Base description which applies to whole site

12 OVERZICHT RISICOREGELINGEN VAN HET RIJK

Tabellen 12.1, 12.2, 12.3 en 12.4 geven een totaaloverzicht van directe en indirecte risicoregelingen van het Rijk. Voor details over onderstaande garantieregelingen en achterborgstellingen wordt verwezen naar begrotingen en jaarverslagen van de betreffende vakdepartementen

Garanties

Een garantie is een voorwaardelijke, financiële verplichting van het Rijk aan een derde buiten het Rijk, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet. Garantieregelingen worden als verplichting opgenomen in de begroting van het betreffende vakdepartement.

Tabel 12.1 bevat de garantieregelingen van het Rijk. Alle regelingen met een uitstaand risico groter dan 100 miljoen euro zijn weergegeven. Alle regelingen met een uitstaand risico, een risicoplafond en mutaties kleiner dan 100 miljoen euro zijn samengevat in de post «Overig». Het overzicht geeft de stand eind augustus weer. Ontwikkelingen daarna zijn niet in het overzicht opgenomen. Deze worden meegenomen in het overzicht risicoregelingen bij het Financieel Jaarverslag Rijk 2020. In het overzicht worden achtereenvolgens de begroting (b), het begrotingsartikel (a) en de omschrijving van de garantie weergegeven. Daarachter staat voor de jaren 2019, 2020 en 2021 het bedrag dat daadwerkelijk als risico is verleend dan wel door de Tweede Kamer is geautoriseerd, genaamd de «uitstaande garanties». Onder de uitstaande garanties vallen ook de garanties die in eerdere jaren zijn verstrekt. In 2020 en 2021 worden garanties verleend en komen garanties te vervallen. Dit is terug te lezen in de kolommen «geraamd te verlenen» en «geraamd te vervallen».

Een garantieregeling van het Rijk kent vrijwel altijd een maximum, het zogenaamde plafond. Dit plafond kan een jaarlijks plafond zijn (per jaar mag een maximaal bedrag aan garanties worden verleend) of een totaalplafond (er mogen nooit meer garanties verleend worden dan het plafond). In tabel 12.1 is onderscheid gemaakt tussen beide soorten plafonds. Bij regelingen waar geen plafond is afgesproken, is het totaalplafond gelijk gesteld aan de uitstaande garanties. Bij internationale organisaties is gekozen het garantieplafond gelijk te stellen aan de uitstaande garanties. Hiervan is sprake bij de Europese garanties (EFSF, EFSM, ESM en NGEU) en de garanties aan een aantal internationale financiële instellingen (IMF en Wereldbank).

Door de coronacrisis is het volume van garantieregelingen aanzienlijk toegenomen. Om de risico’s voor de overheidsfinanciën te beheersen, en een goede afweging tussen verschillende beleidsinstrumenten te bevorderen, hanteert het kabinet een ‘nee-tenzij’-beleid ten aanzien van risicoregelingen. Dit beleid is vastgelegd in de begrotingsregels23 en houdt in dat het kabinet terughoudend is met het aangaan van nieuwe en verruimingen van bestaande regelingen. Soms kan het verstandig zijn om nieuwe risico’s aan te gaan – bijvoorbeeld tijdens deze coronacrisis - maar hier is wel een goede onderbouwing voor noodzakelijk. Deze controle aan de poort heeft concreet vorm gekregen in het Toetsingskader Risicoregelingen24, dat eveneens is vastgelegd in de begrotingsregels. Dit toetsingskader zorgt ervoor dat we ook in deze onzekere tijden een degelijke afweging blijven maken. Bij consequente toepassing in de toekomst zullen de risico’s na de crisis weer afnemen.

Tabel 12.1 Garantieregelingen van het Rijk (in miljoenen euro)

b

a

omschrijving

Uitstaande garanties

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Geraamd te verlenen

Geraamd te vervallen

Uitstaande garanties

Garantie-plafond

Totaal plafond

   

2019

2020

2020

2020

2020

2021

2021

2021

2021

 

V

3

IS-Raad van Europa

176,7

  

176,7

   

176,7

 

176,7

VIII

7

Bouwleningen academische ziekenhuizen

151,2

  

151,2

   

151,2

 

176,6

VIII

14

Achterborgovereenkomst NRF

328,0

20,7

14,7

333,9

   

333,9

 

380,0

VIII

14

Indemniteitsregeling

250,4

175,4

220,4

205,4

   

205,4

 

300,0

IXB

2

Single Resolution Fund

4.163,5

  

4.163,5

   

4.163,5

 

4.163,5

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

9.768,9

  

9.768,9

   

9.768,9

 

9.768,9

IXB

3

Financieringsmaatschappij voor ontwikkelingslanden (FMO)

5.507,0

  

5.507,0

   

5.507,0

 

5.507,0

IXB

3

Garantie KLM

 

2.160,0

 

2.160,0

   

2.160,0

 

2.160,0

IXB

4

Asian Infrastructure Investment Bank (AIIB)

734,4

6,6

 

741,0

   

741,0

 

741,0

IXB

4

DNB - deelneming in kapitaal IMF

43.832,9

716,8

 

44.549,7

  

2.050,2

42.499,5

 

44.549,7

IXB

4

European Bank for Reconstruction and Development (EBRD)

589,1

  

589,1

   

589,1

 

589,1

IXB

4

European Financial Stability Facility (EFSF)

34.154,2

  

34.154,2

   

34.154,2

 

34.154,2

IXB

4

European Financial Stabilisation Mechanism (EFSM)

2.940,0

 

168,4

2.771,6

   

2.771,6

 

2.940,0

IXB

4

European Investment Bank (EIB)

9.895,5

1.900,4

 

11.796,0

   

11.796,0

 

11.796,0

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

 

1.301,4

 

1.301,4

   

1.301,4

 

1.301,4

IXB

4

European Stability Mechanism (ESM)

35.429,9

 

6,2

35.423,7

  

67,1

35.356,7

 

35.423,7

IXB

4

Kredieten EU-betalingsbalanssteun

2.450,0

1.262,0

 

3.712,0

   

3.712,0

 

3.712,0

IXB

4

Support to mitigate Unemployment Risks in an Emergency (SURE)

 

6.071,2

 

6.071,2

   

6.071,2

 

6.071,2

IXB

4

Next Generation EU (NGEU)

 

27.401,1

 

27.401,1

   

27.401,1

 

27.401,1

IXB

4

Wereldbank

5.387,4

48,8

 

5.436,2

   

5.436,2

 

5.436,2

IXB

5

Exportkredietverzekering

16.402,6

10.000,0

10.000,0

16.402,6

10.000,0

10.000,0

10.000,0

16.402,6

10.000,0

 

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

 

12.000,0

 

12.000,0

   

12.000,0

 

12.000,0

XIII

2

Borgstelling MKB Kredieten (BMKB)

1.868,3

1.500,0

474,0

2.894,3

1.500,0

765,0

530,0

3.129,3

765,0

 

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering Corona

 

8.500,0

 

8.500,0

  

1.400,0

7.100,0

 

8.500,0

XIII

2

Garantie Ondernemingsfinanciering (GO)

320,9

1.500,0

50,7

1.770,2

1.500,0

400,0

50,0

2.120,2

400,0

 

XIII

2

Groeifaciliteit

91,2

85,0

23,7

152,5

85,0

85,0

23,0

214,5

85,0

 

XIII

2

Klein Krediet Corona

 

713,0

 

713,0

   

713,0

 

713,0

XIII

2

Microkredieten

125,0

5,0

6,4

123,5

  

11,3

112,3

 

130,0

XIII

2

MKB-financiering

268,2

  

268,2

   

268,2

 

268,2

XIII

4

Aardwarmte

45,5

66,6

34,4

77,7

66,6

66,6

 

144,3

66,6

 

XIV

11

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

329,9

82,0

30,0

381,9

300,0

82,0

32,0

431,9

82,0

 

XIV

11

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)

 

180,0

 

180,0

  

60,0

120,0

 

180,0

XIV

12

Garantie voor natuurgebieden en landschappen

327,5

 

19,4

308,1

   

327,5

 

327,5

XVI

2&3

Instellingen voor de gezondheidszorg

207,7

43,0

55,3

195,4

  

29,8

165,6

 

215,8

XVI

3

Voorzieningen tbv instellingen gehandicapten

12,7

 

1,8

10,9

  

1,8

9,2

 

10,9

XVI

3

Voorzieningen tbv instellingengehandicapten

44,8

0,2

4,6

40,4

  

4,1

36,3

 

40,4

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

157,6

50,0

 

207,6

 

50,0

 

257,6

 

675,0

XVII

1

Garantie DRIVE

49,3

55,0

 

104,3

55,0

  

104,3

55,0

 

XVII

1

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

8,7

24,0

 

32,7

 

24,0

 

56,7

 

140,0

XVII

3

International Finance Facility for Education (IFFEd)

 

222,5

 

222,5

   

222,5

 

222,5

XVII

5

Garanties Regionale Ontwikkelingsbanken

2.221,3

102,5

 

2.323,7

 

102,5

 

2.426,2

 

2.426,2

XVII

5

Garanties IS-NIO

119,0

 

14,6

104,5

  

10,2

94,3

 

108,1

  

Overig

253,7

42,2

8,7

287,2

0,5

41,9

10,1

319,0

38,4

204,2

  
  

Totaal

178.613

76.235

11.133

243.715

13.507

11.617

14.279

241.072

11.492

222.910

Tabel 12.2 bevat de uitgaven en ontvangsten behorende bij de door de staat verstrekte garanties in 2020 en 2021. Alleen garanties waarop daadwerkelijk uitgaven en ontvangsten zijn gedaan worden hier weergegeven. De in de tabel getoonde uitgaven betreffen de schade-uitkeringen op afgegeven garanties. De in de tabel getoonde ontvangsten betreffen zowel ontvangen premies, als op derden verhaalde (schade-)uitkeringen.

Tabel 12.2 Uitgaven en ontvangsten door staat verstrekte garanties (in duizenden euro)

b

a

omschrijving

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo 2020

Uitgaven

Ontvangsten

Saldo 2021

   

2020

2020

 

2021

2021

 

VI

33

Garantiestelling Faillissementscuratoren dienst JUSTIS

3.500

0

‒ 3.500

3.500

0

‒ 3.500

IXB

1

Garantie procesrisico's

295

0

‒ 295

245

0

‒ 245

IXB

2

Terrorismeschades (NHT)

0

625

625

0

625

625

IXB

2

WAKO (kernongevallen)

0

614

614

0

614

614

IXB

3

Garantie KLM

0

6.000

6.000

0

18.000

18.000

IXB

3

Tennet

0

3.156

3.156

0

0

0

IXB

4

EIB - pan Europees Garantiefonds

260.276

0

‒ 260.276

0

0

0

IXB

5

Exportkredietverzekering

136.900

95.954

‒ 40.946

142.000

231.870

89.870

IXB

5

Herverzekering leverancierskredieten

950.000

390.000

‒ 560.000

350.000

100.000

‒ 250.000

XIII

2

Borgstelling MKB krediet (BMKB)

36.897

33.000

‒ 3.897

37.523

33.000

‒ 4.523

XIII

2

Garantie Ondernemersfinanciering (GO)

11.745

13.000

1.255

11.745

13.000

1.255

XIII

2

Groeifaciliteit

8.772

8.000

‒ 772

8.472

8.000

‒ 472

XIII

4

Aardwarmte

4.500

700

‒ 3.800

600

1.000

400

XIV

11

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten (BL, BL plus en landbouwinnovatie)

2.000

20.700

18.700

2.000

1.800

‒ 200

XIV

11

Borgstelling MKB- Landbouwkredieten Corona (BL-C)*

0

1.375

1.375

2.500

100

‒ 2.400

XIV

11

Vermogens Versterkend Krediet (BL-VVK)

0

100

100

0

200

200

XVII

1

Garantie Dutch Good Growth Fund (DGGF)

5.000

3.000

‒ 2.000

5.000

3.000

‒ 2.000

XVII

1

Dutch Trade and Investment Fund (DTIF)

7.000

500

‒ 6.500

7.000

1.000

‒ 6.000

XVII

1

Garantie Faciliteit Opkomende Markten (FOM)

0

300

300

0

300

300

Achterborgstellingen

Naast het risico uit garantieregelingen staat het Rijk ook indirect bloot aan risico’s uit achterborgstellingen. In die gevallen wordt de daadwerkelijke garantieverplichting niet afgegeven door het Rijk maar door een daarvoor aangewezen tussenpersoon, bijvoorbeeld een stichting. Het Rijk wordt pas aangesproken zodra de tussenpersoon niet aan haar verplichtingen kan voldoen. In de begroting van het betreffende vakdepartement worden achterborgstellingen niet als verplichting opgenomen. De achterborgstellingen zijn opgenomen in tabel 12.3.

Het risico uit de achterborgstellingen (in tabel 12.3) is niet één op één te vergelijken met het risico uit de garantieregelingen (in tabel 12.1), aangezien het risico over meerdere partijen wordt gespreid. Per achterborgstelling zijn er verschillende mogelijkheden om eventuele schade te dekken. Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) beschikt over een fondsvermogen en kan daarnaast indien nodig obligo ophalen bij deelnemende woningcorporaties ter hoogte van € 3,19 miljard. Ook kunnen woningcorporaties in financiële problemen onder bepaalde voorwaarden een aanvraag doen voor saneringssteun. Saneringssteun wordt bekostigd via een heffing aan corporaties en deze middelen lopen via een risicovoorziening op de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Alle woningcorporaties zijn op basis van de wet verplicht om deze heffing te betalen. Financiële problemen bij corporaties worden in eerste instantie dus betaald door de corporatiesector zelf via het fondsvermogen WSW, obligo en de saneringsheffing. Pas daarna komen Rijk en gemeenten in beeld via de achtervang. De achtervang is nog niet eerder aangesproken

De Stichting Waarborgfonds Zorg (WFZ) kent een soortgelijke regeling. Ook hier wordt eerst het bufferkapitaal van de stichting aangesproken om schade te dekken. Daarna moeten de zorginstellingen met een door het WFZ geborgde lening een percentage (maximaal 3 procent van de uitstaande garanties van de deelnemende zorginstelling) van het leningenbedrag afdragen (obligo). Mocht dit onvoldoende zijn om de verplichtingen van het WFZ na te komen, dan kan het WFZ een beroep doen op de rijksoverheid. Bij het WEW geldt geen obligoverplichting. Hier dienen huizen als onderpand, waardoor de schade zich beperkt tot eventuele restschulden na gedwongen verkoop. Het WEW teert bij verlies direct in op het bufferkapitaal.

Daarnaast worden bij twee achterborgstellingen de risico’s gedeeld met gemeenten. Zo worden de verplichtingen die het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) voor 1 januari 2011 is aangegaan voor 50 procent gedekt door gemeenten en voor 50 procent door de rijksoverheid. Verplichtingen aangegaan na deze datum worden volledig door de rijksoverheid gedekt. Bij het WSW wordt de gehele positie gelijkelijk met gemeenten gedeeld.

Tabel 12.3 Achterborgstellingen (in miljoenen euro)
 

Realisatie 2019

Raming 2020

Raming 2021

Totaal Achterborgstellingen

283.767

292.914

307.731

Stichting Waarborgfonds Zorg

6.706

6.390

6.130

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

80.061

84.000

87.100

Waarborgfonds Eigen Woningen

197.000

202.524

214.501

    

Bufferkapitaal

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

291,3

295,3

299,6

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

527

518

509

Waarborgfonds Eigen Woningen

1.437

1.516

1.601

    

Obligo

   

Stichting Waarborgfonds Zorg

202,3

191,2

183,4

Waarborgfonds Sociale Woningbouw

3.036

3.189

3.308

Leningen

Een lening wordt in principe met rente terugbetaald. Het risico dat de overheid loopt over leningen is de mogelijkheid dat de lenende partij de hoofdsom en/of de renteverplichtingen niet, slechts deels of pas op een later moment kan (terug)betalen. Dit kredietrisico moet worden meegeteld in de rentevoorwaarden. Met andere woorden: hoe groter het risico, hoe hoger de rente. Leningen vormen daarmee een risico voor de rijksbegroting. Voor het aangaan van nieuwe leningen geldt het nee, tenzij-beleid en is het kabinet dus terughoudend. Tabel 12.4 bevat een overzicht van de door het Rijk verstrekte leningen sinds de start van de coronacrisis.

Tabel 12.4 Door het rijk verstrekte leningen (in duizenden euro)

b

omschrijving

Uitstaande lening

Looptijd lening

  

2020

 

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacao en Sint-Maarten (1e tranche)

135.000

2 jaar

IV

Liquiditeitssteun Aruba, Curacoa en Sint-Maarten (2e tranche)

185.150

2 jaar

IV

Liquiditeitssteun loonsubsidie Aruba 2020

24.700

2 jaar

IV

Liquiditeitssteun loonsubsidie Sint Maarten 2020

10.000

2 jaar

XIII

Corona overbruggingslening (COL-faciliteit) voor start-ups en scale-ups

300.000

31 dec. 2026

XIII

Lening Stichting Garantiefonds Reisgelden

150.000

6 jaar

XIII

Steun aan IHC (voorheen Royal IHC)

40.000

onb. looptijd

IXB

Steun KLM

1.000.000

5 jaar

XIII

Lening Waddenveren

4.000

1 jaar

    
 

Totaal

1.848.850

 

Licence