Base description which applies to whole site

Artikel 2. Woonomgeving en bouw

A Algemene doelstelling

Het stimuleren van burgers, decentrale overheden, instellingen en bedrijven tot het realiseren van een goede kwaliteit van woningen, gebouwen en andere bouwwerken. Belangrijke aspecten daarbij zijn de veiligheid en gezondheid van gebouwen, alsmede het streven om energie te besparen, waarmee tevens de woonlasten kunnen worden beperkt. Het bevorderen van de woningbouw waarbij aanbod vraaggericht tot stand komt, zodat dit veel meer gaat aansluiten bij de woonwensen van mensen. Het stimuleren van burgers en andere partijen om de leefbaarheid in steden en dorpen te bevorderen.

B Rol en verantwoordelijkheid

Op basis van de Woningwet (hoofdstuk V) is de Minister verantwoordelijk voor woningbouw, hetgeen de zorg omvat voor voldoende omvang, kwaliteit en differentiatie van de woningvoorraad. Het kabinet wil de sector stimuleren door innovatie te bevorderen, onnodige belemmeringen weg te nemen en waar mogelijk de mededinging te versterken, waardoor meer ruimte ontstaat voor kleinschalige, natuurlijke groei, het voorzien in eigen woningbehoefte, (collectief) particulier opdrachtgeverschap (CPO) en meegroei-, mantel- en meergeneratiewoningen.

Op basis van de Woningwet (artikel 120), de Wet milieubeheer (hoofdstuk 4) en de Kadasterwet is de Minister verantwoordelijk voor het stimuleren van energiebesparing en reductie van CO2-uitstoot binnen de sector gebouwde omgeving.

Op basis van de Woningwet (artikel 2) is de Minister verantwoordelijk voor het opstellen en het beheer van de bouwregelgeving en is hij stelselverantwoordelijk om hiermee de bouwkwaliteit te borgen door middel van regisseren en doen uitvoeren.

Op basis van de Woningwet (artikel 80a) draagt de Minister zorg voor de bevordering en ondersteuning van stedelijke vernieuwing. Dit geldt met name bij het leefbaar maken en houden van steden en dorpen, bijvoorbeeld aandachtswijken en krimp- en anticipeerregio’s. Belangrijke maatregelen zijn: het aanpassen van belemmerende wet- en regelgeving, advisering, kennisoverdracht, monitoring van resultaten en het aanspreken van medeverantwoordelijke departementen, met het oog op een integrale (gebiedsgerichte) aanpak. De primaire verantwoordelijkheid ligt bij de gemeenten en vervolgens bij de provincie.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de nieuwbouwprogrammering grotendeels wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. In de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad worden de bestaande verstedelijkingsafspraken onderdeel van de integrale aanpak voor deze gebieden. In de andere regio’s is er geen directe betrokkenheid meer van het Rijk bij de programmering van nieuwbouwwoningen.

C Beleidsconclusies

In de Nationale Energieverkenning 2015 is gemeld dat het energieverbruik blijft dalen, maar dat het tempo van die daling afneemt. Om de daling van het energieverbruik te stimuleren zijn nieuwe beleidsimpulsen nodig. Het kabinet heeft in december 2015 op basis van de voortgangsrapportage van de Borgingscommissie Energieakkoord aangegeven hoe de maatregelen in 2016 geïntensiveerd zullen worden.

In 2015 zijn de maatregelen uit het Energieakkoord voor onder meer verbetering van de energieprestatie van gebouwen nader ingevuld. Begin 2015 is een voorlopig energielabel gezonden naar alle particuliere woningeigenaren die nog niet beschikten over een energielabel. Vanaf juni 2015 kunnen ook verenigingen van eigenaars (VvE’s) een beroep doen op het Nationaal Energiebespaarfonds voor het aangaan van leningen voor energiebesparende maatregelen. Eind 2015 hadden de eerste vijf VvE’s een aanvraag voor een energiebespaarlening ingediend.

Vanwege de openstelling van het Nationaal Energiebespaarfonds voor VvE’s is het beschikbare budget van € 35 mln. specifiek voor een regeling voor energiebesparing door VvE’s niet aangesproken.

De ondersteuning van lokale energiebesparingsinitiatieven door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten met gebruikmaking van Rijksmiddelen is – conform de begroting – in 2015 nader ingevuld.

De implementatie van de Europese richtlijn Energieprestatie van gebouwen (EPBD), waar de invoering van het energielabel voor gebouwen onderdeel van uitmaakt, is in 2015 afgerond.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)
   

2011

2012

2013

2014

Realisatie 2015

Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015

Verschil 2015

Verplichtingen:

0

0

119.715

118.601

34.918

249.123

– 214.205

                 

Uitgaven:

0

0

38.102

90.136

49.839

101.623

– 51.784

                 

2.1

Energie en bouwkwaliteit

0

0

16.883

67.505

19.508

63.490

– 43.982

 

Subsidies

0

0

12.605

64.830

18.073

44.860

– 26.787

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

0

0

631

4.825

12.869

8.200

4.669

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

0

0

1.592

1.306

3.320

600

2.720

 

Energiebesparing verhuurders

0

0

0

0

0

400

– 400

 

FES IAGO

0

0

0

0

975

0

975

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

0

0

6.905

1.709

0

360

– 360

 

Revolverend fonds EGO

0

0

0

50.000

0

35.000

– 35.000

 

Tijdelijke regeling blok voor blok

0

0

50

80

302

300

2

 

Tijdelijke stimuleringsregeling energiebesparing

0

0

3.427

6.910

607

0

607

 

Opdrachten

0

0

3.550

2.675

1.435

18.630

– 17.195

 

Beleidsprogramma Energiebesparing

0

0

2.491

1.634

574

16.538

– 15.964

 

Beleidsprogramma bouwregelgeving

0

0

1.019

998

861

2.092

– 1.231

 

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

0

0

40

43

0

0

0

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

728

0

0

0

0

 

Beleidsprogramma Energiebesparing(Agentschap RvO)

0

0

728

0

0

0

0

                 

2.2

Woningbouwproductie

0

0

15.177

18.880

27.448

8.920

18.528

 

Subsidies

0

0

360

340

515

200

315

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

0

0

360

340

515

200

315

 

Opdrachten

0

0

490

377

516

863

– 347

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie

0

0

490

377

516

863

– 347

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

14.327

18.163

26.417

7.857

18.560

 

Beleidsprogramma woningbouwproductie (Agentschap RvO)

0

0

14.327

18.163

26.417

7.857

18.560

                 

2.3

Kwaliteit woonomgeving

0

0

6.042

3.551

2.530

13.813

– 11.283

 

Subsidies

0

0

2.543

2.650

1.901

0

1.901

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

2.533

2.650

1.901

0

1.901

 

Wijkverpleegkundigen

0

0

10

0

0

0

0

 

Opdrachten

0

0

1.425

776

629

13.813

– 13.184

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

1.425

758

616

3.813

– 3.197

 

Wijkverpleegkundigen

0

0

0

18

13

10.000

– 9.987

 

Bijdragen aan medeoverheden

0

0

2.074

125

0

0

0

 

Beleidsprogramma woonomgeving e.a.

0

0

2.074

125

0

0

0

                 

2.4

Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

0

200

353

15.400

– 15.047

 

Leningen

0

0

0

0

0

15.000

– 15.000

 

Revolverend Fonds Energiebesparing verhuurders

0

0

0

0

0

15.000

– 15.000

 

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

0

0

0

200

353

400

– 47

 

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

0

0

0

200

353

400

– 47

                 

Ontvangsten:

0

0

2.056

305

116

91

25

E Toelichting op de financiële instrumenten

2.1 Energie en bouwkwaliteit

Subsidies

Beleidsprogramma Energiebesparing

In de eerste en tweede suppletoire begroting 2015 is binnen artikel 2.1 budget herschikt van opdrachten energiebesparing naar subsidies energiebesparing. Door deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven plaats op het juiste instrument. Daarnaast is gemuteerd met name voor de ontwikkeling en uitrol van het energielabel voor woningen (artikel 2.2). Dekking van de kosten hiervoor vindt daarmee plaats binnen de voor dit doel beschikbare budgetten. Met name deze herschikkingen hebben per saldo geleid tot een overschrijding van het budget, vergeleken met de stand «oorspronkelijk vastgestelde begroting».

Zie verder de toelichting bij het onderdeel «Opdrachten».

Beleidsprogramma bouwregelgeving

Zoals toegelicht in de 1e suppletoire begroting 2015, heeft de implementatie van een wetsvoorstel dat het stelsel van kwaliteitsborging van het bouwen en de bouwkwaliteit verbetert, vertraging opgelopen. Derhalve zijn de kosten van implementatie doorgeschoven van 2014 naar 2015. Daarnaast heeft een technische herschikking (van «Opdrachten» naar «Subsidies») binnen het beleidsprogramma bouwregelgeving plaatsgevonden. Door middel van deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven binnen dit programma plaats op het juiste instrument.

Zie verder de toelichting bij het onderdeel «Opdrachten».

Energiebesparing verhuurders

Op 1 september 2015 is de stimuleringsregeling energieprestatie huursector (STEP-regeling) van € 400 mln. voor investeringen van sociale verhuurders in energiebesparende maatregelen in verband met geconstateerde onregelmatigheden in de aanvragen aangepast op het punt van de administratieve eisen en de controlemogelijkheden; inhoudelijk is de regeling niet gewijzigd. Driekwart van de aanvragen is ingetrokken en per 31 december 2015 is ruim € 47 mln. aangevraagd, waarvan voor ruim € 30 mln. verleend is. In het eerste kwartaal van 2016 worden de aanpassingen in de regeling geëvalueerd.

Betaling van de verleende subsidies vindt plaats in 2018/2019.

Innovatieregelingen gebouwde omgeving

Met het oog op effectieve doorvertaling van de resultaten van het Innovatieprogramma Energiesprong naar de markt is de looptijd van het programma verlengd tot en met 2016.

Revolverend fonds EGO

Met de aanpassingen van het Nationaal Energiebespaarfonds, de vereenvoudiging van de aanvraagprocedure begin 2015 en de verzending van een voorlopig energielabel aan alle particuliere woningeigenaren zijn de resultaten van het fonds sterk verbeterd. Tot en met 31 december 2015 hebben ruim 3.600 particuliere woningeigenaren een lening uit het fonds aangevraagd voor in totaal ruim € 42 mln. en zijn bijna 1.900 aanvragen omgezet in een lening voor in totaal rond € 22 mln. Mede op basis van de aangenomen motie Ronnes (Kamerstukken II 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 12) wordt onderzoek verricht naar de oorzaken achter het huidige tempo van leningverstrekking en naar de mogelijkheden om het gebruik nog te vergroten. De in de eerste suppletoire begroting 2015 aan dit budget toegevoegde € 25 mln. als tweede tranche van de rijksbijdrage aan het fonds is in 2015 niet tot uitbetaling gekomen en is bij Slotwet doorgeschoven naar 2016.

Sinds de opening van het Nationaal Energiebespaarfonds voor VvE’s in juni 2015 hebben ook de eerste vijf VvE’s een lening aangevraagd. Het budget van € 35 mln, bestemd voor een regeling voor energiebesparing door verenigingen van eigenaars (VvE’s) is in 2015 niet aangesproken en wordt overgeboekt naar 2016. In het kader van de uitvoering van de motie De Vries c.s. (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 300 XVIII, nr. 18) vindt besluitvorming over inzet van deze middelen plaats bij Voorjaarsnota 2016.

Opdrachten

Beleidsprogramma Energiebesparing

Begin 2015 is een voorlopig energielabel gezonden naar alle particuliere woningeigenaren die nog niet beschikten over een energielabel. Het voorlopige energielabel kan via een webtool omgezet worden in een definitief energielabel op basis van de herziene Europese richtlijn EPBD. Per 31 december 2015 hebben ruim 270.000 woningeigenaren een definitief energielabel laten registreren. De Inspectie Leefomgeving en Transport treedt sinds tweede helft 2015 handhavend op als er geen definitief energielabel aanwezig is bij verkoop. Eind 2015 is het, ter uitvoering van de aangenomen motie De Vries (Kamerstukken II, 2015–2016, 30 196, nr. 314), in de webtool mogelijk gemaakt dat de woningeigenaar eenvoudig een gecertificeerde energieadviseur kan benaderen om een maatwerkadvies te laten opstellen.

Zoals toegelicht in de eerste en tweede suppletoire begroting 2015 heeft een technische herschikking van budgetten plaatsgevonden, ondermeer ten behoeve van de jaaropdracht aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitgaven aan RVO worden verantwoord en toegelicht op artikelonderdeel 2.2 (Bijdragen aan baten-lastenagentschappen).

Beleidsprogramma bouw-regelgeving

In 2015 is het Bouwbesluit tweemaal gewijzigd. Op 1 juli 2015 is het Bouwbesluit onder andere gewijzigd voor de woonfunctie voor particuliere eigenaren (deregulering) (Stb. 2015, 249). Op 13 november 2015 is het Bouwbesluit gewijzigd in het kader van de implementatie van de herziene Europese richtlijn energieprestatie gebouwen (Stb. 2015, 425). De Regeling Bouwbesluit is ook tweemaal gewijzigd. Op 1 juli 2015 voor wat betreft de aansturing van normen (Stcrt. 2015, 17338). Eind 2015 voor wat betreft het instellen van een onderzoeksplicht bij gevaarlijke galerijflats (Stcrt. 2015, 45221). In 2015 is daarnaast in het kader van de Omgevingswet gewerkt aan het Besluit Bouwwerken Leefomgeving. Een preconsultatie versie hiervan is 1 oktober 2015 voorgelegd aan de belangrijkste stakeholders (onder andere VNG, IPO, VNO-NCW).

Het bestaande stelsel van kwaliteitsverklaringen is herzien. Het stelsel toetst kwaliteitsverklaringen op bouwproducten en processen, waarin uitspraken staan over de prestaties van het product of proces in een bepaalde toepassing. In maart 2015 is een vernieuwde Tripartiete Overeenkomst gesloten tussen de Minister voor WenR, de Staatssecretaris van IenM, de Raad voor Accreditatie en de Stichting Bouwkwaliteit. Doel is om hiermee de kwaliteit van bouwproducten en processen te verhogen en procedures sneller te doorlopen.

In 2015 is via Stichting Bouwkwaliteit (SBK) aan de markt de opdracht gegeven ongeveer een derde van de Nederlandse beoordelingsrichtlijnen, die strijdig of discutabel zijn bevonden in relatie tot de Europese verordening bouwproducten, aan te passen. Voorts is gewerkt aan ondersteunende tools voor de markt voor beter begrip en implementatie van de CE-markering op bouwproducten. De energie die Nederland in het informeren van de bouwsector over deze regelgeving steekt, valt, samen met Denemarken en Zweden, positief op in de Europese Unie, zo blijkt uit een evaluatie van de Verordening bouwproducten in opdracht van de Europese Commissie.

In 2015 was ook de Helpdesk Bouwregelgeving operationeel. Doel is het geven van uitleg over interpretatie en toepassing van de bouwregelgeving. De Helpdesk was destijds primair opgezet voor professionele partijen in de bouwsector, maar in de praktijk blijkt dat ook veel burgers de dienstverlening van de helpdesk benutten.

In 2015 zijn 28 adviesaanvragen gedaan bij de Onafhankelijke adviescommissie praktijktoepassing brandveiligheidsvoorschriften. 13 daarvan hebben geleid tot adviezen. 12 aanvragen zijn afgewezen en 1 aanvraag is ingetrokken. Daarnaast zijn twee aanvragen gedaan die in 2016 zullen worden behandeld.

In lijn met de adviezen van de commissie-Dekker zijn de beleidsvoornemens voor een nieuw stelstel voor kwaliteitsborging voor het bouwen uitgewerkt. De belangrijkste doelen zijn verhoging van de bouwkwaliteit gedurende het hele traject van de bouw plus verbetering van de positie van de bouwconsument. Op 27 november 2013 is de Tweede Kamer over de beleidsvoornemens geïnformeerd (Kamerstukken II, 2013–2014, 32 757, nr. 91). In 2014 zijn de beleidsvoornemens nader uitgewerkt in een concept wetsvoorstel. In 2015 is het verslag over de binnengekomen reacties op de internetconsultatie gepubliceerd en vervolgens heeft de Raad van State op 30 juli 2015 advies over het wetsvoorstel uitgebracht. In opdracht van BZK heeft SIRA de veranderingen in de regeldruk als gevolg van het wetsvoorstel in kaart gebracht. Daarnaast is door het Economisch Instituut voor de Bouw (EIB) een actualisatie gemaakt van de in 2013 uitgevoerde maatschappelijke kosten en baten analyse.

De onderuitputting, vergeleken met de stand «Oorspronkelijk vastgestelde begroting 2015», is het gevolg van een technische herschikking (van «Opdrachten» naar «Subsidies») binnen het beleidsprogramma bouwregelgeving. Door middel van deze herschikking vindt de verantwoording van de uitgaven binnen dit programma plaats op het juiste instrument.

2.2 Woningbouwproductie

Subsidies

Beleidsprogramma woningbouwproductie

Het aantal verleende bouwvergunningen voor koopwoningen in eigenbouw, als percentage van het totale aantal bouwvergunningen voor koopwoningen, bedroeg over heel 2015 19%. Ten opzichte van 2014 (18%) nam het aantal verleende vergunningen voor eigenbouw zowel procentueel als in absolute aantallen toe.

In 2015 heeft het Expertteam Eigenbouw aan 15 gemeenten advies verstrekt. Het Expertteam is in 2015 uitgebreid met 2 nieuwe experts. In 2015 is het team verder gegaan met de werkbezoeken aan provincies en samenwerkende regio’s. Er is opdracht verstrekt voor een onderzoek aangaande prijsvergelijking tussen seriematige bouw en zelfbouw en een bijdrage verstrekt voor een update van de externe website over eigenbouw (www.ICEB.nl).

Het Expertteam Transformatie ondersteunt gemeenten en andere partijen die aan de slag willen met het transformeren van leegstaand vastgoed naar woonruimte. In 2015 zijn in 23 gemeenten voor circa 30 panden/projecten inspirerende adviezen gegeven, die de projecten weer verder hebben geholpen. Onderzoek van CBS laat zien dat het aantal transformaties de laatste jaren sterk is toegenomen (Kamerstukken I, 2015–2016, 32 769). Dit is mede dankzij het feit dat de markt het transformeren steeds enthousiaster oppakt. Het expertteam heeft bijgedragen aan het uitdragen van kansen voor transformatie. Ook zijn er verschillende goede voorbeelden van transformatie van zorgvast in «reguliere woonruimte» voor ouderen (Kamerstukken II, 2014–2015, 32 847, nr. 182), maar ook voor starters, studenten en arbeidsmigranten in kaart gebracht.

De Tweede Kamer is in 2015 nader geïnformeerd over de resultaten van de twee genoemde expertteams (Kamerstukken II, 2015–2016, 32 847, nr. 201).

Per 1 januari 2015 is het Expertteam Versnellen van start gegaan, gericht op het (op aanvraag) ondersteunen van gemeenten en bouwbedrijven bij woningbouw en gebiedsontwikkeling («ontslakken» en «vlottrekken»). In 2015 zijn 20 vlottrek- en 15 ontslakadviezen gegeven. Het expertteam blijft tot aan de invoering van de Omgevingswet actief.

In februari 2015 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de betrokkenheid van het Rijk bij stedelijke vernieuwing; deze zal primair faciliterend en ondersteunend zijn (Kamerstukken II, 2014–2015, 30136, nr. 41).

De wetswijziging betreffende het verbeteren van het functioneren van VvE’s en het stimuleren van verduurzaming door VvE’s is in december 2015 behandeld in de ministerraad en ligt voor advies bij de Raad van State. Planning is dat het wetsvoorstel na advies van de Raad van State in het voor de zomer van 2016 aan de Tweede Kamer kan worden aangeboden.

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 660, nr. 17) is opgenomen dat de programmering van de verstedelijking wordt overgelaten aan provincies en gemeenten. Vanwege de grote kwantitatieve en kwalitatieve woningbouwopgave in de Noord- en Zuidvleugel van de Randstad is het Rijk alleen in deze regio’s actief betrokken bij realisatie van deze opgave. Door een aantal overheidsmaatregelen is in het gebied rond Sloterdijk (Noordvleugel) de ontwikkeling mogelijk gemaakt van circa 10.000 woningen. Door de regio wordt de komende periode de regionale bouwplancapaciteit geactualiseerd.

In de Zuidvleugel is in 2015 de eerste fase van het MIRT-onderzoek «Stimuleren Stedelijke Wonen in de Zuidelijke Randstad» afgerond. Aanleiding voor dit onderzoek is de teruggang in de binnenstedelijke woningbouwproductie in deze regio, terwijl de trek naar de stad juist toeneemt. Het onderzoek heeft ten doel na te gaan waaraan dit ligt en welke maatregelen er mogelijk zijn om de productie te stimuleren. De eerste fase heeft een aantal adviezen opgeleverd. Bestuurlijk is afgesproken de onderzoeksresultaten de komende periode te beproeven en de resultaten ervan te bespreken in het bestuurlijk overleg MIRT 2016. Het onderzoek wordt gezien als een voorbeeldproject in het kader van de vernieuwing van het MIRT, omdat het tot stand komt door een proces van onderop met meer dan 100 betrokken (regionale) partijen. Rijk en regio/provincie faciliteren het onderzoek.

In het kader van de Omgevingswet wordt ook aandacht gegeven aan «zelfrealisatie», herziening van de onteigeningswet, de Wet voorkeursrecht gemeenten, het komen tot een vrijwillig instrument voor stedelijke herverkaveling en organische gebiedsontwikkeling. Deze onderwerpen raken nauw aan het beleidsprogramma woningproductie. Het beleidsstandpunt over deze onderwerpen en bijbehorende onderzoeken zijn, mede namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst, in november 2015 door de Minister van Infrastructuur en Milieu aan de Tweede Kamer gezonden met de brief over de visie van het kabinet op het grondbeleid (Kamerstukken II, 2015–2016, 27 581, nr. 53). Eerder, in februari 2015 is de rapportage over de financiële positie bij de gemeentelijke grondbedrijven (Kamerstukken II, 2014–2015, 27581, nr. 51) aan de Tweede Kamer gezonden, die liet zien dat gemeenten naar verwachting nog een verlies zullen moeten nemen op hun grondposities (ceteris paribus).

Opdrachten

Beleidsprogramma woningbouwproductie

Zie de toelichting bij subsidies.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Beleidsprogramma woningbouw productie

De op dit instrument opgenomen middelen zijn bestemd voor de activiteiten die de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) in opdracht van het Ministerie van BZK uitvoert op het gebied van energiebesparing in de gebouwde omgeving, woningbouw en kwaliteit van de woon- en leefomgeving. Zoals toegelicht bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2015 zijn hiertoe middelen overgeheveld van artikel 1 en artikelonderdelen 2.1 en 2.3. Onder dit programma vallen onder meer de ondersteuning van de implementatie van Europese richtlijnen, de uitvoering van maatregelen uit het Energieakkoord voor duurzame groei, de ondersteuning van de expertteams particulier opdrachtgeverschap en transformatie, de uitvoering van de BEW-regeling en van het programma bevolkingsdaling.

2.3 Kwaliteit woonomgeving

Subsidies

Beleidsprogramma woonomgeving

Binnen het beleidsprogramma woonomgeving heeft gedurende het jaar 2015 een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden.

In 2015 is subsidie verstrekt aan:

  • Het Landelijke Samenwerkingsverband Actieve bewoners (LSA) voor het bevorderen van bewonersparticipatie en om te experimenteren met het opzetten van wijkondernemingen in verschillende gemeenten. Deze ondernemingen voor en door bewoners richten zich op dienstverlening in de wijk of de regio.

  • De Landelijke Vereniging van Kleine Kernen (LVKK). Hieruit zijn onder meer het Plattelandsparlement bekostigd, evenals projecten gericht op het stimuleren van burger- en dorpsinitiatieven op het terrein van zorg en duurzaamheid.

Daarnaast zijn er ondermeer subsidies verstrekt aan de Stichting Society impact, stichting Huiswerk, Stichting voor je buurt, gemeente Rotterdam en Provincie Zeeland.

Opdrachten

Beleidsprogramma woonomgeving

Binnen het beleidsprogramma woonomgeving heeft gedurende het jaar 2015 een herschikking plaatsgevonden van opdrachten naar subsidies om de uitgaven op het juiste instrument te verantwoorden. Tevens is in de eerste suppletoire begroting 2015 een structurele verlaging van het budget voor dit beleidsprogramma verwerkt.

Het budget is in 2015 besteed aan opdrachten binnen het kader van het beleidsprogramma Woonomgeving aan de thema’s:

Aanpak overlast

In samenwerking met de VNG is voor de opzet van een kennis- en leertraject over bestaand en nieuw wettelijk instrumentarium om overlast tegen te gaan.

Daarnaast zijn de mogelijkheden voor een wijziging van de Wet bijzondere maatregelen grootstedelijke problematiek (Wbmgp) in 2015 bezien, waardoor gemeenten woningzoekenden voor vestiging kunnen screenen op overlastgevend en crimineel gedrag. Om gemeenten te ondersteunen bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit in de wijken is de leerkring gebiedsgerichte integrale aanpak van ondermijnende criminaliteit voortgezet en uitgebreid van 4 naar 11 steden. Samen met SZW (ESS) en VenJ (NCTV) is een leerkring opgestart voor gemeenten die meer kennis willen ontwikkelen met betrekking tot de integrale aanpak van polarisatie en (jihadistische) radicalisering. Hier hebben circa 30 gemeenten aan deel genomen.

Het Ministerie van BZK is in 2015 partner in het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NPRZ) dat zich richt op wonen, werk en scholing. Het Rijk ondersteunt het NPRZ vanwege de grootschalige problematiek en ambities op fysiek en sociaal terrein en ondersteunt onder andere door het aanpassen van wet- en regelgeving.

Huisvesting aandachtsgroepen

Vanuit het Rijk is ook in 2015 kennis en expertise landelijk gedeeld en zijn knelpunten in wet- en regelgeving aangepakt en opgelost. Op het terrein van de huisvesting van studenten wordt uitvoering gegeven aan de doelstellingen van het Landelijk Actieplan Studentenhuisvesting (LAS 2011–2016).

In 2015 is een voortgangsrapportage van het kennis- en experimentenprogramma Langer Thuis naar de TK gestuurd als bijlage bij de voortgangsrapportage <Transitieagenda Langer Zelfstandig wonen. >(https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/05/28/voortgangsrapportage-van-het-experimentenprogramma-langer-thuis)

Platform31 voert samen met Movisie en het Aedes/ Actiz kenniscentrum Wonen en Zorg het kennis- en experimentenprogramma Langer thuis uit.

Vanuit het programma Flexwonen en de Nationale Verklaring ondersteunt het Ministerie van BZK gemeenten, werkgevers en huisvesters bij de totstandkoming van meer en betere huisvesting in negen regio’s voor arbeidsmigranten. Doordat er voor arbeidsmigranten een groot tekort is aan tijdelijke huisvesting, leven zij vaak onder omstandigheden die niet aan wet- en regelgeving voldoen.

Leefbaarheid in de woonomgeving

In 2015 zijn experimenten die de positie van de burgers versterken voortgezet. Onder meer door ruimte te bieden aan maatschappelijke initiatieven die de leefbaarheid vergroten en meer maatschappelijk rendement op leefbaarheid te bereiken en door gemeenten, maatschappelijke organisaties en initiatiefnemers te ondersteunen en knellende wet- en regelgeving aan te pakken en op te lossen.

Ook is er geëxperimenteerd met Budgetmonitoring en Buurtrechten, die burgers juridisch een positie geeft. Het Convenant met de filantropische sector wordt voortgezet en er wordt gezocht naar nieuwe financieringswijzen zoals Social Impact Bonds.

Programma Bevolkingsdaling

In 2015 is na overleg met de Kamer voor vijf jaar een indeling van krimp- en anticipeerregio’s vastgesteld, waarbij Noordoost-Fryslân is toegevoegd aan de krimpregio’s. Tevens is besloten tot een decentralisatie-uitkering bevolkingsdaling gemeentefonds in plaats van de krimpmaatstaf, die voor de periode van 2016–2020 via centrumgemeenten aan krimpregio’s wordt verstrekt.

Het Ministerie van BZK heeft in 2015 intensief overleg gehad met de krimp- en anticipeerregio’s over hun wensen voor de Samenwerkingsagenda met het Rijk en hun eigen ambities bij het opstellen van regionale programma’s. De resultaten hiervan worden opgenomen in een Actieplan Bevolkingsdaling, dat in 2016 naar de Tweede Kamer zal worden gezonden.

Wijkverpleegkundigen

In de eerste suppletoire begroting 2015 is het budget overgeboekt naar het Gemeentefonds ten behoeve van «Gezond in de stad» (GIDS-gelden)

2.4 Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

Leningen

Het gebruik van het Fonds Energiebesparing Huursector met een rijksbijdrage van € 75 mln. (inclusief meerjarige uitvoeringskosten) voor zeer ambitieuze energiezuinige renovatie van bestaande huurwoningen is nog beperkt, met name door de nog beperkte beschikbaarheid van projecten die voor deze financiering in aanmerking komen. Op 1 september 2015 is het fonds in verband met geconstateerde onregelmatigheden in de aanvragen aangepast op het punt van de administratieve eisen en de controlemogelijkheden; inhoudelijk is het fonds niet gewijzigd. Na 1 september 2015 is het grootste deel van de aanvragen voor een totaalbedrag van € 10 mln. ingetrokken. Naar verwachting zullen corporaties na de invoering van de energieprestatievergoeding meer investeren in nul-op-de-meter renovaties met gebruikmaking van het fonds.

Inclusief de in de eerste suppletoire begroting verwerkte mutatie was voor dit fonds in 2015 in totaal € 72,8 mln.beschikbaar. Dit budget is in 2015 niet tot uitbetaling gekomen en is bij Slotwet doorgeschoven naar 2016.

Bijdragen aan baten-lastenagentschappen

Uitvoeringskosten Revolverend Fonds Energiebesparing Verhuurders

De meerjarige uitvoeringskosten binnen het geheel van de beschikbare middelen voor dit fonds worden ingezet in het kader van de uitvoering door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl). De uitvoeringskosten worden doorberekend in de rente-opslag bij de te verstrekken leningen en daardoor, afhankelijk van het verloop van het fonds, op termijn «terugverdiend» binnen de beleidsmiddelen.

Licence