Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 41 Volksgezondheid

1. Algemene beleidsdoelstelling

Een goede volksgezondheid, waarbij mensen gezond leven en zo min mogelijk bloot staan aan bedreigingen van hun gezondheid.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2012 zijn de beleidslijnen uit de landelijke nota gezondheidsbeleid (TK 32 793, nr. 2) in de praktijk uitgewerkt. Naast de continue inzet op het gebied van de gezondheidsbescherming is het beleid gericht om de directe omgeving van mensen te mobiliseren voor een gezonder leven. Via scholen, sportverenigingen, gemeenten, bedrijven en sociale media, wordt de gezonde leefstijl van de jeugd bevorderd. Op het terrein van onderwijs is samengewerkt met het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). De Onderwijsagenda gericht op sport, bewegen en een gezonde leefstijl van de jeugd is hier onderdeel van.

Samen met het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) werkt VWS aan het Actieplan Gezond Bedrijf. Ook is er in diverse programma’s aandacht besteed aan preventieve activiteiten binnen de zorg. De gemeenten gebruiken de landelijke beleidslijnen als uitgangspunten voor hun eigen nota’s gemeentelijk gezondheidsbeleid die uiterlijk in 2013 gereed zijn. Hun beleid is mede gebaseerd op volksgezondheidsgegevens die in het najaar van 2012 voor het eerst in alle GGD-regio’s op een uniforme wijze zijn verzameld. RIVM en CBS hebben dit proces landelijk ondersteund. Om de afstemming tussen het landelijk en lokaal gezondheidsbeleid te verbeteren, is in 2012 een groot aantal wethouders volksgezondheid geconsulteerd. Dit heeft een aantal concrete thema’s opgeleverd dat wordt meegenomen in het Nationaal Programma Preventie, dat in 2013 van start gaat.

In 2012 is de nieuwe Drank- en Horecawet (DHW) behandeld en aangenomen in de Eerste Kamer, hiermee wordt onder andere de handhaving van de DHW gedecentraliseerd en worden jongeren onder de 16 jaar strafbaar als zij alcohol aanwezig hebben in voor publieke toegankelijke ruimtes. De nieuwe DHW is in werking getreden per 1 januari 2013.

Ook zijn in 2012 concrete stappen gezet met betrekking tot het beleidsvoornemen om kennis, informatie en onderzoek over gezond leven beter te clusteren en de beschikbare middelen efficiënter in te zetten.

Externe factoren

Veel ziekte overkomt mensen. Maar ziekte is ook vaak te voorkomen. Door burgers zelf en via de wijken, op scholen, in de sport, op het werk en in de zorg. Om de beleidsdoelen te bereiken is samenwerking van belang met andere ministeries, gemeenten, het bedrijfsleven, scholen, werkgevers en werknemers, zorgverzekeraars en -aanbieders (beroepsgroepen), maatschappelijke organisaties en de sportsector.

Binnen de overheid is een aantal actoren werkzaam op het terrein van de volksgezondheid:

  • Gemeenten staan voor de collectieve preventie op lokaal niveau. Elke vier jaar brengen gemeenten, in het kader van de Wet publieke gezondheid, een nota gemeentelijk gezondheidsbeleid uit. Bij de vormgeving en uitvoering van het lokaal gezondheidsbeleid spelen GGD’en een belangrijke rol;

  • Het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is een expertise- en regiecentrum voor de publieke gezondheid. Daartoe zijn er centra voor Infectieziektebestrijding, Bevolkingsonderzoek, Gezond Leven en Gezondheid en Milieu. Daarnaast is met het onderbrengen van de publieke delen van het voormalige NVI, het RIVM verantwoordelijk voor de inkoop en levering van vaccins voor de Nederlandse vaccinatieprogramma’s, zoals het Rijksvaccinatieprogramma en het Nationaal Programma Grieppreventie;

  • De Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit (NVWA) handhaaft de wettelijke regels voor eet- en drinkwaren, alcohol, tabak en consumentenproducten;

  • De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) houdt onder meer toezicht op de volksgezondheid en verricht onderzoek naar de staat van de volksgezondheid.

Het nationale preventiebeleid is deels afhankelijk van ontwikkelingen in EU-verband of op mondiaal niveau. Nederland is actief op het terrein van voedsel- en productveiligheid, gezonde voeding en infectieziektebestrijding in EU- en WHO-verband.

Realisatie meetbare gegevens bij de algemene beleidsdoelstelling

Indicator (outcome)
 

2000

2003

2005

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2012

1. Absolute levensverwachting in jaren:

                 

– mannen

75,5

76,2

77,2

78,0

78,3

78,5

78,8

79,2

≥ 78,8

– vrouwen

80,6

80,9

81,6

82,3

82,3

82,6

82,7

82,9

≥ 82,7

2. waarvan jaren in goed ervaren gezondheid:

                 

– mannen

61,5

62,4

62,5

64,7

63,7

65,3

63,9

63,7

≥ 65,3

– vrouwen

60,9

61,6

61,8

63,4

63,5

63,8

63,0

63,3

≥ 63,8

1. Bron absolute levensverwachting: CBS-Statline. De realisatiecijfers over 2012 worden in september 2013 verwacht.

De levensverwachting van in Nederland geboren vrouwen in 2011 bedroeg 82,9 jaar. Dat is 3,7 jaar hoger dan die van jongens (79,2 jaar). Sinds 1980 is het verschil in levensverwachting tussen de seksen kleiner geworden. Mannen boekten vanaf 1980 een winst van 6,5 jaar, vrouwen zijn gemiddeld 3,4 jaar ouder geworden.

2. Bron levens verwachting in goed ervaren gezondheid: CBS-Statline- Gezonde levensverwachting; vanaf 1981. De realisatiecijfers over 2012 worden in september 2013 verwacht.

Voor het berekenen van levensverwachting in goed ervaren gezondheid is het aantal «gezonde» jaren bepaald op basis van een vraag naar de ervaren gezondheid. In de loop der jaren is de vraag naar de ervaren gezondheid op twee (vrijwel identieke) manieren gesteld, namelijk:

1. Hoe is het over het algemeen met uw gezondheid?

2. Hoe is over het algemeen de gezondheidstoestand van onderzochte persoon?

Mensen die deze vraag beantwoorden met «goed» of «zeer goed» worden gezond genoemd.

2. Budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2008

Realisatie 2009

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Vastgestelde begroting 2012

Verschil

Verplichtingen

701.607

1.058.043

698.233

463.968

589.756

618.733

– 28.977

               

Uitgaven

596.957

794.490

792.763

626.037

602.298

630.570

– 28.272

               

41.1 Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

80.324

80.341

80.418

69.969

80.370

77.530

2.840

41.2 Er is een doelmatig systeem van publieke gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

162.526

162.355

208.969

202.007

167.050

153.455

13.595

41.3 De vermijdbare ziektelast neemt af door een goede bescherming tegen infectieziekten en preventie van chronische ziekten

290.412

488.648

445.668

297.013

298.193

343.257

– 45.064

41.4 Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij medisch-wetenschappelijk onderzoek

16.050

16.958

16.986

18.324

18.351

17.536

815

41.5 Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

47.645

46.188

40.722

38.724

38.334

38.792

– 458

               

Ontvangsten

14.200

12.933

17.234

10.277

21.135

9.710

11.425

In onderstaande toelichting worden de opmerkelijke verschillen tussen de budgettaire raming en de realisatie in het verslagjaar toegelicht.

Uitgaven

41.1 Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

De gerealiseerde uitgaven op deze doelstelling bedragen € 80,4 miljoen. Dat is circa € 2,8 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 77,5 miljoen.

In 2010 was om budgettaire redenen besloten de betaling aan de De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) voor opdrachten in december te vertragen naar januari van het volgend jaar. Bij de tweede suppletoire begroting 2012 is het oorspronkelijke betaalritme hersteld hetgeen een verhoging van het NVWA budget betekende van circa € 5,0 miljoen. Verder heeft er een overboeking plaatsgevonden binnen artikel 41 (naar operationele doelstelling 2) in verband met een herschikking van taken RIVM en RIKILT 5. Hierdoor is het NVWA budget met circa € 1,3 miljoen verlaagd.

Er is sprake van onderuitputting bij meerdere onderwerpen, zoals niet gerealiseerde uitgaven met betrekking tot voedselveiligheid en voedselinfectie, dierproeven en etikettering chemische producten (totaal circa € 0,8 miljoen).

41.2 Een doelmatig systeem van publieke gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

De gerealiseerde uitgaven op deze doelstelling bedragen € 167,1 miljoen. Dat is circa € 13,6 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 153,5 miljoen. De opdrachtverlening 2012 aan ZonMw bedraagt € 136,5 miljoen. Dit is € 17,8 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Bij de eerste en tweede suppletoire begrotingen is reeds gemeld dat er overboekingen hebben plaatsgevonden van andere beleidsartikelen. Het betreft circa € 9,9 miljoen van artikel 46 voor het programma sportimpuls 2012, circa € 5,4 miljoen van artikel 42 voor de uitvoering van de programma's «Goed Gebruik Geneesmiddelen», «Gezond Ouder Worden» en «Forum Biotechnologie en Genetica» en circa € 1,3 miljoen van artikel 43 voor de uitvoering van het programma «Palliatieve zorg». De opdracht verlening 2012 inzake de programma’s volksgezondheid aan het RIVM bedraagt € 16,9 miljoen. Dit is € 3,2 miljoen hoger dan oorspronkelijk geraamd. Dit betreft voor een bedrag van € 1,3 miljoen een herschikking van taken tussen het RIVM en RIKILT (eerste suppletoire wet). Er is circa € 5,2 miljoen minder uitgegeven op het project weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen CBRN (chemische, biologische of radiologische/nucleaire stoffen). Minder instellingen dan verwacht hebben deelgenomen aan het project, de verwachte aanschaf van apparatuur is niet doorgegaan en er is bij een aantal instellingen vertraging opgetreden in de uitvoering, waardoor de betaling van de laatste voorschotten is verschoven naar 2013 (tweede suppletoire wet).

Ter dekking van de vergoeding voor tolken- en vertaaldiensten is circa € 1,1 miljoen via artikel 44 toegevoegd aan decentralisatie-uitkering Vrouwenopvang (eerste suppletoire wet). Voorts is er circa € 1,0 miljoen minder uitgegeven voor het opvangen van rampen en crises (tweede suppletoire wet).

41.3 Minder vermijdbare ziektelast door een goede bescherming tegen infectieziekten en preventie van chronische ziekten

De gerealiseerde uitgaven op deze doelstelling bedragen € 298,2 miljoen. Dat is circa € 45,1 miljoen lager dan het in de begroting geraamde bedrag van € 343,3 miljoen.

Er is sprake van onderuitputting bij de budgetten voor de preventie chronische ziekten (€ 0,4 miljoen), preventie en bestrijding van infectieziekten (€ 1,1 miljoen), de uitvoering van de subsidieregeling Publieke gezondheid (€ 1,1 miljoen) en het budget voor technologische en demografische ontwikkelingen (€ 1,4 miljoen).

Ter dekking van de bijdrage aan ministerie van Veiligheid en Justitie voor de uitvoeringskosten van de NODO-procedure (nader onderzoek doodsoorzaak) en de meerkosten Regionale Toetsingscommissies Euthanasie is een bedrag van circa € 1,5 miljoen overgeboekt naar respectievelijk operationele doelstelling 2 en 4 van artikel 41.

De voorraad antivirale middelen bleek langer houdbaar dan verwacht, waardoor de voor de vervanging gereserveerde middelen niet tot besteding zijn gekomen (€ 22,5 miljoen). Daarnaast waren de invoeringskosten van de darmkankerscreening in 2012 lager dan verwacht, zijn de middelen ten behoeve van screeningsprogramma's niet volledig ingezet en zijn de uitvoeringskosten HPV en Hepatitis B lager dan geraamd (samen circa € 5,7miljoen).

De kosten van het RSV-vaccin in 2012 waren lager dan geraamd als gevolg van vertraging in de uitvoering van het project. Er wordt gezocht naar een nieuwe contractpartner (€ 5,5 miljoen).

Verder is voor de uitvoering van activiteiten van de landelijke nota gezondheidsbeleid «Gezondheid dichtbij» (TK 32 793, nr. 1 en 2) circa € 1,1 miljoen overgeboekt naar operationele doelstelling 5 van artikel 41. Het betreft activiteiten ter bevordering van een gezonde leefstijl voor de jeugd.

Tot slot bedroeg het totaal van de overige (kleine) mutaties circa € 4,8 miljoen.

41.4 Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij het medisch-wetenschappelijk onderzoek

De gerealiseerde uitgaven op deze doelstelling bedragen € 18,4 miljoen. Dat is circa € 0,8 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 17,5 miljoen.

Het verschil wordt voornamelijk veroorzaakt door een mutatie die reeds in de eerste suppletoire begroting is gemeld. Het betreft een overboeking binnen artikel 41 (naar operationele doelstelling 3) van € 0,6 miljoen voor de meerkosten van de Regionale Toetsingscommissies Euthanasie (RTE). De afgelopen jaren is het aantal meldingen bij de RTE fors toegenomen, met mijn brief van 10 april 2012 (TK 32 647, nr. 15) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak van de doorlooptijden. De beoordeling van euthanasiemeldingen is voor VWS een wettelijke taak.

41.5 Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

Er is geen opmerkelijk verschil tussen de budgettaire raming en de realisatie.

Ontvangsten

De gerealiseerde ontvangsten op artikel 41 bedragen € 21,1 miljoen. Dat is circa € 11,4 miljoen hoger dan het in de begroting geraamde bedrag van € 9,7 miljoen.

Zoals in de tweede suppletoire wet 2012 is aangegeven, zijn door het NVI voor een bedrag van € 7,8 miljoen vorderingen uit oude jaren voldaan in het kader van de afwikkeling van de slotbalans. Daarnaast vielen de ontvangsten door de vaststelling van subsidies verleend in voorgaande jaren op grond van de Subsidieregeling Publieke Gezondheid € 7,9 miljoen hoger uit.

De ontvangsten uit bestuurlijke boetes zijn € 3,5 miljoen lager dan oorspronkelijk geraamd.

De overige ontvangsten vielen per saldo € 0,8 miljoen lager uit.

3. Operationele doelstellingen

41.1 Het voorkomen van gezondheidsschade door onveilig voedsel en onveilige producten

Doelbereiking

De Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) heeft in 2012 activiteiten uitgevoerd ter handhaving en verbetering van het huidig beschermingsniveau van de consument met betrekking tot voedsel- en productveiligheid. Een voorbeeld hiervan is het onderzoek naar de met salmonella besmette zalm in oktober 2012. Het jaarverslag 2012 van de NVWA zal binnenkort aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Daarnaast heeft het kabinet een rol in het signaleren en beoordelen van risico’s bij nieuwe voedingsmiddelen en nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie. Doel is het beschermen van de consument tegen de eventuele risico’s van nanotechnologie in levensmiddelen en producten. Het RIVM heeft in 2012 verder onderzoek verricht naar de aanwezigheid van nanodeeltjes in het lichaam. De resultaten zullen begin 2013 bekend worden gemaakt. Vanuit Nederland wordt samen met nog tien andere lidstaten inzet gepleegd om meer urgentie bij de Europese commissie te bewerkstelligen voor geharmoniseerde regelgeving op het terrein van nanotechnologie.

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

Voor deze operationele doelstelling is geen indicator opgenomen. Reden hiervoor is dat de resultaten van dit beleidsterrein niet goed aan één of enkele indicatoren te relateren zijn.

41.2 Een doelmatig systeem van publieke gezondheidszorgvoorzieningen dat bijdraagt aan een betere volksgezondheid

Doelbereiking

Om te anticiperen op (dreigende) volksgezondheidsproblemen heeft het kabinet in 2012 activiteiten uitgevoerd ter handhaving en verbetering van het systeem van publieke gezondheidszorg.

Bevorderen van effectieve landelijke, regionale en lokale voorzieningen voor publieke gezondheidszorg

Onderdeel van de implementatie van de landelijke nota Gezondheidsbeleid (TK 32 793, nr. 1 en 2) was het voeren van een dialoog met wethouders volksgezondheid over de kansen en belemmeringen van het landelijk gezondheidsbeleid. In deze dialoog zijn ook de mogelijkheden van ondersteuning ten behoeve van het versterken van het lokaal gezondheidsbeleid in de gemeenten aan de orde geweest. Dit heeft mede geresulteerd in de organisatie van regionale verdiepingsbijeenkomst op thema’s zoals mogelijkheden van preventief beleid rond het gebruik van alcohol bij jongeren, de mogelijkheden van de verbinding tussen verschillende gemeentelijke beleidsterreinen en gezondheid en de mogelijkheden van publiekprivate samenwerking tussen gemeente en zorgverzekeraars.

Bevorderen van een effectieve jeugdgezondheidszorg

Om toegerust te zijn op de veranderingen in de samenleving wordt gewerkt aan de vernieuwing van de Jeugdgezondheidszorg (JGZ). In dat kader heeft het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid (NCJ) begin 2012 de Handreiking voor Flexibilisering in de JGZ gepubliceerd. Via ZonMw is het programma «Richtlijnen Jeugdgezondheid» gefinancierd. In 2012 zijn via dit ZonMw programma vijf richtlijnen afgerond, tien richtlijnen zijn nog in ontwikkeling. Doel is de ontwikkeling van multidisciplinaire richtlijnen voor professionals in de jeugdgezondheid (JGZ), om zo de fysieke, psychische en sociale ontwikkeling van jeugd te bevorderen en veilig te stellen daar waar deze ontwikkeling wordt bedreigd.

Eind 2012 werkten op één na alle JGZ-organisaties met digitale dossiers6. In 2012 zijn voorbereidingen getroffen voor de digitale overdracht van JGZ-dossiers tussen JGZ-organisaties (bijvoorbeeld bij verhuizing van een kind). Vanwege het nog niet beschikbaar hebben van een passende infrastructuur voor de overdracht heeft dit traject vertraging opgelopen.

Verbeteren van de paraatheid van zorgvoorzieningen voor grootschalig optreden bij crises en rampen

Aan zes ziekenhuizen is opdracht verstrekt weerstandsverhogende maatregelen te treffen in het kader van het project weerstandsverhoging onderzoeksinstellingen CBRN (chemische, biologische of radiologische/nucleaire stoffen).

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

De voortgang van het beleid wordt gemeten met de volgende indicatoren:

Indicator (output)
 

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2012

Realisatie 2012

1. Percentage gemeenten met een tweede nota gezondheidsbeleid

14%

45,8% (juli)

71,2% (juli)

90,5% (dec.)

2. Percentage gemeenten met een derde nota gezondheidsbeleid

15%

25%

3. Congruentie GGD’en / GHOR met veiligheidsregio’s

68%

(mei)

76% (jan.)

80% (jan.)

88%

(jan.)

100%

88%

4. Iedere regio één directeur publieke gezondheid voor zowel GGD als GHOR

100%

96%

Bron:

1. RIVM, Nationale Atlas Volksgezondheid

2. RIVM, Nationale Atlas Volksgezondheid Van de 415 gemeenten hebben 103 gemeenten (25%) in september 2012 de derde nota gezondheidsbeleid vastgesteld. Bij 251 gemeenten is de nota in ontwikkeling en 64 gemeenten zijn nog niet begonnen.

3. RIVM, Nationale Atlas Volksgezondheid . Het betreft hier de congruentie van de buitengrenzen van de GGD’en met de veiligheidsregio’s. Dit betekent dat de buitengrenzen van GGD’en gelijk zijn aan de buitengrens van één veiligheidregio.

4. In januari 2013 is 85% van de gemeenten (62 van de 408 gemeenten) niet congruent.

5. http://www.directeurpubliekegezondheid.nl/directeuren/directeuren-publieke-gezondheid-18-oktober-2012.pdf . Medio 2012 waren in alle regio’s afspraken over de wijze waarop de functie van directeur publieke gezondheid wordt ingevuld. In 96% van de regio’s (op één na in alle regio’s) is een directeur publieke gezondheid benoemd.

41.3 Minder vermijdbare ziektelast door een goede bescherming tegen infectieziekten en preventie van chronische ziekten

Doelbereiking

Een goede bescherming tegen infectieziekten werd ook in 2012 ondersteund door het rijksvaccinatieprogramma.

Per 1 januari 2012 zijn de regelingen «Aanvullende Curatieve Soa-bestrijding» (ACS) en «Aanvullende Seksualiteitshulpverlening» (ASH) geïntegreerd tot één regeling, namelijk «Aanvullende Seksuele Gezondheidszorg» (ASG).

Resistentievorming tegen bepaalde antibiotica is een zorgwekkende ontwikkeling. Naast veel maatregelen in de veterinaire sector, die samen met het ministerie van Economische Zaken zijn ingesteld, is dit jaar ook gestart met een landelijke signaleringsoverleg voor uitbraken met resistente pathogenen. De eerder ingestelde zoönose signaleringsstructuur heeft geleid tot een betere samenwerking tussen humane en veterinaire partijen.

In het kader van preventie en vroegopsporing van (chronische) ziekten is ingezet op de volgende onderwerpen:

  • In 2012 is hard gewerkt aan de voorbereiding van het nieuwe bevolkingsonderzoek darmkanker, dat in september 2013 van start zal gaan. Ook de lopende bevolkingsonderzoeken worden continu gemonitord en waar noodzakelijk aangepast. Zo is de Gezondheidsraad in 2012 gevraagd om advies uit te brengen over het bevolkingsonderzoek borstkanker en de neonatale hielprikscreening (advies wordt verwacht in 2013).

  • Daarnaast is in 2012 veel aandacht besteed aan het stimuleren van de kwaliteit van overige «health checks» en het mogelijk maken van een geïnformeerde keuze. Zo (co-) financiert VWS een richtlijn voor preventief medisch onderzoek en het EU-project «Quality criteria for health checks». De Gezondheidsraad is gevraagd om met een advies te komen over de kwaliteit van health checks (advies wordt eind 2013 verwacht).

  • De werkzaamheden van het Nationaal Actieplan Diabetes (NAD) door de Nederlandse Diabetes Federatie liepen in 2012 ten einde, met als resultaat producten die mensen met diabetes en zorgverleners kunnen gebruiken om goede preventie en diabeteszorg te realiseren. Daarbij valt te denken aan onder andere het project competenties zelfmanagementeducatie, individueel zorgplan diabetes, zorgwijzer type 1 en ondersteuningsaanbod van zorgprofessionals op het gebied van diabetespreventie.

  • Voor depressiepreventie is de rol van het ministerie van VWS vooral faciliterend geweest. Het Partnership Depressiepreventie is opgericht, waarin 14 koepels van maatschappelijke organisaties deelnemen. Het werkprogramma van het Partnership is eind 2012 afgerond en heeft als producten onder andere een handreiking depressiepreventie voor gemeenten opgeleverd en signaleringsinstrumenten voor professionals en mantelzorgers voor de herkenning van depressie. De nadruk binnen het ZonMW-deelprogramma «Preventie van psychische stoornissen» lag ook in 2012 op depressiepreventie. Binnen het thema werd gefocust op het verhogen van het bereik van risicogroepen.

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

De voortgang van het beleid wordt gemeten met de volgende indicatoren:

Indicatoren (output)
 

2005

2006

2007

2008

2009

2010

2011

Streef waarde 2012

1. Vindpercentage seksueel overdraagbare aandoeningen (soa’s) bij de soa-poli’s van de GGD

12,8%

13,3%

12,7%

13,2%

13,2%

13,7%

14,3%

≥ 14%

2. Percentage deelname aan Rijksvaccinatieprogramma

95,8%

94,3%

94,0%

94,5%

95,2%

95,0%

95,4%

≥ 95%

3. Percentage deelname aan griepvaccinatieprogramma (seizoensgriep)

76,9%

74,5%

73,5%

71,5%

70,4%

68,9%

65,7%

≥ 72%

4. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek borstkanker

81,7%

81,9%

82,4%

82,0%

81,5%

80,7%

≥ 83%

5. Percentage deelname aan Bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker

65,5%

66,0%

66,6%

66,0%

64,6%

63,9%

64,2%

≥ 65%

6. Percentage deelname aan hielprik

99,9%

99,9%

99,8%

99,8%

99,7%

≥ 99%

Deze cijfers geven een goede indicatie van de ontwikkelingen op de beleidsterreinen met dien verstande dat de nadruk op geïnformeerde keuze voor deelname ligt en niet op een zo hoog mogelijk percentage. De beschermingsgraad ligt in de praktijk hoger dan het met het deelnamepercentage weergegeven cijfer in verband met bijvoorbeeld de groepsimmuniteit.

Bron:

1. RIVM, Sexually transmitted infections including HIV in the Netherlands in 2011.

Betreft het percentage bezoekers van soa-poli’s, waarbij een (of meer) soa is gevonden. Dit percentage is relatief hoog, wat betekent dat de juiste groepen de soa-poli’s weten te vinden. Geschat wordt dat het percentage onder de totale Nederlandse bevolking ongeveer 1% bedraagt.

2. Vaccinatiegraad Rijksvaccinatieprogramma Nederland. Verslagjaar 2012 – RIVM rapport 201001001.

Voor het jaar 2011 is dit percentage 95,4%. Dit betreft het percentage kinderen geboren in 2009 dat basisimmuun is voor DKTP vóór het bereiken van hun 2-jarige leeftijd.

3. Monitor vaccinatiegraad Nationaal Programma Grieppreventie 2011, IQ Healthcare in opdracht van het Centrum voor bevolkingsonderzoek (RIVM).

4. Landelijk Evaluatieteam bevolkingsonderzoek borstkanker (LETB). Erasmus MC Rotterdam.

5. Landelijke Evaluatie Bevolkingsonderzoek naar Baarmoederhalskanker (LEBA). Rapportage 2011.

6. TNO, evaluatie van de neonatale hielprikscreening bij kinderen geboren in 2010.

Kengetal
 

1994

2000

2004

2007

Aantal patiënten diabetes mellitus

306.000

414.000

609.000

740.000

Bron: RIVM/Volksgezondheid Toekomst Verkenningen 2010, deelrapport Effecten van preventie.

Dit zijn schattingen van het aantal patiënten met diabetes type 1 en type 2 samen. De schattingen van de prevalentiezijn gebaseerd op het aantal gediagnosticeerde patiënten door de huisarts in vijf huisartsenregistraties. Door onderrapportage en toename van obesitas wordt de komende jaren een forse toename van het aantal patiënten verwacht. Dit cijfer wordt onregelmatig geactualiseerd.

41.4 Het bevorderen van ethisch verantwoord handelen in de gezondheidszorg en bij het medisch-wetenschappelijk onderzoek

Doelbereiking

Er hebben diverse evaluatieonderzoeken van medisch-ethische wetgeving plaatsgevonden, zoals evaluatie van de Euthanasiewet, de Wet Medisch wetenschappelijk onderzoek met mensen, de Embryowet en de Wet Donorgegevens kunstmatige bevruchting. Op deze evaluaties wordt in 2013 een kabinetsstandpunt aan de Tweede Kamer toegestuurd. Daarnaast is onder meer de financieringssystematiek van abortusklinieken verder genormaliseerd en zijn de toetsingscommissies euthanasie financieel ondersteund om de achterstanden – ontstaan door het gestegen aantal meldingen – voor een belangrijk deel terug te dringen (TK 32 647, nr. 15).

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

Voor deze operationele doelstelling is geen indicator opgenomen. Reden hiervoor is dat de resultaten van dit beleidsterrein niet goed aan één of enkele indicatoren te relateren zijn.

41.5 Meer mensen kiezen voor een gezonde leefstijl

Doelbereiking

Mensen maken hun eigen leefstijlkeuzes. Het kabinet heeft in 2012 diverse instrumenten ingezet ter bevordering van een gezonde leefstijl en gezonde voeding, ter voorkoming van overgewicht en obesitas en van gezondheidsschade door ongevallen en gericht op het ontmoedigen van alcohol, roken en drugs.

Instrumenten ter bevordering van een gezonde leefstijl

Het afgelopen jaar heeft het kabinet meer geïnvesteerd in het bevorderen van een gezonde leefstijl van de jeugd. Er heeft een herprioritering plaatsgevonden bij de organisaties die van VWS subsidie krijgen voor leefstijlgerelateerde activiteiten: meer inzet op jeugd, minder op actieve gedragsbeïnvloeding van volwassenen.

Ook is een driejarig programma gestart om de gezonde leefstijl van de jeugd te bevorderen via scholen en door de inzet van social media. Deze zogenaamde «Jeugdimpuls», die wordt gecoördineerd door het Centrum Gezond Leven en wordt uitgevoerd door relevante gezondheids- en onderwijspartners, omvat een bedrag van in totaal € 6 miljoen.

Daarnaast wordt er vanuit de intensivering bestrijding van overgewicht bij kinderen vanuit het Begrotingsakkoord 2013 (totaal € 26 miljoen) door VWS ingezet op een gezonde leefstijl van de jeugd, waarbij verschillende leefstijlthema’s aan bod komen.

Instrumenten ter bevordering van gezonde voeding

Ter bevordering van een gezond voedingsaanbod is ingezet op kennisontwikkeling en monitoring. Begin 2012 is op basis van de voedselconsumptiepeiling een rapport gepubliceerd door het RIVM (RIVM rapport 35005007) dat de zoutconsumptie in Nederland in kaart brengt. Met dit soort informatie wordt het bedrijfsleven gestimuleerd hun producten te verbeteren, met name wat betreft zout en verzadigd vet. In februari 2013 is een brief aan de Kamer gestuurd over de voortgang op dit vlak (TK 31 532, nr. 95).

Instrumenten ter voorkoming van overgewicht

Er zijn nu 24 gemeenten die via het deelconvenant «Jongeren op Gezond gewicht» (JOGG) op lokaal niveau het overgewicht van kinderen aanpakken7. Dit is een groei van 11 ten opzichte van 2011.

Sinds 2006 zijn diverse inspanningen verricht om een gezonde schoolkantine te creëren. Eind 2012 heeft dit als resultaat opgeleverd dat er 400 schoolkantines aan de slag zijn met het programma «Gezonde Schoolkantine».

Publiekprivate samenwerking om de gezonde keuze de makkelijke keuze te maken, laat goede ontwikkelingen zien. De samenwerking van de Hartstichting en het Voedingscentrum met de supermarktketen Lidl is hier een mooi voorbeeld van. Samen hebben zij in 2012 10.000 basisschoolkinderen bereikt. In een Amerikaanse schoolbus, omgetoverd tot rijdende kookstudio, maken leerlingen samen gezonde traktaties en leren ze spelenderwijs over gezond eten en voldoende bewegen.

Instrumenten gericht op het ontmoedigen van roken, alcohol en drugs

De NVWA heeft in 2012 prioriteit gelegd bij de handhaving van het rookverbod in de horeca. Om een integrale aanpak te bewerkstellingen met betrekking tot preventie van alcohol, roken en drugs is de preventie op het gebied van roken ondergebracht bij het Trimbos instituut.

De pilot «poliklinieken jeugd en alcohol» loopt tot en met 2013. Via deze pilot wordt kennis verspreid over goede nazorg voor jongeren die met alcoholintoxicatie zijn opgenomen. In 2012 zijn nieuwe alcoholpoli’s gestart in Assen en Goes.

Instrumenten ter voorkoming van gezondheidsschade door ongevallen

De stichting VeiligheidNL heeft in 2012 subsidie ontvangen van VWS. Deze stichting ontwikkelt en implementeert met verschillende partijen maatregelen die ongevallen in de privésfeer moeten voorkomen. Daarnaast levert VeiligheidNL aan de hand van registraties informatie over letsels in Nederland.

In 2012 is gestart met de beleidsdoorlichting van letselpreventie. Aangezien letselpreventie een sterk intersectoraal karakter heeft, dragen ook andere ministeries via verschillende instrumenten (wetgeving, toezicht, etc.) bij aan het voorkomen van ongevallen. Dit betekent dat diverse sectoren via interventies samenwerken en zich richten op de aanpak van letsels in de settings wonen, kinderopvang, school, wijk, sport, vervoer en werk en dat door middel van diverse inspanningen op het gebied van veiligheid in het verkeer, op het werk en in de privésfeer verbindingen worden gelegd.

Beleidsrelevante kengetallen en -indicatoren

De voortgang van het beleid wordt gemeten met onderstaande indicatoren. Indicatoren over sport en bewegen staan vermeld in artikel 46.

Indicator (outcome)
 

2001

2007

2008

2009

2010

2011

Streefwaarde 2012

1. Het percentage niet-rokers ≥ 15 jaar

72%

73%

72%

73%

75%

≥ 73%

2. Overgewicht bij volwassenen

47%

48,1%

≤ 47%

3. Overgewicht bij kinderen leeftijd 2–8 jaar

14,5%

12,0%

≤ 14,5%

4. Overgewicht bij kinderen leeftijd 9–17 jaar

10,3%

12,9%

≤ 10,3%

5. Obesitas bij volwassenen

11%

11,4%

≤ 11%

6. Obesitas bij kinderen leeftijd 2–8 jaar

3,9%

3,7%

≤ 3,9%

7. Obesitas bij kinderen leeftijd 9–17 jaar

2,4%

2,0%

≤ 2,4%

8. Het percentage mensen in algemene bevolking (12 jaar en ouder) dat niet zwaar drinkt.

89,3%

90,0%

89,6%

89,6%

90,6%

≥ 91,1%

9. Het percentage 12–15 jarigen dat nog nooit alcoholhoudende drank heeft gedronken

25,6%

36,5%

35,0%

38,4%

≥ 38%

10. Aantal problematische verslaafden aan opiaten per 1.000 inwoners

3,1

1,6

≤ 1,6

11. Aantal spoedeisende hulpbehandelingen in ziekenhuizen door privéongevallen en sportblessures

700.000

650.000

650.000

640.000

600.000

610.000

630.000

Bron:

1. TNS NIPO. Jaarlijks onderzoek in opdracht van het Trimbos-instituut.

2 t/m 7. Permanent Onderzoek Leefstijl Situatie (POLS), via www.statline.nl van CBS: lengte en gewicht van personen, ondergewicht en overgewicht vanaf 1981.

8. POLS, via www.statline.nl van CBS.

9. Health Behaviour in School-aged Children, Trimbos-instituut, www.trimbos.nl

10. Jaarbericht Nationale Drug Monitor 2010. Trimbos-instituut, 2010, www.trimbos.nl

11. Letselinformatiesysteem 2001–2010, VeiligheidNL en CBS, zie www.veiligheid.nl en www.cbs.nl .

5

RIKILT Wageningen UR is onderdeel van de internationale kennisorganisatie Wageningen University & Research centre. RIKILT doet onafhankelijk onderzoek naar de veiligheid en kwaliteit van voedsel.

6

Actiz/ GGD Nederland, eindrapportage «Zorgen dat het werkt.»

Licence