Base description which applies to whole site

SALDIBALANS

Tabel 1 Saldibalans per 31 december 2014 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (VIII) (bedragen x € 1.000)

Activa

Passiva

 

2014

2013

 

2014

2013

Uitgaven ten laste van de begroting

35.994.887

35.160.647

Ontvangsten ten gunste van de begroting

1.254.494

1.256.012

Liquide middelen

336

333

     

Rekening-courant RHB

   

Rekening courant RHB

34.739.984

33.907.202

Te verrekenen extern museaal aankoopfonds

34.409

33.917

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

34.409

33.917

Rekening-courant risicopremie garantstelling

5.876

5.876

Reserve risicopremie garantstelling

5.876

5.876

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

3.787

3.597

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intracomptabele schulden)

4.532

1.363

Subtotaal

36.039.295

35.204.370

Subtotaal

36.039.295

35.204.370

Openstaande rechten

208.994

178.436

Tegenrekening openstaande rechten

208.994

178.436

Extra comptabele vorderingen

23.010.522

21.313.716

Tegenrekening extra comptabele vorderingen

23.010.522

21.313.716

Tegenrekening extra comptabele schulden

   

Extra comptabele schulden

   

Voorschotten

6.961.025

5.963.909

Tegenrekening voorschotten

6.961.025

5.963.909

Tegenrekening garantieverplichtingen

2.639.134

2.575.680

Garantieverplichtingen

2.639.134

2.575.680

Tegenrekening openstaande verplichtingen

26.074.954

25.753.393

Openstaande verplichtingen

26.074.954

25.753.393

Deelnemingen

   

Tegenrekening deelnemingen

   

Totaal

94.933.924

90.989.504

Totaal

94.933.924

90.989.504

Toelichting:

Uitgaven/ontvangsten 2014

De uitgaven over 2014 zijn uitgekomen op € 35.994.887.272,88 en de ontvangsten op € 1.254.494.259,43. In de departementale jaarrekening komen de uitgaven uit op € 35.994.893.000,00 en de ontvangsten op € 1.254.495.000,00.

Het verschil tussen de werkelijke uitgaven en de realisatie volgens de departementale jaarrekening 2014 wordt veroorzaakt door de in deze rekening gehanteerde afrondingsregels.

Liquide middelen

De post Liquide middelen is opgebouwd uit het saldo bij de banken (gebaseerd op het laatste dagafschrift) en de contante gelden aanwezig in de kluis van de kasbeheerders. De samenstelling is als volgt:

Tabel 2 Liquide middelen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Openstaand per

31-12-2013

Cultuurinstellingen

336

333

Totaal

336

333

Rekening-Courant RHB

Op de rekening-courant wordt de financiële verhouding met het Ministerie van Financiën geadministreerd. Tevens worden door middel van deze administratie de begrotingsuitgaven en ontvangsten met het Ministerie van Financiën afgewikkeld.

Begrotingsreserve museaal aankoopfonds

In 1998 is het museaal aankoopfonds opgericht. Dit is een intra-comptabel fonds met het karakter van een interne reserverekening. Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor kunstaankopen voor latere jaren beschikbaar is.

In 2014 zijn er geen aankopen geweest.

Tabel 3 Rekening-courant museaal aankoopfonds (bedragen x € 1.000)

Saldo 1 januari 2014

33.917

Rentebijschrijving 2014

492

Bijdrage aankoop 2014

0

Saldo per 31 december 2014

34.409

Rekening-Courant museaal aankoopfonds

Voor de begrotingsreserve museaal aankoopfonds wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Reserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

In 2004 is de regeling Schatkistbankieren van kracht geworden. Instellingen kunnen bij het Ministerie van Financiën een schatkistlening aanvragen op basis van een strikte hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) staat garant voor deze leningen. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,1%-punt per jaar gedurende de gehele looptijd van de schatkistlening. In verband met een herziening van de afspraken tussen de Ministeries van Financiën en OCW staat OCW vanaf 2012 tevens garant voor de rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën. Hiervoor ontvangt het Ministerie van OCW een risicopremie van 0,25%-punt van het uitstaande saldo. Beide risicopremies worden gestort op een begrotingsreserve.

Op deze rekening wordt bijgehouden hoeveel geld er voor eventuele tegenvallers voor latere jaren beschikbaar is. Dit is een intra-comptabele rekening met het karakter van een interne reserverekening.

In 2014 is geen risicopremie ontvangen over het jaar 2014. Deze wordt pas in de loop van 2015 bijgeschreven.

Rekening courant risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen

Voor de begrotingsreserve risicopremie garantstelling onderwijsinstellingen en rekening courantlimieten die instellingen aanhouden bij het Ministerie van Financiën wordt een rekening-courant aangehouden bij het Ministerie van Financiën.

Uitgaven buiten begrotingsverband (= intra-comptabele vorderingen)

Tabel 4 Uitgaven buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Te verrekenen personeel en voormalig personeel

109

Dienst Uitvoering Onderwijs

3.152

Overig

526

Totaal

3.787

De post uitgaven buiten begrotingsverband DUO bestaat voor € 3,1 miljoen uit deurwaarderskosten. Voor het overige gaat het om diverse andere posten als excasso’s OV-kaart, ten onrechte ontvangen middelen en dergelijke. Deze moeten nog verrekend worden met andere administraties of derden. De post overig bestaat voor € 0,4 miljoen uit nog te ontvangen Huurvergoedingen DUO en voor € 0,1 miljoen uit ten onrechte door het Ministerie van Buitenlandse Zaken in rekening gebrachte ambassadekosten.

Ontvangsten buiten begrotingsverband (= intra-comptabele schulden)

Tabel 5 Ontvangsten buiten begrotingsverband (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Codart

3.531

Overig

1.001

Totaal

4.532

De post Codart betreft een door het Waarborgfonds gestort bedrag als zekerheid voor de aan Codarts verstrekte lening. Bij de post overig gaat het om diverse posten als EU projecten (0,2 miljoen), legaten, fondsen (0,4 miljoen) en overige derden (0,4 miljoen).

Openstaande rechten

Tabel 6 Openstaande rechten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Lesgelden

208.994

Totaal

208.994

Het betreft hier de lesgeldvorderingen DUO Groningen.

Extra comptabele vorderingen

De stand van de debiteuren per 31-12-2014 wordt als volgt gespecificeerd naar beleidsartikel en overige onderdelen:

Tabel 7 Stand debiteuren (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Openstaand per

31-12-2013

01

Primair onderwijs

610

3.920

03

Voortgezet onderwijs

410

809

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

2.651

2.869

06

Hoger beroepsonderwijs

55

55

07

Wetenschappelijk onderwijs

0

53

08

Internationaal beleid

0

0

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

1.576

950

11

Studiefinanciering

22.977.401

21.274.011

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

5.939

7.563

13

Lesgelden

0

0

14

Cultuur

19.535

21.706

15

Media

0

0

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

58

0

25

Emancipatie

374

167

95

Bestuursdepartement

1.178

878

Lening Bonaire

735

735

Totaal

23.010.522

21.313.716

De openstaande vorderingen studiefinanciering (beleidsartikel 11) betreffen de door de productgroep Studiefinanciering van de Dienst Uitvoering Onderwijs verstrekte leningen en voorschotten aan studenten ingevolge de oude regeling studiefinanciering en de nieuwe Wet studiefinanciering.

De verstrekte leningen en voorschotten aan studenten kunnen als volgt worden gespecificeerd:

Tabel 8 Verstrekte leningen en voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Openstaand per

31-12-2013

Rentedragende leningen

22.808.702

21.142.946

Renteloze voorschotten

28.774

27.264

Overige vorderingen

139.925

103.801

Totaal

22.977.401

21.274.011

De specificatie van het verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten is als volgt:

Tabel 9 Verloop van de posten rentedragende leningen en renteloze voorschotten (bedragen x € 1.000)
 

Rentedragende

Leningen

Openstaande

Voorschotten

Openstaande bedragen per 01-01-2014

21.142.946

27.264

Nieuw verstrekt, waaronder omzettingen

2.610.435

8.143

Afgelost

– 638.884

– 6.081

Overige mutaties, w.o. buiten invordering en kwijtschelding

– 295.791

– 542

Verrekeningen

– 10.004

– 10

Totaal

22.808.702

28.774

Voor de bedragen voor rentedragende leningen en renteloze voorschotten geldt de nominale waarde. De werkelijke waarde (uiteindelijk inbaar) hiervan wordt grotendeels beïnvloed door:

  • de mate waarin de als voorlopige rentedragende leningen uitgekeerde studiefinanciering (prestatiebeurs) zullen worden omgezet in beurzen, vanwege het voldoen aan de eerstejaars prestatienorm en /of diploma norm;

  • het sociaal risico bij (aflosbaar gestelde) langlopende leningen en renteloze voorschotten in verband met de wettelijk beperkte aflossingstermijnen;

  • de mate waarin de achterstallige vorderingen studiefinanciering (achterstallig lager recht en aflosbaar gestelde leningen en voorschotten) uit het deurwaarderstraject geïnd kunnen worden.

De overige openstaande vorderingen (€ 33.121) hebben onder meer betrekking op de afrekeningen van voorschotten. Deze vorderingen worden beschouwd als direct opeisbaar.

Voorschotten

De stand van de voorschotten per 31-12-2014 wordt als volgt naar beleidsartikel gespecificeerd:

Tabel 10 Voorschotten naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Openstaand per

31-12-2013

01

Primair onderwijs

1.608.599

1.307.199

03

Voortgezet onderwijs

257.374

252.502

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

1.095.533

1.106.383

06

Hoger beroepsonderwijs

65.201

210.039

07

Wetenschappelijk onderwijs

134.421

124.414

08

Internationaal beleid

8.893

10.970

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

475.878

450.182

11

Studiefinanciering

1.225.200

916.000

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

   

13

Lesgelden

   

14

Cultuur

897.617

545.006

15

Media

277.045

170.092

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

844.403

824.511

25

Emancipatie

24.088

21.759

95

Bestuursdepartement

46.773

24.852

Permanente voorschotten

   

Totaal

6.961.025

5.963.909

Het bedrag openstaande voorschotten bij Studiefinanciering betreft de voorlopige vergoedingen 2014 en 2015 aan de OV-bedrijven.

De stand van de voorschotten per 31-12-2014 wordt als volgt gespecificeerd naar vergoedingsjaar:

Tabel 11 Voorschotten naar vergoedingsjaar (bedragen x € 1.000)
 

Stand per

01-01-2014

Verstrekt 2014

Afgerekend 2014

Stand per

31-12-2014

2001

       

2002

       

2003

1.340

   

1.340

2004

8.442

   

8.442

2005

19.414

 

2.969

16.445

2006

91.846

 

24.999

66.847

2007

205.076

 

27.816

177.260

2008

184.732

 

39.613

145.119

2009

360.274

 

138.815

221.459

2010

563.510

 

263.504

300.006

2011

787.984

 

212.123

575.861

2012

1.343.585

 

398.978

944.607

2013

2.397.706

 

811.529

1.586.177

2014

0

2.917.462

 

2.917.462

Totaal

5.963.909

2.917.462

1.920.346

6.961.025

De forse stijging van de voorschotten (bijna 1 mrd) wordt veroorzaakt door de voorschotbetalingen uit hoofde van de regeling Onderwijsachterstandenbeleid; de voorschotten Cultuurnota en het fors hogere bedrag 1e voorschot 2015 aan de OV-bedrijven.

Van een achterstand in de afrekening van de oude jaargangen voorschotten is geen sprake, omdat deze vooral betrekking hebben op langlopende projecten op de verschillende beleidsterreinen. In 2014 is een gerichte actie uitgevoerd om openstaande voorschotten af te wikkelen.

Garantieverplichtingen

In het verleden zijn instellingen zelfstandig op de kapitaalmarkt leningen aangegaan ter financiering van bouwinvesteringen, onder garantiestelling van het Rijk jegens de geldverschaffers voor de rente en aflossingsverplichtingen. De destijds vigerende garantieregelingen zijn inmiddels niet meer van kracht. Vanaf 2014 kunnen onderwijsinstellingen leningen afsluiten bij het Ministerie van Financiën in het kader van schatkistbankieren voor her- en nieuwbouw. Het bedrag van de garantie verplichtingen (nog openstaande rente en aflossingsverplichtingen op lopende leningen) is het theoretisch maximale risico dat het ministerie ultimo 2014 nog loopt in verband met garantiestellingen op bouwleningen en overige garantieleningen. In onderstaand overzicht zijn de openstaande garanties gespecificeerd opgenomen in vergelijking met ultimo 2013:

Tabel 12 Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Openstaand per

31-12-2014

Openstaand per

31-12-2013

Bouwleningen aan academische ziekenhuizen

239.716

253.390

Bouwleningen aan scholen en instellingen vo

0

30

Garanties Cultuur

602.398

512.945

Garantie Vervangingsfonds

23.000

23.000

Garantie Participatiefonds

7.000

7.000

Garanties Onderzoek en wetenschapsbeleid

26.803

27.569

Garanties Wetenschappelijk Onderwijs

263.579

273.852

Garanties Hoger beroepsonderwijs

614.510

609.958

Garanties Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

544.355

550.529

Garanties Voortgezet onderwijs

242.422

242.707

Garanties Primair onderwijs

75.351

74.700

Totaal

2.639.134

2.575.680

Voor de academische ziekenhuizen is sinds 1991 de garantieregeling niet meer van kracht, met uitzondering van enkele op dat moment in gang gezette bouwprojecten. Sinds 1996 zijn geen garanties meer verstrekt. Deze leningen hebben gemiddeld een looptijd van 40 jaar. Expiratie van deze leningen zal omstreeks het jaar 2035 volledig hebben plaatsgevonden.

De uitstaande garanties bij Cultuur bedragen € 602,4 miljoen. Hiervan is € 247,9 miljoen verstrekt door het Nationaal Restauratiefonds en € 351,0 miljoen betreft een garantie onder de indemniteitsregeling (inclusief 4-maandsrisico). Voorts is er een kredietgarantie verleend ad € 3,5 miljoen aan de Stichting Nederlands Letterenfonds.

De uitstaande garanties participatie- en vervangingsfonds zijn het gevolg van het bestuurlijk akkoord dat in 2003 met de fondsen is gesloten en houden verband met garantstelling in verband met het schatkistbankieren.

De uitstaande garantie bij Onderzoek en Wetenschapsbeleid bedraagt € 26,8 miljoen. Dit betreft de garantie voor een lening van Stichting Biomedical Primate Research Center (BPRC) bij de Bank Nederlandse Gemeenten.

De uitstaande garanties bij Beroepsonderwijs en Volwasseneneductie (€ 544,4 miljoen), het hoger beroepsonderwijs (€ 614,5 miljoen), het Voortgezet onderwijs (€ 242,4 miljoen) het Wetenschappelijk Onderwijs (€ 263,6) en het Primair Onderwijs (€ 75,4 miljoen) hebben betrekking op de door het Ministerie van Financiën onder hypothecaire zekerheid of garantiestelling van de gemeenten verstrekte geldleningen aan onderwijsinstellingen en garantstellingen rekening courantlimieten.

De opbouw van de stand van de garantieverplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 13 Openstaande Garantieverplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2014

2.575.680

Bij: Aangegane verplichtingen 2014

567.284

   

Af: Afgelopen garantie 2014

475.839

Af: Verrichte betalingen 2014

0

Af: Negatieve bijstellingen van aangegane garantieverplichtingen voor 2014

27.991

Stand 31 december 2014

2.639.134

Openstaande verplichtingen

De opbouw van de stand van de aangegane verplichtingen kan als volgt worden weergegeven:

Tabel 14 Openstaande verplichtingen (bedragen x € 1.000)

Stand 1 januari 2014

25.753.393

Bij: correcties op de beginstand

 

Gecorrigeerde stand 1 januari 2014

25.753.393

   

Bij: aangegaan in 2014

36.883.732

Waarvan garantieverplichtingen

567.284

Totaal aangegaan in 2014

36.316.448

   

Af: Tot betaling gekomen in 2014

35.994.887

Stand 31 december 2014

26.074.954

De specificatie van de openstaande verplichtingen per beleidsartikel ultimo 2014 is hieronder opgenomen.

Tabel 15 Openstaande verplichtingen naar beleidsartikel (bedragen x € 1.000)

01

Primair onderwijs

5.423.277

03

Voortgezet onderwijs

6.740.162

04

Beroepsonderwijs en volwasseneneducatie

3.486.605

06

Hoger beroepsonderwijs

2.731.203

07

Wetenschappelijk onderwijs

4.173.517

08

Internationaal beleid

5.726

09

Arbeidsmarkt en personeelsbeleid

93.277

11

Studiefinanciering

0

12

Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en

schoolkosten

0

13

Lesgelden

 

14

Cultuur

1.331.168

15

Media

816.784

16

Onderzoek en wetenschapsbeleid

1.259.945

25

Emancipatie

13.290

95

Bestuursdepartement

0

Totaal

26.074.954

Niet uit de saldibalans blijkende bestuurlijke verplichtingen

Op 3 november 2012 is voor de jaren 2013 tot en met 2016 de prestatiebekostiging voor de hogescholen en universiteiten toegekend. Naar de stand ultimo 2014 zijn de verplichtingen tot en met 2015 vastgelegd. Die voor het jaar 2016 nog niet, de totale verplichting voor de prestatiebekostiging voor dat jaar bedraagt voor de hogescholen € 184 miljoen en voor de universiteiten € 141 miljoen.

Op 13 mei 2013 is het Techniekpact 2020 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs en het bedrijfsleven. Onderdeel van het techniekpact is het regionale investeringsfonds mbo. Hiermee is totaal een bedrag beschikbaar van € 100 miljoen voor de jaren 2014 t/m 2017. Van dit bedrag is ultimo 2014 voor het jaar 2014 al een bedrag van € 25 miljoen juridisch verplicht, voor de jaren 2015 t/m 2017 moet nog een bedrag van € 75 miljoen juridisch verplicht worden.

Op 19 september 2013 is een Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) gesloten met de partijen in de Stichting van het Onderwijs. Aan deze verplichtingen zitten condities vast zoals het afsluiten van sectorakkoorden en cao’s met de verschillende onderwijssectoren.

Op 17 april 2014 is het Sectorakkoord VO 2014 – 2017 met de VO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2015 een bedrag van € 238 miljoen voor het voortgezet onderwijs beschikbaar, oplopend tot structureel € 369 miljoen in 2018 en volgende jaren. Deze bedragen waren ultimo 2014 nog niet juridisch verplicht, en zijn daarmee niet in de saldibalans opgenomen.

Op 11 juli 2014 is het Bestuursakkoord MBO 2015–2019 afgesloten met bestuurders uit het onderwijs. Dit bestuursakkoord bouwt voort op verschillende akkoorden namelijk het Regeerakkoord «Bruggen Slaan», het Actieplan mbo «Focus op Vakmanschap 2011–2015», het Nationale Onderwijsakkoord, bestuursakkoord Professionalisering mbo (2011) en addendum (2012), Lerarenagenda 2013–2020 en het Nationaal Techniekpact 2020. Onderdeel van het Bestuursakkoord MBO is de regeling kwaliteitsafspraken. Hiermee is een bedrag beschikbaar van € 231 miljoen in 2015, € 322 miljoen in 2016 en € 400 miljoen vanaf 2017. Dit betekent totaal € 1,353 miljard in de jaren 2015–2018.

Van dit bedrag is ultimo 2014 voor de jaren 2015 t/m 2017 al een bedrag van € 118 miljoen juridisch verplicht. Het resterende bedrag van € 1,235 miljard is in de jaren 2015–2018 bestuurlijk verplicht.

Op 26 november 2014 is het Bestuursakkoord PO 2014 – 2020 met de PO-Raad afgesloten. Met dit akkoord komt er voor 2015 een extra bedrag van € 141 miljoen voor het primair onderwijs beschikbaar, oplopend tot structureel € 286 miljoen in 2018 en volgende jaren. Deze bedragen waren ultimo 2014 nog niet juridisch verplicht, en zijn daarmee niet in de saldibalans opgenomen.

Licence