Base description which applies to whole site

2.7.1. Het uitgavenkader

In de startnota van dit kabinet is het uitgavenkader vastgesteld. Het uitgavenkader bevat de jaarlijkse, maximale uitgaven gedurende de kabinetsperiode. In box 2.6 Werking van het uitgavenkader staat hoe het uitgavenkader werkt en hoe het tot stand is gekomen.

Box 2.6 Werking van het uitgavenkader

Een veel geprezen kenmerk van het Nederlandse begrotingsbeleid is het reële uitgavenkader dat een plafond vormt voor de uitgaven. Het uitgavenkader legt aan het begin van de kabinetsperiode vast hoe de uitgaven mogen ontwikkelen gedurende de kabinetsperiode.

Tabel 2.11 Reëel uitgavenkader (in miljarden euro)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Totaalkader

242,2

241,5

243,5

247,4

247,7

wv. Rijksbegroting in enge zin

115,7

113,6

112,7

113,2

111,3

wv. Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

68,0

67,3

67,9

68,8

69,5

wv. Budgettair Kader Zorg

58,6

60,6

62,9

65,3

66,9

Tabel 2.11 laat het totale uitgavenkader en de bijbehorende deelkaders voor de komende kabinetsperiode zien. Het totale uitgavenkader is vastgesteld in reële termen (prijsniveau 2010). Bij de toets of de feitelijke uitgaven het kader niet overschrijden, wordt ieder jaar het uitgavenkader aangepast aan de algemene prijsontwikkeling. Er is bewust gekozen voor de algemene prijsontwikkelingen om géén rekening te houden met de loon- en prijsontwikkeling van de overheidssectoren zelf. Wanneer de collectieve sector bijvoorbeeld altijd één-op-één zou worden gecompenseerd voor de loon- en prijsontwikkeling, ontbreekt immers de prikkel om «goedkope» cao’s af te sluiten of te letten op de prijzen van investeringen en consumptiegoederen.

De verhouding tussen de algemene prijsontwikkeling en die van de collectieve sector wordt de ruilvoet van de collectieve sector genoemd. Wanneer de algemene prijzen sterker stijgen dan die in de collectieve sector, ontstaat een ruilvoetmeevaller. In de omgekeerde situatie is sprake van een ruilvoettegenvaller. In dat geval moet bespaard worden op de collectieve uitgaven. De ruilvoetsystematiek biedt een mechanisme om de nominale uitgaven te beheersen. De ervaring leert dat de ruilvoetontwikkelingen en mutaties in de werkloosheidsuitgaven tegen elkaar inwerken en elkaar over langere tijd gezien compenseren.

Op basis van de plannen van het nieuwe kabinet uit het regeerakkoord wordt een uitgavenraming voor de kabinetsperiode gemaakt. Deze worden opgenomen in de startnota. Hierin is rekening gehouden met de effecten van het voorgestelde kabinetsbeleid die het CPB heeft doorgerekend. Op basis van de uitgavenramingen resulteert een uitgavenkader voor de drie budgetdisciplinesectoren Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), Sociale Zekerheid en Arbeidsmarktbeleid (SZA) en het Budgettair Kader Zorg (BKZ).

Het uitgangspunt is dat uitgaven die meetellen voor het EMU-saldo, in beginsel ook meetellen bij de uitgaven onder het uitgavenkader. Dit maakt de neerwaartse risico’s aan de uitgavenkant beter beheersbaar. Zo zijn bijvoorbeeld de rentelasten deze kabinetsperiode weer relevant gemaakt voor het uitgavenkader. Hierdoor zijn de rentelasten genormeerd (met uitzondering van de rente die samenhangt met de ingrepen ter versterking van de financiële stabiliteit). Zie voor een totaaloverzicht van het uitgavenkader bijlage 1 van deze Miljoenennota.

Tabel 2.12 geeft een overzicht van de toets van het uitgavenkader, uitgesplitst naar de verschillende deelkaders. Het huidige uitgavenniveau wordt daarbij getoetst aan het uitgavenkader in lopende prijzen. Zoals ook in bovenstaande box over de werking van het uitgavenkader is uitgelegd, wordt het reële uitgavenkader daterend van de startnota nominaal gemaakt door dit te indexeren met de nieuwe raming van de prijs Nationale Besteding (pNB). Uit deze toets blijkt de eventuele onderschrijding al dan niet overschrijding van het uitgavenkader.

Sluitend uitgavenkader in 2012

Tijdens de kabinetsperiode sluit het totale uitgavenkader. Bij de verschillende deelkaders is daarentegen in verschillende jaren sprake van onderschrijding dan wel overschrijding van het uitgavenplafond. De onder- en overschrijding wordt per deelkader toegelicht.

Tabel 2.12 Toets uitgavenkader (in miljarden euro; – is saldoverbeterend)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Rijksbegroting in enge zin

         

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

116,7

116,7

118,9

122,3

123,3

Uitgavenniveau

114,9

116,3

118,8

122,8

123,6

Over- / onderschrijding

– 1,8

– 0,5

– 0,1

0,5

0,3

           

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

         

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

69,2

69,7

71,9

74,4

76,7

Uitgavenniveau

69,7

69,7

71,8

74,1

76,4

Over- / onderschrijding

0,4

0,0

– 0,1

– 0,3

– 0,2

           

Budgettair Kader Zorg

         

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

59,8

63,0

66,9

70,9

74,1

Uitgavenniveau

61,2

63,5

67,0

70,7

74,0

Over- / onderschrijding

1,4

0,5

0,1

– 0,2

– 0,1

           

Totale uitgavenkader

         

Uitgavenkader (in lopende prijzen)

245,7

249,4

257,6

267,6

274,1

Uitgavenniveau

245,7

249,5

257,6

267,6

274,0

Over- / onderschrijding1)

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

1)

Door afronding wijkt de som der delen af van het totaal.

In de 18 Miljard Monitor wordt in een overzicht in miljoenen euro ook weergegeven welke maatregelen het kabinet – naast de maatregelen uit het regeerakkoord – nog extra neemt om het uitgavenkader te houden. De cijfers in dit overzicht komen grotendeels overeen met de cijfers in de toetsing van het uitgavenkader. Maar in de 18 Miljard Monitor worden ook enkele zogenoemde specifieke mutaties meegenomen. Dit zijn mutaties die alleen binnen begrotingen zichtbaar zijn. Wanneer departementen budgettaire problematiek binnen de begroting oplossen, is dit niet te zien in de toetsing van het uitgavenkader, maar wel in de 18 Miljard Monitor. Daarnaast wordt de toetsing van het uitgavenkader afgerond op tienden miljarden euro, terwijl de 18 Miljard Monitor wordt gepresenteerd in miljoenen euro. Dit zorgt voor enige afwijking, aangezien niet alle mutaties worden gepresenteerd in de toetsing van het uitgavenkader. Figuur 2.9 laat de aanvullende maatregelen boven op de 18 miljard euro zien. Deze additionele maatregelen bedragen in 2015 4,5 miljard euro.69 Een uitgebreide toelichting op deze aanvullende maatregelen staat in de 18 Miljard Monitor.

Figuur 2.9 Aanvullende maatregelen kabinet Rutte-Verhagen

Figuur 2.9 Aanvullende maatregelen kabinet Rutte-Verhagen

Rijksbegroting in enge zin

Tabel 2.13 laat de toets van het kader Rijksbegroting in enge zin (RBG-eng) zien.

Tabel 2.13 Toets kader Rijksbegroting in enge zin (in miljarden euro; - is saldoverbeterend)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Kaderstand RBG-eng Startnota

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Macromutaties

         

Ruilvoet

0,1

0,1

0,0

0,0

0,0

HGIS

– 0,1

– 0,1

– 0,2

– 0,1

– 0,2

EU-afdrachten

– 0,4

0,0

0,0

0,0

0,0

Dividenden staatsdeelnemingen

– 0,3

0,1

0,1

0,1

0,1

Beleidsmatige mutaties

         

Apurement

0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

OCW

– 0,1

0,2

0,2

0,1

– 0,1

Bijdrage aan zorg en overige tegenvallers

0,0

– 0,3

– 0,3

– 0,2

– 0,2

Bijzondere bijstand

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

Overige mutaties

         

Vooruitbetalingen/terug ontvangsten 2010

– 0,3

0,0

0,0

0,0

0,0

Reserve voorjaar

– 0,5

0,1

0,1

0,1

0,1

Intertemporele compensatie diverse begrotingen

– 0,1

– 0,8

0,0

0,3

0,4

Afwikkeling FES

– 0,1

0,0

0,0

0,0

0,0

Ramingsbijstelling studiefinanciering

– 0,1

– 0,1

– 0,1

0,0

0,0

Overige mutaties

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

Stand kadertoetsing Miljoenennota 20121)

– 1,8

– 0,5

– 0,1

0,5

0,3

Rentelasten

– 1,0

– 1,2

– 0,8

– 0,6

– 0,1

1)

Door afronding wijkt de som der delen af van het totaal.

De jaren 2011 tot en met 2013 kenmerken zich door een onderschrijding van het deelkader. In de jaren 2014 en 2015 overschrijden de uitgaven het kader RBG-eng. Deze overschrijding wordt gecompenseerd door onderschrijdingen van de kaders Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt en het Budgettair Kader Zorg. Hierdoor sluit het totaalkader gedurende de gehele kabinetsperiode. De verschillende mutaties worden hieronder toegelicht.

Macromutaties

Ten opzichte van de startnota zijn de prijzen gedaald. De neerwaartse aanpassing van het kader als gevolg van de daling in de prijs Nationale Bestedingen (pNB) is groter dan de daling in de nominale ontwikkeling onder het kader. Dit resulteert binnen het kader RBG-eng in de jaren 2011–2012 in een ruilvoetverlies. Voor de jaren 2013 tot en met 2015 is de neerwaartse aanpassing van het kader in evenwicht met de daling van de nominale uitgaven onder het kader.

Het budget voor ontwikkelingssamenwerking (ODA) is gekoppeld aan het bruto nationaal product. Als gevolg van een lagere raming voor het bruto nationaal product op basis van de meest recente macro-economische inzichten, dalen de uitgaven aan ontwikkelingssamenwerking. Daarnaast wordt in 2013 de raming van de klimaatinstrumenten Clean Development Mechanism (CDM) en Joint Implementation (JI) neerwaarts bijgesteld, als gevolg van het aflopen van deze instrumenten na 2012 en de verwachte onderuitputting die dan optreedt. Tot slot worden de non-ODA middelen op de begroting van Buitenlandse Zaken vanaf 2014 verlaagd.

De EU-afdrachten laten een incidentele meevaller zien. Dit wordt vooral veroorzaakt door het overschot van de begroting 2010 dat is ontstaan doordat op de EU-begroting minder is uitgegeven dan begroot.

In 2011 ontstaat een meevaller op de dividenden van verschillende staatsdeelnemingen en in 2012 een tegenvaller van 0,1 miljard euro vanwege de Gasunie. Recent is gebleken dat de NMa het reguleringsregime voor Gasunie fors zal aanscherpen, met negatieve gevolgen voor de financiële positie van Gasunie. Dit leidt op de balans van Gasunie naar verwachting tot een bijzondere waardevermindering van 1,7 miljard euro over boekjaar 2011. Hierdoor kan in 2012 geen dividend worden uitgekeerd. Voor de jaren 2013 tot en met 2015 is bij De Nederlandsche Bank (DNB) sprake van een neerwaartse aanpassing van de dividendraming. De dividendraming wordt neerwaarts bijgesteld vanwege verslechterde algemene economische omstandigheden en door toegenomen risico’s als gevolg van regelgeving (onder meer Basel III) met mogelijke consequenties voor de kapitaalbehoefte of investeringsagenda van de deelnemingen.

Beleidsmatige mutaties

Het kabinet wil het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie graag de kans geven om een aantal (toekomstige) financiële correcties vanuit de EU op te kunnen vangen. Daarom is budget vrijgemaakt binnen de eigen begroting. Het betreft correcties op Nederlandse declaraties bij Europese fondsen voor die gevallen waarbij de uitvoering in de ogen van de Commissie niet volgens Europese regelgeving heeft plaatsgevonden. Dit staat bekend als apurement-procedure.

De Tweede Kamer is op 13 april 2011 per brief geïnformeerd over de fasering van de maatregelen uit het regeerakkoord ten aanzien van passend onderwijs en langstudeerders (verhoging collegegeld en efficiencykorting op instellingen).70 In de brief zijn de budgettaire gevolgen van deze fasering en de bijbehorende dekking opgenomen. De budgettaire gevolgen zijn binnen de begroting van OCW gedekt. De prijsbijstelling tranche 2011 is gedeeltelijk ingezet ter dekking van de fasering van de maatregelen uit het regeerakkoord ten aanzien van langstudeerders en passend onderwijs.

Het kabinet is geconfronteerd met aanzienlijke tegenvallers in de zorg. De tegenvallers in de zorg worden vanaf 2014 volledig binnen de zorg opgelost; voor de jaren 2012 en 2013 leveren de begrotingen binnen de kaders RBG-eng en SZA een evenredige bijdrage om de hogere uitgaven in de zorg in die jaren te compenseren. De begrotingen binnen het kader RBG-eng dragen daarnaast structureel bij om tegenvallers binnen het kader op te lossen.

De koopkracht van minima wordt ondersteund door 0,1 miljard euro extra uitgaven ten behoeve van de bijzondere bijstand. Deze uitgaven lopen via het Gemeentefonds.

Overige mutaties

Zoals gemeld in de Najaarsnota 2010, hebben in 2010 vooruitbetalingen plaatsgevonden voor de OV-studentenkaart en het basispakket Beheer en Onderhoud Hoofdwegennet. Daarnaast vindt in 2011 (de in de Najaarsnota gemelde) terugontvangst van te veel bevoorschotte inburgeringsmiddelen plaats. Een grotere post betreft de zogenoemde voorjaarsreserve. Bij startnota is geanticipeerd op hogere uitgaven in 2011 en daartegenover lagere uitgaven in 2012–2015. De totale uitgavenruimte is aldus herverdeeld over de kaderperiode; per saldo is hiermee geen extra ruimte gecreëerd. Verder zijn verschillende intertemporele compensaties toegestaan bij onder andere het Infrastructuurfonds, de HGIS en de begroting van OCW.

Bij Slotwet 2010 heeft het Fonds Economische Structuurversterking (FES) de laatste uitgaven verrekend. Voor sommige projecten is in 2010 minder uitgegeven dan begroot, voor andere projecten meer. Deze zijn toegelicht in het jaarverslag 2010 van het FES. De over- of onderschrijding van de begroting in 2010 is gesaldeerd met de geraamde uitgaven in 2011. Het saldo hiervan bedraagt 0,1 miljard euro negatief.

Voor studiefinanciering worden minder uitgaven verwacht ten opzichte van de eerdere raming. De lagere uitgaven komen voort uit minder omzettingen van prestatiebeurs in gift, lager gebruik van de aanvullende beurs en hoger dan geraamde renteontvangsten. Bij de uitgaven OV-studentenkaart doen zich tegenvallers voor. De raming is daarnaast bijgesteld op basis van realisatiecijfers 2011 en de verwachte doorwerking van eerdere meevallers.

Met ingang van de huidige kabinetsperiode is in de begrotingsregels opgenomen dat het uitgavenkader wordt gecorrigeerd (verlaagd) voor zover de rentelasten lager zijn dan in de startnota geraamd. Ten opzichte van startnota is de rentevoet gedaald. In 2011 en 2012 is het feitelijk financieringssaldo afgenomen, met name door de aflossing van de kapitaalversterkingen aan ING en AEGON. Vanaf 2013 daalt het EMU-saldo ten opzichte van de raming bij startnota. Per saldo ontstaat een structurele rentemeevaller die daarvoor in omvang afneemt vanaf 2012.

Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt

Kader SZA sluit op nul in 2012

Tabel 2.14 Toets kader Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (in miljarden euro; – is saldoverbeterend)
 

2011

2012

2013

2014

2015

Kadertoets SZA startnota

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Macromutaties

         

Ruilvoet

0,0

0,0

0,0

– 0,1

– 0,2

Werkloosheid

– 0,3

– 0,1

– 0,2

– 0,3

– 0,3

Uitvoeringsmutaties

         

Kinderopvang

0,2

0,3

0,3

0,3

0,4

WAO/WIA

0,2

0,1

0,2

0,2

0,3

AOW

0,1

0,1

0,1

0,2

0,3

Overig

0,0

0,1

0,0

0,0

0,0

Overige mutaties

         

Maatregelen Ziektewet

0,0

0,0

0,0

– 0,1

– 0,2

Maatregelen Kinderopvang

0,0

0,0

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Geen indexatie Kinderbijslag

0,0

0,0

0,0

– 0,1

– 0,1

Nader in te vullen taakstelling MEV problematiek

0,0

0,0

– 0,2

– 0,2

– 0,2

Bevoorschotting Wajong

0,4

– 0,4

0,0

0,0

0,0

Verhoging Kindgebonden budget

0,0

0,1

0,1

0,1

0,1

Verlaging Kinderbijslag

0,0

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Overig

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Kadertoets SZA Miljoenennota 2012

0,4

0,0

– 0,1

– 0,3

– 0,2

Binnen het SZA-kader doet zich met name door een neerwaartse bijstelling van de werkloosheidsraming van het CPB een meevaller voor bij de macromutaties. Hiertegenover staan uitvoeringstegenvallers. De uitgaven aan de kinderopvangtoeslag zijn naar boven bijgesteld. Dit komt met name doordat de raming is bijgesteld op een hogere deelnameontwikkeling, het aantal afgenomen uren en gedragseffecten. De tegenvaller bij de arbeidsongeschiktheidsregelingen wordt voornamelijk veroorzaakt doordat meer mensen instromen in de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Verder zijn naar aanleiding van nieuwe prognoses van het CBS met betrekking tot de levensverwachting de volumes in de AOW opwaarts bijgesteld. Dit leidt tot een stijging van de AOW-uitgaven.

De tegenvallende uitvoeringsmutaties worden intertemporeel gecompenseerd door diverse maatregelen binnen de sociale zekerheid. Het betreft allereerst verschillende maatregelen bij de Ziektewet. De loongerelateerde periode wordt hier beperkt via een referte-eis. Premiedifferentiatie in de Ziektewet en WGA-vangnetlasten geeft werkgevers een extra prikkel om ziekteverzuim van vangnetters te beperken. Ten slotte wordt per 2013 de keuring op algemeen geaccepteerde arbeid, die momenteel bij de toegang tot de WIA plaatsvindt, vervroegd. Bij de kinderopvang vindt eenmalig geen indexatie plaats van de maximum uurprijs en worden maatregelen genomen om onbedoeld gebruik tegen te gaan. De kinderbijslag wordt vanaf 2013 tweemaal een half jaar niet geïndexeerd.

Bij de MEV heeft zich een macrotegenvaller voorgedaan binnen het SZA-kader. Om het kader te laten sluiten wordt in het voorjaar van 2012, op basis van deze problematiek, een taakstelling van circa 0,2 miljard euro per jaar vanaf 2013 belegd met nadere maatregelen. Om het uitgavenbeeld in 2012 te ontzien is een deel van de bevoorschotting van de Wajong een jaar naar voren gehaald.

De koopkracht van gezinnen met kinderen en een (beneden)modaal inkomen wordt ondersteund door een verschuiving van budget van de kinderbijslag naar het kindgebonden budget. Daarnaast wordt de koopkracht van minima ondersteund door 0,1 miljard euro extra uitgaven ten behoeve van de bijzondere bijstand. Deze uitgaven lopen via het Gemeentefonds.

Doordat in het totaalbeeld van het SZA-kader eveneens dekking is gevonden voor een taakstelling van 0,1 miljard euro in 2012 en 2013 ter dekking van budgettaire problemen in het kader Zorg, wordt in het SZA-kader over de periode 2011 tot en met 2015 een onderschrijding van 0,2 miljard euro zichtbaar.

Budgettair Kader Zorg

Overschrijding budgettair kader zorg in 2012: 0,5 miljard euro

Tabel 2.15 Toets Budgettair Kader Zorg (in miljarden euro; – is saldoverbeterend)

2011

2012

2013

2014

2015

Kadertoets BKZ startnota

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

Macromutaties

         

Ruilvoet

0,2

0,5

0,5

0,5

0,5

Beleidsmatige mutaties

         

Tegenvallers zorg

1,3

1,6

1,9

1,9

2,3

Hoofdlijnenakkoord instellingen voor medisch specialistische zorg

0,0

– 0,3

– 0,3

– 0,3

– 0,3

Tariefmaatregel huisartsen

0,0

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Ggz

0,0

– 0,4

– 0,4

– 0,4

– 0,4

Pakketmaatregelen

0,0

– 0,3

– 0,2

– 0,2

– 0,2

Farmaceutische hulp

0,0

0,0

– 0,1

– 0,1

– 0,1

Persoonsgebonden budgetten

0,0

– 0,1

– 0,3

– 0,8

– 0,9

Inkomensafhankelijke Wtcg

0,0

0,0

– 0,3

– 0,3

– 0,3

Overige mutaties

         

Overig

– 0,1

– 0,4

– 0,7

– 0,5

– 0,7

Kadertoets BKZ Miljoenennota 20121

1,4

0,5

0,1

– 0,2

– 0,1

1

Door afronding wijkt de som der delen af van het totaal.

De kadertoetsing van het BKZ levert voor 2011 een sterk verslechterd beeld op. Dit komt vooral door forse tegenvallers binnen de zorg en een ruilvoetverslechtering. Vanaf 2012 wordt een aantal maatregelen genomen om deze overschrijding grotendeels te compenseren. Dit moet ervoor zorgen dat de begroting vanaf 2014 binnen het kader blijft.

De actualisering van de zorguitgaven op basis van nieuwe gegevens over 2009 en 2010 van het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) bracht tegenvallers aan het licht als gevolg van hogere uitgaven door met name ziekenhuizen, zelfstandige behandelcentra, de medisch specialisten, de ggz en de zorg in AWBZ-instellingen. De overschrijding bij de medisch specialisten heeft alleen betrekking op 2011 aangezien per 2012 het beheersmodel medisch specialisten in werking treedt. Voor de meeste andere categorieën zien we de overschrijding ook in de uitgaven vanaf 2012 en verder.

Naast tegenvallers als gevolg van actuele cijfers zijn er ook tegenvallers doordat enkele maatregelen niet doorgaan, ramingen zijn bijgesteld en beleid is gewijzigd. Zo was het bijvoorbeeld niet mogelijk om een minimale eigen bijdrage in de AWBZ in te voeren. Daarnaast is de invoering van eigen bijdragen in de ggz uitgesteld tot 2012. Verder zijn de verwachte uitgaven aan persoonsgebonden budgetten (pgb’s) vanaf 2012 naar boven bijgesteld.

Om deze tegenvallers te compenseren worden maatregelen genomen. Deze maatregelen leiden veelal pas in 2012 tot opbrengsten. In de curatieve zorg is in het hoofdlijnenakkoord tussen de overheid, zorgverzekeraars en zorgaanbieders (van 4 juli 2011) afgesproken dat de sector een deel van de overschrijding zelf compenseert. Ook wordt het huisartsenkader gekort en wordt bespaard op de ggz (bijvoorbeeld met een tarief- en budgetkorting en door aanpassingsstoornissen uit het pakket te halen). Daarnaast worden beperkende maatregelen genomen met gevolgen voor het basispakket. Stoppen met roken, dieetadvisering, vijf extra behandelingen fysiotherapie, maagzuurremmers exclusief chronisch gebruik zitten niet langer in het basispakket. Ook wordt de beweegkuur niet opgenomen in het pakket. Verder is ruimte gecreëerd bij de farmaceutische hulp. Bij de langdurige zorg wordt de keuzemogelijkheid voor het pgb beperkt tot verblijfsgeïndiceerden. Ook worden maatregelen genomen om de kosten van de invoering van integrale tarieven te beperken. Tot slot wordt de Wtcg (Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten) inkomensafhankelijk gemaakt.

Alle genomen maatregelen worden nader toegelicht in het Financieel Beeld Zorg in de begroting van VWS.

Licence