. gereserveerd op de begroting van VRO. Dit is echter een inschatting op basis van het aantal woningen waarvan de bouw in 2025 zal starten. Op basis van het daadwerkelijke aantal woningen waarvan de bouw is gestart, wordt conform de reguliere begrotingssystematiek bezien of het geraamde bedrag moet worden bijgesteld.
Grondfaciliteit
Zoals aangekondigd in het Regeerprogramma, mede naar aanleiding van het IBO-rapport «Op grond kun je bouwen» (32847, nr. 1198), wordt gewerkt aan een regeling om grondaankopen voor woningbouw door gemeenten te stimuleren. De regeling is een instrument dat het risico voor grondaankopen ten behoeve van woningbouw samen met gemeenten moet gaan delen. Op 14 juli 2025 is een Kamerbrief (34682, nr. 230) gestuurd waarin de contouren van de regeling worden geschetst.
Voor deze faciliteit is in totaal € 390 mln. beschikbaar, waarvan € 90 mln. in 2026. Met deze middelen zal er in 2026 een start worden gemaakt door met deze middelen een uitvoerder in staat te stellen grondaankopen samen met gemeenten te gaan doen.
Bijdrage aan agentschappen
Grootschalige Rijksprojecten
Het RVB is gestart met fase 1 van het grootschalige woningbouwproject Zuiderhage in Lelystad. Hier worden in de komende jaren, in samenwerking met de provincie en gemeente, 14.000 woningen gebouwd op rijksgrond. De benodigde middelen zijn bij de eerste suppletoire begroting 2024 beschikbaar gesteld en bij de eerste suppletoire begroting 2025 is het kasritme herijkt. In 2026 is er circa € 19,7 mln. beschikbaar.
RVB
Het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) ontvangt een bijdrage voor de verschillende opdrachten in het kader van gebieds- en vastgoedontwikkeling.
RVO
De Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) ontvangt een bijdrage voor de voorbereiding, uitvoering en beheer van woningbouwregelingen en het Expertteam Woningbouw. RVO verzorgt de technische ondersteuning aan gemeenten en vervult de loketfunctie voor de aanvragen.
Ontvangsten
De vorderingen op de af te rekenen huurtoeslagvoorschotten bedragen in 2025 € 366,6 mln.
Daarnaast zijn er ontvangsten à € 5,4 mln. geraamd voor de Regeling Tegemoetkoming Herplaatsing Flexwoningen (RTHF, voorheen financiële herplaatsingsgarantie).
Extracomptabel
Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op de woningmarkt. De minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, hebben de vrijstellingen van de overdrachtsbelasting (OVB) voor wijkontwikkelingsmaatschappijen en wooninvesteringsfondsen betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de paragraaf ‘Toelichting op de fiscale regelingen’ in de bijlage ‘Fiscale regelingen’ van de Miljoenennota.
2024 | 2025 | 2026 | |
---|---|---|---|
Hypotheekrenteaftrek | 8.750 | 9.997 | 11.270 |
Aftrek financieringskosten eigen woning | 517 | 522 | 531 |
Aftrek periodieke betalingen erfpacht, opstal en beklemming | 34 | 35 | 36 |
Aftrek rente en kosten van geldleningen over restschuld vervreemde eigen woning | 6 | 5 | 4 |
Aftrek wegens geen of geringe eigenwoningschuld | 388 | 380 | 372 |
Schenk- en erfbelasting Eenmalige vrijstelling eigen woning | ‒ | ‒ | ‒ |
Eigenwoningforfait | ‒ 2.693 | ‒ 2.868 | ‒ 2.807 |
OVB Verlaagd tarief woning niet-starters | 6.010 | 6.598 | 5.626 |
OVB Vrijstelling woning starters | 663 | 802 | 859 |
OVB Vrijstelling terugkoop VoV woningen | 54 | 57 | 58 |
Algemeen woningtarief 8% overdrachtsbelasting | 0 | 0 | 398 |
Vermindering verhuurderheffing | ‒ | ‒ | ‒ |
Kamerverhuurvrijstelling | 6 | 6 | 7 |