Base description which applies to whole site

14. JEUGD

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 14 Jeugd 7,5%

Realisatie begrotingsuitgaven Veiligheid en Justitie € 11 438,5 miljoenart. 14 Jeugd 7,5%

Algemene doelstelling

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie op het terrein van interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering en het bestrijden en voorkomen van jeugdcriminaliteit.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Het beschermen van jeugdigen tegen aantasting van een goede opvoedings- en leefsituatie en het bestrijden van jeugdcriminaliteit.

Externe factoren

De Minister van Veiligheid en Justitie heeft geen invloed op het aantal kinderen dat voor landelijke adoptie in aanmerking komt. Evenmin heeft hij invloed op het aantal kinderontvoeringen.

De omvang van jeugdcriminaliteit en de benodigde jeugdbescherming is deels afhankelijk van ontwikkelingen in de samenleving die niet direct door Veiligheid en Justitie zijn te beïnvloeden, zoals sociale problemen en demografische veranderingen.

Met het aantreden van het kabinet Rutte-Verhagen is in oktober 2010 de verantwoordelijkheid voor een samenhangend jeugdbeleid overgegaan van de voormalige Minister voor Jeugd en Gezin naar de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS).

Beleidsverantwoordelijkheden die voor de totstandkoming van een afzonderlijke portefeuille «Jeugd en Gezin» behoorden tot de verantwoordelijkheid van andere ministeries dan VWS – zoals beleid rond kinderbescherming en rond inkomensondersteuning van gezinnen – zijn belegd bij de ministeries van Veiligheid en Justitie respectievelijk Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Het onderdeel jeugdbescherming valt sindsdien onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Jeugdbescherming is toegevoegd aan operationele doelstelling 14.1.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene doelstelling

Overzicht onderzoek naar de doelmatigheid en de doeltreffendheid van beleid

 Omschrijving

Doelstelling

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

       

Interlandelijke adoptie en internationale kinderontvoering

14.1

2011

2012

Tenuitvoerlegging van jeugdsancties

14.2

2009

2010

www.wodc.nl

         

Effectenonderzoek ex-post

       

Verschijningsplicht ouders minderjarige verdachten

14.2

2011

2011

www.wodc.nl

         

Overig evaluatieonderzoek

       

Evaluatie gedragsmaatregel jeugdstrafrecht

14.2

2005

2011

www.wodc.nl 1

Procesevaluatie gedragsinterventies:

       

– Procesevaluatie Agressie Regulatie op Maat

14.2

2009

2011

www.wodc.nl 1

– Procesevaluatie Sova op Maat

14.2

2010

2011

www.wodc.nl

         

Validering/verbetering landelijk instrumentarium jeugdstrafrechtketen

14.2

2010

2011

www.wodc.nl

Evaluatie Verbetertraject Toezicht Jeugd

14.2

2010

2010

www.wodc.nl

Overkoepelend eindrapport PIJ

14.2

2011

2012

www.wodc.nl

1

Herziene opleverdatum.

Budgettaire gevolgen van beleid x € 1 000
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Verplichtingen

1 015 149

481 470

528 109

419 600

892 592

898 952

– 6 360

waarvan garanties1

80 673

0

0

0

0

0

0

                 

Programma-uitgaven

802 018

517 921

526 011

445 169

857 624

898 952

– 41 328

                 

14.1

Uitvoering jeugdbescherming

339 487

8 635

7 020

6 721

384 049

430 732

– 46 683

14.1.1

RvdK – civiele maatregelen

115 593

4 960

5 070

4 798

90 867

90 523

344

14.1.2

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO)

4 206

0

0

0

3 609

3 502

107

14.1.3

Bureaus Jeugdzorg – voogdij en OTS

205 096

0

0

0

286 869

330 047

– 43 178

14.1.4

Overig

14 592

3 675

1 950

1 923

2 704

6 660

– 3 956

                 

14.2

Tenuitvoerlegging justitiële sancties jeugd

442 739

509 286

518 991

438 448

442 912

443 672

– 760

14.2.1

DJI – jeugd

337 872

333 010

324 912

253 982

267 399

251 362

16 037

14.2.2

RvdK – strafzaken

45 556

97 564

102 679

98 264

93 597

81 753

11 844

14.2.3

HALT

11 742

12 909

12 540

12 986

11 979

12 364

– 385

14.2.4

Bureaus Jeugdzorg – Jeugdreclassering

47 569

53 390

57 877

60 194

62 928

59 875

3 053

14.2.5

Overig

0

12 413

20 983

13 022

7 009

38 318

– 31 309

                 

14.3

Opvang AMV's

19 792

0

0

0

30 663

24 548

6 115

14.3.1

Opvang en Voogdij AMV's

19 792

0

0

0

30 663

24 548

6 115

                 

Ontvangsten

11 838

4 010

12 850

8 048

20 179

5 450

14 729

1

Het feitelijk risico van de verleende garanties aan particuliere jeugdinrichting betreft borgstellingen ten behoeve van het restantbedrag van leningen die particuliere inrichtingen zijn aangegaan ter financiering van de gebouwen. Het daadwerkelijke risico dat het ministerie van Veiligheid en Justitie loopt vanwege de verleende garantie kan als laag worden gekwalificeerd.

Verplichtingen

Financiële toelichting

14.1 «Uitvoering jeugdbescherming»

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door het programma jeugdbescherming. De afrekening van de subsidie jeugdbescherming 2010 heeft een meevaller van circa € 4,9 miljoen opgeleverd. Daarnaast blijken de cliëntenaantallen in de jeugdbescherming lager geraamd. Ook is er sprake van minder partneralimentatie en dit heeft geleid tot minder uitgaven bij het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen. Door vertraging in de voortgang van het project werkstroommanagement is er minder uitgegeven.

14.2 «tenuitvoerlegging sancties Jeugd»

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door het programma «Jeugdcriminaliteit».

De vermindering instroom bij jeugdreclassering heeft zich in de praktijk niet in volle omvang voorgedaan zoals uitgegaan bij de najaarsnota. Er zijn minder gedragsbeïnvloedende maatregelen (GBM) opgelegd dan bij de start van GBM ingeschat. De implementatie van het Landelijk Instrumentarium Jeugdstrafketen (LIJ)en Prokid is uitgesteld naar 2012 omdat de financieringskosten en het systeem nog niet aan de eisen voldoen.

In het kader van passende nazorg is circa € 2 miljoen minder subsidie verleend omdat de vraag minder was dan geraamd. Ook bij de Veiligheidshuizen is circa € 1,5 miljoen minder verplicht dan aanvankelijk geraamd vanwege het niet tijdig of niet in de begrote omvang starten van enkele (deel) onderzoeken. De overige circa € 3 miljoen heeft betrekking op diverse andere kleine projecten.

14.3 «opvang AMV’s»

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de verplichtingen wordt voornamelijk verklaard door het feit dat voor voogdij AMV’s verplichtingen zijn aangegaan in 2011 terwijl dit geraamd is 2012.

Uitgaven

Het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven wordt voornamelijk verklaard door hetgeen toegelicht bij de verplichtingen.

Daarnaast was op artikelonderdeel 14.1 «Uitvoering jeugdbescherming» in 2011 tijdelijk extra instroom geraamd bij de jeugdbescherming van bureau jeugdzorg als gevolg van de invoering van een project om de doorlooptijden in de totale jeugdbeschermingsketen te verbeteren. De verwachte extra instroom heeft zich echter niet in volle omvang voorgedaan waardoor het opwaartse effect in de uitgaven per saldo achterwege is gebleven.

Op artikelonderdeel 14.3 «opvang AMV’s» wordt het verschil tussen de vastgestelde begroting en de realisatie op de uitgaven voornamelijk verklaard door extra instroom en betalingen voor GGZ ziektekosten en pleegvergoeding

Ontvangsten

  • Er hebben een aantal technische mutaties plaatsgevonden waardoor er meer ontvangsten zijn gerealiseerd. De outputfinanciering 2010 van DJI en de projectbijdragen 2010 zijn afgerekend zodat de bijdrage aansluit op de geleverde producten en diensten en er dus sprake is van een juiste financiering van de output.

  • Er zijn meer ontvangsten dan begroot. Dit heeft voornamelijk betrekking op bedrijfsvoeringgerelateerde opbrengsten en ontvangen zwangerschapsgelden vanuit UWV, die betrekking hebben op voorgaande jaren.

Operationele doelstelling 14.1

Een zorgvuldige uitvoering van en toezicht op interlandelijke adoptie en zaken van internationale kinderontvoering in het licht van de relevante verdragen en Europese verordeningen op dit terrein.

Doelbereiking

Om te voldoen aan de uitgangspunten en waarborgen van het Haags Adoptieverdrag en het Internationaal Verdrag voor de Rechten van het kind (IVRK) is gewaarborgd dat ouders voorlichting krijgen (uitgevoerd door de Stichting Adoptie Voorziening), wordt toezicht uitgeoefend op de vergunninghouders (deze zijn verantwoordelijk voor de adoptiebemiddeling) en is vormgegeven aan het gezinsonderzoek (uitgevoerd door de Raad voor de Kinderbescherming).

De Centrale Autoriteit internationale kinderontvoering voerde activiteiten uit ter bescherming van jeugdigen in het kader van internationale kinderontvoering onder meer door het geven van voorlichting en het bieden van procesvertegenwoordiging. In 2011 is de verkorting van de duur van de teruggeleidingsprocedure bij inkomende zaken geformaliseerd.

Interlandelijke adoptie

Instrumenten

In 2011 heeft een expertmeeting plaats gevonden over het thema special needs. Aanleiding hiervoor was de constatering dat het profiel van adoptiefkinderen in snel tempo verandert. In toenemende mate worden kinderen met «special needs» voor interlandelijke adoptie in aanmerking gebracht, terwijl gezonde jonge kinderen in toenemende mate in eigen land in gezinnen kunnen worden ondergebracht. Ook is in 2011 begonnen met de beleidsdoorlichting interlandelijke adoptie.

Om de kwaliteit van het adoptieproces te verbeteren is gedurende het jaar 2011 wederom ingezet op toezicht op de kwaliteit van de «matching».

  • In 2011 is gestart met de evaluatie van het Kwaliteitskader vergunninghouders interlandelijke adoptie. Deze evaluatie wordt begin 2012 afgerond.

  • Het wetsvoorstel wijziging Wet opneming buitenlandse kinderen ter adoptie (Wobka) om de Regeling Tegemoetkoming adoptiekosten te kunnen invoeren, is in 2011 aangenomen en is op 1 januari 2012 in werking getreden. De regeling geldt tot 1 januari 2013. Het verzoek van de Tweede Kamer om met een mogelijk alternatief voor deze regeling te komen zal bij de herijking van het beleid en aanpassing van de Wobka in 2012 worden meegenomen.

Internationale kinderontvoering

  • De Centrale Autoriteit biedt ondersteuning bij teruggeleiding van het ontvoerde kind, zowel naar als uit Nederland. Daarnaast bemiddelt de Centrale Autoriteit ook in internationale omgangszaken. De procesvertegenwoordigende taken van de Centrale Autoriteit zijn per 1 januari 2012 beëindigd en overgedragen aan de advocatuur. Door de overgangsregeling in het ter zake aangenomen wetsvoorstel, oefent de Centrale Autoriteit nog enige maanden een procesvertegenwoordigende taak uit.

  • In 2011 is in inkomende zaken de doorlooptijd van de teruggeleidingsprocedure verkort tot in beginsel zes maanden, inclusief de gerechtelijke procedure(s) en de tenuitvoerlegging van de teruggeleidingsbeschikking. De mogelijkheid van cassatie is per 1 januari 2012 beperkt tot cassatie op initiatief van de procureur-generaal bij de Hoge Raad.

Tarieven jeugdbescherming en jeugdreclassering

De Algemene Rekenkamer heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de kostprijs van jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringsmaatregelen. De Rekenkamer constateert (TK 31 839 nr. 158) dat de administraties van de bureaus niet zodanig uniform zijn ingericht dat de kostprijs per maatregel kan worden berekend.

In het belang van de kinderen in de jeugdbescherming en jeugdreclassering was het echter noodzakelijk om in 2011 tot de vaststelling van de nieuwe tarieven over te gaan zodat de kinderen op adequate wijze beschermd worden. Het eerder uitgevoerde tariefherijkingsonderzoek van september 2010 is dan ook als uitgangspunt genomen voor het akkoord dat medio december 2011 met het IPO en de groot-stedelijke regio’s is bereikt over de nieuwe tarieven. Voor 2011 zijn met terugwerkende kracht de tarieven verhoogd, wat gecumuleerd tot een verhoging van € 7,5 miljoen heeft geleid.

Decentralisatie Jeugdzorg

Het kabinet wil een eenvoudiger stelsel van zorg en ondersteuning voor jeugd, waarin kinderen, ouders en andere opvoeders in elke gemeente gemakkelijker terechtkunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Zo worden zij eerder en sneller op maat geholpen, als het niet op eigen kracht lukt. Een stelsel dat kinderen stimuleert en ondersteunt om mee te doen en een bijdrage te leveren aan de samenleving. In lijn met het regeer- en gedoogakkoord moet er ook één financieringsysteem komen voor het stelsel van de jeugdzorg.

Om de gefaseerde overheveling van taken naar de gemeente mogelijk te maken, zijn in 2011 bestuurlijke afspraken gemaakt tussen Rijk, VNG en IPO in de Bestuurlijke Afspraken 2011-2015. Daarbij zijn voorwaarden gesteld aan de bovenlokale uitvoering van de jeugdbeschermings- en jeugdreclasseringstaken, kwaliteitscriteria voor gemeenten en uitvoerende instellingen, toezicht en financiering. Tevens zijn afspraken gemaakt over de verantwoordelijkheid van gemeenten voor de JeugdzorgPlus (gesloten jeugdzorg), geestelijke gezondheidszorg voor jongeren (jeugd-GGZ), zorg voor jeugd met een licht verstandelijke handicap, de jeugdbescherming en de jeugdreclassering. In 2011 is gestart met het ontwikkelen van kwaliteitseisen voor instellingen die jeugdbescherming en jeugdreclassering gaan aanbieden aan gemeenten in het nieuwe stelsel jeugd.

Uiterlijk 2015 moet de decentralisatie van alle onderdelen van de jeugdzorg een feit zijn. De komende jaren worden gebruikt om de decentralisatie voor te bereiden (TK 31 839, nr. 142).

Beleidsontwikkeling jeugdketen Caribisch Nederland (CN)

Veiligheid en Justitie voert op de BES-eilanden gefaseerd verbetermaatregelen door.

▪ Civiele jeugdketen CN

In 2011 is verder gewerkt aan het opbouwen en versterken van de jeugdvoorzieningen op de BES-eilanden. In 2011 is een behoorlijke verbetering aan voorzieningen (ambulant, pleegzorg en residentiële zorg) gerealiseerd, waarmee de preventie beter tot uitvoering gebracht kan worden en meer passende hulp en jeugdbescherming kan worden geboden.

De Inspectie jeugdzorg heeft voor Caribisch Nederland een toezichtplan opgesteld voor 2011–2015.

▪ Strafrechtelijke jeugdketen CN

De uitvoering van de Jeugdreclassering staat nog in de kinderschoenen. Sinds juni 2010 worden jeugdreclasseringstaken uitgevoerd door de voogdijraad in samenwerking met het OM, de leerplichtambtenaar, de politie en de school. Er zijn samenwerkingsafspraken gemaakt met de gezinsvoogdij en de ambulante jeugdzorg om de jeugdzorgketen sluitend te maken. Er is een casusoverleg gekomen voor jongeren die met het strafrecht in aanraking (dreigen) te komen en een casusoverleg jeugdzorg.

De Raad voor de Rechtshandhaving is verantwoordelijk voor de toezichthoudende taak op de (jeugd)strafrechtsketen.

De Raad voor de Rechtshandhaving kan aan de Inspectie Jeugdzorg vragen toezicht uit te oefenen op de detentie van jeugdigen in aparte jeugdcellen in de Justitiële Inrichting Caribisch Nederland op Bonaire (JICN). Dit vindt in goede afstemming met de Inspectie Sanctietoepassing/IOOV plaats.

De Raad voor de Rechtshandhaving heeft inmiddels aan de Inspectie Jeugdzorg gevraagd toezicht uit te oefenen op de strafrechtelijke taken van de voogdijraad in Caribisch Nederland.

Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

Het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO) int en stelt de ouderbijdragen vast op grond van de Wet op de jeugdzorg. Met ingang van 2010 is de pleegvergoeding verhoogd. De verwachting was dat de afschaffing van de ouderbijdragen (zie TK 31 279, nr. 9) halverwege 2011 zou zijn gerealiseerd. De staatssecretaris van VWS zal een voorstel doen voor het vervolg van het wetsvoorstel Verbetering positie pleegouders.

Regeldruk en administratieve lasten vermindering

In 2011 is de éénmeting «ervaren regeldruk» gedaan (bijlage bij TK 31 839, nr. 124). De ervaren regeldruk is hoog. Het onderzoek laat zien dat de stelselwijziging jeugdzorg een kans biedt om de landelijke regels terug te dringen. Maar dat is maar een deel van het verhaal. Een belangrijke oorzaak van de regeldruk is de wijze waarop het werk van professionals is ingericht en de wijze waarop jongeren, ouders en professionals zich tot elkaar verhouden en met elkaar omgaan. Mede op basis van de uitkomsten van de éénmeting is in 2011 besloten op welke wijze verder wordt samen gewerkt door politiek, overheid en veldpartners aan de vermindering van regeldruk en administratieve lasten.

Aan het verminderen van regeldruk en administratieve lasten wordt gewerkt langs drie lijnen:

  • Goede praktijkvoorbeelden van professionals en cliënten en succesvolle acties van het Programma Regeldruk Aanpakken (RAP) breed te verspreiden;

  • Quick wins te zoeken voor het verminderen van onnodige regeldruk in het huidige stelsel;

  • De zorg voor jeugd meer fundamenteel aan te pakken door de stelselwijziging en door ter sturen op professionaliteit en kwaliteit.

Kengetallen

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Kwaliteitverbetering en innovatie in de jeugdzorg

Inventarisatie kwaliteitstrajecten

In het nieuwe stelsel voor jeugd komen veel domeinen samen, wat een coherent kwaliteitsbeleid noodzakelijk maakt. In 2011 is samen met VWS een inventarisatie en vergelijking uitgevoerd om te bezien hoe initiatieven zich tot elkaar verhouden en of er mogelijke lacunes zijn.

Uit de inventarisatie blijkt dat er veel kwaliteitsinstrumenten zijn ontwikkeld. De inventarisatie is in juni 2011 voorgelegd aan experts en veldpartijen uit de brede zorg voor jeugd. Over de inventarisatie en vergelijking bestaat consensus met veldpartijen. Met experts van veldpartijen is over een toekomstvisie voor het kwaliteitsbeleid gesproken. De inventarisatie en uitkomsten van de consultatie dienen als uitgangspunt voor een visie op het kwaliteitsbeleid in de justitiële en brede jeugdzorg.

Professionalisering in de jeugdzorg

Op 1 december 2011 is overeenstemming bereikt over juridische vormgeving van de verplichte registratie en het tuchtrecht in de jeugdzorg.

Er komt een in de wet verankerd systeem met één register voor de beroepen jeugdzorgwerker (HBO) en gedragswetenschapper in de jeugdzorg (WO), alsmede tuchtrechtspraak in verschillende, aan de beroepsgroepen gerelateerde kamers van het in te stellen tuchtcollege.

Om te bereiken dat professionals met uitsluiting van anderen worden ingezet binnen de gebieden waarop zij deskundig zijn, moest een effectieve norm worden ontwikkeld die helder maakt met welke werkzaamheden alleen geregistreerde medewerkers mogen worden belast. Daarbij is aangesloten bij het begrip verantwoorde zorg zoals dat nu reeds is opgenomen in de Wet op de jeugdzorg. De wet geeft niet aan wat de norm precies inhoudt, doch gaat ervan uit dat professionals in concrete situaties zeer goed kunnen aangeven of er sprake is van verantwoorde zorg. Ook de Inspectie Jeugdzorg hanteert in toetsingskaders de norm verantwoorde zorg. Samen met relevante partners is de nadere uitwerking hiervan ter hand genomen.

Kengetallen inspectie Jeugdzorg
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal uitgebrachte rapporten

   

92

 

n.n.b.

75

 

Aantal behandelde klachten / signalen over de jeugdzorginstellingen

   

211

 

n.n.b.

270

 

Aantal behandelde meldingen / calamiteiten vanuit jeugdzorginstellingen

   

839

 

n.n.b.

900

 
Kengetallen Bureaus Jeugdzorg in %
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Aantal voodij

5 198

5 402

6 071

6 694

6 726

6 950

– 224

Aantal voorlopige voogdij

369

208

167

136

210

212

– 2

Aantal ondertoezichtstelling (OTS)

28 279

30 212

32 775

33 118

37 772

40 407

– 2 635

Gemiddelde duur OTS in jaren

3,3

3,1

3,1

2,9 

2,9 

3,1

– 0,2

Bronnen: gegevens over de jaren 2007 t/m 2010 zijn realisatiecijfers, geleverd door Bureaus Jeugdzorg. De gegevens over de 2011 zijn gebaseerd op ramingen van Veiligheid en Justitie

Operationele doelstelling 14.2

Het voorkomen dat jeugdigen delicten plegen en wanneer zij dat wel doen, niet in herhaling vervallen (het verminderen van recidive).

Doelbereiking

Jeugdcriminaliteit brengt zowel de samenleving als de ontwikkeling van de individuele jongere veel schade toe en moet daarom worden voorkomen. In de aanpak is een samenhangend pakket aan maatregelen ondergebracht. Speerpunten vervat in het Programma «Aanpak Jeugdcriminaliteit» waren vroegtijdig ingrijpen, een persoonsgerichte aanpak, een snelle en consequente jeugdketen, passende nazorg en de aanpak van recidive onder strafrechtelijk werkgestrafte jeugdigen. De verbeterplannen van de Justitiële Jeugdinrichtingen zijn gericht op het verhogen van de kwaliteit van de opvoeding en effectiviteit van de behandeling in de Justitiële Jeugdinrichtingen.

Vroegtijdig ingrijpen/Aanpak 12-minners

Instrumenten

Jeugdigen die vroeg beginnen met het plegen van strafbare feiten, hebben een grote kans dit gedrag lange tijd voort te zetten. Het tijdig signaleren en beïnvloeden van dit gedrag draagt bij aan het voorkomen van criminele carrières. Daarom is – in het kader van de verbeterde aanpak van 12-minners – ingezet op:

  • 1. Vroegtijdige signalering van risico’s bij kinderen op basis van gegevens in de politieregistratie. Risicokinderen, die zijn gesignaleerd met Pro-kid, een in 4 pilots uitgetest en gevalideerd signaleringsinstrument, worden doorverwezen naar Bureau Jeugdzorg. Als gevolg van een aantal technische onvolkomenheden is de landelijke invoering uitgesteld naar 2012.

  • 2. Verbeterde politieregistratie 12-minners met delictgedrag: verbetering van de registratie is de basis voor risicosignalering door Pro-Kid en een sluitende aanpak van 12-min verdachten.

  • 3. Verhogen pakkans: Naar aanleiding van pilotprojecten is in 2011 een advies beschikbaar gekomen over hoe de pakkans het beste kan worden verhoogd. Pakkans verhogen kan door systematisch de uit onderzoek vastgestelde maatregelen toe te passen en uit te voeren op de diverse (criminele ) jeugdgroepen. De combinatie van gevalideerde maatregelen, focus en inzet van betrokken mensen vormen de kernelementen van de werkzame bestanddelen.

Persoonsgerichte aanpak

De effectiviteit van sancties neemt toe wanneer deze aansluit op de problematiek van de jongere. De persoonsgerichte aanpak is bevorderd door:

  • 1. Erkenning van een volledig pakket aan gedragsinterventies. Eind 2011 zijn er van het beoogd pakket van 21 gedragsinterventies voor jeugdige justitiabelen 16 gedragsinterventies erkend en 3 voorlopig erkend.

  • 2. De inzet van een gericht diagnose-instrumentarium voor de jeugdstrafketen. In september 2011 is tot de landelijke uitrol besloten.

Snelle en consequente Jeugdketen

Een sanctie dient snel te volgen op een overtreding of misdrijf gepleegd door een jongere. Op deze manier ervaart de jongere de relatie tussen de misstap en de straf.

  • 1. Het hanteren en naleven van realistische doorlooptijden in de jeugdstrafrechtketen. Een aantal verbetermaatregelen is geïmplementeerd (ook in de fase van hoger beroep) en de scores op de Kalsbeeknormen worden periodiek gemonitord.

  • 2. Beter toezicht op de naleving van de voorwaarden die worden opgelegd bij een vonnis. Op basis van het rapport Redesign Toezicht is geconcludeerd dat er verbeteringen mogelijk en wenselijk zijn in de mate waarin de jeugdstrafrechtsketen consequent optreedt. Dit ziet met name toe op jeugdigen die veroordeeld zijn.

Aanpak recidive onder strafrechtelijke werkgestrafte jeugdigen

De Raad voor de Kinderbescherming is in september 2011 gestart met het project Kwaliteit van Werkstraffen als deelproject van het project Aanpak recidive werkstraffen jeugd. Dit project loopt tot het najaar 2012 en beoogt de werkstraffen kwalitatief te verbeteren opdat de slagingskans wordt vergroot. In 2011 zijn de volgende resultaten behaald:

  • 1. Er is een geactualiseerd werkproces werkstraffen opgesteld en in de regio geëvalueerd.

  • 2. Er is een plan ontwikkeld om te komen tot professionalisering van de coördinatoren taakstraffen. Dit plan wordt in 2012 uitgevoerd.

In verschillende deelprojecten wordt in 2012 verder toegewerkt naar resultaten.

Verbeterplannen Justitiële Jeugdinrichtingen

In voorgaande jaren zijn veel maatregelen gerealiseerd om de begeleiding en behandeling van jongeren in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI) op een kwalitatief hoger plan te brengen. 2011 Heeft daarbij in het teken gestaan van borging van die kwaliteitsverbeteringen (onder andere bijscholing van huidig personeel) in een periode waarin de beschikbare capaciteit fors is verminderd.

  • 1. Op 1 juli 2011 is wetgeving in werking getreden die onderdeel uitmaakte van het kwaliteitsverbetertraject. Het betreft onder meer regeling van de verplichte nazorg, de pedagogische time-out regeling en de wettelijk regeling van nachtdetentie.

  • 2. In 2011 het onderzoek «Onderwijs in Justitiële Jeugdinrichtingen en gesloten jeugdzorg» uitgevoerd. Het onderzoek geeft informatie over de aansluiting van het onderwijs bij het onderwijsniveau en de specifieke behoefte van jongeren in Justitiële Jeugdinrichtingen. Ook is informatie verzameld over scholen die zijn aangesloten bij de Jeugdzorgplus

Het capaciteitsplan JJI’s (TK, 24 587 nr. 403) waarover de Tweede Kamer eind 2010 is geïnformeerd, is in 2011 uitgevoerd. Ten aanzien van de nieuwbouw van Teylingereind is een overeenkomst met VWS en Avenier gesloten ter exploitatie van plaatsen ten behoeve van Jeugdzorgplus.

Adolescentenstrafrecht

Met betrekking tot de aangekondigde invoering van adolescentenstrafrecht (mede ter ondersteuning van de aanpak van bovengenoemde jeugdgroepen) is 2011 een jaar van voorbereiding en beleidsvorming geweest. Het wetsvoorstel (wijziging van een aantal wetten) voor de invoering van een Adolescentenstrafrecht is eind 2011 in consultatie gegaan. Het adolescentenstrafrecht behelst een breed pakket aan maatregelen om de criminaliteit van risicojongeren effectiever aan te kunnen pakken, waarmee een samenhangend sanctiepakket voor 15 tot 23 jarigen wordt gerealiseerd. Het wetsvoorstel biedt meer flexibiliteit bij het opleggen van sancties rond de leeftijdsgrens van 18 jaar, waardoor beter rekening kan worden gehouden met de ontwikkelingsfase van jongvolwassenen. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel in 2012 aan de Tweede Kamer gezonden.

Indicatoren

De belangrijkste indicator voor beoogde beleidseffecten vormt het recidivepercentage. Aanvullend worden indicatoren gehanteerd die inzicht geven in de doorlooptijd in de jeugdstrafrechtketen, de kwaliteit van de gedragsinterventies voor jeugdigen en het bereik van de nazorg. Deze gegevens bieden in gezamenlijkheid zicht op de effecten van verschillende in te zetten beleidsinstrumenten ter bestrijding van de jeugdcriminaliteit en het voorkomen van recidive.

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtketen

Doorlooptijden Jeugdstrafrechtketen
           

Realisatie

Begroting

Verschil

   

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Percentage binnen de normtijd (%) voor:

Norm

             

1e verhoor:

               

Haltverwijzing

7 dgn

67

74

76

76

76

80

– 4

Ontvangst pv

1 mnd

74

74

82

80

78

80

– 2

Start Halt-afdoening

2 mnd

63

72

76

69

88

80

8

Afdoening OM

3 mnd

77

79

79

81

79

80

– 1

Vonnis ZM

6 mnd

57

54

62

62

61

80

– 19

                 

Melding Raad:

               

Afronding taakstraf

160 dgn

80

81

80

84

86

80

6

Rapport Basisonderzoek

40 dgn

60

63

65

72

65

80

– 15

Bron: Parket Generaal (factsheets doorlooptijden jeugdstrafketen)

Aan de hand van de factsheets kan worden geconcludeerd dat de doorlooptijden zijn gestabiliseerd in 2011. De WIA-werkgroep is ingesteld om er voor te zorgen dat de doorlooptijden een punt van aandacht blijven en derhalve wordt door deze werkgroep toegezien op de waarborging.

Nazorg na verblijf in een JJI op strafrechtelijke titel

Indicator

Bereik nazorgtraject
         

Realisatie

Begroting

Verschil

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

 

Percentage jongeren dat nazorg krijgt aangeboden

70

80

85

100

100

100

 

Percentage jongeren waarvoor een trajectberaad is gehouden

– 

– 

90

95

95

97

 

Bron: Raad voor de Kinderbescherming

Toelichting indicator

Vroegtijdig ingrijpen

Begin 2012 is een één-meting uitgevoerd waarbij wordt gemeten over de periode september – oktober 2011. Daaruit wordt een landelijk beeld gebouwd, gebaseerd op de bevindingen in de 4 steekproefregio’s.

Verbetering JJI’s

In 2011 zijn alle JJI’s Harmonisatie Kwaliteitsbeoordeling Zorgsector (HKZ) gecertificeerd. Hiermee is een stevige basis gelegd voor de kwaliteit van de primaire processen en een sluitend systeem van periodieke toetsing, evaluatie en bijstelling ontwikkeld.

Operationele doelstelling 14.3

Voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Doelbereiking

De Minister van Veiligheid en Justitie draagt zorg voor het voorzien in de voogdij van alleenstaande minderjarige vreemdelingen. Hiertoe subsidieert het Ministerie van Veiligheid en Justitie op grond van het Besluit subsidie rechtspersonen voor voogdij en gezinsvoogdij vreemdelingen de Stichting Nidos die deze voogdijtaak uitoefent. In 2011 zijn nieuwe normprijzen vastgesteld voor de begeleidingskosten en de verzorgingskosten. De Minister voor Immigratie, Integratie en Asiel is verantwoordelijk voor het beleid inzake alleenstaande minderjarige vreemdelingen.

Instrumenten

De Minister van Veiligheid en Justitie subsidieert de Stichting Nidos, die de voogdijtaak voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen uitoefent. De Inspectie Jeugdzorg heeft in 2011 haar rapport uitgebracht over de wijze waarop Nidos zijn voogdijtaak uitoefent. In september 2011 is dit rapport aan de Tweede Kamer aangeboden (TK 27 062, nr. 72).

Indicatoren

Realisatie meetbare gegevens bij de operationele doelstelling

Voogdij (prestatiegegevens NIDOS)
     

Realisatie1

Begroting

Verschil

 

2009

2010

2011

2011

 

Aantal jongeren onder voogdij aan het begin van het jaar

2 495

2 964

3 031

2 911

120

Aantal instroom jongeren onder voogdij

1 426

1 254

1 055

950

105

Aantal uitstroom jongeren onder voogdij

967

1 285

1 360

1 125

235

Gemiddelde bezetting voogdij

2 669

2 952

2 882

2 850

32

Gemiddelde bezetting opvang door Nidos

1 717

1 808

1 894

2 234

– 340

Gemiddelde prijs voogdij per jongere

5 228

5 258

5 866

5 838

28

Gemiddelde prijs verzorging jongere in Nidosopvang

5 083

5 384

5 280

4 809

471

Gemiddelde prijs opvang per jongere (inclusief voogdij)

10 311

10 642

11 228

10 647

581

Bron: Nidos

1

Deze realisatiecijfers zijn voorlopig.

Toelichting Indicatoren

Door het lagere aantal jongeren in Nidos-opvang zijn de kosten voor begeleiding gestegen. De toename in voogdijkosten per jongere is hiermee verklaard.

Licence