Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 3 Versterkte Europese samenwerking

Operationele doelstelling 3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt.

Nederland heeft zich actief ingezet voor een versterking van de begrotingsdiscipline en een versterking van de governance van de Eurozone. De kabinetsvisie hierover is uiteengezet in de Kamerbrief over de toekomst van de Economische en Monetaire Unie d.d. 7 september 2011. Deze brief bepleit onder meer een versterking van de onafhankelijke positie van de Europese Commissaris verantwoordelijk voor de handhaving van de Europese begrotingsregels. Een belangrijk aantal van deze voorstellen heeft geleid tot nieuwe afspraken in Brussel. Zo is de onafhankelijkheid van de verantwoordelijke Commissaris versterkt in navolging van de besprekingen op de Europese Raad van oktober 2011, en heeft de Commissie nieuwe wetgevingsvoorstellen uitgebracht voor een versterkt toezicht op nationale begrotingen en op landen in een kwetsbare financieel-economische situatie. De Europese Raad van december 2011 besloot tot slot tot het opstellen van een nieuw verdrag tussen 25 EU-lidstaten over een strengere begrotingsdiscipline en een versterkte coördinatie van het economische beleid.

In het kader van de invulling van de kerndoelen van de Europa 2020-strategie heeft Nederland in april 2011 het jaarlijkse Nationaal Hervormingsprogramma aan de Europese Commissie gestuurd. De Europese Raad van 23 en 24 juni 2011 bekrachtigde in dit verband de door de Europese Commissie opgestelde landenspecifieke aanbevelingen voor economische hervormingen.

De Nederlandse standpunten ten behoeve van de start van de onderhandelingen over de nieuwe Europese meerjaren begroting 2014–2020 zijn geformuleerd in een tweetal stukken: Kabinetsinzet onderhandelingen Meerjarig Financieel Kader EU voor de periode vanaf 2014 en de Kabinetsreactie op voorstellen Europese Commissie voor Meerjarig Financieel Kader EU 2014–2020.

Nederland stelt zich positief op in de onderhandelingen over de toetreding van de Europese Unie tot het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens. Op 3 oktober 2011 zonden ministers Rosenthal en Opstelten een gezamenlijke brief aan de Eerste en Tweede Kamer met het kabinetsstandpunt over de hervorming van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) en toetreding van de EU tot het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens (EVRM).

Ten aanzien van de EDEO heeft Nederland een non-paper opgesteld en namens de Benelux aan Hoge Vertegenwoordiger Ashton aangeboden. Doel van dit paper is een betere samenwerking tussen de EDEO en de lidstaten te bevorderen.

Een pilot onder Nederlandse leiding, samen met Frankrijk en Duitsland, om nadere uitwerking te geven aan het evaluatiemechanisme voor justitiële samenwerking in strafzaken loopt. In 2011 is op het terrein van het versterken van het wederzijds vertrouwen tussen de lidstaten voornamelijk aandacht uitgegaan naar het toevoegen van rechtsstatelijke aspecten bij het uitvoeren van Schengenevaluaties. Hiermee zou in het belang van alle lidstaten en de burger beter gewaarborgd kunnen worden dat binnen Schengen effectief wordt opgetreden tegen grensoverschrijdende vormen van criminaliteit, waaronder mensenhandel, migratiecriminaliteit en tegen corruptie.

De VN-Klimaattop te Durban (CoP-17): Nederland bracht zijn inzet voor de onderhandelingen in via een bredere EU-positie die werd vastgesteld in de Milieuraad van 10 oktober, de ECOFIN van 4 oktober en 8 november en de Europese Raad van 23 oktober 2011.

In Durban werden door partijen afspraken gemaakt over:

  • het opstarten van een proces om te komen tot een nieuw bindend instrument (niet later dan 2015), dat toepasselijk zal zijn voor alle landen en dat vanaf 2020 moet worden geïmplementeerd;

  • het operationaliseren van het Groene Klimaatfonds;

  • de verlenging van het Kyoto-protocol met een tweede verplichtingenperiode.

Operationele doelstelling 3.2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen.

De Europese Dienst Extern Optreden heeft in 2011 aan effectiviteit gewonnen. De organisatie staat en de topposities werden vervuld. Hoge Vertegenwoordiger (HV) Ashton speelde een zichtbare rol, onder meer bij de transitie in de Arabische regio, de dialoog tussen Servië en Kosovo en de verdere aanscherping van het EU-sanctieregime tegen Iran.

Nederland heeft in 2011 in een Benelux-paper, samen met 11 andere lidstaten, gepleit voor een betere wisselwerking tussen de EDEO en nationale diplomatieke diensten. Daarnaast heeft Nederland in 2011 ook onderstreept dat de EDEO zich meer zou kunnen toeleggen op consulaire dienstverlening. Er werkten in 2011 64 Nederlanders bij de EDEO (vier procent), waarvan acht als delegatiehoofd (ruim zes procent).

Mede onder leiding van de Vaste Voorzitter van de Europese Raad, Herman van Rompuy, heeft de EU in 2011 verdere invulling gegeven aan de wens om de brede relaties met strategische partners als de VS, China, India en Rusland te verdiepen. Herstel van de mondiale economie en duurzame economische groei speelde in 2011 een belangrijke rol in de Toppen met deze strategische landen. Daarnaast vroeg de EU ook om groter engagement van opkomende machten in internationale kwesties. Tot slot droeg de EU ook haar kernwaarden, met name mensenrechten, uit – met name in de Topontmoetingen met Rusland en Oekraïne.

Het externe beleid van de EU stond in 2011 sterk in het teken van de transitie in de Arabische regio. Deze gebeurtenis was in 2010 niet voorzien. Mede dankzij een snelle herijking van het (Zuidelijke) Nabuurschapsbeleid wist de EU snel in te spelen op verandering, waarbij de EU mede op aandringen van Nederland pleit voor intelligente conditionaliteit: partnerlanden hoeven alleen te rekenen op steun van de EU als democratische, rechtsstatelijke en economische hervormingen succesvol worden doorgevoerd. Landen die dat nalaten (zoals bv Syrië) werden onderworpen aan sancties.

Voorziene onderhandelingen voor associatieovereenkomsten met Armenië, Azerbeidzjan en Georgië en Moldavië vorderden gestaag. Onderhandelingen over een associatieovereenkomst en vrijhandelsakkoord met Oekraïne werden technisch afgerond, maar ondertekening werd aangehouden vanwege de terugval op het gebied van de rechtsstaat (veroordeling van voormalig Premier Timoshenko). Conform beleidsvoornemen heeft Nederland zich ingespannen voor de goede inbedding van standaardclausules (onder meer mensenrechten, terug- en overname, non-proliferatie, ICC) in akkoorden die de EU met derde landen heeft gesloten in 2011 (onder meer een Partnerschapsakkoord met Irak).

Conform de Memorie van Toelichting werd in 2011 aandacht besteed aan mensenrechten, migratie- en handelsvraagstukken in het kader van het Oostelijk Partnerschap. De Minister-President nam deel aan de Top voor het Oostelijk Partnerschap in Warschau. De Top heeft een verdere impuls gegeven aan de politieke en economische samenwerking tussen de EU en haar oostelijke buren. Het belang om hierbij waarden op het gebied van mensenrechten, democratisering en rechtstaat te respecteren werd door velen benadrukt, waarbij de EU lidstaten in een aparte verklaring hun diepe zorg uitspraken over de verslechterende situatie in Belarus op dit gebied. In 2011 ontvouwde het kabinet eveneens haar visie over het EU-visumbeleid voor de naaste buren van de Unie.

In overeenstemming met de Memorie van Toelichting hield Nederland vast aan de «strikt-en-eerlijk» benadering inzake EU-uitbreidingsbeleid. De Europese Raad (ER) van 23–24 juni 2011 besloot de toetredingsonderhandelingen met Kroatië af te ronden omdat Kroatië aan alle sluitingsijkpunten van de openstaande hoofdstukken voldeed. Het toetredingsverdrag werd in december 2011 getekend. De ER spoorde Kroatië echter ook aan de noodzakelijke hervormingen te blijven implementeren, in het bijzonder op het vlak van de rechterlijke macht en fundamentele rechten. De ER concludeerde voorts dat er toezicht (monitoring) komt op deze hervormingen. De Europese Raad van december 2011 nam het principebesluit om toetredingsonderhandelingen met Montenegro te starten, waarbij de nieuwe en verscherpte methodiek voor de onderhandelingshoofdstukken 23 (rechtstaat, fundamentele vrijheden) en 24 (justitie, vrijheid, veiligheid) zal zijn verankerd.

In 2011 stelde de Raad vast dat Servië – met de arrestatie van de laatste twee door het Joegoslaviëtribunaal (ICTY) gezochte verdachten Mladić en Hadžić – heeft aangetoond volledig met het Tribunaal samen te werken. Het stellen van heldere voorwaarden richting (aspirant) toetreders heeft vruchten afgeworpen. Zonder Europese druk had Servië de voor oorlogsmisdaden aangeklaagde Karadžić, Mladić en Hadžić nooit aan het Joegoslavië tribunaal uitgeleverd. In 2011 publiceerde de Commissie haar avis over de op 22 december 2009 door Servië ingediende lidmaatschapsaanvraag. De Europese Raad besloot op 9 december 2011 Servië nog niet de kandidaat lid status te verlenen en eerst verdere voortgang in de dialoog tussen Servië en Kosovo te verwachten.

De (jaarlijkse) Raadsconclusies over EU-uitbreidingsconclusies van 2011 weerspiegelen de Nederlandse «strikt en eerlijk» benadering zoals geschetst in de Memorie van Toelichting. Vooruitgang in het toenaderingsproces tot de EU kan alleen plaatsvinden op basis van de hoge eisen van het uitbreidingsproces, zoals vastgelegd in de uitbreidingsstrategie uit 2006. Conform Nederlandse wens bevatten de conclusies veel aandacht voor rechtsstatelijkheid, en wordt Turkije opgeroepen verdere politieke hervormingen door te voeren en de rechten van minderheden en de vrijheid van meningsuiting en media te respecteren. De Raad spreekt zijn diepe teleurstelling uit dat Turkije wederom in gebreke blijft bij de implementatie van het Ankara-protocol.

Ook in 2011 leverde Nederland via ondermeer het (bilaterale) MATRA-programma en EU-twinning ondersteuning aan (potentiële) kandidaat-lidstaten gericht op de versterking van de rechtsstaat en overname van het acquis communautaire. Concentratie op pre-accessielanden betekent dat Rusland, Oekraïne, Wit-Rusland, Armenië, Azerbeidzjan, Georgië en Moldavië niet langer in aanmerking komen voor het MATRA-programma. De Nederlandse ambassades in deze Oost-Europese landen ontvingen in 2011 nog een substantieel budget voor ondersteuning van initiatieven van lokale maatschappelijke organisaties. Dit budget zal vanaf 2012 in stappen worden verminderd, maar kleinschalige projecten in deze landen blijven mogelijk.

Operationele doelstelling 3.3

Effectief, efficiënt en coherent optreden van de EU ten opzichte van ontwikkelingslanden

Nederland bracht zijn standpunten over de toekomst van het Europees ontwikkelingsbeleid (2014–2020), de Europese begrotingssteun en de instrumenten van het extern beleid van de Unie (2014–2020) naar voren in drie kabinetsreacties. De Commissiemededelingen die in oktober 2011 verschenen over hervormingen in het Europees ontwikkelingsbeleid (an Agenda for Change) en Europese begrotingssteun weerspiegelden de Nederlandse visie: de Commissie wil meer focus aanbrengen in haar ontwikkelingsbeleid, stelt een gedifferentieerde aanpak voor (schaarse middelen inzetten waar ze het hardst nodig zijn), stelt mensenrechten en goed bestuur centraal (hetgeen zich uit in scherpere voorwaarden aan begrotingssteun) en wil gezamenlijke programmering tussen Commissie en lidstaten de norm maken. In een eerste bespreking van de voorstellen van de Commissie (tijdens de Raad Buitenlandse Zaken/Ontwikkelingssamenwerking van 14 november 2011) heeft Nederland steun uitgesproken voor deze voorstellen en nog eens het belang van scherpe voorwaarden aan begrotingssteun en gezamenlijke programmering (om fragmentatie van hulp tegen te gaan) benadrukt. In 2012 zullen hierover Raadsconclusies worden aangenomen.

Nederland organiseerde in 2011 twee informele bijeenkomsten met gelijkgezinde lidstaten om afspraken te maken over werkverdeling. Met Denemarken werden tijdens een bezoek van staatssecretaris Knapen afspraken gemaakt over werkverdeling in West-Afrika en Centraal-Amerika. Deze gesprekken worden voortgezet.

De Europese Raad van juni 2011 bevestigde mede dankzij Nederlandse inzet de afspraken over de hulpomvang (0,7 procent BNI in 2015). Van de 15 «oude» lidstaten hebben 9 de norm van 0,7 procent gehaald of bevinden zich op het schema om dit in 2015 te bereiken.

De ratificatie van de (technische) herziening van het Verdrag van Cotonou werd voorbereid, maar is nog niet voltooid.

De onderhandelingen over Economische Partnerschapsakkoorden (EPA’s) met de ACS-landen (Afrika, Caribisch Gebied, Stille Oceaan) bleven in 2011 moeizaam verlopen (zie ook hieronder bij operationele doelstelling 4.1). Het ratificatieproces van de EPA tussen de EU en Cariforum (Caribisch gebied) werd voortgezet. Het verdrag is in 2011 ter goedkeuring aangeboden aan de Staten-Generaal. De regering hoopt het ratificatieproces in 2012 te kunnen afronden.

Ondertekening van de multi-party trade agreement EU/Colombia-Peru en ondertekening van de associatieovereenkomst EU-Centraal-Amerika werden in 2011 niet gerealiseerd. Beide akkoorden werden in maart 2011 geparafeerd. Ondertekening zal naar verwachting plaatsvinden in de eerste helft van 2012. Nederland heeft zich ervoor ingezet dat ook de overeenkomst tussen de EU en Colombia-Peru wordt aangemerkt als een gemengd akkoord.

Operationele doelstelling 3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie van 27

Ook in 2011 hebben de Nederlandse vertegenwoordigingen in de EU-lidstaten een belangrijke rol gespeeld om de Nederlandse belangen in EU-besluitvormingsprocessen te behartigen. Beïnvloeding van Europese besluitvormingsprocessen gebeurt immers niet alleen in Brussel, maar net zozeer in de verschillende hoofdsteden. Niet alleen rapporteerden de posten uitgebreid over de standpuntbepaling van hun betreffende land – bijvoorbeeld in aanloop naar de Europese Raden, RBZ, RAZ, of JBZ-Raden – maar evenzeer op specifieke Europese dossiers die in 2011 van bijzonder belang waren. Bijzondere nadruk lag in 2011 op de financieel-economische crisis, maar ook op andere voor Nederland belangrijke onderwerpen als (arbeids)migratie, Meerjarig Financieel Kader (MFK), uitbreiding en Schengen. Vanzelfsprekend werd in dergelijke bilaterale contacten ook uitgebreid aandacht gegeven aan de Nederlandse standpunten terzake, zoals het Nederlandse pleidooi voor meer budgetdiscipline bij eurozonelanden. Ook in tijden van bezuinigingen kiest Nederland daarom, conform de Kamerbrief over de modernisering van de Nederlandse diplomatie, voor een adequate en gefocuste presentie in de EU-lidstaten, in de wetenschap dat informatieverschaffing en belangenbehartiging op hoofdstedenniveau van groot belang is om de Nederlandse belangen goed in Brussel te kunnen verdedigen.

De samenwerking met Duitsland is geïntensiveerd. Bij de aanpak van de eurocrisis is er tussen Nederland en Duitsland intensief contact geweest en is op veel onderwerpen samen opgetrokken. Er was sprake van diverse bezoeken van de Minister-President en andere bewindspersonen aan Berlijn, en er vond een succesvol staatsbezoek plaats. Er verscheen een gezamenlijke studie naar de strategische samenwerking op lange termijn met Noordrijn-Westfalen. De betrekkingen met Nedersaksen waren goed maar niet intensiever dan in 2010. Eind 2011 is een motie aangenomen om met Duitsland een (top)conferentie te organiseren (gepland in 2012).

Er was in 2011 sprake van een intensieve politieke samenwerking binnen de Benelux, zowel op ambtelijk als op bewindsliedenniveau. Deze samenwerking leidde onder meer tot een gezamenlijke Benelux-positie over de EDEO. De Benelux-landen namen gezamenlijk een zetel in de Contactgroep-Libië in. Gezamenlijk werden politieke consultaties met Pakistan gehouden. Er vonden ontmoetingen plaats op het niveau van ministers van Buitenlandse Zaken met de Baltische landen en met de Visegrad-landen. Tevergeefs is getracht om voor het eerst ook een Benelux-Nordics-bijeenkomst te beleggen.

De samenwerking binnen de Benelux en met name met België is gedeeltelijk geïntensiveerd. Zo was er sprake van een Vlaams-Nederlandse topontmoeting op 4 juli 2011, waaraan de beide Minister-Presidenten en transportministers deelnamen, alsmede een groep topondernemers uit Nederland en Vlaanderen. Er verscheen een gezamenlijke studie naar de economische samenwerkingsmogelijkheden tussen Nederland en Vlaanderen (De Lage Landen 2020–2040). De betrekkingen met Federaal België en het gewest Wallonië waren goed, maar niet intensiever dan in 2010.

Binnen het project GROS (grensoverschrijdende samenwerking) zijn in 2011 minder resultaten geboekt dan gehoopt. De ministeries van Buitenlandse Zaken en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties coördineren in GROS waar ook andere departementen vaak aan zet zijn. Omdat 2011 een overgangsjaar was (zie brief aan de Tweede Kamer over de veranderde insteek van GROS van 8 juli) moest opnieuw worden gewerkt aan gedeeld besef van het belang ervan. Het GROS-team bij BZK kreeg een permanente, lichte structuur.

Gerealiseerd werden: een webportal informatievoorziening voor grensarbeiders; een diploma-equivalentielijst NL-DE met betrekking tot het voortgezet onderwijs; ambulances aan weerszijden van de grens met België; beter aanbod buurtaalonderwijs (Duits); afstemming beleid kleinere waterlopen tussen Vlaanderen en Noord-Brabant; gezamenlijke brandweer en brandweerprotocol in Baarle-Hertog en Baarle-Nassau; grensoverschrijdende rampenbestrijdingsoefeningen; en kennisuitwisseling over integratie met Noordrijn-Westfalen.

De aanstelling van de Speciale Vertegenwoordiger voor de buurlanden per 1 juli 2011 heeft meer mogelijkheden geboden voor strategische verdieping van de relaties en samenbrengen van partners aan Nederlandse zijde en met de beide buurlanden.

In april 2011 werd met Polen een succesvolle 21ste editie van de «Utrecht-conferentie» georganiseerd, waarin vertegenwoordigers van verschillende departementen (onder andere van de ministeries van Buitenlandse Zaken, Economische Zaken, Landbouw en Innovatie en Sociale Zaken en Werkgelegenheid) met hun Poolse counterparts spraken over actuele thema’s. Van 6–8 maart 2011 vond de Apeldoornconferentie plaats met het Verenigd Koninkrijk (in Rotterdam).

Het programma NLTR400 voor de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen met Turkije is conform hoofdlijnendocument (1. politiek; 2. economisch, 3. cultureel/maatshcappelijk) in de steigers gezet. Hierin opgenomen is een flink aantal high level bezoeken, talrijke handelsbevorderende initiatieven in Turkije en Nederland en verschillende culturele en maatschappelijke activiteiten (variërend van blockbusters, Levantijnse Handelskamer, Gouden Eeuw-tentoonstelling, Nederlands Dans Theater, en Koninklijk Concertgebouw Orkest). Daarnaast worden er samenwerkingsprojecten, lezingen en seminars op tal van terreinen (voor de culturele activiteiten zie ook onder beleidsartikel 8.2.) georganiseerd.

Met de Turkse overheid vond in februari, juni en september overleg plaats. Aan Turkse zijde is een programma in voorbereiding dat naast high level visits eveneens enkele zware handelsdelegaties omvat en een dertigtal, vooral culturele, projecten in Nederland.

Operationele doelstelling 3.5

Een hechtere Europese waardengemeenschap

Nederland heeft tijdens de begrotingsonderhandelingen Secretaris-Generaal Jagland van de Raad van Europa (RvE) gesteund in zijn voornemen de RvE meer op de kernthema’s te richten. Naast het realiseren van een reële nulgroei, heeft Nederland succesvol voorgesteld het aantal afzonderlijke programma’s terug te brengen tot 15 hoofdprogramma’s. Zowel in de afstemmingsbesprekingen tussen EU-lidstaten, als in de bijeenkomsten van de RvE zet Nederland in op prioriteitstelling. Focus ligt daarbij op de hervormingen van het Hof, toetreding van de EU tot het EVRM, Mediavrijheid, LHBT, «democratic governance» en het bevorderen van de «Rule of Law».

Nederland steunt de hervormingsagenda van SG Jagland. De concentratie op de kerntaken (mensenrechten, democratie en rechtsstatelijkheid) is goed op gang. Herstructurering van RvE organisaties vindt plaats op alle aspecten. Daarnaast vindt intensivering van de samenwerking met multilaterale organisaties (EU, OVSE) meer en meer plaats. Enkele leden van de regering hebben hierover tijdens het bezoek van SG Jagland aan Nederland op 2 en 3 november uitgebreid met hem van gedachten gewisseld.

Nederland heeft zich bij de begrotingsbehandelingen in een vroeg stadium sterk gemaakt voor versterking dan wel behoud van middelen voor monitoringsinstrumenten. Met als gevolg dat geplande bezuinigingen op de Europese Commissie ter bestrijding van Racisme en Intolerantie (ECRI), het Europese Comité tegen Foltering (CPT) en de Expertgroep ter bestrijding van Mensenhandel (GRETA) zelfs werden omgezet in extra middelen. Voorts heeft een door Nederland gefinancierde detachering bij de Mensenrechtencommissaris op LHBT-terrein geresulteerd in een uitgebreid rapport medio 2011 over de situatie van LHBT-personen in Europa nadat het Comité van Ministers in maart 2010 een aanbeveling had aangenomen ter bescherming van deze categorie personen.

Door te insisteren op concentratie van kerntaken van de RvE (bevordering/bescherming van mensenrechten, democratie en de rechtstaat), implementatie van normen en versterking van monitoring draagt Nederland impliciet bij aan naleving van de Kopenhagencriteria. Voorts draagt Nederland bij aan het werk van de Venetië Commissie, dat assistentie biedt bij versterking van de rechtstaat.

Nederland ondersteunt de hervormingsagenda zoals vastgelegd in de Verklaring van Interlaken (2010) en die van Izmir (2011). De uitvoering van afspraken ter vermindering van de werklast van het Hof loopt op schema. Voorts draagt Nederland jaarlijks EUR 250 000 extra bij via het Human Rights Trust Fund, dat projecten ondersteunt ter vermindering van de werklast van het Hof. In 2011 werd dit geld onder meer ingezet voor mensenrechtenonderwijs op het gebied van het EVRM voor juridische professionals in de volgende landen: Albanië, Azerbaijan, Bosnië Herzegovina, Kroatië, Georgië, Montenegro, Servië, Macedonië, Moldavië en Oekraïne. Daarnaast werd ingezet op activiteiten ter verbetering van de omstandigheden in gevangenissen in Rusland.

In juni 2011 is het concept-toetredingsakkoord voorgelegd aan het Sturingscomité Mensenrechten van de Raad van Europa (CDDH). Het CDDH heeft het concept-toetredingsakkoord op 12–14 oktober jl. besproken. Het overgrote deel van de leden van de RvE gaf aan zich te kunnen vinden in het concept-akkoord. De Europese Commissie gaf namens de EU aan nog geen gezamenlijke EU-positie in te kunnen nemen. De EU-lidstaten blijken meer tijd nodig te hebben om tot overeenstemming te komen. In de laatste maanden van 2011 is hierover op werkgroepniveau verder gesproken. Deze besprekingen zijn nog niet afgerond. Het gaat dan met name om de voorgestelde stemvoorschriften in het Comité van Ministers bij het toezicht op de naleving van uitspraken van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Ook de beraadslaging over de precieze draagwijdte van het akkoord en over een eventuele uitzondering voor onderwerpen op het gebied van het Gemeenschappelijk Buitenlands en Veiligheidsbeleid is nog niet afgerond. Nederland heeft aangegeven ruimte te bieden voor bespreking van aanvullende wensen van de lidstaten die problemen hebben met het concept-toetredingsakkoord. Uitgangspunt daarbij is dat wijzigingsvoorstellen in overeenstemming moeten zijn met het onderhandelingsmandaat van juni 2010.

Beleidsconclusies artikel 3

In mei 2011 vond de evaluatie van Vijf Jaar Top van Warschau plaats. De Nederlandse inzet bij de Raad van Europa blijft mede naar aanleiding van deze evaluatie in politieke zin onverminderd groot, maar de materiële (financiële) inzet is minder geworden. De directies Europa en Europese integratie (nu ook fysiek dichter bij elkaar gehuisvest) werken nauw samen op overschrijdende dossiers. De discussie over het EHRM en Comité van Ministers van de RvE is nog steeds gaande.

Licence