Base description which applies to whole site

Artikel 1 Belastingen

A. Algemene doelstelling

Het genereren van inkomsten voor de financiering van overheidsbeleid. Solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving is hiervoor de basis. Doeltreffende en doelmatige uitvoering van die wet- en regelgeving draagt bij aan de bereidheid van burgers en bedrijven om hun wettelijke verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen (compliance).

Onder «compliance» verstaat de Belastingdienst dat burgers en bedrijven bereid zijn hun wettelijke fiscale verplichtingen ten aanzien van de Belastingdienst na te komen. De term «bereidheid» geeft aan dat de Belastingdienst ernaar streeft dat belastingplichtigen uit zichzelf fiscale regels naleven, zonder (dwingende en kostbare) acties van de kant van de Belastingdienst. Als burgers en bedrijven hun wettelijke verplichtingen nakomen, komt belastinggeld de staatskas binnen zoals de wetgever beoogt en worden overheidsgelden niet onterecht uitbetaald.

B. Rol en verantwoordelijkheid

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een regisserende rol op het terrein van de fiscaliteit. Daarbij gaat het om:

  • het te voeren fiscale beleid;

  • het opstellen van fiscale wet- en regelgeving;

  • het internationaal behartigen van de Nederlandse fiscale belangen.

De Minister van Financiën is verantwoordelijk en heeft een uitvoerende rol op het terrein van:

  • de heffing en inning van de rijksbelastingen en douanerechten;

  • de heffing en inning van de premies werknemers- en volksverzekeringen;

  • de heffing en inning van de inkomensafhankelijke bijdragen Zorgverzekeringswet;

  • de heffing en inning voor derden van een aantal belastingen, heffingen en overige vorderingen;

  • de vaststelling en de uitbetaling van toeslagen;

  • de controle op niet-fiscale aspecten, zoals veiligheid, gezondheid en milieu, bij invoer, doorvoer en uitvoer van goederen;

  • handhavingstaken op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

Op grond van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) voert de Belastingdienst de heffing en inning van de rijksbelastingen uit. Op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) voert de Belastingdienst/Toeslagen de toeslagregelingen uit voor de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) en Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Op grond van de Algemene douanewet, Europese verordeningen en het Douanewetboek van de Unie (DWU) voert de Douane de controle op fiscale en niet-fiscale aspecten uit. Op grond van de Wet op de bijzondere opsporingsdiensten voert de FIOD de handhavingstaken uit op het gebied van de economische ordening en financiële integriteit.

De Minister bevordert, door inzet van de Belastingdienst, naleving van wet- en regelgeving door passende dienstverlening te leveren, massale processen juist en tijdig uit te voeren, adequaat toezicht uit te oefenen en waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af te dwingen.

C. Beleidsconclusies

Compliance moet zorgen voor de borging van de continuïteit van belastingopbrengsten en de rechtmatige betaling van toeslagen. Om compliance te bevorderen, zet het Ministerie van Financiën zich in voor solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is. De stappen die hiervoor in 2018 zijn gezet worden toegelicht in paragraaf F1. Om compliance te bevorderen zet de Belastingdienst de volgende beleidsinstrumenten in: het leveren van passende dienstverlening, het uitoefenen van adequaat toezicht en bestuurs- of strafrechtelijk afdwingen van naleving en het juist en tijdig uitvoeren van massale processen. Deze beleidsinstrumenten en de daaraan gerelateerde prestatie-indicatoren worden toegelicht in paragraaf F2. Uit deze toelichting blijkt dat de instrumenten grotendeels volgens planning zijn ingezet, maar dat het niet is gelukt om op alle fronten passende dienstverlening te leveren. De afhandeling van bezwaren is niet binnen de Algemene wet bestuursrecht (Awb) termijn gerealiseerd, de klanttevredenheid voor het kanaal telefonie bleef achter op de streefwaarde en er zijn meer klachten dan vorig jaar over het handelen van de Belastingdienst. Deze tekortkomingen in de dienstverlening hangen vooral samen met een gebrek aan personele capaciteit, mede als gevolg van de vertrekregeling. In 2018 is een uitgebreide wervingscampagne op gang gekomen als onderdeel van het actieprogramma Beheerst vernieuwen. De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer over dit programma geïnformeerd met de brief van 26 april 201833 en daarna over de voortgang van de werving met de brief van 17 oktober 2018.34

Compliance

Compliance wordt afgemeten aan de mate waarin burgers en bedrijven zich tijdig registreren, tijdig, juist en volledig aangifte doen en tijdig betalen.

Realisatie prestatie-indicatoren Compliance (meetbare gegevens)

Per jaar1

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Streefwaarde 2018

Realisatie

2018

Bedrijven

           

Percentage aangiften omzetbelasting tijdig ontvangen

95,1%

95,3%

94,9%

95,3%

>95%

95,6%

Percentage aangiften loonheffingen tijdig ontvangen

99,2%

99,2%

99,2%

99,3%

>99%

99,1%

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort MKB2

n.v.t.

6,0%

5,2%

n.v.t.

<6%

5,7%

Burgers

           

Juist en volledig doen van aangifte: structureel terugdringen van het nalevingstekort Particulieren

n.v.t.

1,1%

1,0%

0,9%

<1,1%

0,7%

Bedrijven en burgers

           

Percentage aangiften IH en Vpb tijdig ontvangen

n.v.t.3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

>94%

94,7%

Tijdige betaling van belastingen en premies

98,3%

98,4%

98,4%

98,4%

>98

98,5%

Oninbare belastingen en premies

0,6%

0,55%

0,3%

0,3%

<0,6%

0,3%

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

Het jaartal is het jaar waarin de uitkomsten van de metingen worden gerapporteerd.

2

Het nalevingstekort betreft uitsluitend de positieve correcties (correcties ten nadele van de belastingplichtige).

3

N.v.t. betekent dat in het gegeven jaar de (streefwaarde van de) prestatie-indicator niet of anders is gemeten en/of gerapporteerd in de begroting, waardoor vergelijking over de jaren niet mogelijk is.

Toelichting

Percentage tijdig ontvangen aangiften

De indicatoren voor de tijdigheid van aangifte zijn stabiel over de tijd. Bij alle indicatoren (voor de omzetbelasting (OB), loonheffing (LH), IH en Vpb) voldoet de tijdigheid van het doen van aangifte aan de gestelde normen. De indicator voor de IH en Vpb is voor het eerst opgenomen in begroting IX 2018 en meet het percentage tijdig ontvangen aangiften Inkomstenbelasting en Vpb. Als tijdig wordt aangemerkt, binnen de gestelde termijn die in de aangiftebrief staat. De termijn wordt verlengd met eventueel verleend uitstel.

Juist en volledig aangiften doen

Voor het structureel terugdringen van het nalevingtekort zet de Belastingdienst in op het zoveel mogelijk vooraf borgen van de volledigheid en juistheid van de aangiften. Dat gebeurt onder meer door maatregelen als de vooringevulde aangifte (VIA) en het afsluiten van convenanten met fiscale dienstverleners, zodat de kwaliteit van aangiften van ondernemers wordt geborgd. Daarnaast voert de Belastingdienst toezicht achteraf uit.

Met steekproefsgewijze controles stelt de Belastingdienst periodiek het niveau van naleving vast bij Particulieren en MKB. De steekproefsgewijze controles verschaffen inzichten in de houding en het fiscaal relevante gedrag van belastingplichtigen en leveren inzicht voor het maken van keuzes in de handhaving en risicomodellen.

Door de langere doorlooptijd hebben de steekproeven voor particulieren en ondernemers gedurende een jaar nog betrekking op oudere belastingjaren. De uitkomst van de steekproef Particulieren voor het jaar 2018 heeft betrekking op het belastingjaar 2016 en voldoet aan de streefwaarde. De verbetering van de score ten opzichte van de realisatie 2017 komt met name doordat het niet meer mogelijk is om aangifte te doen voor vrijgave van de VIA. Daardoor neemt de kans op fouten af. De steekproef MKB-ondernemingen is verdeeld over twee jaren (2017 en 2018) en heeft hoofdzakelijk betrekking op de belastingjaren 2015 en 2016. Het geschatte nalevingstekort fluctueert de afgelopen jaren binnen de bandbreedte van 5–6%, maar blijft onder de norm van 6%. Fluctuaties kunnen onder andere worden veroorzaakt door kleine procesmatige verbeteringen in de steekproef MKB-ondernemingen; de laatst uitgevoerde steekproef MKB-ondernemingen kende een hogere representativiteit, en er zijn toen ook grotere ondernemingen (met meer medewerkers) in de steekproef betrokken.

Tijdige betaling van belastingen en premies

Van de ontvangsten in 2018 is meer dan 98% zodanig tijdig ontvangen dat er geen aanmaning verstuurd hoefde te worden.35

Oninbare belastingen en premies

Bepaalde belastingvorderingen kunnen niet, of maar voor een deel, geïnd worden. Dit kan verschillende oorzaken hebben, bijvoorbeeld faillissementen, wettelijke schuldsanering, of overlijden. Vorderingen waarvoor directe inning niet mogelijk is, worden vanaf 2015 via dynamisch monitoren gevolgd op nieuwe verhaalsmogelijkheden, terwijl ze voorheen werden afgeboekt als oninbaar. Daardoor blijft de realisatie van de indicator voor oninbare belastingen en premies al enkele jaren ruim onder de 0,6%. Naar verwachting zal het percentage de komende jaren weer stijgen omdat ook bij dynamisch monitoren oude vorderingen op een bepaald moment oninbaar blijken te zijn.

Belastingmoraal

De houding ten aanzien van het nakomen van belastingverplichtingen duiden we ook wel aan als de belastingmoraal en vormt een aspect van compliance. De Belastingdienst meet ieder jaar met de Fiscale Monitor de belastingmoraal bij de belangrijkste doelgroepen:

Realisatie kengetallen Belastingmoraal (meetbare gegevens)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Belastingontduiking is onaanvaardbaar1

92%

93%

92%

91%

93%

Zelf belasting ontduiken is uitgesloten

87%

90%

89%

87%

87%

Belasting betalen betekent iets bijdragen

37%

35%

37%

40%

43%

Ervaren kans op ontdekking

82%

83%

84%

84%

84%

Bron: Fiscale monitor.

1

Inclusief de categorie «neutraal».

De cijfers over de belastingmoraal zijn stabiel over de jaren. Voor «Belasting betalen betekent iets bijdragen» is over de afgelopen vier jaar een lichte stijging te zien. Uit de onderliggende cijfers valt af te leiden dat met name bij ondernemingen36 een stijgende trend is te zien. In de webrapportage www.fiscalemonitor.nl worden ook de overige resultaten van de Fiscale monitor 2018 weergegeven.

D. Tabel Budgettaire gevolgen van beleid

Budgettaire gevolgen van beleid – artikel 1 Belastingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2014

2015

2016

2017

2018

2018

2018

Verplichtingen

2.933.935

3.259.300

3.651.055

2.936.066

3.347.387

2.872.375

475.012

Waarvan betalingsverplichtingen:

2.933.776

3.259.180

3.650.902

2.935.908

3.347.080

2.871.975

475.105

               

Waarvan garantieverplichtingen:

159

120

153

158

307

400

– 93

Procesrisico's

159

120

153

158

307

400

– 93

               

Uitgaven (1) + (2)

3.210.167

3.190.076

3.323.566

3.069.422

3.182.409

2.886.061

296.348

               

(1) Programma-uitgaven

229.451

199.670

136.211

145.397

217.078

151.824

65.254

               

Rente

223.783

193.420

130.422

139.227

146.381

89.990

56.391

Belasting- en invorderingsrente

223.783

193.420

130.422

139.227

146.381

89.990

56.391

               

Bekostiging

5.668

6.250

5.789

6.170

6.104

5.955

149

Proceskosten

3.865

4.677

4.089

4.223

3.910

4.161

– 251

Overige programma-uitgaven

1.803

1.573

1.700

1.947

2.194

1.794

400

               

Bijdrage agentschappen

0

0

0

42.299

64.593

55.879

8.714

waarvan: programmakosten

0

0

0

38.347

64.593

55.879

8.714

               

(2) Apparaatsuitgaven

2.980.716

2.990.406

3.187.355

2.924.025

2.965.330

2.734.237

231.093

               

Personele uitgaven

2.235.931

2.216.312

2.464.980

2.284.363

2.302.651

2.084.550

218.101

waarvan: Eigen Personeel

1.995.071

2.019.909

2.203.409

2.097.312

2.098.935

1.959.221

139.714

waarvan: Inhuur externen

240.860

196.403

261.571

187.051

203.716

125.329

78.387

               

Materiële uitgaven

744.785

774.093

722.375

639.662

662.679

649.687

12.992

waarvan: ICT

237.586

249.311

224.413

190.759

267.080

223.527

43.553

waarvan: Bijdrage SSO's

211.555

204.720

216.934

209.007

166.004

130.943

35.061

waarvan: Overig apparaat

295.644

320.062

281.028

239.896

229.595

295.217

– 65.622

               

Ontvangsten (3) + (4)

116.225.745

117.090.239

121.876.136

137.141.007

144.168.867

139.732.815

4.436.052

               

(3) Programma-ontvangsten

116.204.039

117.069.316

121.850.938

137.109.749

144.130.146

139.712.505

4.417.641

               

Belastingontvangsten

115.402.186

116.240.772

121.044.798

136.288.069

143.236.163

138.909.952

4.326.211

               

Rente

372.452

367.668

361.879

414.676

452.990

399.400

53.590

Belasting- en invorderingsrente

372.452

367.668

361.879

414.676

452.990

399.400

53.590

               

Boetes en schikkingen

218.885

257.964

245.675

199.225

200.135

205.877

– 5.742

Ontvangsten boetes en schikkingen

218.885

257.964

245.675

199.225

200.135

205.877

– 5.742

               

Bekostiging

210.516

202.912

198.586

207.780

240.859

197.276

43.583

Kosten vervolging

210.516

202.912

198.586

207.780

240.859

197.276

43.583

               

(4) Apparaatsontvangsten

21.706

20.923

25.198

31.258

38.720

20.310

18.410

E. Toelichting op de instrumenten

Zoals aangekondigd in de Kamerbrief Beheerst vernieuwen37 en de 22e halfjaarsrapportage38 werkt de Belastingdienst met bestedingsplannen om invulling te geven aan het beheerst vernieuwen van de organisatie. De Belastingdienst heeft budget aangevraagd voor investeringen in vernieuwing en personeel, modernisering van het IV-landschap en verbetering van de bedrijfsvoering. Met het uitvoeren van de vier plannen wordt een vervolg gegeven aan de ingezette beheerste vernieuwing en een versteviging beoogd op de pijlers personeel, ICT en sturing & beheersing. Hiervoor is cumulatief € 542 mln. aan de begroting van de Belastingdienst toegevoegd in de periode 2018 tot en met 2022,39 waarvan € 7 mln. in 2018 en daarnaast € 44 mln. structureel vanaf 2023. Na deze overboeking blijft nog resterend budget beschikbaar voor Beheerst vernieuwen op de Aanvullende Post. Deze middelen zullen op basis van nog op te stellen bestedingsplannen worden vrijgegeven. Gebleken is dat reguliere ICT-activiteiten en Beheerst vernieuwen-activiteiten moeilijk van elkaar te onderscheiden zijn. Binnen de Belastingdienst worden de verplichtingen en uitgaven behorend bij Beheerst vernieuwen daarom niet afzonderlijk in de financiële administratie geïdentificeerd.

Verplichtingen

Er is in 2018 per saldo voor een bedrag van € 475 mln. meer verplichtingen aangegaan dan begroot. Uitgangspunt is dat de verplichtingenrealisatie gelijk is aan de uitgavenrealisatie. De hogere realisatie op de verplichtingen wordt dan ook voor het merendeel verklaard door de hogere uitgaven, zie de toelichting bij de uitgaven. Hiervoor zijn de budgetten bijgesteld middels de 1e en 2e suppletoire begrotingen.40 Verder zijn er verplichtingen die in eerdere jaren zijn aangegaan komen te vervallen en zijn er contracten aangegaan die in latere jaren tot betaling kunnen komen. De nieuw aangegane verplichtingen betreffen onder andere het contract voor Logius voor de dienstverlening op het gebied van digitale overheid, zoals gemeld in de Kamerbrief over de beleidsmatige mutaties na Najaarsnota41 en verplichtingen voor capaciteit bij de IV-organisatie, zoals gemeld in de Verplichtingenbrief.42 Conform de RBV wordt het totale bedrag van nieuw aangegane meerjarige verplichtingen toegerekend aan het begrotingsjaar waarin de verplichting is aangegaan.

Uitgaven

Rente (+ € 56,4 mln.)

Als gevolg van enkele hoge incidentele bijstellingen van aanslagen uit oude belastingjaren (voor 2013), waarop de oude heffingsrenteregeling nog van toepassing is, en de daarmee samenhangende invorderingsrente, zijn zowel de rente-uitgaven als de rente-ontvangsten hoger dan geraamd (resp. € 56,4 mln. en € 53,6 mln.).

Personele uitgaven (+ € 218,1 mln.)

De personele uitgaven zijn € 218,1 mln. hoger dan begroot bij Ontwerpbegroting IX. Gedurende 2018 zijn de personele uitgaven bij 1e en 2e suppletoire begroting IX opgehoogd met per saldo respectievelijk € 171,6 mln. en € 41,1 mln. Deze ophogingen hingen onder meer samen met toegekende middelen ter compensatie van de stijging van lonen en prijzen, meeruitgaven Brexit en overhevelingen vanaf de Aanvullende Post voor vernieuwingsprojecten, zie ook de Kamerbrief Beheerst vernieuwen.43 Daarnaast zijn er voor Switch, Regeling vervroegde uittreding (RVU-) heffingen en premies middelen overgeheveld van artikel 10 naar artikel 1. Tegelijkertijd is ook het personele budget verlaagd om bij te dragen aan de Rijksbrede problematiek. Verder heeft bij 2e suppletoire begroting een budgetneutrale herschikking plaatsgevonden van de materiële budgetten naar personele budgetten. Een nadere toelichting op de genoemde mutaties in personele uitgaven is opgenomen in de 1e en 2e suppletoire begrotingen. Per saldo zijn in 2018 de uitgaven op de personele budgetten € 5,4 mln. hoger dan begroot bij 2e suppletoire begroting.

Materiële uitgaven (+ € 13,0 mln.)

Gedurende het begrotingsjaar zijn de materiële budgetten bijgesteld met – € 10,8 mln. bij 1e suppletoire begroting en – € 2,3 mln. bij 2e suppletoire begroting IX. De bijstelling van de budgetten heeft plaatsgevonden voor onder meer extra uitgaven voor vernieuwingsprojecten,44 een kasschuif van budgetten van 2018 naar 2019, extra uitgaven voor de uitvoering van fiscale wet- en regelgeving en een herschikking binnen de materiële budgetten (van overig materieel naar Shared Service Organisaties, SSO’s) en van materiële budgetten naar personele budgetten. Een nadere toelichting is opgenomen in de 1e en 2e suppletoire begrotingen. Ten opzichte van de 2e suppletoire begroting zijn de gerealiseerde materiële uitgaven € 26,1 mln. hoger. Dit wordt met name verklaard door meeruitgaven voor ICT om de (reguliere) ICT in den brede te verbeteren. De Kamer is hierover geïnformeerd in de Kamerbrief over de beleidsmatige mutaties na Najaarsnota 2018.45

Ontvangsten

Belastingontvangsten (+ € 4.326,2 mln.)

Voor een toelichting op de belastingontvangsten, zie het FJR.

Rente (+ € 53,6 mln.)

Zie de toelichting bij de rente-uitgaven.

Bekostiging (+ € 43,6 mln.)

Aan belastingschuldigen worden de kosten doorberekend van invorderingsmaatregelen (onder andere aanmaningen, dwangbevelen en beslaglegging). Er hebben meer invorderingsmaatregelen plaatsgevonden dan verwacht, waardoor meer kosten zijn doorberekend. Deze ontvangsten zijn afhankelijk van het betaalgedrag van belastingplichtigen. Aanmaningen en dwangbevelen zijn onderdeel van de massale incasso en worden geautomatiseerd verstuurd.

Apparaatsontvangsten (+ € 18,4 mln.)

De apparaatsontvangsten bestaan onder andere uit ontvangsten in verband met werkzaamheden die de Belastingdienst voor andere overheidsorganisaties uitvoert. In 2018 is de realisatie € 18,4 mln. hoger dan oorspronkelijk begroot, met name op het terrein van facilitaire dienstverlening. Conform de Masterplannen huisvesting gaan andere overheidsorganisaties de vrijgekomen delen van panden gebruiken. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen blijft de facilitaire dienst van de Belastingdienst de dienstverlening in deze panden volledig verzorgen.

F1. Fiscaal beleid en wetgeving

Genereren van inkomsten – fiscale wet- en regelgeving

Het genereren van inkomsten ten behoeve van uitgaven voor de rijksbegroting, de sociale fondsen en de zorgverzekeringen door middel van het ontwikkelen van solide, eenvoudige en fraudebestendige fiscale wet- en regelgeving die ook in internationale context werkbaar is.

Ten aanzien van de fiscaliteit heeft het kabinet in 2018 gewerkt aan het realiseren van de doelstellingen uit de Fiscale Beleidsagenda,46 die begin 2018 naar de Eerste en Tweede Kamer is verstuurd en grotendeels voortvloeit uit het Regeerakkoord «Vertrouwen in de toekomst». Dit houdt in dat het kabinet maatregelen heeft getroffen of voorgesteld om de vijf fiscale beleidsprioriteiten die in de Fiscale Beleidsagenda uiteengezet worden te bewerkstelligen. Dit betreft het aanpakken van internationale belastingontduiking en het tegengaan van belastingontwijking, het verlichten van de lasten voor burgers vooral door de lasten op arbeid te verlagen, het aantrekkelijk houden van het Nederlandse vestigingsklimaat voor bedrijven met reële activiteiten in Nederland, het verder vergroenen van het belastingstelsel en het toezien op een betere uitvoerbaarheid van het belastingstelsel.

Pakket Belastingplan 2019 (BP 2019)

In het pakket BP 2019 zijn ruim 60 maatregelen opgenomen die in werking treden per 1 januari 2019 of vanaf die datum al bekend moeten zijn voor uitvoering door de Belastingdienst. Enkele maatregelen betreffen de verlaging van de lasten op arbeid door invoering van een tweeschijvenstelsel en een verhoging van de algemene heffingskorting, een verhoging van het lage btw-tarief naar 9%, een verhoging van het plafond voor de vrijwilligersregeling en het verruimen van de Nederlandse sportvrijstelling.

Het pakket Belastingplan 201947 bestond uit zeven wetsvoorstellen:

  • 1. Wetsvoorstel Belastingplan 2019;48

  • 2. Wetsvoorstel Overige Fiscale Maatregelen (OFM) 2019;49

  • 3. Wetsvoorstel Bedrijfsleven 201950 (voorheen Wet bronbelasting 202051);

  • 4. Wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019;52

  • 5. Wetsvoorstel Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel;53

  • 6. Wetsvoorstel Wet modernisering kleineondernemersregeling (KOR);54

  • 7. Wetsvoorstel Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen.55

Naast deze zeven wetsvoorstellen is het wetsvoorstel Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking56 (ATAD1) vanaf Prinsjesdag met het pakket BP 2019 meegelopen in het kader van het tegengaan van belastingontwijking en -ontduiking. Bij de behandeling in de Eerste Kamer is het wetsvoorstel Fiscale maatregel rijksmonumenten57 eveneens betrokken bij het behandelschema van het pakket BP 2019.

De Afdeling advisering van de Raad van State (de Afdeling) heeft opgemerkt dat de omvang van het pakket BP 2019 geen recht doet aan een zorgvuldige behandeling van de wetsvoorstellen en van de daarin opgenomen afzonderlijke onderwerpen. De Afdeling adviseert dan ook om in de toekomst de indiening van fiscale wetsvoorstellen meer over het jaar te verspreiden. In de Tweede Kamer is de motie Nijboer58 aangenomen waarin het kabinet wordt verzocht om met ingang van volgend jaar fiscale wetten zo veel mogelijk verspreid over het jaar in te dienen zodat in de toekomst alleen de op dat moment noodzakelijke wetgeving bij het Belastingplan wordt behandeld. Binnen DGFZ is in 2018 daarom gewerkt aan totstandkoming van (nog) meer spreiding van fiscale wetsvoorstellen gedurende het jaar. Een aantal wetsvoorstellen zullen daarom naar verwachting in de eerste helft van 2019 worden ingediend, zoals het wetsvoorstel CO2-minumumprijs elektriciteit, het wetsvoorstel belasting op luchtvaart, het implementatievoorstel ATAD2, het wetsvoorstel rekening-courantmaatregel en het implementatievoorstel mandatory disclosure. Ook wordt er gestuurd op het vormgeven van wetsvoorstellen die zo veel mogelijk als afzonderlijk wetsvoorstel kunnen worden ingediend.

Wetsvoorstel OFM

In lijn met eerdere jaren bevat het pakket BP 2019 een wetsvoorstel OFM 2019. Hierin zijn maatregelen opgenomen ten behoeve van het noodzakelijke onderhoud van het fiscale stelsel en andere maatregelen die meer technisch van aard zijn. Zo is er onder andere in de Wet op de motorrijtuigenbelasting (MRB) een wettelijke grondslag opgenomen voor de verwerking van camerabeelden van kentekengegevens door de Belastingdienst ten behoeve van de uitvoering van die wet en het toezicht op de nalevering ervan. Daarnaast zijn er in de Invorderingswet vier invorderingsmaatregelen opgenomen naar aanleiding van de affaire over de «Panama Papers» teneinde de Belastingdienst beter in staat te stellen verhaalsconstructies, fiscale constructies die worden opgezet om belastingbetaling te ontlopen, aan te pakken.

Wetsvoorstel Bedrijfsleven 2019

Het wetsvoorstel Bedrijfsleven 2019 bevat maatregelen die gericht zijn op het behouden en verstevigen van een aantrekkelijk ondernemings- en investeringsklimaat voor ondernemingen met reële activiteiten in Nederland en geeft hiermee invulling aan het kabinetsbeleid. Het lage en hoge tarief van de Vpb worden stapsgewijs verlaagd naar respectievelijk 16% en 20,5%. Tegelijkertijd wordt de Vpb-grondslag verbreed door het versoberen van de verliesverrekening, het afschaffen van de fiscale aftrekbaarheid van de coupon over tier 1-kapitaalinstrumenten en het beperken van de afschrijvingen op gebouwen in eigen gebruik. Een belangrijke grondslagverbredende maatregel die niet is opgenomen in dit wetsvoorstel is de earningsstrippingmaatregel. Deze is opgenomen in het wetsvoorstel ATAD1. In verband met de invoering van de earningsstrippingmaatregel worden in de Wet bedrijfsleven 2019 enkele specifieke renteaftrekbeperkingen afgeschaft. Aanvankelijk bevatte het wetsvoorstel Wet bedrijfsleven 2019 tevens het voorstel om de dividendbelasting af te schaffen en een bronbelasting op dividenden naar laagbelastende jurisdicties te introduceren. Na de heroverweging van het pakket vestigingsklimaat heeft het kabinet afgezien van deze maatregelen.

Wetsvoorstel Fiscale vergroeningsmaatregelen

Met de Fiscale vergroeningsmaatregelen 2019 wordt bijgedragen aan het verminderen van de uitstoot van broeikasgassen door vervuilers meer te laten betalen voor milieuvervuilende keuzes en op die manier duurzame alternatieven aantrekkelijker te maken. Zo gaan vervuilende zware vrachtauto’s meer belasting betalen om te mogen rijden in Nederland. De teruggaafregeling in de Wet op de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) voor taxi’s en openbaar vervoer wordt afgeschaft. Daarnaast wordt de belasting op aardgas verhoogd en de belasting op elektriciteit verlaagd zodat de energiebelasting beter in verhouding is tot de CO2-uitstoot. Ook wordt de belastingvermindering in de energiebelasting verlaagd, gaat de belasting op het verbranden en storten van afval omhoog en worden de fiscale regels omtrent het ter beschikking stellen van een fiets van de zaak vereenvoudigd. Tot slot wordt de verhuurderheffing verminderd bij verduurzaming van huurwoningen.

Wetsvoorstel Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel

De Wet implementatie artikel 1 richtlijn elektronische handel betreft de implementatie van het eerste deel van Richtlijn 2017/2455 van de Raad van 5 december 2017 die betrekking heeft op de btw-heffing op elektronische handel. De maatregelen van deze richtlijn gaan voor een klein deel in per 1 januari 2019 en daarop ziet deze wet. De belangrijkste wijziging die op 1 januari 2019 in gaat heeft betrekking op de btw-heffing van ondernemers die digitale diensten verkopen aan particuliere consumenten in een andere lidstaat. Sinds 1 januari 2015 moeten ondernemers die digitale diensten verkopen aan consumenten in andere lidstaten de btw daarover afdragen naar het tarief van die lidstaat. Die afdracht is vereenvoudigd door het zogenoemde éénloket-systeem (Mini One Stop Shop, MOSS), waarbij de ondernemer de buitenlandse btw kan afdragen bij zijn eigen Belastingdienst die deze vervolgens doorsluist naar de Belastingdienst van de lidstaat van de consument. Toch blijft deze in 2015 ingevoerde regeling voor ondernemers soms lastig, omdat bij de verkoop van diensten via het internet niet altijd eenvoudig is vast te stellen in welke lidstaat de consument woont en naar welke lidstaat en dus ook naar welk tarief de ondernemer de btw moet afdragen. Dit probleem speelt relatief sterk bij kleinere ondernemers die over beperkte middelen beschikken. Om deze ondernemers tegemoet te komen, zijn de regels zodanig gewijzigd dat ondernemers voor de grensoverschrijdende verkoop van digitale diensten aan consumenten voortaan de btw van de eigen lidstaat verschuldigd zijn, voor zover de grensoverschrijdende omzet van deze diensten onder een jaarlijkse drempel van € 10.000 blijft. De ondernemers kunnen er echter ook voor kiezen om de btw in de lidstaat van de consument te blijven voldoen. De overige wijzigingen van Richtlijn 2017/2455 moeten worden geïmplementeerd met ingang van 1 januari 2021. Deze worden opgenomen in een latere wet.

Wetsvoorstel KOR

De KOR betreft een modernisering van de huidige kleineondernemersregeling in de Wet op de omzetbelasting. In plaats van een ingewikkelde degressieve belastingvermindering wordt er een facultatieve omzetgerelateerde vrijstellingsregeling ingevoerd. In plaats van aansluiten bij het saldo van de verschuldigde btw als in de oude situatie, wordt aangesloten bij de hoogte van de omzet van de ondernemer. Dit leidt tot een flinke vereenvoudiging voor kleine ondernemers en een vermindering van administratieve lasten voor de Belastingdienst. De nieuwe KOR sluit beter aan bij de btw-richtlijn. Daarnaast is de nieuwe KOR rechtsvormneutraal en niet meer beperkt tot natuurlijke personen. Ondernemers die een omzet hebben van maximaal € 20.000 kunnen kiezen voor de toepassing van de nieuwe KOR. De nieuwe KOR treedt in werking met ingang van 1 januari 2020.

Wetsvoorstel Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen

De Wet aanpassing kansspelbelasting voor sportweddenschappen zorgt voor een gelijke behandeling van landgebonden sportweddenschappen en sportweddenschappen op afstand. Naar het oordeel van de EC leiden de verschillen in belastinggrondslag en belastingplicht voor de landgebonden sportweddenschappen en sportweddenschappen op afstand tot onverenigbare staatssteun. Het doel van het wetsvoorstel aanpassing kansspelbelasting is om deze onverenigbare staatssteun te voorkomen, door zowel aanbieders van landgebonden sportweddenschappen en van sportweddenschappen op afstand belastingplichtig te maken over het brutospelresultaat.

Fiscale beleidsprioriteiten

Aanpak van belastingontwijking en -ontduiking

Het huidige kabinet wil belastingontwijking en belastingontduiking aanpakken met als doel om zoveel mogelijk te voorkomen dat Nederland wordt gebruikt voor doorstroomactiviteiten naar laagbelastende landen. Het vorige kabinet heeft met overtuiging deelgenomen aan het project Addressing BEPS, dat de OESO op verzoek van de G20 heeft uitgevoerd. Op Europees terrein heeft Nederland een voortrekkersrol vervuld. Onder Europees (EU) voorzitterschap van Nederland is de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking tot stand gekomen. Dit kabinet intensiveert de Nederlandse inzet. Nederland doet meer dan het in internationale afspraken en EU-richtlijnen vastgelegde minimum, en komt ook met unilaterale maatregelen. Het kabinetsbeleid bestaat uit twee pijlers, maatregelen om de belastinggrondslag te beschermen en maatregelen in de sfeer van transparantie en integriteit. Binnen DGFZ is gewerkt aan een brief die op 23 februari 2018 naar de Tweede en Eerste Kamer is gestuurd waarin de aanpak van belastingontwijking en belastingontduiking uiteen wordt gezet.59 Op 12 april 2018 vond naar aanleiding van deze brief een dialoog plaats over belastingontwijking en belastingontduiking op het Ministerie van Financiën. Onder leiding van het Nederlands Debat Instituut (Nick Schoemaker) hebben verschillende stakeholders in een 3-minuten pitch hun standpunt gegeven over het kabinetsbeleid. Hierna was ruimte voor debat. Deze dialoog heeft bijgedragen aan de gedachtewisselingen rondom dit thema.

Op 6 november 2018 is ook een brief naar de Kamer gestuurd over de mogelijkheden om de aanpak van belastingontwijking te monitoren.60 Met de voorgenomen invoering van de conditionele bronbelasting op rente en royalty’s per 2021 wil het kabinet een financiële stroom van € 22 mld. naar laagbelastende landen raken. De verwachting is dat deze stroom nagenoeg volledig zal verdwijnen.

In het wetsvoorstel Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking, dat in 2018 conform doelstelling is ingediend en afgerond, zijn maatregelen opgenomen ter implementatie van Richtlijn (EU) 2016/1164 (ATAD1).61 De implementatie heeft geleid tot wijzigingen in de Wet Vpb 1969 en de Invorderingswet 1990 (Invorderingswet). De maatregelen treden met ingang van 1 januari 2019 in werking. ATAD1 bestaat – kort gezegd – uit de volgende maatregelen:

  • Een maatregel die voorkomt dat winsten neerslaan in landen met een laag belastingtarief door ze te verschuiven naar een laagbelaste dochteronderneming (CFC-maatregel);

  • Een algemene renteaftrekbeperking (earningsstrippingmaatregel);

  • Een algemene antimisbruikregel om ook fiscale misbruikpraktijken aan te kunnen pakken waar geen wettelijke maatregel voor is getroffen (General Anti Abuse Rule, GAAR);

  • «Exitheffingen» om te voorkomen dat belasting kan worden ontweken door bijvoorbeeld activa naar een ander land te verplaatsen of de vestigingsplaats te wijzigen naar een ander land.

Het zwaartepunt van de implementatie van ATAD1 ligt bij de introductie van een generieke renteaftrekbeperking in de vorm van een earningsstrippingmaatregel en een maatregel met betrekking tot zogenoemde Controlled Foreign Companies (CFC). Bij de implementatie van de earningsstrippingmaatregel is door gebruikmaking van enkele zogenoemde lidstaatkeuzes gekozen voor een robuuste vormgeving om niet alleen op te treden tegen grondslaguitholling, maar ook een meer gelijke fiscale behandeling van eigen vermogen en vreemd vermogen te bewerkstelligen. Hierdoor worden de belastingvoordelen voor vreemd vermogen beperkt en wordt ondernemen met eigen vermogen bevorderd. Dat levert stabielere bedrijven en gezondere economische verhoudingen op, zeker bij tegenslag. Bij de implementatie van de CFC-maatregel wordt ook verder gegaan dan het minimum dat ATAD1 voorschrijft. Er is bewust gekozen voor een aanvullende CFC-maatregel in het geval belasting wordt ontweken via een CFC in een land zonder winstbelasting of met een statutair tarief van minder dan 9%62 of in een land dat is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. De maatregel geldt niet als bij de CFC sprake is van een «wezenlijke economische activiteit». Dit om impact voor Nederlandse bedrijven met reële activiteiten in het buitenland te voorkomen en om de maatregel uitvoerbaar te houden voor de Belastingdienst. Ten aanzien van de overige maatregelen kan het volgende worden opgemerkt. Nederland kent al een exitheffing. De bestaande exitheffing is slechts op enkele punten in de Invorderingswet aangepast naar aanleiding van ATAD1. ATAD1 legt EU-lidstaten tevens de verplichting op een algemene antimisbruikbepaling (GAAR) op te nemen. Nederland kent met het leerstuk van fraus legis reeds een algemene antimisbruikbepaling. Om die reden is de algemene antimisbruikbepaling uit ATAD1 als zodanig niet geïmplementeerd.

Op 29 mei 2017 is de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking tot wijziging van de eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking wat betreft hybridemismatches met derde staten (ATAD2) aangenomen.63 Hybridemismatches zijn internationale structuren waarmee belasting wordt ontweken door gebruik te maken van verschillen tussen nationale belastingstelsels. Deze structuren leiden veelal tot een aftrek in het ene land zonder betrekking in de heffing in een ander land of tot dubbele aftrek in verschillende landen. In 2018 is gewerkt aan het concept implementatiewetsvoorstel. Op 29 oktober 2018 is de internetconsultatie van dit conceptwetsvoorstel gestart. In de resterende maanden van 2018 is verder gewerkt aan het wetsvoorstel. Het streven is om het implementatiewetsvoorstel voor het zomerreces 2019 bij de Tweede Kamer aanhangig te maken om zo de beoogde inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2020 te halen.

Daarnaast zal in 2019 een nieuwe notitie fiscaal verdragsbeleid worden gepubliceerd. De maatregelen die voortvloeien uit het project «Addressing BEPS» ten behoeve van de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking op het terrein van het internationale belastingrecht zullen hier onderdeel van zijn.

Vestigingsklimaat

Een goed fiscaal vestigingsklimaat is één van de vijf fiscale beleidsprioriteiten van het kabinet. Internationaal is een trend waarneembaar van een verlaging van de tarieven in de winstbelasting, veelal in combinatie met een verbreding van de grondslag. Er is in 2018 gewerkt aan de Wet Bedrijfsleven 2019 met hierin een verlaging van het algemene tarief in de Vpb. Hiermee blijft het Nederlandse algemene tarief concurrerend. Deze verlaging wordt in belangrijke mate gefinancierd door andere maatregelen binnen de Vpb, zoals het beperken van de aftrekbaarheid van rente en het inperken van verliesverrekening. Daarnaast vormt een uitgebreid Nederlands netwerk van belastingverdragen ook een belangrijk onderdeel van een goed fiscaal vestigingsklimaat. Ook in 2018 is daarom ingezet op het versterken van het Nederlandse belastingverdragennetwerk. Zo wordt geprobeerd te bewerkstelligen dat Nederland aantrekkelijk blijft als vestigingsland voor reële economische activiteiten, terwijl dit niet leidt tot schadelijke belastingconcurrentie. In het kader van het BEPS-project van de OESO worden belastingstelsels wereldwijd, dus ook in Nederland, aangepast om belastingontwijking door internationale bedrijven tegen te gaan. Hierdoor zijn de regels over directe bedrijfsbelastingen zowel in Nederland als andere landen flink in beweging, terwijl stabiliteit en voorspelbaarheid van de overheid voor investeerders van groot belang is. Met het regeerakkoord en de Fiscale Beleidsagenda is in 2018 een fiscale agenda voor de komende jaren neergelegd. Daarnaast draagt het heroverwegingspakket vestigingsklimaat bij aan stabiliteit en voorspelbaarheid op fiscaal terrein. Het overgangsrecht bij het inperken van de 30%-regeling is hiervan een goed voorbeeld.

Fiscale vergroening

Het jaar 2018 heeft op de eerste plaats in het teken gestaan van de implementatie van de Fiscale vergroeningsmaatregelen uit het Regeerakkoord. Voor de zomer is een Fiscale vergroeningsbrief gestuurd waarin implementatie van de fiscale agenda uit het Regeerakkoord is aangekondigd. Met het op 18 december 2018 aangenomen wetsvoorstel Fiscale vergroening werden diverse maatregelen doorgevoerd waaronder het afschaffen van de teruggaafregeling in de Wet BPM 1992 voor taxi’s en openbaar vervoer, een versterking van de milieudifferentiatie voor de belasting van zware motorrijtuigen (Eurovignet), een verhoging van de belasting op aardgas en verlaging van de belasting op elektriciteit, het verlagen van de belastingvermindering van de energiebelasting en het verhogen van het tarief in de afvalstoffenbelasting. Naast deze maatregelen wordt er aan separate wetsvoorstellen gewerkt voor het invoeren van een CO2-minimumprijs voor de elektriciteitssector en de invoering van een vliegbelasting.

In 2018 zijn de afspraken in het Regeerakkoord over een belasting op luchtvaart nader uitgewerkt. De uitwerking hiervan vindt plaats in samenwerking met IenW en EZK. Er wordt allereerst ingezet op het maken van Europese afspraken voor 2021. Daarnaast wordt een nationale variant voor een vliegbelasting uitgewerkt. Zowel politiek als op hoog ambtelijk niveau is het belasten van luchtvaart bij diverse EU-bijeenkomsten en bilaterale overleggen ter sprake gekomen. Ten behoeve van de uitwerking van de vliegbelasting is uitgebreid onderzoek gedaan naar de economische en duurzaamheidseffecten van verschillende varianten van een vliegbelasting. Er zijn een aantal stakeholdersbijeenkomsten georganiseerd, waarbij de sector breed vertegenwoordigd was. De conclusies van het onderzoek naar de effecten van een belasting op luchtvaart zijn ook tijdens een van deze stakeholdersbijeenkomsten gepresenteerd. Verder is het beleidsvoornemen voor een vliegbelasting uitgebreid geconsulteerd. De consultatie leverde meer dan 2000 reacties op. In november is het voorlopige wetsvoorstel voor een vliegbelasting naar de Raad van State verzonden. Indien er EU-afspraken worden gemaakt die in 2021 al in werking treden, zal dit wetsvoorstel worden ingetrokken.

In het regeerakkoord is tevens afgesproken dat per 2020 een minimum CO2-prijs wordt ingevoerd voor elektriciteitsopwekking. Deze maatregel zorgt voor een minimumprijs voor de uitstoot van CO2 bij elektriciteitsopwekking in aanvulling op het Europese emissiehandelssysteem, de EU-ETS. Voor de conceptwetgeving voor deze maatregel is in de zomer een internetconsultatie gestart. Inmiddels is er een adviesaanvraag voor het wetsvoorstel ingediend bij de Raad van State. Naar verwachting zal het wetsvoorstel in 2019 naar de Tweede Kamer worden gezonden.

Veel beleidsmatige aandacht is in 2018 uitgegaan naar het proces om te komen tot een Klimaatakkoord. Dit gebeurde allereerst met de voorstellen voor de hoofdlijnen van het Klimaatakkoord en de kabinetsappreciatie daarop. In die fase is een fiscale uitvoeringstoets uitgebracht door de Belastingdienst in samenwerking met DGFZ op voorstellen van de klimaattafels en er is een financieel en fiscaal Rijksmandaat opgesteld. In de fase van het toewerken naar het onderhandelaarsakkoord is er veel aandacht geweest voor onder meer de fiscale stimulering van nulemissierijden, een verdergaande schuif in de energiebelasting, discussies over het prijspad van de CO2-minimumprijs voor elektriciteit, het borgingsmechanisme voor de industrie, de fiscale aspecten van gebouwgebonden financiering en differentiatie in de overdrachtsbelasting en de fiscale aspecten van werkgeversaanpak mobiliteit. Het Klimaatakkoord heeft een zeer stevige fiscale component bij vrijwel alle klimaattafels. DGFZ heeft daarom in een zeer intensief proces waarbij nauw is samengewerkt met alle geledingen binnen Financiën een spilfunctie gespeeld in de interdepartementale beleidsvorming en de borging van de budgettaire en de fiscale kaders. Dit proces zal worden voortgezet in de eerste helft van 2019 in fase 3 van het Klimaatakkoord waarin wordt gepoogd om op basis van de doorrekening van de planbureaus te komen tot een definitief akkoord.

Vereenvoudiging van fiscale wetgeving

Het belastingstelsel is als gevolg van maatschappelijke veranderingen, politieke wensen, internationale verplichtingen en de soms bestaande noodzaak om (budgettair) in te grijpen steeds complexer en ondoorzichtiger geworden. Vereenvoudiging van het belastingstelsel is daarom wenselijk. Dit kabinet wil bij nieuwe wetgeving altijd voor de meest uitvoerbare en minst complicerende variant kiezen. In de moties en toezeggingenbrief die op Prinsjesdag naar de Kamer is gestuurd heeft het kabinet toegezegd om concrete bouwstenen en voorstellen voor verbeteringen en vereenvoudigingen van het stelsel op te leveren, waarbij knelpunten worden geduid en (perspectief op) oplossingen wordt geboden. De voorstellen zullen begin 2020 opgeleverd worden zodat deze als input kunnen dienen voor de verkiezingsprogramma’s in aanloop naar het volgende kabinet. Begin 2019 wordt de Kamer hier uitgebreider over geïnformeerd. «Quick wins» die deze kabinetsperiode al zouden kunnen worden doorgevoerd worden meegenomen.

Oudedagsvoorzieningen

In 2018 is veel werk verricht in aanloop naar een mogelijke vernieuwing van het pensioenstelsel. Het vernieuwde pensioenstelsel zal een grote wijziging van het fiscale kader in de inkomstenbelasting, loonbelasting en lagere regelgeving betekenen. Dit komt onder meer omdat er plannen zijn om fiscaal enkel op de premie te begrenzen, het fiscale kader te kantelen naar een leeftijdsonafhankelijke premiebegrenzing, de verschillen tussen de tweede en derde pijler daar waar mogelijk en wenselijk aan te passen en ten slotte mogelijk ook de RVU-heffing aan te passen. DGFZ heeft onder meer deelgenomen in ambtelijke werkgroepen en is gestart met een onderzoek naar hoe de hoogte van de fiscale premiegrens kan worden vastgesteld en hoe de verschillen tussen de tweede en derde pijler kunnen worden weggenomen. Het is niet gelukt om in 2018 tot een pensioenakkoord te komen.

Naast de pensioenstelselherziening is in samenwerking met andere directies en departementen invulling gegeven aan verschillende pensioenonderwerpen. Hierbij valt onder meer te denken aan het mogelijk maken van pensioenopbouw tijdens zwangerschaps- en bevallingsverlof door zelfstandige beroepsbeoefenaren zoals geregeld in het Eindejaarsbesluit 2018,64 de bekendmaking van diverse andere beleidsbesluiten en het geven van opvolging aan een uitspraak over de RVU-heffing bij vrijwillige vertrekregelingen. Diverse pensioenwetgeving is in 2018 in werking getreden; de Wet waardeoverdracht klein pensioen65 trad in werking op 1 maart 2018 en de Verzamelwet pensioenen 201766 is op 11 april 2018 in werking getreden. Tevens is het Wetsvoorstel verzamelwet pensioenen 201967 eind 2018 ingediend en is op 10 december 2018 de internetconsultatie van het Wetsvoorstel pensioenverdeling bij scheiding 2021 gestart. Verder speelden er diverse vraagstukken rondom de uitfasering van pensioen in eigen beheer en de fiscale behandeling van een Europees derde pijlerproduct.

Uitwerking van maatregelen uit het regeerakkoord voor «werken als zelfstandige»

In het regeerakkoord zijn maatregelen aangekondigd die de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties moeten vervangen. Het gaat hierbij onder andere om het invoeren van de arbeidsovereenkomst bij een laag tarief, het invoeren van een opt-out voor de loonheffingen bij een hoog tarief, het invoeren van een opdrachtgeversverklaring die opdrachtgevers vooraf duidelijkheid geeft bij de inhuur van zzp’ers en het verduidelijken en het aanpassen van het begrip «gezag». In samenwerking met SZW, EZK, de Belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) is gewerkt aan de invulling van deze maatregelen. Dit heeft zowel in het voorjaar68 als in het najaar69 geleid tot een voortgangsbrief aan de Tweede Kamer. Ten behoeve van de beleidsvorming is een onderzoek uitgevoerd naar de karakteristieken en tarieven van zzp’ers. Stakeholders zijn betrokken bij de uitwerking van de maatregelen, onder andere door middel van twee brede veldbijeenkomsten. Daarnaast zijn er wetenschappers betrokken bij de verduidelijking van het begrip gezag en bij de totstandkoming van de opdrachtgeversverklaring. De verduidelijking van het begrip «gezag» is inmiddels afgerond en gepubliceerd.70 Ook is een adviescommissie ingesteld om onderzoek te doen naar en advies te geven over de fundamentele vragen met betrekking tot de toekomst van de regulering van werk. Deze commissie is ook gevraagd of, en zo ja hoe, het gezagscriterium moet worden gewijzigd. Deze werkzaamheden vormen de basis voor de verdere uitwerking van de maatregelen voor «werken als zelfstandige».

Digitale economie

Digitalisering raakt de gehele economie en heeft dus ook gevolgen voor belastingheffing. Op de lange termijn kan vergaande digitalisering (en robotisering) fundamentele gevolgen hebben voor onze belastingmix, onder andere doordat de productiefactor arbeid mogelijk relatief kleiner wordt. De maatregelen uit het Belastingplan 2019 die leiden tot lagere lasten op arbeid, medegefinancierd uit hogere indirecte belastingen zoals de milieubelastingen en de verhoging van het lage btw-tarief, zijn een stap in de goede richting met het oog op de veranderende belastingmix en dragen hierdoor bij aan de toekomstbestendigheid van het belastingstelsel.

Daarnaast leidt digitalisering tot vraagstukken op het gebied van uitvoering van de fiscale regelgeving en het toezicht door de Belastingdienst. Digitalisering kan bijdragen aan een verdere flexibilisering van de arbeidsmarkt, waardoor een kleiner deel van de beroepsbevolking via de automatisch ingehouden loonheffing wordt belast. Een belangrijk onderdeel van de digitale economie is de opkomst van de deel- en kluseconomie met behulp van digitale platformen. In toenemende mate gebruiken particulieren en ondernemers digitale platformen voor het aanbieden en kopen van goederen en dienstverlenend werk. Belangrijk vraagstuk is hoe belastingheffing op het gebied van de deel- en kluseconomie het beste vorm kan worden gegeven en op welke wijze de uitvoering en het toezicht door de Belastingdienst moet worden ingericht. In 2018 is daarom gestart met een onderzoek op welke wijze Nederland het meest effectief om kan gaan met het belasten van inkomsten via platformen. Hiervoor zal naast binnenlandse ontwikkeling ook worden gekeken naar ontwikkelingen in het buitenland (zoals België, Italië, VS, Frankrijk, Estland) waar initiatieven zijn gestart om de platformen op een andere wijze in de belastingheffing te betrekken. Voorbeelden daarvan zijn: het doen van aangifte door het platform namens de belastingplichtige, een inhoudingsplicht met een voor- of eindheffing door platformen en de introductie van een bijzondere fiscale behandeling. De Belastingdienst verkent momenteel of en hoe zij bestaande wettelijke bevoegdheden voor het opvragen van informatie bij digitale platforms het beste kan inzetten. Op deze wijze wordt duidelijk of de bestaande bevoegdheden al dan niet toereikend zijn en welke knelpunten eventueel een (al dan niet wettelijke) oplossing behoeven. Daarnaast wordt onderzocht aan welke eisen de informatie moet voldoen om ook daadwerkelijk ingezet te kunnen worden bij de belastingheffing.

Op 21 maart 2018 heeft de EC twee richtlijnvoorstellen voor belastingheffing in de digitale economie gepresenteerd aan de Raad: een richtlijnvoorstel voor een digitaledienstenbelasting (interim-oplossing) en een richtlijnvoorstel over significante digitale aanwezigheid (lange termijn oplossing). Met name over de interim-oplossing is in 2018 onderhandeld onder het Oostenrijkse voorzitterschap. Het richtlijnvoorstel is uiteindelijk niet aangenomen, omdat veel lidstaten grote bezwaren hadden. Nederland heeft zich steeds constructief opgesteld en aan de meeste aandachtspunten van Nederland is grotendeels tegemoetgekomen. Ook in OESO-verband wordt gesproken over belastingheffing in de digitale economie, met name in de Task Force on the Digital Economy. Op 16 maart 2018 heeft de OESO een interim-rapport gepresenteerd getiteld «Tax challenges arising from digitalisation». Op basis hiervan wordt in OESO-verband verder gewerkt aan oplossingen voor uitdagingen op belastinggebied die voortvloeien uit digitalisering. De OESO komt in 2019 met een update van dit proces en het doel is om in 2020 een eindrapport te publiceren.

Op 22 maart 2018 heeft DGFZ een seminar georganiseerd over belastingheffing in de digitale economie. Veel interessante sprekers (waaronder OESO-directeur Belastingen Pascal Saint Amans en Marcel Olbert, een expert van de Mannheim University) hebben een bijdrage geleverd aan dit seminar. Ook in de pers werd positief gerapporteerd over dit seminar.

Brexit

Op het terrein van Brexit was 2018 een belangrijk jaar. Niet alleen is er in Brussel maandenlang intensief onderhandeld over een terugtrekkingsakkoord waarmee het vertrek van het VK uit de EU op een ordentelijke manier verloopt, ook is nationaal geïntensiveerd in de voorbereidingen op alle mogelijke scenario’s. Voor de Douane zijn middelen vrijgemaakt om de capaciteit uit te breiden en huisvesting en uitrusting aan te schaffen. Tot het allerlaatste moment blijft het onzeker of er daadwerkelijk een terugtrekkingsdeal is met overgangsperiode, of dat het VK per 29 maart een derde land zal worden, als gevolg waarvan over de goederenstromen tussen het VK en de EU-27 douaneformaliteiten van toepassing zijn en invoerrechten en btw geheven zullen moeten worden. Conform ministerraadbesluit bereidt de Belastingdienst zich voor op een no-deal Brexit. Hiervoor is een impactanalyse opgesteld. In 2018 is intensief overlegd met de EU-27 en de Commissie over mogelijke mitigerende maatregelen om chaos op Brexit-day te voorkomen. Dit overleg wordt ook in 2019 voortgezet

Belastingverdragen

In 2018 zijn de volgende bilaterale belastingverdragen of protocollen geratificeerd door Nederland: Algerije, Denemarken, Malawi en Oekraïne. Daarnaast is het verdrag met Zambia in werking getreden. Onderhandelingen hebben in 2018 plaatsgevonden met België, Colombia, Liechtenstein, Mozambique, Rusland en Sri Lanka.

De afgelopen jaren is er gewerkt aan de ontwikkeling van het MLI. In december 2017 is het MLI ter goedkeuring aangeboden aan de Tweede Kamer. Nederland heeft de implementatie van BEPS-maatregelen in verdragen door middel van het MLI aangeboden aan al haar verdragspartners, met uitzondering van negen verdragspartners waarmee Nederland momenteel in (een vergevorderd stadium van) onderhandeling is over een herziening van het belastingverdrag. Door middel van het MLI kan in één keer een groot deel van de bestaande verdragen in lijn worden gebracht met de maatregelen die overeengekomen zijn in het kader van het BEPS-project van de OESO/G20, zonder dat hiervoor bilaterale onderhandelingen nodig zijn. De verwachting is dat Nederland het MLI in 2019 zal ratificeren.

De laatste jaren is het (her)onderhandelen van de belastingverdragen met 23 ontwikkelingslanden een speerpunt van Nederland geweest. Het doel hierbij was het opnemen van een effectieve bepaling tegen verdragsmisbruik in deze verdragen. Waar dit nog niet is gebeurd door middel van bilaterale onderhandelingen, biedt het MLI ook in relatie tot deze landen een effectieve route om in de verdragen antimisbruikbepalingen op te nemen. Met het aanbieden van het MLI aan de Tweede Kamer komt het ontwikkelingslandenproject in een afrondende fase.

Mutual agreement procedures (MAP)

Op grond van een bepaling over de onderlinge overlegprocedure (MAP) in belastingverdragen en het EU Arbitrageverdrag verleent de directie Internationale Zaken en Verbruiksbelastingen (IZV) binnen DGFZ als bevoegde autoriteit op verzoek bijstand aan belastingplichtigen die worden geconfronteerd met internationale dubbele belastingheffing. De laatste jaren is de instroom van verzoeken sterk toegenomen. Ondanks dat in 2017 en 2018 meer zaken dan ooit zijn afgedaan, blijft de voorraad stabiel. De verwachting is dat de forse instroom van verzoeken structureel is. In het kader van actiepunt 14 van het BEPS-project van de OESO zijn afspraken gemaakt om onderlinge overlegprocedures in gemiddeld twee jaar af te handelen. Daarnaast verplicht de richtlijn van de EC voor geschilbeslechting bij dubbele belasting toegang te verlenen tot de arbitrageprocedure als een onderlinge overlegprocedure (m.b.t. zaken vanaf 1/1/2018) na twee jaar niet is opgelost. Ook voor het MLI geldt dat zaken die niet binnen twee jaar zijn opgelost naar arbitrage kunnen. Van de huidige voorraad loopt ruim 30% van de procedures langer dan twee jaar. In 2018 is de nodige capaciteit ingezet om de MAP-werkvoorraad terug te dringen en de behandeltermijnen van twee jaar te waarborgen. Dit zal in 2019 worden voortgezet. Daarbij is Nederland echter afhankelijk van de bereidwilligheid van de betrokken verdragspartner. Meer dan in het verleden zullen langslepende zaken worden afgesloten als blijkt dat geen overeenstemming kan worden bereikt om zo langslepende overlegprocedures te voorkomen. Daarmee zal steeds vaker de mogelijkheid van arbitrage zich voordoen.

In aanvulling daarop is het voor belastingplichtigen mogelijk gebleken beroep aan te tekenen tegen een afwijzing van een MAP-verzoek. Tot nu toe zijn drie gerechtelijke procedures geopend. Deze procedures kosten IZV veel tijd en dit gaat ten koste van het inzetten van capaciteit op reguliere MAP-zaken.

Naast de reguliere werkzaamheden ten aanzien van MAP-zaken en de gerechtelijke procedures daaromtrent, worden aanvullende werkzaamheden verricht in het kader van BEPS actiepunt 14. Dit betreft de statistieken die dienen te worden gerapporteerd aan de OESO en het proces van peer reviews. Dit monitoringsproces is inmiddels in volle gang. Nederland zal binnenkort aan de slag moeten met de aanbevelingen van de OESO en onze peers om zo het Nederlandse MAP-proces verder te verbeteren. Ook zal Nederland in 2019 nog veel andere landen van aanbevelingen voorzien.

Overige werkzaamheden

Naast bovenstaande onderwerpen hebben er binnen DGFZ nog op tal van onderwerpen werkzaamheden plaatsgevonden. Dit betreft onder meer, maar niet uitsluitend, wijzigingen omtrent belastingrente, onderzoek met betrekking tot de Awir en diverse beleidsevaluaties.

Naar aanleiding van een motie van het lid De Vries71 heeft het afgelopen jaar een uitgebreid onderzoek plaatsgevonden naar de redelijkheid en billijkheid van de regeling belastingrente in de Awr. Hierover is een brief72 naar de Tweede Kamer gezonden met de constatering dat de regeling belastingrente op onderdelen niet in lijn is met de uitgangspunten en is het voornemen aangekondigd deze onderdelen aan te passen. Dat is voor twee onderdelen gebeurd via het Belastingplan 2019. Geregeld is dat belastingplichtigen die tijdig een correcte aangifte indienen in de sfeer van de inkomstenbelasting of de erfbelasting niet langer meer met belastingrente geconfronteerd worden. Er wordt onderzocht of het mogelijk is om hetzelfde te regelen voor aangiften in de sfeer van de Vpb.

Naar aanleiding van de tweede evaluatie van Awir 2009–201673 is na afstemming met de beleidsverantwoordelijke toeslagdepartementen een kabinetsstandpunt naar de Tweede Kamer gezonden. Daarin werd aangekondigd dat het kabinet onderzoek gaat instellen naar mogelijke aanpassingen in de toeslagensystematiek, met name met het oog op de aanpak van schuldenproblematiek en het terugdringen van het aantal terugvorderingen. Op Prinsjesdag is bekend gemaakt dat dit onderzoek in de vorm van een IBO-Toeslagen van start gaat.

Ook zijn er gedurende het jaar diverse evaluaties en onderzoeken met betrekking tot fiscaal beleid afgerond. Dit betreft de evaluatie van de teruggaafregeling LNG in de accijnzen,74 de werking van de werkkostenregeling,75 de Wet uitwerking Autobrief II,76 de middelingsregeling77 en de balansen, inkomsten en uitgaven van bijzondere financiële instellingen.78 Daarnaast vond een onderzoek plaats naar de economische- en duurzaamheidseffecten van vliegbelasting.79

F2. Belastingdienst

Dienstverlening

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door passende dienstverlening te leveren.

Doelbereiking

De afhandeling van bezwaren is niet binnen de Awb-termijn gerealiseerd, de klanttevredenheid voor het kanaal telefonie blijft achter op de streefwaarde en er zijn meer klachten dan vorig jaar ontvangen over het handelen van de Belastingdienst. De overige realisaties zijn op het gewenste niveau.

Realisatie prestatie-indicatoren Dienstverlening (meetbare gegevens)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Streefwaarde

20181

Realisatie

2018

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

87%

87%

82%2

88%

90–95%

78%

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

93%

97%

98%

98%

90–95%

98%

Klanttevredenheid3

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

Minimaal 70% van de bellers, website- en baliebezoekers scoort een 3 of hoger op de gehanteerde 5-puntsschaal (neutraal tot zeer tevreden)

 

– telefonie

77%

73%

– websites

82%

79%

– balie

80%

82%

Klanttevredenheid

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

 

Maximaal 10% van de bellers, website- en balie-bezoekers

scoort een 1,5 of lager

 

– telefonie

7%

10%

– websites

5%

5%

– balie

7%

6%

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst (aantal ontvangen klachten)

16.253

14.586

13.105

11.145

Minder klachten over het handelen van de Belastingdienst dan vorig jaar

12.393

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

Enkele streefwaarden van de Belastingdienst worden weergegeven in bandbreedtes. Hiermee geeft de Belastingdienst per prestatie-indicator aan wat de onder- en de bovengrens is.

2

De scores 2016 en 2017 zijn gecorrigeerd i.v.m. dubbeltellingen BPM en MRB en tevens is 2017 bij Douane op niet beschikbaar gesteld omdat de Douane over het jaar 2017 geen bestuurlijke informatie kon vastleggen vanwege de implementatie van een nieuwe applicatie.

3

In het jaarverslag 2017 werd de Klanttevredenheid nog uitgesplitst naar twee scores (80% en 6,6%). Ten behoeve van de vergelijking met de realisatie 2018 zijn de specifieke scores per dienstverleningskanaal ook voor 2017 opgenomen.

Toelichting

Afgehandelde bezwaren binnen Awb-termijn

In 2018 is het percentage Awb-conform afgehandelde bezwaren gedaald van 88% naar 78%. Dit is voornamelijk het gevolg van achterstand bij de bezwaarbehandeling IH veroorzaakt door een tekort aan capaciteit. Hierbij speelt ICT een belangrijke rol. De verlichting van de werklast als gevolg van nieuwe automatiseringsoplossingen is niet altijd op tijd gerealiseerd en de introductie van nieuwe systemen is gepaard gegaan met kinderziektes en een gewenningsproces. Daarnaast is ook hier gebleken dat de managementinformatie van wisselende kwaliteit is. Vaak is de informatie niet voldoende om goed te kunnen sturen. Als onbekend is of bezwaren tijdig worden behandeld, kan er ook niet bijgestuurd worden.

Er zijn reeds in 2018 gerichte acties in gang gezet om de te hoge voorraad bezwaren IH, OB en Douane weg te werken. Het logische gevolg hiervan is dat het percentage bezwaren dat is afgehandeld buiten de Awb-conforme termijn stijgt en een negatief effect heeft op het cumulatieve Awb-percentage. De Tweede Kamer is hierover geïnformeerd.80

Afgehandelde klachten binnen Awb-termijn

De streefwaarde voor de Awb-conforme afhandeling van klachten is gerealiseerd.

Klanttevredenheid

De prestatie-indicator klanttevredenheid bestrijkt de drie kanalen van dienstverlening: telefonie, websites en de balie. De normen zijn bij de websites en de balie gehaald, maar bij telefonie is deze ten opzichte van vorig jaar verslechterd. Dit jaar waardeerde 10,3% van de geënquêteerden de Belastingtelefoon met een 1,5 of lager. De norm hiervoor is maximaal 10%. Deze score is een direct gevolg van de lagere bereikbaarheid van de Belastingtelefoon. Nadere analyse geeft aan dat dit veroorzaakt wordt door niet tijdige afhandeling van het belvolume (te behandelen calls) en langere wachttijden. Dit ligt aan meerdere factoren: de personele capaciteit bleek onvoldoende voor het aanbod van calls. De daardoor ontstane verminderde bereikbaarheid creëerde ook herhaalverkeer wat de bereikbaarheid wederom geen goed doet. Daarnaast was er sprake van een hogere afhandeltijd per gesprek. Dit omdat door de verminderde bereikbaarheid bellers meer tijd namen om daarover stoom af te blazen. Het belvolume was tot en met de begroting 2017 een prestatie-indicator. In de begroting 2018 is ervoor gekozen om het belvolume niet meer als prestatie-indicator op te nemen omdat het belvolume van diverse factoren afhankelijk is. Om toch een indicatie te geven over de omvang van het belvolume is in de begroting 2018 het verwachte af te handelen belvolume toegelicht: dit lag tussen 10,5 en 11,5 mln. calls. Het aantal behandelde calls is met 10,0 mln. lager dan de raming. In 2018 hebben ruim 115.000 outbound calls plaatsgevonden (2017: 50.000). Deze proactieve telefoontjes waren gericht op het voorkomen van verzuimboetes omzetbelasting bij startende ondernemers en op het voorkomen van invorderingsmaatregelen bij het Landelijk Incasso Centrum.

Zorgvuldig handelen van de Belastingdienst

In 2018 heeft de Belastingdienst 12.393 klachten ontvangen. Dat is 11,2% meer dan in 2017. Met name via de BelastingTelefoon zijn meer klachten ingediend. De toename van klachten hield onder meer verband met de omzetbelasting, dit betreft met name klachten over het onderwerp zonnepanelen. De postbezorging in het zuiden van het land was ook een reden voor klachten; de externe leverancier had geen postbezorgers en hierover is een gesprek geweest. Daarnaast was er sprake van een stijging van klachten door de achterstanden in de aanslagoplegging bij schenk- en erfbelasting. Na de inzet van extra personeel voor de schenk- en erfbelasting voor het inlopen van de achterstand, lieten de klachten hierover een dalende trend zien. Verder was er een toename van klachten gerelateerd aan de inning.

Toezicht

De Belastingdienst voert adequaat toezicht uit en dwingt waar nodig naleving bestuurs- of strafrechtelijk af om ervoor te zorgen dat de verschuldigde belastingen bestendig de staatskas binnenkomen en de toeslagen rechtmatig worden uitbetaald.

Doelbereiking

De prestatie-indicatoren voor Toezicht zijn ruimschoots gerealiseerd behoudens de streefwaarden van de prestatie-indicatoren «omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren FIOD)» en «juiste invoeraangiften Douane». De prestatie-indicator «kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant» is net onder de bandbreedte van de streefwaarde gerealiseerd. Bij de toelichting van de desbetreffende prestatie-indicatoren wordt hier nader op ingegaan.

De Belastingdienst heeft een takenpakket waarvan een groot deel altijd moet worden uitgevoerd, zoals het behandelen van bezwaar of een verzoek tot vooroverleg. Daarnaast wordt toezicht uitgevoerd om de naleving te bevorderen. De werkzaamheden voor het toezicht zijn gebaseerd op de uitvoering- en toezichtstrategie die erop gericht is om het naleven van fiscale verplichtingen zo eenvoudig mogelijk te maken en fouten zoveel mogelijk te voorkomen. Deze strategie is ook de basis van het keuzeproces en de prioritering van de taken. Binnen de Belastingdienst worden daarom voortdurend afwegingen gemaakt over de inzet van de beschikbare capaciteit. Het is niet mogelijk om op alle aangiften gericht toezicht uit te oefenen. Daarom zet de Belastingdienst de beschikbare capaciteit door middel van risicogericht toezicht zo effectief mogelijk in. Tegelijkertijd levert de Belastingdienst een grote wervingsinspanning in verband met de uitstroom van medewerkers in het kader van natuurlijk verloop en de vertrekregeling. Deze wervingsinspanning moet ervoor zorgen dat de Belastingdienst in de toekomst over voldoende capaciteit beschikt om zijn handhaving uit te kunnen uitvoeren.

Misbruik en oneigenlijk gebruik

Belastingheffing en toeslagen zijn gevoelig voor Misbruik en Oneigenlijk gebruik (M&O), omdat de hoogte van de heffing en de verplichting tot betalen afhankelijk zijn van gegevens die belastingplichtigen en toeslaggerechtigden zelf verstrekken. Dit kan van invloed zijn op de volledigheid van de belastingontvangsten en de juiste uitbetaling van toeslagen. Het tegengaan van M&O bij de uitvoering van wet- en regelgeving vormt derhalve een geïntegreerd onderdeel van het rechtshandhavingsbeleid. De uitvoering van deze werkzaamheden kent beperkingen. De werkzaamheden worden uitgevoerd binnen de beschikbaar gestelde personele en financiële middelen. Dat leidt tot het maken van keuzes over de inzet van het personeel. Verder zijn er maatschappelijke begrenzingen door wettelijke bepalingen, zoals privacywetgeving, die controlemogelijkheden beperken of verhinderen. Dit betekent dat ook bij een toereikend M&O beleid sprake blijft van inherente onzekerheid over de volledigheid van de ontvangsten en de juistheid van de (toeslag)uitgaven. Deze onzekerheid is niet nader kwantificeerbaar.

De bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik richt zich niet meer alleen op de achterkant van een proces, wanneer het geld al is uitgekeerd, maar steeds meer op de voorkant: bij de aanvraag of de aangifte. Met behulp van data-analyse worden risicovolle posten beoordeeld en geselecteerd. Dat heeft er voor de IH in geresulteerd dat in 2018 voor € 282 mln. aan onterechte uitbetalingen is voorkomen (2017: € 259 mln.).

Belastingdienst/Toeslagen past thematisch toezicht toe op lopende toekenningen. Dit vindt plaats in die situaties waarin het vaak fout gaat, waarin burgers vergeten op cruciale momenten mutaties door te voeren. Afhankelijk van de toeslagsoort is er sprake van meer of minder opbrengst. In 2018 heeft dit bij 221.000 burgers geleid tot een vermindering van € 89 mln. aan toeslagen (2017: € 108 mln.). De vermindering is inclusief de definitieve toekenning van de kinderopvangtoeslag en exclusief de 4-jarigen-attentiebrief. Ter voorkoming van misbruik of oneigenlijk gebruik van toeslagen zijn maatregelen uitgevoerd die toezien op een extra beoordeling van mutaties, voordat een voorschot bij een verhoogd risico wordt uitgekeerd. In 2018 zijn 102.000 mutaties beoordeeld (2017: 125.000). Bij 62.000 ervan heeft dit geleid tot een correctie van het toeslagbedrag. Met de maatregelen is een (bruto) vermindering gemoeid van € 77 mln. (2017: € 115 mln.). Netto is, conform de afgesproken rekenmethodiek, een bedrag van € 22 mln. aan uitbetalingen tegengehouden (2017: € 38,4 mln.).

Toezicht gastouderopvang

Voor de kinderopvangtoeslag is het deel dat betrekking heeft op het toekennen van de gastouderopvang voor circa 14% onzeker in verband met niet objectief vast te stellen uren. Deze onzekerheid bestond ook al vóór 2018 en is het gevolg van beperkingen in wet- en regelgeving en als gevolg daarvan beperkingen in de controlemogelijkheden voor Belastingdienst/Toeslagen.

Aanpak Verhuld Vermogen

Sinds 2014 loopt binnen de Belastingdienst het programma Verhuld Vermogen om activiteiten en projecten gericht op het bestrijden van verhuld vermogen in samenhang uit te voeren. In 2018 zijn onder dit programma verschillende activiteiten uitgevoerd en resultaten behaald. Er is een verschuiving waar te nemen van het individuele zwartsparen met een buitenlandse bankrekening naar andere, complexere vormen om vermogen te verhullen. Dit laatste gebeurt onder andere door constructies en/of door de woon- of vestigingsplaats zogenaamd in het buitenland te plaatsen.

Naast de uitvoering van de projecten binnen dit programma is in 2018 gestart met het inzichtelijk krijgen van trends en fenomenen rondom het verhullen van vermogen in het buitenland. Op basis hiervan kan blijken welke interventiemogelijkheden wenselijk zijn om nieuwe fenomenen tegen te gaan. Daarbij wordt ook nadrukkelijk gekeken naar de rol van facilitators. Verder is in 2018 gestart met analyses en profilering van de stroom persoons- en financiële gegevens die onder Common Reporting Standard (CRS) worden uitgewisseld. Doel hiervan is om na te gaan hoe deze gegevens in het toezicht efficiënt en effectief kunnen worden ingezet. In 2018 heeft de Belastingdienst van ongeveer 80 landen CRS-gegevens ontvangen. In totaal hadden 108 landen/jurisdicties toegezegd om onder CRS gegevens aan te gaan leveren. Het programma heeft in 2018 geleid tot ongeveer € 200 mln. aan te betalen belastingcorrecties, boete en heffingsrente. Onderdeel van het programma Verhuld Vermogen is ook de per 1 januari 2018 deels afgeschafte inkeerregeling voor sparen en beleggen in het buitenland. De afschaffing van de inkeerregeling geldt voor aangiften ingediend vanaf 1 januari 2018. De inkeerregeling heeft in het kalenderjaar 2018 € 53 mln. aan extra belastinginkomsten (belasting, boete en rente) opgeleverd. Het aandeel van de inkeer in de opbrengst van het programma Verhuld Vermogen in 2018 is nog steeds relatief hoog, maar de verwachting is dat dit in de toekomst lager zal worden omdat de voorraad daalt. In 2018 hebben 585 belastingplichtigen zich vrijwillig gemeld.

Landelijk/Regionaal Informatie en Expertisecentrum (LIEC/RIEC)

De Belastingdienst heeft ook in 2018 een belangrijke bijdrage geleverd in de aanpak van ondermijnende (georganiseerde) criminaliteit. De activiteiten binnen de LIEC/RIEC-samenwerking strekken zich uit van het verstrekken van informatie tot aan het uitvoeren van operationele activiteiten.

Samen met onder andere gemeenten, Politie en Openbaar Ministerie (OM) wordt er met name aandacht besteed aan de aanpak van vastgoedfraude, georganiseerde hennepteelt, witwassen en mensenhandel/mensensmokkel. Daarnaast bestaat er aandacht voor de zogenaamde regionale handhavingsknelpunten. Een voorbeeld hiervan is de aanpak van de Outlaw Motorcycle Gangs.

Om de versteviging van de aanpak ondermijning verder vorm te geven, is begin 2018 het Strategisch Beraad Ondermijning (SBO) geïnstalleerd. Doel is om een beweging in gang te zetten die de aanpak van ondermijnende criminaliteit verstevigt op zowel lokaal, regionaal, landelijk als internationaal niveau. Het SBO heeft besloten dat de focus voor wat betreft de aanpak van ondermijnende criminaliteit de komende periode op de illegale drugsindustrie zal worden gelegd. Het SBO adviseert de Minister van J&V ook wat betreft de toekenning van de financiële middelen die vanuit het Regeerakkoord ter beschikking worden gesteld voor de aanpak van ondermijnende criminaliteit. In 2018 heeft de Belastingdienst binnen de LIEC/RIEC-samenwerking voor € 100,7 mln. aan aanslagen opgelegd (2017: € 81,2 mln.).

Landelijke Stuurgroep Interventieteams (LSI)

Naast de deelname aan LIEC/RIEC participeert de Belastingdienst binnen de samenwerking in LSI verband. Dit samenwerkingsverband richt zich met name op de aanpak van arbeidgerelateerde fraude binnen het sociale zekerheidsdomein. Samen met onder andere gemeenten, UWV, Sociale Verzekeringsbank (SVB), Inspectie SZW, Politie, OM en IND is er in 2018 met name aandacht besteed aan de problematiek rond de malafide uitzendbureaus en schoonmaakbedrijven. Daarnaast heeft de Belastingdienst een bijdrage geleverd aan de problematiek in bepaalde wijken en recreatieterreinen. In 2018 heeft de Belastingdienst binnen de LSI samenwerking € 4,8 mln. aan aanslagen opgelegd.

Bestrijding van georganiseerde criminaliteit en ondermijning

De FIOD vervult een belangrijke taak in de bestrijding van georganiseerde criminaliteit, ondermijning en het afpakken van crimineel vermogen. Met het strafrechtelijk afpakken van wederrechtelijk verkregen voordeel was in 2018 een bedrag gemoeid van € 257,2 mln. (2017: € 199,9 mln.). Verder is voor € 107,1 mln. conservatoir beslag gelegd (2017: € 288,3 mln.).

De hoogte van de bedragen (zowel wederrechtelijk verkregen voordeel als conservatoir beslag) houdt verband met het soort signalen en onderzoeken dat er binnenkomt en opgepakt wordt.

In 2018 heeft de FIOD ruim 900 onderzoeken afgerond waarvan 230 op verzoek van het buitenland. De FIOD richt zich steeds meer op de facilitators en bedenkers van de financiële fraude, waardoor het moeilijker wordt geld uit het zicht van de Belastingdienst te houden. De FIOD zet moderne technologie in, zodat slimme verbanden gelegd kunnen worden om te zien waar de fraude zit. De internationale samenwerking verbetert en breidt uit. Zo werkt de FIOD mee aan de financiële veiligheid van Nederland.

Enkele in het oog springende zaken in 2018:

  • In het ING-onderzoek is vastgesteld dat ING in Nederland jarenlang en structureel de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft) heeft overtreden. Dat gebeurde op een dusdanige wijze dat de bank ook schuldwitwassen wordt verweten: de bank heeft niet voorkomen dat bankrekeningen van klanten van ING in Nederland tussen 2010 en 2016 zijn gebruikt bij het witwassen van honderden miljoenen euro’s. De bank heeft een transactie van € 100 mln. en een boete van € 675 mln. betaald;

  • De internationale samenwerking kreeg in 2018 een sterke impuls door de samenwerking in de J5: een samenwerking van de FIOD met de zusterdiensten uit het VK, de VS, Canada en Australië. Gezamenlijk wordt met moderne technologie en tools gespeurd naar financiële dienstverleners die criminele geldstromen faciliteren en de organisaties werken samen bij de bestrijding van cyberfraude;

  • Een internationale actie tegen de «Ndrangheta-maffia» is een Nederlands initiatief waarbij met Italië, Duitsland en België is samengewerkt bij de bestrijding van deze criminele maffiaorganisatie. Op de actiedag 5 december 2018 zijn 84 verdachten aangehouden in diverse landen.

Realisatie prestatie-indicatoren Fiscaal Toezicht (meetbare gegevens)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Streefwaarde

2018

Realisatie

2018

Percentage grote ondernemingen waarvan de klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is1

n.v.t.

n.v.t.

81%

86,5%

85%

87,5%

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant2

5,5%

6,8%

5,7%

5,8%

6–8%

5,9%

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH (Particulieren en MKB)3

€ 2,9 mld.

€ 2,2 mld.

€ 1,5 mld.

€ 2,3 mld.

€ 1,6 mld.

€ 1,7 mld.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb (MKB)

€ 1,4 mld.

€ 1,9 mld.

€ 1,6 mld.

€ 1,5 mld.

€ 1,4 mld.

€ 1,7 mld.

Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken (MKB)

€ 780 mln.

€ 780 mln.

€ 985 mln.

€ 877 mln.

€ 770 mln.

€ 834 mln.

Percentage bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst

10%

7%

8,6%

10,2%

8–12%

8,2%

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

De term klantbehandeling in de actualiteit vervangt de term horizontaal toezicht uit de vorige begroting. De definities zijn uitwisselbaar, met dien verstande dat de achterliggende metingen niet zijn aangepast. Het streven is met grote ondernemingen waar mogelijk in de actualiteit te werken. Voor de ondernemingen die hiervoor in aanmerking komen, biedt horizontaal toezicht doorgaans de beste mogelijkheden om in de actualiteit te werken.

2

In de begroting 2017 is abusievelijk de term «financieel dienstverlenersconvenant» gebruikt. De juiste term is «fiscaal dienstverlenersconvenant».

3

Betreft correcties op het verzamelinkomen.

Toelichting

Percentage grote ondernemingen waarvan de klantbehandeling in de actualiteit beoordeeld is

Grote ondernemingen worden individueel beoordeeld of ze in aanmerking komen voor klantbehandeling in de actualiteit, zodat gegeven de beschikbare capaciteit de risico’s optimaal worden afgedekt. In 2018 is deze beoordeling voor 87,5% van alle grote ondernemingen uitgevoerd. Drie gedragscomponenten zijn daarbij bepalend: 1) de mate van transparantie, 2) de kwaliteit van de fiscale administratie (mate van fiscale beheersing) en 3) de fiscale strategie. De analyse leidt tot een behandelstrategie en de vaststelling of een onderneming al dan niet voor klantbehandeling in de actualiteit in aanmerking komt. Mocht dit het geval zijn, dan wordt op directieniveau een gesprek gehouden en een aanvullende verkenning uitgevoerd.

Percentage kasontvangsten van MKB-ondernemingen onder een fiscaal dienstverleners convenant

Begin 2017 is de berekenings- en meetmethodiek voor deze indicator vastgesteld. Op basis van de hierbij gehanteerde grondslagen bleek de streefwaarde van 7,5–8% onrealistisch hoog. Per begroting 2018 is deze daarom bijgesteld naar 6–8%. Het realisatiecijfer 2018 bedraagt 5,9% waarmee de bandbreedte nagenoeg gerealiseerd is. De Belastingdienst heeft overigens slechts in beperkte mate invloed op de realisatie van deze prestatie-indicator. Enerzijds blijft de Belastingdienst selectief bij het afsluiten van convenanten met fiscaal dienstverleners (FD’s); aan de kwaliteitseisen wordt niet getornd. Anderzijds is het de verantwoordelijkheid van de FD om te bepalen of een MKB-onderneming kan participeren in een FD-convenant. Het is uiteindelijk de vrijwillige keuze van de MKB-ondernemer om wel of niet mee te doen.

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling IH

In 2018 is voor een bedrag van € 1,7 mld. gecorrigeerd op het verzamelinkomen. De indicator voldoet daarmee aan de doelstelling. Dit gecorrigeerde bedrag heeft betrekking op de IH-winst en niet-winst aangiften van belastingplichtigen, vóór toepassing van het belastingtarief.81

Bruto correctie opbrengsten aangiftenbehandeling Vpb

In 2018 is voor een brutobedrag van bijna € 1,7 mld. gecorrigeerd op aangiften Vpb. De indicator voldoet daarmee aan de doelstelling.

Bruto correctie opbrengsten boekenonderzoeken

In 2018 is voor een brutobedrag van € 834 mln. gecorrigeerd op de oorspronkelijk in de aangiften van de diverse belastingmiddelen aangegeven bedragen. De indicator voldoet daarmee aan de doelstelling.

Percentage bezwaren ingediend na een correctie door de Belastingdienst

De indicator van de na een correctie ingediende bezwaren voldoet eveneens aan de doelstelling.

Realisatie prestatie-indicatoren Toeslagen (meetbare gegevens)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Streefwaarde

2018

Realisatie

2018

Rechtmatige toekenning van toeslagen

n.v.t.

Gerealiseerd

Gerealiseerd

Gerealiseerd

De score van fouten en onzekerheden ligt onder de rapporteringsgrens op artikelniveau1

Gerealiseerd

Het percentage definitief toegekende toeslagen met een terug te betalen bedrag ≤ € 5002

92,3%

91,9%

91,6%

92,2%

91%

93,3%

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

Dit betreft de artikelen van de desbetreffende beleidsdepartementen SZW, VWS en BZK.

2

Voor kinderopvangtoeslag wordt een grens van € 1.000 aangehouden. Bij de toekenningen van kinderopvangtoeslag gaat het veelal om hogere bedragen dan bij toeslagen voor de huur- en zorgtoeslag en het kindgebonden budget.

Toelichting

Rechtmatige toekenning van toeslagen

Voor het rapporteren van fouten en onzekerheden gelden kwantitatieve rapportagegrenzen op artikelniveau die jaarlijks in de Rijksbegrotingsvoorschriften worden vastgelegd. Het streven is dat de score van fouten en onzekerheden onder deze grenzen ligt. De gevonden fouten en onzekerheden bij de steekproeven liggen onder de rapporteringstoleranties op artikelniveau (5% voor fouten en onzekerheden). In de bedrijfsvoeringsparagraaf wordt nader ingegaan op de huurtoeslag en op het herstarten van het kindgebonden budget.

Terug te betalen bedragen

De Belastingdienst streeft er naar het ontstaan van terug te betalen bedragen bij het definitief toekennen zoveel mogelijk te beperken tot bedragen die inherent zijn aan de systematiek van de inkomensafhankelijke regelingen. De streefwaarde hiervoor is gerealiseerd. In 2018 heeft Toeslagen een pilot uitgevoerd waarbij de inkomens, welke door burgers in de voorschotfase werden gebruikt voor toeslagaanvragen, zijn aangepast om terugbetalingen te voorkomen. De definitieve resultaten van de pilot worden pas bekend bij definitieve toekenningen over het jaar 2018 welke Toeslagen vaststelt in 2019 en 2020.

Realisatie prestatie-indicatoren Douane (meetbare gegevens)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Streefwaarde

2018

Realisatie

2018

Juiste invoeraangiften

n.v.t.1

n.v.t.

100

n.v.t.

> 100

91

Waardering bedrijfsleven

n.v.t.2

100

104,33

104,3

> 100

107,2

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

De waarde van de jaren vóór 2018 zijn niet beschikbaar omdat de indicator voor het eerst in begroting IX 2018 is opgenomen en de meting daarvoor niet werd uitgevoerd.

2

De waarde van de jaren vóór 2015 zijn niet beschikbaar omdat de meting toen nog niet jaarlijks werd uitgevoerd.

3

Het gepresenteerde cijfer van 2016 (104,3) wijkt af van wat in de Rijksbegroting 2018 is opgenomen (101). De berekening van één van de 10 onderliggende klanttevredenheidcijfers is met terugwerkende kracht gecorrigeerd op het aspect beschikbaarheid Douanesystemen, zodat de waardering van het bedrijfsleven goed wordt meegenomen.

Toelichting

Voor 2018 zijn twee nieuwe prestatie-indicatoren geïntroduceerd ter vervanging van de outputgerichte indicatoren uit de vorige begrotingen. Met de nieuwe prestatie-indicatoren laat de Douane duidelijker de relatie zien tussen de strategische doelen voor Afdracht, Beschermen en Concurrentiepositie en de prestaties.

Juiste invoeraangiften

Het moment van aangifte is belangrijk in de handhaving door de Douane. Met de behandeling van de aangiften kan de Douane het gedrag van aangevers beïnvloeden, door het inzetten van de instrumenten van dienstverlening en toezicht. De invoeraangifte vormt de basis van de juiste afdracht van douanerechten. De nieuwe prestatie-indicator «juiste invoeraangiften» geeft weer hoe groot het aandeel juiste invoeraangiften is in het totaal aantal invoeraangiften. Meer specifiek gaat het om de invoeraangiften die voldoen aan de wettelijke eisen voor een juiste aangifte en zijn ingediend in het aangiftesysteem van de Douane. Dit wordt uitgedrukt in een indexcijfer; het jaar 2016 geldt hierbij als indexjaar. Aangezien het streven is om een stabiel indexcijfer op te leveren loopt de periode van meting jaarlijks van oktober t/m september. In januari van het nieuwe jaar zijn de meeste aangiften afgerond. De indicator is over de periode oktober 2017 t/m september 2018 met 9 punten gedaald ten opzichte van het indexjaar 2016. Uit de verrichte analyse kwam naar voren dat er door één bepaald bedrijf veel onjuiste aangiften werden ingediend met betrekking tot e-commerce zendingen. In deze aangiften was de douanewaarde en de indeling van de goederen vaak onjuist. Gezien het zeer grote aantal aangiften door dit bedrijf (op jaarbasis circa 1 mln.) had dit voor 2018 een sterk verlagend effect voor het indexcijfer. Zonder dit bedrijf zou het indexcijfer zijn gestegen tot een waarde boven de 100. De Douane zet inmiddels gerichte interventies in bij dit bedrijf om aan deze situatie een einde te maken. Uiteraard zet de Douane ook interventies in op mogelijk onjuiste aangiften van andere indieners.

Waardering bedrijfsleven

De index voor de klanttevredenheid van het bedrijfsleven over de Douane is in 2018 gestegen van 104,3 naar 107,2. De index wordt vastgesteld als een gemiddelde van tien klanttevredenheidcijfers uit het Bewijs van Goede Dienst en betreft een nieuwe indicator. De onderwerpen en normen hiervoor zijn in overleg met het bedrijfsleven vastgesteld. Ten opzichte van 2017 is met name het onderdeel minimale verstoring van geautomatiseerde systemen verbeterd. Dat heeft te maken met een hogere beschikbaarheid van de systemen (98,1% t.o.v. 97,3% een jaar eerder) en de hogere klanttevredenheid over de betrouwbaarheid van de aangiftesystemen. 91,9% van de bedrijven beoordeelt de betrouwbaarheid van de systemen neutraal of positief, tegen 85,2% in 2017. Klanten waarderen verder met name de deskundigheid en professionaliteit van het Douanepersoneel en de betrouwbaarheid van de besluitvorming.

De aantallen correcties en processen-verbaal die voortvloeien uit de controles van de Douane zijn opgenomen in onderstaande tabel.

Correcties en processen-verbaal Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu (VGEM) en fiscaal (aantallen x 1.000)

Kengetallen Toezicht Douane

2016

2017

2018

Correcties scan- en fysieke controles vracht

5,6

6,1

6,9

Correcties koeriers en postzendingen

10,8

9,5

13,6

Correcties passagiers

15

15,51

15,1

Correcties ambulante controles binnenland/buitengrens

1,2

0,6

1,4

Correcties administratieve controles

0,7

0,3

0,2

Processen-verbaal

15

14

12,8

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

Het cijfer is ten opzichte van het jaarverslag 2017 aangepast van 10,5 naar 15,5 omdat de definitie van deze grootheid afweek van 2016.

Toelichting

De kengetallen «correcties scan- en fysieke controles vracht» en «correcties passagiers» liggen in lijn met voorgaande jaren. De toename van het aantal «correcties koeriers en postzendingen» hangt samen met de groei van de hoeveelheid e-commerce zendingen. Deze correcties zijn deels fiscaal (niet naleven van de afdracht van invoerrechten en btw) en gedeeltelijk betreft het gezondheidsaspecten. Bij de ambulante controles zijn enkele nieuwe controletypes ingezet waardoor het aantal correcties is toegenomen. Verder heeft de Douane in 2018 vol ingezet op het herbeoordelen van de DWU vergunningen. Dit heeft tot gevolg dat het aantal uitgevoerde administratieve controles is afgenomen, waardoor het aantal correcties op dit type controle lager is dan voorgaande jaren. De terugloop in het aantal processen-verbaal hangt samen met het feit dat gedurende 2018 de procesgang is herzien, waarbij de registratie van de processen-verbaal niet langer op itemniveau plaatsvindt. Deze procesvereenvoudiging zal naar verwachting ook effect hebben op de aantallen voor 2019.

Realisatie prestatie-indicatoren Inning (meetbare gegevens)
 

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Streefwaarde 2018

Realisatie 2018

Achterstand invordering

2,3%

2,2%

2,6%

2,7%

2,5–3%

2,9%

Inning invorderingsposten binnen een jaar

58,5%

57,0%

57,2%

54,5%

55–65%

58,3%

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

Toelichting

Achterstand invordering

Het percentage «achterstandinvordering» is een indicator voor de relatieve omvang van de betalingsachterstanden die burgers en bedrijven hebben bij de Belastingdienst. De streefwaarde is gerealiseerd. Vanaf 2015 volgt de Belastingdienst niet-direct inbare vorderingen via dynamisch monitoren op nieuwe verhaalsmogelijkheden, waar ze vroeger na enige tijd administratief werden afgeboekt als oninbaar. Dit leidt tot een structurele stijging van het achterstandspercentage, omdat schulden langere tijd worden gevolgd en daarmee het aantal openstaande (langlopende) vorderingen toeneemt.

Inning invorderingsposten binnen een jaar

De realisatie van «inning invorderingsposten binnen een jaar» is binnen de bandbreedte van de streefwaarde uitgekomen.

Massale processen

De Belastingdienst maakt het burgers en bedrijven zo gemakkelijk mogelijk om hun verplichtingen na te komen en hun rechten geldend te maken door massale processen juist, tijdig en efficiënt uit te voeren.

Doelbereiking

Alle realisaties die betrekking hebben op onderstaande prestatie-indicatoren zijn op het gewenste niveau.

Realisatie prestatie-indicatoren Massale processen (meetbare gegevens)
 

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Streefwaarde 2018

Realisatie 2018

Garantieregeling IH 2017: in maart aangifte gedaan, vóór 1 juli bericht

n.v.t.

99,1%

99,5%

99,5%

100%

100%

Definitief vaststellen toeslagen

85,5%1

84,7%

89,7%

85,5%

85%

89,2%

Percentage toeslagen dat tijdig2 wordt uitbetaald3

n.v.t.

99,99%

99,9%

99,96%

99,9%

99,95%

Aantal ernstige productieverstoringen (aantal damages)

68

76

56

70

Minder verstoringen dan vorig jaar

69

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

Ten opzichte van het jaarverslag 2017 zijn de realisatiecijfers van 2014 en 2015 omwille van de vergelijkbaarheid aangepast naar 1 decimaal achter de komma.

2

Tijdig is als het voorschot voor de komende maand op de 20e van de voorafgaande maand voor 24.00 uur op de rekening van de toeslaggerechtigde is bijgeschreven. Indien de 20e in het weekend of op een feestdag valt, wordt het voorschot van de toeslag de volgende werkdag uitbetaald.

3

De cijfers over 2015 en 2016 zijn op maandbasis berekend en niet gecorrigeerd voor productieverstoringen in het betaalverkeer. Vanaf 2017 wordt in de berekening rekening gehouden met productieverstoringen.

Toelichting

Garantieregeling IH 2017

De Belastingdienst is erin geslaagd om de garantieregeling goed uit te voeren. Dit betekent dat nagenoeg iedere belastingplichtige vóór 1 juli bericht heeft ontvangen in de vorm van een voorlopige of definitieve aanslag 2017.

Definitief vaststellen toeslagen

De jaarrealisatie ligt boven de streefwaarde. Van de toeslaggerechtigden heeft 89,2% vóór 31 december de definitieve toekenning gekregen. Het definitief vaststellen van Toeslagen is afhankelijk van twee zaken, namelijk:

  • de beschikbaarheid van het huishoudinkomen, dat is samengesteld uit de inkomensgegevens van de diverse leden van het huishouden;

  • en het aantal toeslagverstrekkingen dat nog in onderzoek is bij de uitvoering van toezicht.

Met name de beschikbaarheid van inkomensgegevens bepaalt het percentage toeslagen dat definitief kan worden vastgesteld voor het jaareinde van toeslagjaar T+1. In 2018 was een groot aantal inkomensgegevens op huishoudniveau beschikbaar, waardoor het percentage iets boven de streefwaarde is uitgekomen.

Percentage toeslagen dat tijdig wordt uitbetaald

De oorzaak van niet tijdige betalingen van toeslagen kan zowel liggen bij verwerking van de Belastingdienst als bij de opgegeven informatie van burgers. De realisatie ligt boven de streefwaarde.

Afname van het aantal ernstige productieverstoringen (aantal damages)

De telling van het aantal ernstige productieverstoringen (damages) ziet op verstoringen in het massale gegevensverwerkende proces die leiden tot overlast aan, benadeling van of onjuiste informatievoorziening aan burgers en/of bedrijven en/of schade voor de kasstroom van het Rijk en/of imagoschade voor het Rijk. Deze verstoringen vragen om een acute en adequate reactie door medewerkers van de Belastingdienst door gebruikmaking van de zogenaamde «damageprocedure» en worden gemeld op de website van de Belastingdienst in het Verstoringenoverzicht. De doelstelling om het aantal ernstige productieverstoringen te verminderen is net gerealiseerd (69 in 2018 tegen 70 in 2017). Uit de evaluatie van de damages blijkt dat veel productieverstoringen hun oorzaak vinden in de complexiteit van de technische infrastructuur waarop applicatiereleases geplaatst moeten worden en in de onderlinge relaties die tussen de applicaties bestaan. Diepgaande kennis en ervaring zijn nodig om de geautomatiseerde productie vlekkeloos te laten verlopen. Aan de borging van deze kennis wordt gewerkt.

Kengetallen massale processen

Onderstaande tabel geeft de ontwikkeling van het aantal belastingplichtigen en toeslaggerechtigden over de afgelopen jaren weer.

Volumeontwikkeling belastingplichtigen en toeslaggerechtigden (aantallen x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Belastingplichtigen IB/IH

7.847

8.003

8.268

8.150

8.160

Belastingplichtigen Vpb

909

925

952

977

1.002

Inhoudingsplichtigen LB/LH

647

665

678

696

716

Belastingplichtigen OB

1.754

1.784

1.854

1.907

1.997

Toeslaggerechtigden

5.829

5.493

5.570

5.486

5.469

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

Toelichting

De cijfers tonen een groei van het aantal belastingplichtigen aan bij de belastingmiddelen IB/IH, Vpb, LB/LH en OB.

Ingediende aangiften inkomstenbelasting (belastingjaar t-1; aantallen x 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

Ontvangen aangiften

11.282

11.503

11.705

11.796

12.079

Waarvan digitaal

10.891

11.130

11.403

11.524

11.825

Waarvan papier

391

373

302

272

253

Toelichting

Steeds meer belastingplichtigen kiezen voor de digitale aangifte. Dit heeft geleid tot een verdere daling van het aantal aangiften op papier.

Realisatie prestatie-indicatoren FIOD (meetbare gegevens)
 

Realisatie

2014

Realisatie

2015

Realisatie

2016

Realisatie

2017

Streefwaarde

2018

Realisatie

2018

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

83%

82%

80%

84%

82–85%

87%

Gerealiseerde incasso-opbrengsten1

€ 74,6 mln.

€ 76,4 mln.

€ 273,5 mln.

€ 169,3 mln.

€ 83,3 mln.

€ 101,6 mln.

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

18%

23%

20%

31%

>40%

36%

Bron: Belastingdienst/SSO Financieel en Managementinformatie

1

Excl. boetebedragen

Toelichting

Percentage processen-verbaal dat leidt tot veroordeling/transactie

De keuze voor de te vervolgen zaken vindt plaats in het overleg tussen het OM, de toezichthouders en de FIOD. In 2018 zijn door het OM 700 processen-verbaal afgerond (2017: 552). Omdat de verwerking van processen-verbaal vaak enige tijd duurt, hebben nog niet al deze processen-verbaal in 2018 geleid tot een uitspraak. In 2018 zijn 204 FIOD-zaken behandeld (2017: 191), waaronder zaken uit eerdere jaren. Van de 204 zaken zijn 27 zaken geseponeerd of hebben geleid tot vrijspraak, dus 177 zaken hebben wel tot een veroordeling geleid. Hieruit volgt het percentage van 87% wat boven de bandbreedte van de streefwaarde is.

Gerealiseerde incasso-opbrengsten

Op basis van afgeronde onderzoeken stelt de FIOD processen-verbaal op en gaat het OM over tot vervolging en/of een transactie. Vervolging kan leiden tot veroordeling, waarbij incasso-opbrengsten voor de Staat gerealiseerd kunnen worden. Transacties leiden ook tot incasso-opbrengsten voor de Staat. Afhankelijk van het soort onderzoek en de mogelijkheden binnen een onderzoek kunnen de hoogtes van de incassobedragen en transacties jaarlijks verschillen. Voor de incasso-opbrengsten is voor deze prestatie-indicator een streefwaarde ontwikkeld waaraan ruimschoots is voldaan. Boetebedragen zijn niet meegenomen in de realisatiecijfers. Indien de boetebedragen wel meegenomen worden dan zien de cijfers er voor de afgelopen drie jaar er als volgt uit: € 363,7 mln. in 2016, € 265,7 mln. in 2017 en € 776,6 mln. in 2018.

Omgevingsgerichte strafonderzoeken (% opsporingsuren)

De FIOD wil in een zo vroeg mogelijk stadium met partners in de keten van toezicht, opsporing en vervolging in verbinding komen om zo meer gezamenlijk fraude op te sporen en daarmee tevens een maatschappelijk effect te bewerkstelligen. De strafonderzoeken die hieruit voortvloeien worden omgevingsgerichte onderzoeken genoemd. De ambitie is dat de FIOD hiervoor een deel van zijn tijd reserveert (>40%). De doelstelling voor 2018 is net niet gerealiseerd. Voor het realiseren van de streefwaarde is veel samenwerking nodig met externe toezichthouders.

33

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403.

34

Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 435.

35

Dit is inclusief de betaalperiode na een eventuele herinnering.

36

In de Fiscale Monitor worden ondernemingen ondervraagd die 50 medewerkers of minder hebben.

37

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403.

38

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 438.

39

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000, nr. 2.

40

Kamerstukken II 2017–2018, 34 960, nr. 2 en Kamerstukken II 2017–2018, 35 095, nr. 2.

41

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 13.

42

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 17.

43

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403.

44

Kamerstukken II 2017–2018, 31 066, nr. 403.

45

Kamerstukken II 2018–2019, 35 000-IX, nr. 13.

46

Kamerstukken II 2017–2018, 32 140, nr. 33.

47

Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 6.

48

Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 2.

49

Kamerstukken II 2018–2019, 35 027, nr. 2.

50

Kamerstukken II 2018–2019, 35 028, nr. B.

51

Kamerstukken II 2018–2019, 35 028, nr. 2.

52

Kamerstukken II 2018–2019, 35 029, nr. 2.

53

Kamerstukken II 2018–2019, 35 032, nr. 2.

54

Kamerstukken II 2018–2019, 35 033, nr. 2.

55

Kamerstukken II 2018–2019, 35 031, nr. 2.

56

Kamerstukken II 2018–2019, 35 030, nr. 2.

57

Kamerstukken II 2018–2019, 34 556, nr. 2.

58

Kamerstukken II 2018–2019, 35 026, nr. 51.

59

Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 188.

60

Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 222.

61

Richtlijn (EU) 2016/1164 van de Raad van 12 juli 2016 tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken welke rechtstreeks van invloed zijn op de werking van de interne markt (PbEU 2016, L 234/26).

62

In het oorspronkelijke wetsvoorstel wordt uitgegaan van een statutair tarief van 7%. Een amendement van dhr. Van Weyenberg (D66) c.s. heeft ertoe geleid dat dit tarief is verhoogd naar 9%. Zie Kamerstukken II 2018–2019, 35 030, nr. 10.

63

Richtlijn (EU) 2017/952 van de Raad van 29 mei 2017 tot wijziging van Richtlijn (EU) 2016/1164 wat betreft hybridemismatches met derde staten (PbEU 2017, L 144/1).

68

Kamerstukken II 2017–2018, 31 311, nr. 207.

69

Kamerstukken II 2018–2019, 31 311, nr. 212.

70

Kamerstukken II 2018–2019, 31 311, nr. 212.

71

Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. 11.

72

Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. L.

73

Kamerstukken II 2016–2017, 31 580, nr. 6.

74

Kamerstukken II 2018–2019, 32 800, nr. 45.

75

Kamerstukken II 2017–2018, 34 785, nr. 80.

76

Kamerstukken II 2017–2018, 32 800, nr. 44.

77

Kamerstukken II 2018–2019, 32 140, nr. 49.

78

Kamerstukken II 2018–2019, 25 087, nr. 222

79

Kamerstukken II 2017–2018, 32 140, nr. 47.

80

Kamerstukken II 2018–2019, 31 066, nr. 441.

81

Kanttekening is dat de definitieve correcties voor de aangiftenbehandeling IH, Vpb en boekenonderzoeken lager kunnen uitvallen omdat belastingplichtigen in bezwaar kunnen gaan of door verlies op invordering.

Licence