Base description which applies to whole site

Artikel 57. Versterken van het internationale beleid en strategische aangelegenheden

Algemene beleidsdoelstelling

Om zo effectief mogelijk internationaal op te treden moet IenM met name haar beïnvloedingsmogelijkheden in Brussel gebruiken, maar ook via die Europese band de mondiale inzet voor de realisering van een duurzame leefomgeving te adresseren. Daarnaast vragen de internationale contacten van IenM om gerichte inzet van kennis en expertise.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Er is een aantal redenen waarom actief en anticiperend opereren in de internationale arena belangrijk is en nog belangrijker zal worden:

  • De uitbreiding van 15 naar 27 leden van de Europese Unie (EU) betekent in beginsel dat kleinere landen minder invloed hebben in het besluitvormingsproces. Nederland zou door zijn goede kennispositie goed in staat moeten zijn om invloed uit te oefenen, mits deze kennis effectief wordt ingebracht en er bereidheid is samen met de juiste partners tijdig informatie te delen. Hierbij gaat het met name om in de beleidsvoorbereidende fase van de EU;

  • Het halen van de beoogde milieu- en leefomgevingskwaliteit en de daartoe te nemen maatregelen in Nederland is sterk afhankelijk van afspraken binnen de EU (zoals voor bronbeleid voor auto’s en apparaten, emissiehandel, energiezuinige woningbouw en duurzame stedelijke ontwikkeling);

  • Een gelijk speelveld ten aanzien van milieueisen aan producten en processen is van groot belang om de internationale concurrentiekracht van Nederland te handhaven (binnen Europa en daarbuiten) en om kansen te geven aan duurzame ontwikkeling in ontwikkelingslanden en het realiseren van de Millennium Development Goals (MDG’s);

  • Het klimaatprobleem en de aantasting van de biodiversiteit zijn problemen op wereldschaal. Daarnaast zijn economische activiteiten wereldwijd steeds verder vertakt en verbonden geraakt, en zijn landen relatief eenvoudig uitwisselbare vestigingsplaatsen geworden. Dit vergt een internationale aanpak en afspraken (bijvoorbeeld ontwikkeling van duurzaamheidscriteria);

Waar mogelijk worden de meetbare effecten bij de afzonderlijke operationele doelen beschreven. Dit is niet in alle gevallen mogelijk. Internationale operationele doelen zijn veelal ondersteunend aan in andere (nationale) operationele doelen. Deze doelen zijn bij verschillende dienstonderdelen belegd en worden op diverse begrotingsartikelen gepresenteerd; de voornaamste beleidsprestaties 2011 worden daar aangegeven en verantwoord. De beoogde beleidseffecten zijn bovendien niet alleen afhankelijk van de Nederlandse inzet, maar ook van de inbreng van partners en andere partijen. Dit is bijvoorbeeld het geval als het gaat om internationale onderhandelingen.

Externe factoren

De mate waarin genoemde beleidsdoelstellingen zijn gehaald was mede afhankelijk van voldoende maatschappelijk draagvlak in binnen- en buitenland voor de noodzakelijke maatregelen alsmede het krachtenveld bij de internationale onderhandelingen.

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

57 Versterken van het internationale milieubeleid

       

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 

Slotwetmutaties

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

 

2011

Verplichtingen

87 752

104 072

140 883

8 139

4 139

8 456

– 4 317

2

– 4 756

Uitgaven

103 171

108 536

124 646

23 369

52 000

101 180

– 49 180

 

– 46 915

57.44 Internationaal milieubeleid

       

3 079

4 386

– 1 307

 

– 344

57.44.04 Internationaal milieubeleid (HGIS-deel)

       

2 478

3 310

– 832

 

– 637

57.44.06 Internationaal milieubeleid (niet HGIS-deel)

       

601

1 076

– 475

 

293

57.48 Clean Development Mechanism

       

47 345

93 675

– 46 330

 

– 46 102

57.48.08 Clean Development Mechanism

       

47 345

93 675

– 46 330

3

– 46 102

57.50 Beperken klimaatverandering door post-kyoto afspraken

       

611

901

– 290

 

430

57.50.10 Beperken klimaatverandering door post-kyoto afspraken

       

611

901

– 290

 

430

57.52 Interreg

       

965

2 218

– 1 253

 

– 899

57.52.12 Interreg

       

965

2 218

– 1 253

4

– 899

Van de totale uitgaven:

                     

– Apparaatsuitgaven

       

0

           

– Baten-lastendiensten

       

0

           

– Restant

       

52 000

           

57 Ontvangsten

6 341

7 978

4 408

705

301

0

301

5

301

1

incl. stand ISB (+/–) dep.herindeling

2

De verplichtingen vallen lager uit omdat bij internationaal milieubeleid minder verplichtingen zijn aangegaan (onder andere de voorziene overheveling richting OC&W bijdrage Polair Programma 2011 is niet doorgegaan). Daarnaast heeft op dit artikel een correctie plaatsgevonden die onder andere betrekking heeft op een BTW-afdracht (circa € 5 miljoen). Om alsnog inzicht te geven in het volume van de aangegane verplichtingen, is de verplichtingenstand hiervoor bijgesteld.

3

De onderuitputting bij het CDM in 2011 vloeit voort uit het feit dat in het budget een bedrag was opgenomen voor eventuele noodzakelijke aankopen om het halen van de Kyoto-doelstelling zeker te kunnen blijven stellen. Volgens het Planbureau voor de Leefomgeving bestaat er namelijk een kans dat Nederland 8 Mton tekort zou komen om de Kyoto-doelstelling te halen. Deze aankopen hebben nog niet plaatsgevonden, omdat gewacht wordt totdat in 2013/2014 de werkelijke emissies in de Kyoto-periode en de leveringen op de aangekochte emissierechten bekend zijn.

4

In de ramingen was rekening gehouden met eventuele financiële gevolgen van een bij het programma Noordwest Europa door de Europese Commissie uitgevoerde audit. Deze audit is echter nog niet afgerond en de Europese Commissie heeft nog geen uitspraak gedaan over een eventuele correctie.

5

De ontvangsten betreffen de afrekeningen van vastgestelde projecten.

Operationele doelstellingen

57.48. Clean Development Mechanism (CDM)

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Op 31 december 2011 is er voor circa 24,1 Mton aan emissiereducties gerealiseerd, waarvan op dat moment circa 17,4 Mton was geleverd.

  • Alhoewel nagenoeg alle projecten zich in het registratieproces bevinden, zijn deze nog niet allemaal geregistreerd. Dit werd met name veroorzaakt door vertragingen bij:

  • de onafhankelijke validatoren en de Executive Board,

  • de ontwikkeling van de projecten, zoals het rond krijgen van de noodzakelijke financiering.

Het verwachte volume van de nog te registreren projecten is overigens gering (tussen de 0,2 en 0,5 Mton)

  • In 2011 zijn geen concrete duurzame ontwikkelingsprojecten opgezet die bijdragen aan armoedebestrijding, duurzame ontwikkeling, alsmede het beperken van de negatieve gevolgen van klimaatverandering door de beperkte aankoop van CDM-emissierechten. Wel is de samenwerking met en afstemming over activiteiten van IenM met organisaties als Buitenlandse Zaken, FinancieringsMaatschappij voor Ontwikkelingslanden (FMO), AgentschapNL verbeterd om de coherentie te waarborgen. Zo wordt onder andere samengewerkt bij de ontwikkeling van geothermische projecten in Indonesië.

  • In 2011 is besloten deel te nemen aan het door de Wereldbank gelanceerde initiatief «Partnership for Market Readiness» dat zich richt op de toepassing en verdere ontwikkeling van marktmechanismen voor het realiseren van de klimaatdoelstellingen.

Meetbare gegevens

Door middel van het Clean Development Mechanism is tot en met 31 december 2011 voor circa 24,1 Mton aan emissiereducties gerealiseerd, waarvan circa 17,4 Mton op dat moment was geverifieerd, gecertificeerd en geleverd. Van de circa 17,4 Mton is ca. 5,8 Mton in 2011 geleverd, terwijl in de begroting 2011 verwacht werd dat circa 5,4 Mton geleverd zou worden.

57.44 Internationaal milieubeleid

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Behoud van biodiversiteit/betalen voor ecosysteemdiensten.

    Ten aanzien van Biodiversiteit & Ecosysteemdiensten is in 2011 in het kader van het interdepartementale programma «Biodiversiteit werkt» een aantal internationaal georiënteerde projecten afgerond, waarmee ecosysteemdiensten kunnen worden geïntegreerd in duurzaamheidsrapportages en investeringsbeslissingen. Verder is voortgang gemaakt met het internationale Green Development Initiative, gericht op het faciliteren van private financiering van behoud en duurzaam gebruik van biodiversiteit. Tenslotte heeft ook de Taskforce Biodiversiteit & Natuurlijke Hulpbronnen haar eindadvies gepubliceerd; bij die gelegenheid is door de ministeries van EL&I en IenM een intentieverklaring getekend met bedrijfsleven en NGO’s om tot een uitvoeringsprogramma te komen voor de aanbevelingen van de Taskforce.

  • Duurzame productie en consumptie.

    De Europese Commissie heeft in 2011 een Routekaart voor Resource Efficiency gepubliceerd. In deze Routekaart is aangekondigd dat in 2012 het Actieplan voor Duurzame Productie en Consumptie zal worden herzien. Belangrijke beleidsinitiatieven binnen het Actieplan zijn de uitbreiding van Ecodesign Richtlijn en Ecolabel Verordening. Nederland heeft in Brussel actief bepleit voor de uitbreiding van de Ecodesign Richtlijn naar ook niet-energiegerelateerde producten. In de Routekaart zijn ook verschillende acties aangekondigd voor Duurzaam Inkopen (Green Public Procurement). Nederland is actief betrokken bij de ontwikkeling van de (vrijwillige) criteria voor een aantal productgroepen. In 2011 heeft het UNEP Panel voor Natuurlijke Hulpbronnen verschillende conceptrapporten geproduceerd waaronder rapporten voor duurzaam landgebruik, ontkoppeling van de economische groei van de milieudruk en recycling van metalen. Nederland zit in de stuurgroep van het Panel en heeft ook een aantal wetenschappers in het Panel zelf.

    De 19de vergadering van de VN Commissie voor Duurzame Ontwikkeling vond plaats in mei 2011. De onderhandelingen betroffen onder andere de volgende onderwerpen: duurzaam transport, afval en 10 Jarenplan voor Duurzame Consumptie en Productie). Ondanks het feit dat alle partijen het eens zijn geworden over de belangrijkste inhoudelijke punten van de besluiten, zijn uiteindelijk de besluiten niet aangenomen omdat de ontwikkelingslanden (G77) controversiële passages over Palestijnse gebieden wilden invoegen.

  • Rio+20.

    De voorbereiding van Rio+20 (VN Conferentie over Duurzame Ontwikkeling, juni 2012 in Rio de Janeiro) leidde tot regelmatig overleg in Brussel en New York. Wat Brussel betreft vooral over het door de EU uit te dragen standpunt. Nederland (met name via IenM) was hierbij extra sterk betrokken vanwege de rol van «lead country» bij de voorbereiding van de EU-visie en EU-standpunten over het belangrijkste hoofdthema: groene economie. Begin november 2011 heeft de EU haar visie aan de VN voorgelegd. Mede op basis hiervan is eind 2011 door de VN een allereerste versie van het einddocument opgesteld («The Future We Want»), waarover in aanloop naar Rio onderhandeld zal worden.

  • Verbreden van het gebruik van duurzaamheidcriteria.

    Voor bio-energie heeft Nederland bij de Europese Commissie gepleit voor het opnemen van verplichte duurzaamheidseisen op het terrein van vaste en gasvormige biomassa in de richtlijn voor hernieuwbare energie. De Commissie komt naar verwachting in de lente van 2012 met een voorstel. Tevens zijn voor biobrandstoffen en bio-energie voor het eerst wereldwijd door overheden een lijst van 24 duurzaamheidsindicatoren voor biobrandstoffen en bio-energie vastgesteld. Verder zijn standaardiseringsinstellingen zoals NEN, CEN en ISO ondersteund om voor duurzaamheid van biobrandstoffen en bio-energie te bevorderen en wordt inmiddels ook gekeken naar de ontwikkeling daarvan voor biobased producten.

  • Versterken proces richting Europa.

    Op basis van positieve uitkomst van de in 2010 uitgevoerde evaluatie naar het werken met dossierteams, is deze werkmethode in 2011 geïntensiveerd. De andere overheden bleven hierdoor voor wat betreft het Europese speelveld adequaat aangehaakt op belangrijke beleidsterreinen zoals klimaatadaptatie, luchtkwaliteit, MER en omgevingslawaai. In 2011 werd hiermee ook een start gemaakt voor de richtlijn Seveso III en de totstandkoming van het 7e Milieu Actie Programma. Onderhandelingen over internationale milieuverdragen lopen steeds meer via de EU en de dossieraanpak is ook hiervoor toepasbaar gemaakt. Zo zijn de algemeen geldende regels voor EU coördinatie, mandatering van de Commissie en woordvoering voor praktisch gebruik uitgeschreven omdat over deze – soms controversiële – onderwerpen vaak lang werd gediscussieerd ten koste van het tijdig bereiken van een gezamenlijk EU-standpunt.

  • Naleving.

    Veel milieuverdragen hebben een zogenoemd nalevingsmechanisme, waarbij een comité zich over nalevingproblemen van verdragspartijen buigt, maatregelen neemt en voorstelt aan de bijeenkomst van partijen van dat verdrag. IenM zet zich in om bij milieuverdragen die nog geen nalevingsregime hebben een discussie op gang te krijgen over de meest effectieve manier om nalevingproblemen op te lossen. Tijdens de periodieke bijeenkomst van partijen van twee mondiale milieuverdragen over chemicaliën (het Verdrag van Stockholm over «Persistent Organic Pollutants – POPs», het Verdrag van Rotterdam over «Prior Informed Consent – PIC») werd gesproken over het opzetten van een zogenoemd nalevingsmechanisme. Helaas is dat in beide gevallen niet gelukt.

Meetbare gegevens

Voor dit operationele doel zijn geen meetbare gegevens te vermelden.

57.50 Beperken klimaatverandering door mondiale post-Kyoto afspraken

Operationele doelstelling

Doelbereiking

In Durban (2011) is opnieuw een betekenisvolle stap gezet in de ontwikkeling van een robuust mondiaal klimaatregime. Het Durban-pakket bestaat uit de volgende onderdelen:

  • 1. een proces richting een nieuw mondiaal bindend instrument, waarbij het doel is om de mondiaal afgesproken 2-gradendoelstelling binnen bereik te houden;

  • 2. uitzicht op de tweede verplichtingenperiode van het Kyoto-protocol;

  • 3. de operationalisering van het in Cancun gelanceerde Groene Klimaatfonds, waarmee de ontwikkelingslanden ondersteund kunnen worden bij hun toekomstige klimaatbeleid;

  • 4. een reeks operationele besluiten op het terrein van mitigatie, adaptatie, technologie en capaciteitsopbouw, waarmee de nog openstaande punten van de Cancunafspraken zijn ingevuld of operationeel gemaakt.

Op 13 december 2011 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de belangrijkste uitkomsten van de klimaatconferentie te Durban (Kamerstukken II 2011/12, 31 793, nr. 60).

In 2011 is besloten om deel te nemen aan het door de Wereldbank gelanceerde «Partnership for Marketreadiness» dat ondersteuning biedt aan landen om optimaal gebruik te kunnen maken van de koolstofmarkt, zowel nu als in de toekomst. Het PMR biedt steun bij de invoering van marktgerichte instrumenten, waarvan momenteel CDM en emissiehandel de belangrijkste exponenten zijn. Het PMR richt zich op verdere bijstelling of uitbreiding van het CDM, inclusief nieuwe vormen van marktmechanismen (bijvoorbeeld sectoraal) en de wijze waarop landen daarbij kunnen worden ondersteund (bijvoorbeeld met pilots) waarbij rekening wordt gehouden met verschillen in ontwikkelingsniveau.

57.52 INTERREG

Operationele doelstelling

Interreg is een Europese subsidieregeling, waarin partijen uit meerdere landen samenwerken aan projecten op het terrein van duurzame ruimtelijke en regionale ontwikkeling. Interreg is er voor overheden, bedrijven en kennisinstellingen om oplossingen te vinden voor gezamenlijke problemen op het gebied van bijvoorbeeld water en milieu en om kennis en ervaring met elkaar te delen.

IenM coördineert de Nederlandse deelname aan de transnationale en interregionale programma’s.

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Een hoge deelname van Nederlandse partners aan ingediende projectvoorstellen binnen de INTERREG-programma’s en het «European Observation Network for Territorial Development and Cohesion» (ESPON);

  • Een hoge score van goedgekeurde projecten waarin Nederlandse partners deelnemen Ultimo 2011 zijn 183 projecten met Nederlandse deelname in de transnationale en interregionale programma’s in uitvoering (en 11 in het ESPON-programma). Dat aantal is inclusief projecten die eind 2011 onder voorbehoud goedgekeurd zijn. De ervaring leert dat er doorgaans geen grote hoeveelheden projecten afvallen in de eindafronding van het projectplan.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Basis waarde 2006

Gereali seerd 2007

Gereali seerd 2008

Gerealiseerd 2009

Gerealiseerd 2010

Gerealiseerd 2011

Streef waarde 2012

Streef waarde 2013

In uitvoering zijn van INTERREG IV projecten met Nederlandse deelname binnen de transnationale en interregionale programma’s

0

21

64

118

130

183

155

160

Deelname van Nederland in transnationale programma’s.

0

In de  top 4

In de  top 4

In de  top 4

In de  top 4

In de  top 4

In de  top 4

In de top 4

Bron: IenM administratie

Het aantal van 183 projecten met Nederlandse deelname ligt boven de streefwaarde (145 voor 2011) en daarmee is de streefwaarde voor de gehele periode in principe al bereikt. Nederland staat daarmee in de top 4 binnen de B-programma’s, gemeten naar het aantal deelnemende partners. Dit is bereikt door een actieve benadering en ondersteuning van (potentiële) projectpartners. IenM heeft in 2011 (en ook daarvóór) voorlichtingsbijeenkomsten georganiseerd over het programma, waarin nut en noodzaak van internationale samenwerking werden besproken. Daarnaast zijn de contactpersonen die namens het programma en het Rijk werkzaam zijn, zeer actief geweest in het leggen van contacten tussen potentiële projectpartners, en het meedenken over de opzet van een kansrijk projectvoorstel. Dit heeft geleid tot relatief veel Nederlandse partners in de ingediende projectvoorstellen. In de verschillende stuurgroepen van de programma’s worden de projectvoorstellen beoordeeld op kwaliteit en relevantie. Er zijn veel projecten met Nederlandse partners goedgekeurd.

Incidentele subsidies (vermelding voor wettelijke grondslag)

Aan het Regional Environment Center Caucasus te Tbilisi is voor het project «Improvement of environmental liability regime; introduction of methodolgy for valuation of environmental damage» een subsidie verstrekt van € 74 976,-.

Aan de UN Economic Commission for Europe is voor «Conventions Trust Fund in 2011 for the purpose of developing and testing a sound methodology for managing crisis situations caused by oil terminals and/ or pipelines in transboundary waters» een subsidie verstrekt van € 60 000,-.

Aan de OECD is voor het project «Streamlining economic instruments of environmental management in Eastern Europe, Caucasus and Central Asia» een subsidie verstrekt van € 50 000,-.

Aan The Regional Agricultural & Environmental Initiatives Network-Africa is voor het project «Capacity building on Liability and Redress and Access to Genetic Resources and Benefit Sharing» een subsidie verstrekt van € 20 000,-.

Aan The China Council for International Cooperation on Environment and Development 2011 is een subsidie verstrekt van € 100 000,-.

Aan de UNEP is een bedrag beschikbaar gesteld van € 115 312,- voor «The General Trust Fund of the Rotterdam Convention for 2011».

Aan de UNEP is een bedrag beschikbaar gesteld van € 144 203,- voor «The Stockholm Convention 2012–2013».

Aan het Regional Environment Center te Szentendre is voor het project «Introducing into the CEE financial market the concept of Green Bank and Guarantee Fund to ease the financing of Low Carbon Refurbishments in the Built Environment» een subsidie verstrekt van € 55 000,-

Aan het Regional Environment Center te Szentendre is voor het project «Extension of the REC’s internal financial System and Development of its Controlling System» een subsidie verstrekt van € 55 000,-.

Aan het Regional Environment Center te Szentendre is voor het project «Support for the REC as Regional Focal Point for Art 6 of the UNFCCC» een subsidie verstrekt van € 10 000,-.

Aan de United Nations Economic Commission for Europe is voor het «Environmental performance Review programme» een subsidie verstrekt van € 10 000,-.

Aan het Ministry of Agriculture, Forestry, Environment and Water Management te Wenen is voor het «ESDN work programme» in 2011 een subsidie verstrekt van € 8 250,-.

Aan de UNEP is voor «the International Resource Panel» een subsidie verstrekt van € 100 000,-.

Aan de «United Nations Economic Commission for Europe is voor het Trust Fund for the Cooperative Programme for Monitoring and Evaluation of the Long-Range Transmission of Air Pollutants in Europe» is een subsidie verstrekt van € 69 971,-.

Aan de OECD is voor het «Environment, Health and Safety Programme Areas» een subsidie verstrekt van € 40 000,-.

Aan de United Nations Economic Commission for Europe is voor het «EIA-Environment for Europe Trust Fund» een subsidie verstrekt van € 30 000,-.

Aan de United Nations Economic Commission for Europe is voor «the Aarhus Convention’s work programme» een subsidie verstrekt van € 20 000,-.

Aan de United Nations Economic Commission for Europe is voor «the PRTR Protocol workprogramme» een subsidie verstrekt van € 20 000,-.

Aan de Stichting Natuur en Milieu is voor het project Blijvende betrokkenheid bij Europa 2011 een subsidie verstrekt van € 40 000,-.

Aan het European Environmental Bureau is voor het project «Strengthening environmental movement in EU decisionmaking» een subsidie verstrekt van € 40 000,-.

Aan PUM Netherlands Senior Experts te Den Haag is voor de inzet van experts als adviseur voor het milieuverantwoordelijk handelen door bedrijven in landen die nog in ontwikkeling zijn, een subsidie verstrekt van € 400 000,-.

Aan het Center for Clean Air Policy te Washington is voor het project «A Session on Industrial Efficiency during CCAP’s Asian Regional Dialogue on NAMAs» een subsidie verstrekt van € 20 000,-.

Aan de OECD is voor »Annex I Expert Group on the UNFCCC» een subsidie verstrekt van € 20 000,-.

Aan het Center for Clean Air Policy te Washington is voor het project «A Policy Luncheon in Durban, South Africa» een subsidie verstrekt van € 20 000,-.

Aan de Australian Governement is voor «the meeting of the Cartagena Dialogue in Apia, Samoa» een subsidie verstrekt van € 30 000,-.

Aan de UNEP is voor «the Trust Fund for the Montreal Protocol on substances that deplete the Ozone Layer (MP)» een subsidie verstrekt van € 57 159,-.

Aan de UNEP is voor «the Trust Fund for the Vienna Conventions 2011 on substances that deplete the Ozone Layer (MP)» een subsidie verstrekt van € 7 116,-.

Aan de UN Climate Change Secretariaat is voor «the Trust Fund for Supplemenatry Activities» een subsidie verstrekt van € 76 363,-.

Aan de UN Climate Change Secretariaat is voor «the Trust Fund for Supplemenatry Activities» een subsidie verstrekt van € 76 363,-.

Aan het Center for Clean Air Policy te Washington is voor het project «Developing a NAMA Finance Plan for Greater Use of Alternative Fuels by the Cement Sector in Mexico» een subsidie verstrekt van € 55 000,-.

Aan de United Nations framework convention on Climate Change is voor de «annual fee for the International Transaction Log» een subsidie verstrekt van € 92 493,-.

Overzicht afgeronde onderzoeken

 

Onderzoek onderwerp

Algemeen of operationeel doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

INTERREG

57.52

2011

2011

Zie toelichting

De in de begroting 2011 voor INTERREG aangekondigde beleidsdoorlichting was met name gericht op de vraag of de streefwaardes met betrekking tot het aantal Nederlandse deelnemers reëel was. Ondertussen is gebleken dat de (mede) door Nederlandse partners ingediende voorstellen van zodanige kwaliteit zijn, dat de streefwaarden zonder meer haalbaar zijn. Er heeft derhalve geen expliciete evaluatie plaatsgevonden.

Licence