Base description which applies to whole site

Artikel 7. Duurzaamheid

Algemene beleidsdoelstelling

Het tegengaan van de afwenteling van de effecten van de Nederlandse productie en consumptie op andere leefgebieden en op toekomstige generaties. Dit gebeurt onder andere door het vermogen van bodem en water om ecosysteemdiensten te leveren zoveel mogelijk te behouden en de milieudruk in de hele levenscyclus van grondstoffen en producten te minimaliseren.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2012 is voortgang geboekt met het verduurzamen van de samenleving en het creëren van een groene economie langs de lijnen die in de Duurzaamheidsagenda (Kamerstukken II, 2011/12, 33 041, nr. 1) zijn neergezet. Zo sloot het Kabinet twintig Green Deals met bedrijven, maatschappelijke organisaties en medeoverheden, onder andere voor de verduurzaming van zwembaden, biomassa en papierproductie (Kamerstukken II, 2011/12, 33 043 nr. 1). Om de grondstoffenvoorzieningszekerheid beter te borgen en de milieudruk van winning, productie, gebruik en afdanking van grondstoffen te reduceren is actief ingezet op het sluiten van ketens en het versterken van grondstoffenrotondes op het gebied van onder andere textiel, fosfaat, elektronische apparatuur en beton. Voor het creëren van een gelijk speelveld voor duurzame producten en diensten zijn onder anderen de (afval)regels voor nuttige toepassing van organische reststromen aangepast, zodat deze efficiënter kunnen worden ingezet voor hergebruik. Bovendien heeft Nederland zich ingezet voor Europees geharmoniseerde duurzaamheidseisen voor vaste biomassa, waarover een voorstel van de Europese Commissie wordt verwacht. Verder zijn initiatieven genomen om de transparantie en vergelijkbaarheid van duurzaamheidsprestaties te vergroten, zoals de website44 over het meten van duurzaamheid en een wegwijzer in keurmerken voor consumenten op de website van Milieu Centraal45.

Een andere mijlpaal waarmee de overgang naar een circulaire economie wordt bevorderd is de in 2012 afgesloten nieuwe, 10-jarige raamovereenkomst verpakkingen, waarin de basis is gelegd voor het sluiten van de kringloop van verpakkingsmaterialen. Tevens is in een Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) op grond van de Crisis- en herstelwet ruimte gecreëerd voor het experimenteren met duurzaam stortbeheer. De voorbereidingen zijn getroffen voor een Green Deal waarin de voorwaarden voor de experimenteerruimte worden vastgelegd en het bedrijfsleven zich verbindt aan een langjarige investering.

Ook in de kabinetsreactie op de uitkomsten van de task force biodiversiteit is een lijn neergezet die de basis vormt voor een transitie naar een groene economie, die moet leiden tot No net Loss, dat wil zeggen per saldo geen verder verlies aan biodiversiteit in 2020. Met de Triple-O aanpak46 – die staat voor Ontdekken, Overeenkomen, Ontwikkelen – is een concrete handreiking gedaan om in gebiedsinrichting en gebiedsbeheer de baten van het natuurlijk kapitaal te kunnen benutten. Methodes als de Triple-O aanpak en het Biodiversiteitactieplan47 uit 2012 maken het mogelijk om als initiatiefnemers in een gebied de handen ineen te slaan voor kwaliteitsverbetering van de omgeving.

Externe factoren

Voor het verduurzamen van onze maatschappij heeft de (rijks)overheid zelf niet primair het heft in handen. Haar rol is het stimuleren en faciliteren van de partijen in de samenleving (zoals bedrijven en consumenten) die hun gedrag duurzamer kunnen maken. Het beleid wordt daarom in nauwe samenwerking met deze partijen vormgegeven.

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

07 Duurzaamheid

 

Realisatie

Vastgestelde begroting1

Verschil

 
 

2011

2012

2012

2012

 

Verplichtingen

25.928

5.188

23.146

– 17.958

1

Uitgaven

143.998

98.342

110.953

– 12.611

 

07.01 Afval en duurzaamheidagenda

129.824

92.070

101.115

– 9.045

 

07.01.01 Opdrachten

13.966

2.219

10.912

– 8.693

2

– Uitvoering AgNL

12.988

380

8.827

– 8.447

 

– Overige opdrachten

978

1.839

2.085

– 246

 

07.01.02 Subsidies

115.858

89.851

90.203

– 352

 

– Afvalfonds

115.858

89.851

89.408

443

 

– Overige subsidies

 

0

795

– 795

 

07.02 Preventie en milieugebruiksruimte

5.939

3.088

3.575

– 487

 

07.02.01 Opdrachten

5.939

3.088

3.575

– 487

 

07.03 Ecosystemen en landbouw

8.235

3.184

6.263

– 3.079

 

07.03.01 Opdrachten

3.711

756

2.822

– 2.066

3

07.03.02 Subsidies

1.417

2.378

1.078

1.300

4

07.03.04 Bijdrage aan internationale organisaties en medeoverheden

3.107

50

2.363

– 2.313

5

07.09 Ontvangsten

450

815

0

815

6

1

Het betreft hier de conversiestand bij 1e suppletoire begroting 2012. Zie ook de leeswijzer.

Toelichting

Ad 1) De opdrachtverlening aan AgNL is overgaan naar ILT en RWS/Leefomgeving. Bij AgNL werd de verplichting een jaar voor uitvoering van de opdracht vastgelegd, bij ILT en RWS/Leefomgeving gebeurt dat in het uitvoeringsjaar. Het betreft dus een verschil dat veroorzaakt wordt door het hanteren van een andere systematiek.

Ad 2) Het verschil wordt met name verklaard door de overheveling van middelen bij 2e suppletoire begroting naar artikel 6 ten behoeve van de centraal gecoördineerde opdracht aan AgentschapNL (AgNL).

Ad 3) Het verschil wordt met name verklaard door de verlaging van het kasbudget bij 2e suppletoire begroting ten bedrage van € 2,2 miljoen. Middelen zijn overgeheveld naar artikel 6 ten behoeve van de centraal gecoördineerde opdracht aan AgNL en Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM).

Ad 4) De overschrijding heeft plaatsgevonden door het alsnog betalen en afronden van in eerdere jaren toegezegde subsidies, bijvoorbeeld in het kader van de Subsidieregeling Maatschappelijke Organisaties en Milieu (SMOM).

Ad 5) De onderuitputting is het gevolg van het niet doorgaan van de betaling aan het Ministerie van Economische Zaken (EZ) in het kader van het Investeringsbudget Landelijk Gebied (ILG).

Ad 6) Ontvangst betreffende scheepsafvalstoffen binnenvaart.

07.01 Afval en duurzaamheidsagenda

Artikelonderdeel

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2012 zijn geweest:

Uitvoering van de interdepartementale duurzaamheidsagenda

  • Onder coördinatie van de staatssecretaris van IenM is voortgang geboekt met de ruim 50 acties die onder de «Agenda duurzaamheid – een groene groeistrategie voor Nederland» hangen. Daarnaast heeft het kabinet green deals gesloten met het bedrijfsleven en zijn vorderingen gemaakt met het creëren van een gelijk speelveld voor duurzame producten en diensten.

  • Nederland heeft via actieve deelname aan verschillende trajecten bij de Europese Commissie aangedrongen op een verbreding van de Richtlijn Ecodesign naar alle relevante milieugevolgen en in beginsel alle producten. Eind 2012 heeft de Europese Commissie de besluitvorming opgeschoven naar 201448.

  • Er maakten in 2012 bijna 500 metaalbedrijven gebruik van de in 2011 gelanceerde Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO-monitor, waarmee het niveau van duurzaam ondernemen transparant kan worden gemaakt). Het programma MKB Doe Mee is in 2012 voortgezet met 100 Midden- en Kleinbedrijf (MKB)-ondernemingen in de sectoren bouw en logistiek, die gebruik maakten van het adviestraject van Syntens. Negen op de tien ondernemers hebben de adviezen op het gebied van duurzame innovatie opgevolgd49.

  • In 2012 is het advies van het bedrijfsleven over duurzaam inkopen verder geïmplementeerd, zijn grootschalige initiatieven ter bevordering van innovatie gestimuleerd en is de rol van overheidsinkopers versterkt (Kamerstukken II, 2011/12, 30 196, nr. 184).

Uitvoering van de afvalagenda (brief «Meer waarde uit afval»)

  • Ter voorbereiding op het nationale afvalpreventieplan, dat op grond van de Kaderrichtlijn Afval eind 2013 gereed moet zijn, zijn de afvalpreventieactiviteiten in Nederland en de effecten ervan geïnventariseerd (zie ook het voortgangsbericht over de afvalbrief (Kamerstukken II, 2011/12, 30 872, nr. 112). Op basis daarvan bekijken betrokkenen welke afvalstoffen prioriteit moeten krijgen bij de uitwerking van preventiemaatregelen in het plan.

  • Het herziene Besluit beheer verpakkingen, papier en karton is in december 2012 in de Ministerraad vastgesteld en op 24 januari 2013 gepubliceerd (Staatsblad 2013, nr. 24).

  • In 2012 zijn de projecten uit de eerste ronde van de zeven prioritaire materiaalketens uit het Landelijk Afvalbeheerplan 2 (LAP2) afgerond. Voor de prioriteiten textiel, papier/karton, voedsel(verspilling), aluminium en bouw- en sloopafval zijn en worden projecten opgeschaald, waar mogelijk via afspraken met de sector in een green deal. Voorbeelden van geslaagde projecten zijn het printerloos kantoor, terugwinning van aluminium uit afvalverbrandingsinstallatie (AVI-) bodemas, verduurzaming van de betonketen, ondernemers die van elkaar leren in duurzaamheidskringen, de textiel actiemaand in mei 2012 en een regionale «foodbattle» voor het terugdringen van voedselverspilling in huishoudens. De afspraken betreffen veelal een deel van de betreffende materiaalstroom en daarmee voor dat deel de beoogde ordegrootte 20% milieuwinst in die stroom. Voor de ketens grof huishoudelijk afval en PVC is te weinig of te langzaam milieuwinst mogelijk gebleken voor zinvolle opschaling.

  • In 2012 zijn zogeheten grondstofrotondes gestimuleerd voor textiel, fosfaat en elektr(on)ische apparaten. Met de kunststofrotonde is in januari 2013 gestart, omdat is gewacht op het afsluiten van het nieuwe verpakkingenakkoord. De uitvoering van het ketenakkoord fosfaatkringloop is voortvarend verlopen. Er zijn regionale verwerkingsroutes en concrete businesscases ontwikkeld om exporteerbare fosfaatproducten (zoals kunstmest) te produceren uit teruggewonnen fosfaat bij waterzuivering, uit mest en uit de voedingsmiddelenindustrie. Investeringen in installaties voor terugwinning en verwerking van fosfaat zijn versneld. De grondstofrotonde textiel heeft onder andere geresulteerd in een plan van aanpak om textielinzameling te optimaliseren.

  • In diverse trajecten zijn en worden knelpunten in regelgeving aangepakt. Het gaat onder meer om verlichting van de afvalregels voor nuttige toepassing van organische reststromen en het opstellen van einde-afval-criteria voor puingranulaat ter bevordering van recycling. Door het invoegen van de agrarische activiteiten in het Activiteitenbesluit milieubeheer (Stb. 2012, nr. 441) is een vermindering van de administratieve lasten gerealiseerd van € 42,7 miljoen (zie bijlage bij Kamerstukken II, 2011/12, 29 515, nr. 338). Ook zijn oplossingen voor eventuele knelpunten in regelgeving onderdeel van diverse green deals (Kamerstukken II, 2011/12, 33 043, nr. 1).

  • In samenwerking met de sector is een voorstel voor einde-afval-criteria voor puingranulaat opgesteld dat op draagvlak kan rekenen bij de stakeholders (zie ook voortgangsbericht afvalbrief).

  • Eind 2012 is het traject tot wijziging van de Wet milieubeheer gestart, dat zal resulteren in een juridische basis om een landelijke regeling voor de einde-afval-criteria te creëren. Dit type criteria leidt tot een hogere kwaliteit van secundaire grondstoffen en geeft een positieve impuls voor de recycling.

  • De RoHS-richtlijn (Restriction on Hazardous Substances, 2011/65/EG) is geïmplementeerd in de Regeling gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur. De regeling bevat bepalingen voor het gebruik van gevaarlijke stoffen als lood, kwik en cadmium in apparatuur en is op 2 januari 2013 in werking getreden (Staatscourant 2012 nr. 23695).

Actualisatie Grafiek Ontwikkeling afvalaanbod en -toepassing

Meetbare gegevens

De indicator «Ontwikkeling afvalaanbod en -toepassing» kent tussendoelen voor 2015 en 2021 (afkomstig uit LAP2). Deze betreffen het totale afvalaanbod en het aandeel dat nuttig wordt toegepast respectievelijk verbrand of gestort. De meest recente monitoringgegevens van AgentschapNL (van mei 2012 over het jaar 2010, bevestigen het beeld van de afgelopen jaren: de totale hoeveelheid afval lijkt af te nemen en meer dan 90% van het Nederlandse afval wordt nuttig toegepast. Actuele gegevens (over 2011) komen in mei 2013 beschikbaar (zie eveneens Overzicht afgeronde onderzoeken).

07.02 Preventie en milieugebruiksruimte

Artikelonderdeel

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2012 zijn geweest:

  • Met een wijziging van de Regeling bodemkwaliteit op 1 januari 2012 is het bodemloket verankerd, dat in de loop van 2012 operationeel is geworden50. Het bodemfunctie- en bodemkwaliteitskaartensysteem is hierin ondergebracht, waarmee het systeem een volledig beeld geeft van de bodemkwaliteit in Nederland.

  • Op 12 juli 2012 is bij wijziging van de Amvb behorende bij de Crisis- en herstelwet (derde tranche) een wijziging van het Stortbesluit doorgevoerd (Staatsblad 2012, nr. 350). Dit betreft de invoeging van de Experimentenparagraaf Duurzaam Stortbeheer. Inwerkingtreding van deze wijziging van het Stortbesluit is voorzien per apart Koninklijk Besluit eind 2013, afhankelijk van het moment van afsluiten van de green deal Duurzaam Stortbeheer.

  • Als toetsingskader voor het duurzaam gebruiken van de ondergrond is de zoekmachine BodemVizier online en werkend51

  • Het ontwerp van de Zwemwaterwet is nog niet gepubliceerd. In de loop van 2012 is besloten om de ontwikkeling van de nieuwe zwemwaterregelgeving op wetniveau te integreren in de in ontwikkeling zijnde Omgevingswet (zie ook de bijlage bij kamerstukkken II, 2011/12, 33 118 nr. 3).

  • Aanpak en planning voor de Nota drinkwater zijn in de loop van 2012 gewijzigd; de nota wordt in 2013 in samenwerking met alle stakeholders (drinkwaterbedrijven, provincies, gemeenten en waterbeheerders) opgesteld en zal een integraal kader geven voor het nationale drinkwaterbeleid. Wel is in 2012 het nationaal kader ten behoeve van de tweede generatie stroomgebiedsbeheerplannen (Kaderrichtlijn water) opgesteld52.

  • De evaluatie van het Uitvoeringsprogramma Diffuse Bronnen Waterverontreiniging is afhankelijk van de voortgang op majeure dossiers, zoals het nutriënten- en gewasbeschermingsmiddelenvraagstuk. Deze thema’s zijn zeer bepalend voor het beeld van wat het beleid voor diffuse bronnen heeft opgeleverd. Door vertraagde rapportages op deze terreinen zal de rapportage over het uitvoeringsprogramma op zijn vroegst medio 2013 gereed zijn.

Meetbare gegevens

Prestatie- en effectindicatoren voor de milieukwaliteit van bodem en water:

Het aandeel van alle gebieden dat op bodemkwaliteitskaarten is vastgelegd is 100% (AgentschapNL). De streefwaarde voor 2012 was 95%. Het percentage meetresultaten dat aan de wettelijke normen voor drinkwaterkwaliteit voldoet en de mate waarin drinkwaterbedrijven een goedgekeurd leveringsplan hebben zijn beide 100%. De streefwaarden voor 2012 waren respectievelijk 99,9% en 100% (deze normen hebben een wettelijke basis in de Drinkwaterwet; de cijfers over de mate van realisatie zijn afkomstig van AgentschapNL).

De streefwaarde voor de mate waarin drinkwaterbedrijven voldoen aan de wettelijke leveringszekerheidsnorm is 100% voor 2015. Sinds 2012 leveren drinkwaterbedrijven volgens een jaarlijkse cyclus gegevens aan over de kwaliteit van het geleverde drinkwater. Alle drinkwaterbedrijven hebben daarvoor een jaarrapportage ingediend; de analyse over deze gegevens is in april 2013 beschikbaar.

Het doel is dat in 2015 100% van de zwemlocaties voldoet aan de Zwemwaterrichtlijn. In 2011 voldeed 88,4% van de zwemlocaties gelegen in het zoete oppervlaktewater; van de zwemlocaties gelegen aan de kust voldeed 97,7%. (Deze indicator wordt vastgesteld op grond van de verplichte jaarlijkse rapportages van de waterbeheerders over de kwaliteit van het zwemwater).

07.03 Ecosystemen en landbouw

Artikelonderdeel

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2012 zijn geweest:

  • Het interdepartementale beleidsprogramma biodiversiteit is afgerond en geëvalueerd. De Kamer is middels een brief van juli 2012 (Kamerstukken II, 2011/12, 26 407, nr. 63) over de resultaten van het programma alsmede de evaluatie geïnformeerd.

  • In 2012 is een start gemaakt met een meerjarig monitoringprogramma dat uiteindelijk informatie moet opleveren over de maatschappelijke meerwaarde (kosten en baten) van functionele agrobiodiversiteit (FAB). De eerste meetresultaten uit de FAB-pilots zijn opgenomen in het handboek (Een gezonde bodem onder een duurzame samenleving, RIVM april 2012).

  • De biociden in de categorie hoog risico hebben ofwel een toelating of zijn van de markt gehaald. In 2012 is gestart met de implementatie van de Verordening biociden; deze zal tijdig worden afgerond in 2013.

  • In 2012 zijn nog geen reële emissiecijfers naar oppervlaktewater ingevoerd in de toelatingsbeoordeling, omdat de daarvoor benodigde onderzoeksgegevens nog niet beschikbaar waren. De gegevens komen waarschijnlijk in de loop van 2013 beschikbaar; in de aangekondigde Tweede nota duurzame gewasbescherming zal hierop worden ingegaan.

  • In 2012 is het gedoogbeleid ingevuld voor stoppende bedrijven die vallen onder het actieplan ammoniak. Dit beleid is op 1 januari 2013 in werking getreden (Kamerstukken II, 2012/13, 33 037 nr. 39).

  • Het aanvullen van het Besluit huisvesting veehouderij met emissienormen voor fijn stof is in 2012 voorbereid met een onderzoek ter onderbouwing van de normen. Inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit is voorzien in 2014 (Kamerstukken II, 2012/13, 30 175, nr. 130).

  • In 2012 is uit overleg met producenten van stalemissiereducerende technieken gebleken dat zij mee willen werken aan certificering van hun technieken. Voor emissiereducerende technieken waarvoor certificering op initiatief van de producenten niet haalbaar is, wordt naar een vervangend beoordelingssysteem gezocht. In 2013 zal duidelijk worden voor welke technieken er certificaten komen en hoe de markttoegang voor overige technieken er uit ziet.

  • Het aanscherpen van de emissienormen voor ammoniak in een wijziging van het Besluit huisvesting veehouderij is in 2012 gestart met een voorbereidend onderzoek ter onderbouwing van de normen. Inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit is voorzien in 2014 (Kamerstukken II, 2011/12, 30 654, nr. 99).

Actualisatie indicatoren Duurzame landbouw

Meetbare gegevens

Indicatoren duurzame landbouw: De indicator voor ammoniak betreft de totale emissie van alle doelgroepen. De streefwaarde voor 2020 is 122 kton. Uit de Emissieregistratie blijkt voor zowel 2010 als 2011 een totale emissie 122 kton. De indicator voor meststoffen betreft het gemiddelde nitraatgehalte in het ondiepe grondwater van zandgronden. De streefwaarde voor de lange termijn is 50 mg/l. Uit het rapport «Landbouwpraktijk en waterkwaliteit in Nederland, RIVM, 2012»53 blijkt een gehalte van 63 mg/l in 2010 en 51 mg/l in 2011. De indicator voor fijn stof betreft het aantal overschrijdingen van de normen voor fijn stof. Het doel is dat 0% van de veehouderijbedrijven de norm overschrijdt. Uit de monitoring van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwalitiet (NSL) blijkt dat in 2011 64 veehouderijen en in 2012 132 veehouderijen de fijn-stofnormen overschrijden (Kamerstukken II, 2012/13, 30 175, nr. 154).

Indicator gewasbeschermingsmiddelen: In de Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming van februari 201254 concludeert het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) dat om geen normoverschrijdingen te hebben, de milieubelasting van het oppervlaktewater door het gebruik van gewasbeschermingmiddelen met 95% moet afnemen ten opzichte van 1998. In de verantwoording over 2011 is reeds aangegeven dat telers de milieubelasting met ongeveer 85% hebben weten terug te dringen. De aangekondigde Tweede nota duurzame gewasbescherming zal nieuw beleid aankondigen op het gebied van de waterkwaliteit. Er zullen realistische en uitvoerbare ambities worden opgenomen met nieuwe indicatoren.

Indicator natuurlijke hulpbronnen: Het aandeel van het op de Nederlandse markt gebrachte hout dat duurzaam is geproduceerd, wordt gemeten in de monitor «Duurzaam geproduceerd hout op de Nederlandse markt», uitgevoerd door de Stichting Probos in opdracht van de Rijksoverheid.

Hierbij wordt uitgegaan van de duurzaamheidscriteria die de overheid hanteert in het inkoopbeleid. De Kabinetsambitie was dat vanaf 2011 minimaal 50% van het hout op de Nederlandse markt duurzaam is geproduceerd. De monitor 2011 laat zien dat dit aandeel in 2011 65,7% was.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Titel/onderwerp

Artikelonderdeel

Start

Afgerond

Vindplaats

1. onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
           

1a. Beleidsdoorlichting

Verbeteren milieukwaliteit van bodem en water: onderdeel waterketen

07.02

2011

2012

zie toelichting

1b. Ander onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
           

2. Overig onderzoek

monitoring LAP

07.01

2012

2012

zie toelichting

Beleidsdoorlichting waterketen

De evaluatie van het Bestuursakkoord Waterketen (looptijd 2007–2011) is niet doorgegaan, omdat het akkoord overging in het Bestuursakkoord Water (BAW). De evaluatie van het BAW is voorzien voor eind 2013, hierin wordt ook de evaluatie van het waterketenbeleid meegenomen.

Overig onderzoek monitoring LAP55

Het Landelijk Afvalbeheerplan wordt jaarlijks gemonitord. De rapportage hierover geeft weer hoeveel afval is geproduceerd en verwerkt en daarmee hoe de beleidsdoelen voor preventie en nuttige toepassing worden gehaald. Uit de rapportage die in 2012 is opgesteld (Nederlands afval in cijfers 2006–2010 van februari 2013) blijkt, naast het algemene beeld van een daling van het totale afvalaanbod en een aandeel nuttige toepassing van meer dan 90%, dat de recycling van huishoudelijk afval op hetzelfde niveau blijft. Op basis daarvan is aan gemeenten en het afvalbedrijfsleven om advies gevraagd over de wijze waarop de recycling van huishoudelijk afval wel kan worden verhoogd.

Licence