Base description which applies to whole site

Artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's

Algemene doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocideverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale (voornamelijk Europese) regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie en synthetische biologie. Het is ook aan de orde bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Hier wordt, binnen de grenzen van Europese regelgeving, een balans gezocht tussen bescherming van mensen in de openbare ruimte en de wens overlast door onkruid te bestrijden. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken dat in 2016 in werking is getreden en in 2024 van kracht zal zijn. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven en het terugdringen van het aantal regels door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit, dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet daarin opgaat, is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO12-taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen.

  • Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen;

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s;

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en synthetische biologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 is in gegaan. Tevens is in 2016 een strategisch samenwerkingsverband met alle betrokken partijen opgericht om onder meer met behulp van een meerjarig uitvoeringsprogramma de sanering van de asbestdaken te begeleiden. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingsbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Het bevorderen van een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Kengetallen en indicatoren

Veiligheid en veiligheidsbeleving zijn niet eenvoudig objectief te meten. Het streven is gericht op het voorkomen van onveiligheid: vermeden onveilige situaties laten zich niet meten. Op dit terrein worden daarom kwantitatieve kengetallen gehanteerd:

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (geharmoniseerde classificatie en labelling, autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet bepaald wordt door de ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de Nederlandse inbreng in 2016 is geweest bij deze producten van het Europese systeem, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen door Nederland ingebrachte dossiers en dossiers door andere lidstaten ingebracht waar Nederland veelal actief input op levert.

Tabel resultaten EU REACH in 2016
   

Geraamd 2016

Gerealiseerd 2016

 
   

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

 

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

100

430

168

260

 

2

Door Nederland uitgevoerde en (becommentarieerde) stofevaluaties

2 (30)

45

2 (32)

37

1)

3

Door Nederland ingediende en (becommentarieerde) RMO-analyses

6 (12)

n.v.t.

0 (7)

n.v.t.

2)

4a

Door Nederland ingebrachte en (becommentarieerde) Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen

3 (20)

20

1 (9)

9

3)

4b

Door Nederland gerapporteerde en (becommentarieerde) autorisatieverzoeken

 

60

4 (36)

70

4)

5

Door Nederland gerapporteerde en (becommentarieerde) restrictiedossiers

1 (6)

10

1 (5)

5

5)

6

Door Nederlandse ingebrachte en (becommentarieerde) voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling

7 (40)

60

5 (47)

36

6)

7

Behandelde vragen door de REACH & CLP helpdesk

400–500

n.v.t.

580

n.v.t.

7)

Bronnen: ECHA, Work Programme 2016; RIVM, Jaarverslag Bureau REACH 2016: Grip op chemische stoffen; Het aantal dossiers dat in de Europese Unie is ingebracht (ECHA).

Toelichting:

Het beoordelings- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen voor de haakjes betreffen door NL ingebrachte dossiers en (co)-rapporteurschappen. De aantallen door Nederland becommentarieerde dossiers staan steeds tussen haakjes.

  • Ad 1) In 2016 zijn twee stofevaluaties op het conto van IenM uitgevoerd. Na de stofevaluatie volgt een besluitvormingstraject en, in fase follow-up van de eerdere stofevaluaties (van 2012 tot en met 2015). In 2016 zijn 32 van de in totaal 37 door ECHA voorgelegde ontwerpbesluiten (waarvan twee Nederlandse besluiten) met betrekking tot stofevaluaties van andere lidstaten bekeken en indien nodig becommentarieerd. In 2016 zijn voor de gehele EU 39 stofevaluaties van start gegaan, waarvan twee door Nederland. In deze rij is niet verwerkt het screeningswerk om tot de selectie te komen voor de kandidaten voor stofevaluatie in de komende jaren. In 2016 zijn veertien stoffen uitvoerig gescreend om daarmee vast te stellen welke vervolgacties nodig zijn voor adequate beheersing van risico’s.

  • Ad 2) Er zijn zeven RMO-analyses van andere lidstaten becommentarieerd. Nederland heeft in 2016 geen nieuwe RMO-analyses ingediend, wel zijn er drie nieuwe opgestart en staan er nog 6 open.

  • Ad 3) Hier is de Europese inbreng veel beperkter dan oorspronkelijk gepland (negen in plaats van 20). Op alle negen door andere lidstaten en ECHA ingediende dossiers voor zeer zorgwekkende stoffen (SVHC’s) is input geleverd. Nederland heeft één SVHC dossier ingediend, waarvan de besluitvormingsprocedure nog loopt. De kandidaatslijst is in 2016 uitgebreid met één stof en telt per 1 januari 2017 169 SVHC’s.

  • Ad 4) Er zijn in 2016 circa 70 autorisatieverzoeken door het RAC en SEAC in behandeling genomen. De Nederlandse RAC/SEAC-leden zijn vier (co-)rapporteurschappen aangegaan, in totaal ging het om 27 opinies voor negen stoffen. Daarnaast is op 36 autorisatieverzoeken input geleverd.

  • Ad 5) Op alle vijf lopende restrictiedossiers is in 2016 input geleverd. De Nederlandse RAC-leden zijn een rapporteurschap voor een restrictiedossier aangegaan.

  • Ad 6) In de tabel is het totale aantal door Nederlandse ingediende en becommentarieerde CLH dossiers opgenomen. Onder becommentariëring vallen zowel de reacties op publieke consultatie (17), reacties op ontwerpopinies (28) van het RAC, als rapporteurschappen (2) van de Nederlandse RAC-leden. Reacties op publieke consultatie en ontwerpopinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier ingediend worden (vandaar dat deze aantallen die van EU overstijgen).

  • Ad 7) Sinds 2015 heeft Bureau REACH ook de taak voor de beantwoording van helpdeskvragen met betrekking tot CLP erbij gekregen, waarmee het totaal in 2016 op 580 vragen is uitgekomen.

Bevt en Bevi:

Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is een milde saneringsregeling gestart. Het aantal knelpunten is in 2014 gereduceerd van 42 naar 34 woningen omdat door extra veiligheidsmaatregelen aan de infrastructuur (snelheidsverlaging bij omrijdroute tunnel «de Noord») acht woningen niet meer binnen de risicozone vallen. Verder zijn voorafgaand aan de in werking treding op 1 april 2015 van de Aankoopregeling Basisnet zeven woningen aangekocht. Na 1 april 2015 is aan de eigenaren van de resterende 27 woningen een aanbod tot aankoop gedaan. Hierop zijn in 2015 drie woningen en in 2016 één aangekocht. Per 1 januari zijn er nog 23 woningen over waarvoor de regeling loopt tot en met 2020 (bron: RWS).

Bij de inwerkingtreding van de saneringsregeling Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2015 was de stand van zaken dat er in acht gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. In vier van deze acht gevallen is er sprake van een latente situatie (bron: ILT). Dat wil zeggen dat er geen kwetsbaar object binnen de risicocontour van het bedrijf aanwezig is, maar dat het bestemmingsplan het wel toelaat. De monitoring van de overgebleven saneringssituaties is door de ILT overgedragen aan het bevoegd gezag (provincie en gemeente).

Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s):

In het Jaarverslag 2016 wordt er, evenals in 2015, voor gekozen om niet alleen kengetallen te vermelden maar ook indicatoren. Immers, kengetallen geven uitsluitend een beeld van wat de bestede middelen voor vergunningverlening aan resultaten hebben opgeleverd, maar zij bieden geen inzicht in de mate waarin vergunningverlening aan het bereiken van het beleidsdoel heeft bijgedragen.

De GGO-regelgeving is op 1 maart 2015 gewijzigd26 waarbij naast vergunningen ook algemene regels, de mogelijkheid tot het doen van kennisgevingen, en verzoeken ingevolge art. 2.8 van het Besluit ggo milieubeheer 2013 geïntroduceerd en de structuur van de vergunningverlening is gewijzigd. Daardoor zijn de kengetallen over 2016 alleen vergelijkbaar met die van na 1 maart 2015. Om de mate van doelbereik in beeld te brengen zijn naast de kengetallen ook indicatoren toegevoegd.

Voor 2016 zijn de kengetallen de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art. 2.8-verzoeken. De indicatoren zijn het percentage van het aantal vergunningaanvragen, kennisgevingen of art. 2.8 verzoeken voor handelingen waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

 

Kengetal

Indicator

Ingeperkt gebruik

   
 

Vergunningenaanvragen

86

100%

 

Kennisgevingen1

316

100%

 

Meldingen2

32

 
 

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo

147

100%

Introductie in het milieu, landbouw (incl. marktaanvragen)

3

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

15 +

100%

 

Totaal

599

100%

Bron: RIVM Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen

1

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveau’s

2

Tussen 7 september 2016 en 31 december 2017 kan voor beperkte wijzigingen op een vergunning die voor 1 maart 2015 is verleend volstaan worden met een melding in plaats van een vergunningwijziging.

Majeure risicobedrijven

Op 4 juli 2016 is de Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven van 2015 aan de Kamer gezonden (Kamerstukken II 2015–2016 29 956, nr. 209). Dit is de derde rapportage over de veiligheidssituatie bij de BRZO-bedrijven in Nederland (Bedrijven die vallen onder het Besluit risico’s zware ongevallen).

Beleidsconclusies

Het op dit artikel uitgevoerde beleid en de bijbehorende resultaten waren in 2016 conform de verwachtingen zoals gemeld in de begroting. Er zijn geen grote afwijkingen of een noodzaak tot neerwaartse bijstelling aan het licht gekomen. Onderstaand is per beleidsterrein aangegeven welke activiteiten in 2016 hebben plaatsgevonden.

Omgevingsveiligheid

In 2016 is verder ingezet op het bevorderen van een verbetering van de omgevingsveiligheid. Naast het stimuleren van de kwaliteit bij de uitvoering van het omgevingsveiligheidsbeleid is in 2016 voortvarend gestart met het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek). De omzetting naar PGS Nieuwe Stijl ligt op schema en zal conform planning voor in werking treden van de Omgevingswet met het BAL (Besluit Activiteiten Leefomgeving) worden afgerond.

In 2016 heeft de aan de Eerste en Tweede Kamer toegezegde alternatieve invulling van het groepsrisico een plek gekregen in de concept AMvB’s van de Omgevingswet. Door te werken met aandachtsgebieden voor brand, explosie en/of gifwolk, wordt omgevingsveiligheid nu vanaf het begin van het ruimtelijke proces in de belangenafweging betrokken. Daarnaast is in 2016 ook de Staat van de Veiligheid Majeure Risicobedrijven (over 2015) opgesteld en aan de Kamer (Kamerstukken II 2015–2016 26 956, nr. 209) aangeboden. Dit is de 3e rapportage in deze vorm over de veiligheidssituatie bij de majeure risicobedrijven in Nederland. Met de Staat van de Veiligheid wordt een beeld gegeven van de inspanningen voor de veiligheid door zowel toezichthouders als bedrijven.

Op 1 oktober 2016 is de Subsidieregeling Versterking omgevingsveiligheid BRZO-sector (voor 2016 was het budget maximaal € 2 miljoen) opengesteld, gericht op initiatieven die bijdragen aan het versterken van de omgevingsveiligheid ten aanzien van industriële activiteiten met gevaarlijke stoffen, zoals de versterking van de veiligheidscultuur. Door het late in werking treden van de regeling zijn in 2016 geen subsidies toegekend. Tot slot is in het najaar een High Level bijeenkomst georganiseerd met beleidsbepalers vanuit industrie, wetenschap en overheden, die zich richtte op het vaststellen van de lange termijn doelen en ambities tot 2030 op het gebied van duurzame veiligheid bij majeure risicobedrijven in een gezamenlijke agenda. Geconcludeerd kan worden dat de samenwerking vorm heeft gekregen in vijf roadmaps («Veilig investeren en desinvesteren», «Naar een integrale uitvoering van het beleid voor de chemie», «Naar een transparante en beveiligde sector», «Ruimte voor (petro)chemieclusters» en «Naar een hoogwaardig kennissysteem voor de chemie»).

Europees beleid nieuwe risico’s

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en synthetische biologie is nog in ontwikkeling. In 2016 is gewerkt aan het beter in kaart brengen welke aspecten ervoor zorgen dat de aanpak van bekende risico’s niet voldoende is voor de aanpak van nieuwe risico’s. Een ander aspect voor het realiseren van een gezonde en veilige leefomgeving, is de stapeling van risico’s. In 2016 is gewerkt een rapport over die stapeling van gezondheidsbedreigende en veiligheidsbedreigende factoren. De resultaten daarvan zullen in 2017 aan de Tweede Kamer worden gerapporteerd.

GGO

In 2016 is de Europese aanpassing van de GGO-regelgeving, ten aanzien van de vrijheid voor lidstaten om het gebruik van tot de Europese Unie toegelaten genetisch gemodificeerde gewassen al dan niet op het eigen grondgebied alsnog op andere gronden dan veiligheid voor mens, dier en milieu te beperken dan wel te verbieden, gerealiseerd. In 2016 is ook de discussie gestart over de Europese evaluatie van het EU veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie. Voorts is de Trendanalyse Biotechnologie verschenen. Op 12 december 2016 is conform planning de kabinetsreactie op deze trendanalyse aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2016–2017 27 428, nr. 335) waarin nader wordt ingegaan op de actuele nationale en internationale ontwikkelingen op het gebied van de veiligheid van de biotechnologie en welke acties in gang worden gezet.

Beperking van de risico’s van stoffen

Bij brief van 31 oktober 2016 (Kamerstukken II 2016–2017 28 663, nr. 66) is een integrale doorkijk gegeven op het beleid inzake chemische stoffen. Daarbij is onder meer aangegeven dat Europees en nationaal stappen zijn voorgenomen en gezet om risico’s verbonden aan blootstelling aan zeer zorgwekkende stoffen verder terug te dringen. Kwalitatieve verbeteringen op Europees niveau zijn, dankzij de voorbereidende inspanningen gedurende Nederlands voorzitterschap, in Raadsconclusies vastgelegd door de Milieuraad van 19 december 2016. Die gaan, ten behoeve van de evaluatie van REACH in 2017, in op onder meer de completering van de beoordeling van de meest relevante zeer zorgwekkende stoffen uiterlijk in 2020 en het eenduidig vastleggen van een beoordelingsmethode voor nanomaterialen. Ook is in 2016 werk gemaakt van het komen tot criteria voor hormoonverstorende stoffen (Kamerstukken II 2016–2017 34 510, nr. 2 en 3), wat naar verwachting in 2017 tot conclusie zal leiden. Om het Europese beoordelingskader voor blootstelling aan chemicaliën langs meerdere sporen (cumulatie- en combinatie-effecten) op weg te helpen, heeft het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) in mijn opdracht net na de jaarwisseling een rapport uitgebracht over combinatie-effecten dat ik als input in het Europese proces zal inbrengen.

Praktische implementatie REACH, biobased economy

De ondersteuning voor bedrijven is in 2016 verder verbeterd door samenvoeging van de helpdesks voor REACH en de aanpalende CLP-verordening, een nieuwe gebruiksvriendelijke website over REACH en CLP (www.chemischestoffengoedgeregeld.nl), een gerichte voorlichtingscampagne over de REACH-registratie in 2018, en specifieke tools voor het werken met veiligheidsinformatiebladen (VIB’s). Brancheorganisaties hebben afspraken gemaakt over de invoering van het concept «veilige werkwijze» om eenvoudiger aan verplichtingen voor REACH en arbeidsomstandigheden te voldoen, en diverse branches hebben zelf tools ontwikkeld voor hun leden. In 2015 en 2016 heeft de WUR (Wageningen Universiteit & Research) in opdracht van het Ministerie van IenM verder onderzoek gedaan naar de omvang van het gebruik van schadelijke oplosmiddelen bij de productie van biobased stoffen. Conclusie is dat de omvang zo gering bleek dat verdere actie op dit punt achterwege kon blijven. Ook de Europese Commissie heeft in 2016 enkele vereenvoudigingen doorgevoerd op EU-niveau, in de procedure voor aanvraag van de zogenoemde autorisatie van substances of very high concern (SVHC). Nederland heeft daar actief aan bijgedragen. Nederland heeft in 2016 ook ingezet op verbetering van REACH op diverse punten, waaronder een afwegingskader voor het omgaan met SVHC-stoffen in gerecycled materiaal. Geconcludeerd is dat dit werk in 2017 door moet lopen en tevens onderdeel wordt van de Europese evaluatie van REACH.

Blootstellingonderzoek

In 2015 is het RIVM gestart met het driejarig blootstellingonderzoek rond omwonenden van teelten met een intensief gebruik van gewasbeschermingsmiddelen (bollenteelt). Dit onderzoek moet kennis opleveren over de vraag in hoeverre omwonenden blootgesteld worden aan (toegelaten) gewasbeschermingsmiddelen. Het onderzoek ligt op schema. In 2016 zijn conform planning diverse metingen op verschillende locaties uitgevoerd. Er zijn echter, zoals gepland, nu nog geen resultaten te melden (Kamerstukken II 2015–2016 27 858, nr. 370).

Verbod per 2024 op asbestdaken

Het voorgenomen verbod vraagt een forse inspanning van dakenbezitters en de asbestbranche; dat komt niet «vanzelf» voor elkaar. Daarom is in 2016 een versnellingsaanpak gelanceerd. Doel is met alle betrokken partijen te zorgen voor een verhoogd tempo van de sanering. Met de brief van 6 december 2016 is de Kamer geïnformeerd over het Programmatische Aanpak Asbestdaken (Kamerstukken II 2016–2017 25 834, nr. 116). Deze aanpak is tot stand gekomen in goede samenwerking met verschillende partijen, zoals de asbestsaneringsbranche, de provincies Overijssel en Limburg, LTO en enkele gemeentes. De subsidieregeling verwijderen asbestdaken, die bedoeld is om het tempo van sanering in de jaren dat het verbod nog niet geldt omhoog te krijgen, verloopt succesvol. In het derde kwartaal van 2016 bleek het oorspronkelijke voor 2016 beschikbare budget van € 10 miljoen uitgeput. Om aan de vraag tegemoet te komen is middels aanpassing van het kasritme van de subsidie het budget van 2016 met € 5 miljoen opgehoogd (stcrt. 2016, 45527 en Kamerstukken II 2015–2016 25 834, nr. 115). In 2016 zijn uiteindelijk ruim vijfduizend subsidies toegekend, waarmee het volledige budget van € 15 miljoen is uitgeput.

Vuurwerk

In de brief van 30 mei 2016 (Kamerstukken II 2015–2016 28 684, nr. 467) is de Kamer geïnformeerd over de effecten van de maatregelen die genomen zijn om bepaalde vuurwerkproducten (babypijltjes en Romeinse kaarsen) te verbieden. In deze brief is ook gemeld dat op verzoek van de Kamer gesprekken hebben plaatsgevonden met de Vuurwerkbranche over de gevolgen van de verbodsmaatregel. Deze gesprekken hebben er toe geleid dat met de branche een Safety Deal Vuurwerk met als doel het bevorderen van veiliger vuurwerk en vuurwerkgebruik en daardoor verminderen van letstel, schade en overlast is afgesloten. Tevens is afgesproken dat de branche zorg draagt voor een veilige afvoer en vernietiging van de babypijltjes en Romeinse kaarsen. In 2016 is uiteindelijk iets minder dan 102.000 kg vuurwerk vernietigd.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (bedragen x € 1.000)

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico's

       

Realisatie

Begroting

Verschil

 
   

2012

2013

2014

2015

2016

2016

2016

 

Verplichtingen

 

34.184

15.965

30.217

55.234

33.309

21.925

1)

Uitgaven

 

29.451

18.549

25.225

34.663

34.012

651

 

22.01

Veiligheid chemische stoffen

 

12.470

6.784

11.802

6.742

7.620

– 878

 

22.01.01

Opdrachten

 

6.510

5.313

3.576

3.976

4.574

– 598

 
 

– Veiligheid en gezondheid

 

4.758

3.675

2.156

0

557

– 557

 
 

– Overige opdrachten

 

1.752

1.638

1.420

3.976

4.017

– 41

 

22.01.02

Subsidies

 

4.882

370

5.646

1.436

973

463

 
 

– NANoREG

   

270

5.266

1.100

698

402

 
 

– Overige subsidies

   

100

380

336

275

61

 

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

 

779

1.101

2.580

1.330

2.073

– 743

 
 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

779

1.101

2.580

1.330

2.073

– 743

 

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

299

0

0

0

0

0

 

22.02

Veiligheid biotechnologie

 

1.877

509

1.516

1.621

3.602

– 1.981

 

22.02.01

Opdrachten

 

1.779

509

1.516

1.621

3.602

– 1.981

2)

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

98

0

0

0

0

0

 

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

 

15.104

11.256

11.907

26.300

22.790

3.510

 

22.03.01

Opdrachten

 

4.601

4.030

3.422

3.448

5.587

– 2.139

3)

 

– Omgevingsveiligheid

 

518

506

799

868

1.537

– 669

 
 

– Uitvoering veiligheid inrichtingen en basisnetten

 

3.327

272

362

345

2.263

– 1.918

 
 

– Overige opdrachten

 

756

3.252

2.261

2.235

1.787

448

 

22.03.02

Subsidies

 

4.160

3.506

3.479

17.173

10.490

6.683

4)

 

– Asbest en safety deals

 

0

0

0

15.196

10.000

5.196

 
 

– Overige subsidies

 

0

0

0

1.977

490

1.487

 

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

 

2.438

3.085

4.059

2.629

3.707

– 1.078

5)

 

– waarvan bijdrage aan RWS

 

2.438

3.085

4.059

2.629

3.707

– 1.078

 

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

 

3.870

635

75

60

0

60

 
 

– Bijdragen asbestsanering

 

570

0

0

0

0

0

 
 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

   

635

75

60

0

60

 
 

– Overige bijdrage aan medeoverheden

 

3.300

0

0

0

0

0

 

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

 

35

0

0

0

0

0

 

22.03.09

Inkomensoverdracht

 

0

0

872

2.990

3.006

– 16

 
 

Ontvangsten

 

16.919

1.543

11.607

272

928

– 656

6)

Verplichtingen (ad 1)

Toelichting op de financiële instrumenten

Het verschil tussen begroting en realisatie wordt met name verklaard door de bij 2e suppletoire begroting 2016 toegelichte overheveling van verplichtingenbudget van 2017 naar 2016. Deze overheveling was nodig omdat de verplichtingen in het kader van de Subsidieregeling verwijdering asbestdaken 2017 (€ 15 miljoen) en de Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemische sector 2017 (€ 2 miljoen) in het jaar voorafgaand aan de uitgaven worden vastgelegd. Daarnaast is het verplichtingenbudget voor de uitvoering van de Subsidieregeling verwijdering asbestdaken 2016 met € 5 miljoen verhoogd (zie ook ad 4).

22.01 Veiligheid chemische stoffen
22.01.01 Opdrachten

De opdrachten die in 2016 zijn verstrekt en betaald betreffen onder andere de jaarlijkse opdracht aan de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid, uitgaven in het kader van de atlas leefomgeving en de kosten die RWS heeft gemaakt voor de ontwikkeling en het beheer van het Landelijks Asbestvolgsysteem.

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking op de bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie door het RIVM van het EU-projecten NaNoREG en ProSafe (€ 1,1 miljoen) en de bijdrage aan het Kennisplatform Elektrisch Magnetische Velden (EMV) (€ 0,3 miljoen).

22.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Rijkswaterstaat voert in opdracht van IenM werkzaamheden uit in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast is veel inzet geleverd voor de implementatie en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem. Ten laste van dit artikelonderdeel komen de kosten voor de capaciteitsinzet. De overige kosten van RWS worden verantwoord bij de opdrachtenbudgetten.

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten (ad 2)

Vergunningen voor werkzaamheden met Genetisch Gemodificeerde Organismen (GGO’s) worden verleend indien het risico van die werkzaamheden voor mens en milieu verwaarloosbaar klein is. Ter uitvoering van deze wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) ten behoeve de vergunningverlening, het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden aan GGO’s en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij het uitvoeren van werkzaamheden met GGO’s kunnen worden toegepast. In 2016 is € 1,5 miljoen betaald.

Bij 2e suppletoire begroting 2016 is het budget met € 2,0 miljoen verlaagd. Dit was mogelijk als gevolg van vertraging in de uitvoering van het meerjarig onderzoeksprogramma Modernisering Biotechnologie. Deze verlaging is ingezet voor de verhoging van het Subsidiebudget verwijderen asbesdaken.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten (ad 3)

De middelen zijn ingezet voor verschillende opdrachten zoals het vuurwerkbeleid en de -voorlichtingscampagnes, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), NOK producten omgevingsveiligheid en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving. Daarnaast zijn vanuit dit onderdeel gefinancierd de kosten die RWS heeft gemaakt voor onder andere het basisnet vervoer gevaarlijke stoffen, het activiteitenbesluit en het Bureau BRZO+.

Het verschil tussen de begroting en de realisatie wordt met name verklaard door de overheveling van € 1,6 miljoen naar artikel 21 Duurzaamheid voor de opdrachtverstrekking aan het Nederlandse Normalisatie Instituut (NNI). De opdrachtverstrekking aan het NNI vindt gecoördineerd plaats vanuit artikel 21 (€ 0,2 miljoen). Daarnaast is een deel van het kasbudget in verband met vertragingen in de uitvoering van een aantal activiteiten in 2016 niet aangewend. Bij 2e suppletoire begroting 2016 zijn deze middelen overgeheveld naar het financieel instrument subsidies voor de dekking van de budget Subsidieregeling verwijderen asbestdaken (zie ad 4).

22.03.02 Subsidies (ad 4)

De subsidies hebben voornamelijk te maken met de uitkeringen in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken (€ 15 miljoen). Tevens zijn er subsidies uitgekeerd in het kader van de Safety Deal Vuurwerkbranche en de Safety Deal met NuStar voor een veilige brandstofoverslag op St. Eustatius.

Het verschil tussen de Ontwerpbegroting 2016 en de uiteindelijke realisatie wordt voornamelijk veroorzaakt doordat in 2016 hogere uitgaven hebben plaatsgevonden in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken (€ 5 miljoen). Het meerjarig subsidieplafond van de subsidieregeling is niet gewijzigd. Daarnaast is ten behoeve van de Safety Deal Vuurwerk bij de Eerste suppletoire begroting 2016 € 1,2 miljoen toegevoegd aan 22.03.02 Subsidies.

22.03.03 Bijdrage aan agentschappen (ad 5)

Rijkswaterstaat voert in opdracht van IenM werkzaamheden uit in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht externe veiligheid» en «vergunningverlening (activiteitenbesluit)». Daarnaast worden hier verantwoord de uitgaven voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnet, vervoer gevaarlijke stoffen en de vergunningverlening olieterminals Caribisch Nederland. De budgetten voor de uitvoering van de bijdragen aan agentschappen waren voor een deel geraamd bij de opdrachtenbudgetten binnen dit artikel. Bij 1e suppletoire begroting zijn de benodigde middelen voor de opdracht aan RWS (€ 1,1 miljoen) hiernaar overgeheveld.

22.03.09 Inkomensoverdracht

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op de uitgaven in het kader van TNS-regeling. In 2016 is voor de uitkeringen die de Sociale verzekeringbank (SVB) heeft uitgekeerd in totaal € 2,6 miljoen betaald, daarnaast zijn ten laste van dit onderdeel de uitvoeringskosten van de SVB (€ 0,4 miljoen) betaald.

Ontvangsten (ad 6)

De ontvangsten hebben met name betrekking op de afrekening uitvoering TNS-regeling 2015 door SVB (€ 0,1 miljoen) en de afwikkeling werkzaamheden DCMR in het kader van de vergunningverlening defensieinrichtingen (€ 0,1 miljoen).

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2016

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

1.485

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

 
     

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

1.485

waarvan

   

18.06

Externe veiligheid

1.485

Licence