Base description which applies to whole site

Artikel 3: Effectieve Europese samenwerking

De algemene doelstelling is een effectieve Europese samenwerking om de Europese Unie en haar lidstaten zo vreedzaam, welvarend en sterk mogelijk de toekomst in te loodsen. Europa is essentieel voor onze welvaart, vrijheid en veiligheid. Een actieve opstelling van Nederland in het Europese besluitvormingsproces en in de bilaterale relaties met Europese partners is dan ook in het directe belang van Nederlandse burgers en bedrijven. Door consequent en constructief optreden kan Nederland zijn invloed binnen de Europese Unie vergroten. Zo kan Nederland mede vorm geven aan ontwikkelingen in Europa die direct van invloed zijn op onze economische, sociale en politieke toekomst.

Binnen de Europese Unie wordt gewerkt aan economische groei, werkgelegenheid, gezonde overheidsfinanciën van de lidstaten en toekomstbestendige Europese samenwerking gericht op hoofdzaken en toegevoegde waarde. Daarnaast zullen het uittredingsproces van het Verenigd Koninkrijk, de Europese migratieproblematiek en de (aanloop naar) onderhandelingen over een nieuw meerjarig financieel kader de aandacht vragen. Tot slot zet Nederland zich in voor effectief extern beleid, inclusief een versterkt gemeenschappelijk veiligheids- en defensiebeleid.

De Staat van de Unie bevat de geïntegreerde visie van de regering op de Europese samenwerking en de rol van Nederland daarbij.

De minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor:

Regisseren

  • Het bevorderen en bewaken van de coherentie en de consistentie van het Nederlandse Europabeleid, inclusief de voorbereiding van de Europese Raad en horizontale dossiers.

  • Het interdepartementaal afstemmen van de Nederlandse inzet in de verschillende, afzonderlijke Raadsformaties.

  • Het vormgeven van het Europese externe beleid ten opzichte van derde landen, inclusief uitbreiding van de EU, uittreding uit de EU, regio’s en ontwikkelingslanden.

  • De gedachtenvorming over de institutionele structuur van de EU.

  • Het onderhouden en intensiveren van de bilaterale relaties met andere Europese landen en het bevorderen van een Europese waardengemeenschap.

Financieren

  • Nederlandse afdrachten aan de Europese begroting en aan het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF).

  • Bijdragen aan een hechtere Europese waardengemeenschap middels een bijdrage aan de Raad van Europa.

  • Bijdragen ter versterking van de Nederlandse positie in de Unie van 28, waaronder aan de Benelux.

In 2020 vroeg de COVID-19 pandemie om versterkte inzet op de Europese samenwerking en coördinatie, onder andere ten aanzien van de impact van het virus op het vrij verkeer binnen de Unie. Mede naar aanleiding van de moties Paternotte, Weyenberg en Dijkstra die het kabinet opriepen tot meer EU coördinatie ten aanzien van COVID-19 maatregelen, in het bijzonder ten aanzien van reizen, heeft het kabinet daarop ingezet. Daarbij waakte het kabinet ervoor dat de huidige verdeling van bevoegdheden tussen de Unie en de lidstaten (motie Leijten) niet werd aangetast. In 2021 zal de COVID-19 pandemie voortzetting en uitbreiding van die samenwerking en coördinatie vergen.

De coronacrisis heeft het belang van hechte, vertrouwde relaties met de buurlanden en -regio’s nogmaals onderstreept. Hierin zal in de komende periode verder geïnvesteerd worden, alsmede in de interdepartementale samenwerking ten aanzien van de buurlanden en -regio’s.

In 2020 is een akkoord bereikt over het EU Meerjarig Financieel Kader (MFK) dat op voor Nederland prioritaire elementen in grote mate overeenkomt met de kabinetsinzet. De oprichting van het Europese Herstelfonds als gevolg van de uitbraak van COVID-19 was onvoorzien. Tegen de achtergrond van de gezondheids- en economische crisis waren de onderhandelingen hierover intensief en complex. Nederland heeft zich actief ingezet om via Europese samenwerking bij te dragen aan het bespoedigen van een duurzaam herstel en het bevorderen van structurele economische groei. De Nederlandse onderhandelingsinzet om steun te koppelen aan de uitvoering van structurele hervormingen heeft geresulteerd in een aanvaardbare uitkomst.

Hoofdstuk 6 van het MFK beslaat de fondsen die relevant zijn voor het ministerie van Buitenlandse Zaken als vakdepartement. Onderdeel van hoofdstuk 6 is het nieuwe Instrument voor nabuurschapsbeleid, ontwikkeling en internationale samenwerking (NDICI). In het NDICI zijn verschillende financieringsinstrumenten geïntegreerd. Dit is een hervorming waar Nederland zich jarenlang hard voor heeft gemaakt (Kamerstuk 22 112, nr. 2682). Naast het NDICI richt het instrument voor pre-toetredingssteun (IPA) zich specifiek op de ondersteuning bij noodzakelijke hervormingen van (potentiële) kandidaat-lidstaten. Toekenning van fondsen vindt plaats op basis van voortgang op het terrein van de rechtsstaat, conform de nieuwe uitbreidingsmethodologie die in maart 2020 door de Raad werd bekrachtigd.

Beleidsartikel 3 Effectieve Europese samenwerking (bedragen x € 1.000)
  

Realisatie 2016

Realisatie 2017

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Vastgestelde begroting 2020

Verschil 2020

 

Verplichtingen

8 670 611

7 005 735

7 771 324

9 259 317

9 609 669

8 825 395

784 274

 

waarvan garantieverplichtingen

   

176 743

   
         
 

Uitgaven:

       
         
 

Programma-uitgaven totaal

8 862 286

7 197 507

7 985 994

9 307 566

9 905 692

9 069 744

835 948

         

3.1

Afdrachten aan de Europese Unie

8 650 044

6 990 950

7 757 339

9 068 215

9 665 987

8 820 041

845 946

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

BNI-afdrachten

4 791 656

3 403 187

4 080 678

5 071 871

5 168 886

4 787 631

381 255

 

BTW-afdrachten

893 211

506 337

539 019

562 055

553 463

584 284

‒ 30 821

 

Invoerrechten

2 965 178

3 081 426

3 137 642

3 434 289

3 943 638

3 448 126

495 512

         

3.2

Europees Ontwikkelingsfonds

174 600

192 480

214 252

224 729

224 729

234 281

‒ 9 552

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Europees Ontwikkelingsfonds

174 600

192 480

214 252

224 729

224 729

234 281

‒ 9 552

         

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

9 734

9 800

9 966

10 203

10 502

9 720

782

         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Raad van Europa

9 734

9 800

9 966

10 203

10 502

9 720

782

         

3.4

Versterkte Nederlandse positie in de Unie

27 908

4 277

4 437

4 419

4 474

5 702

‒ 1 228

         
 

Subsidies (regelingen)

       
 

EIPA

  

418

0

348

348

0

         
 

Opdrachten

       
 

Programmatische ondersteuning: Brexit

     

700

‒ 700

 

Programmatische ondersteuning: CECP

   

39

 

675

‒ 675

 

Europa College beurzenprogamma

     

0

0

 

Programmatische ondersteuning: Taskforce Verenigd Koninkrijk

       
 

EU voorzitterschap

23 654

108

66

0

   
 

EIPA

348

0

0

0

   
         
 

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

       
 

Benelux bijdrage

3 907

3 890

3 953

4 032

4 126

3 979

147

 

EIPA

0

279

0

348

   
         
 

Ontvangsten

1 135 998

3 772 261

1 084 905

679 510

787 047

693 824

93 223

         

3.10

Diverse ontvangsten EU

1 135 721

3 771 920

1 084 647

679 510

786 889

693 574

93 315

 

Invoerrechten

694 232

616 570

620 843

660 507

769 745

689 624

80 121

 

Overige ontvangsten EU

441 489

3 155 350

463 804

19 003

17 144

3 950

13 194

         

3.30

Restitutie Raad van Europa

277

341

258

0

158

250

‒ 92

Verplichtingen

De mutaties in het verplichtingenbudget op artikel 3.1 «Afdrachten aan de Europese Unie» lopen parallel aan de mutaties op de uitgaven welke worden toegelicht onder het kopje «uitgaven en ontvangsten» en in onderstaande tabel.

Verder heeft een decommitering plaatsgevonden voor het EOF, als gevolg van een negatieve bijstelling van de uitgavenraming. Voor de bijdragen aan de Raad van Europa en de Benelux is het verplichtingenbudget in 2020 hoger uitgevallen als gevolg van bijstellingen in het verplichtingenritme.

Uitgaven en ontvangsten

Artikel 3.1 en 3.10

Artikel 3.1 en 3.10

Begrotings-moment

Toelichting

Nettoafdracht (1+2+3-4-5)

1. BNI-afdracht (Art.3.1)

2. BTW-afdracht (Art 3.1)

3. Invoerrechten (Art.3.1)

4. Perceptiekostenvergoeding (Art. 3.10)

5. Overige ontvangsten (Art. 3.10)

MN 2020

Beginstand: Miljoenennota 2020

8.126.467

4.787.631

584.284

3.448.126

689.624

3.950

1e sup

Bijstelling 1: correctie surplus

87.991

87.991

1e sup

Bijstelling 2: verwerking vertragingsrente n.a.v. uitspraak Europese HvJ

34.691

34.691

 

Stand Voorjaarsnota 2020

8.249.149

4.875.622

584.284

3.482.817

689.624

3.950

MN 2021

Bijstelling 3: DAB 3 surplus EU-begroting 2019

‒ 156.431

‒ 156.431

MN 2021

Bijstelling 4: DAB 7 Spring Forecast 2020

‒ 179.336

171.081

‒ 53.617

‒ 371.000

‒ 74.200

 

MN 2021

Bijstelling 5: nacalculatie 2019

‒ 17.140

    

17.140

 

Stand Miljoenennota 2021

7.896.242

4.890.272

530.667

3.111.817

615.424

21.090

2e sup

Bijstelling 6: DAB 8 corona response

387.564

368.506

19.058

2e sup

Bijstelling 7: DAB 9 inzet Europees Solidariteitsfonds en herberekening Britse korting

27.887

23.606

4.281

2e sup

Bijstelling 8: zonnepanelenzaak

659.000

823.750

164.750

 

Stand Najaarsnota 2020

8.970.693

5.282.384

554.006

3.935.567

780.174

21.090

Slotwet

Delta raming en realisatie

‒ 91.595

‒ 113.498

‒ 543

8.071

‒ 10.429

‒ 3.946

 

Realisatie

8.879.098

5.168.886

553.463

3.943.638

769.745

17.144

Bovenstaande tabel laat alle mutaties zien die in 2020 hebben plaatsgevonden in het kader van de EU-afdrachten. De EU-afdrachten (art 3.1) en de ontvangsten (art 3.10) samen bepalen de netto afdrachten aan de EU. Afwijkingen op totaalbedragen ten opzichte van de tabel budgettaire gevolgen van beleid kunnen ontstaan door toepassing van voorschriften op afrondingen.

  • Bij de eerste suppletoire begroting zijn twee bijstellingen verwerkt. De eerste bijstelling betreft een correctie in de afrekening van het surplus voor de Europese begroting over 2018. Bij ontwerpbegroting 2020 werd er vanuit gegaan dat dit surplus (+ EUR 88 miljoen) pas in 2020 in de kas zou worden ontvangen, het surplus is alsnog in 2019 ontvangen en bij de 2e suppletoire begroting 2019 opgeboekt. Het bedrag in 2020 is bij 1e suppletoire 2020 daarop afgeboekt. De tweede bijstelling (+ EUR 35 miljoen) betreft de verwerking van de vertragingsrente naar aanleiding van een uitspraak van het Europese Hof van Justitie met betrekking tot onterecht afgegeven oorsprongscertificaten door de autoriteiten van Curaçao en Aruba voor de invoer van melkpoeder en rijst, gries en griesmeel.

  • Bij Miljoenennota zijn drie mutaties in de raming verwerkt. De eerste bijstelling betreft het verwerken van het surplus van de Europese begroting over 2019 (- EUR 156 miljoen). De tweede bijstelling verwerkte de effecten van de Europese Lenteraming op de BNI-afdracht, BTW-afdracht, de invoerrechten en de bijbehorende perceptiekostenvergoeding (per saldo ‒ EUR 179 miljoen). De laatste bijstelling betreft de nacalculatie over de Europese begroting 2019 (+ EUR 17 miljoen).

  • Bij de tweede suppletoire begroting is de raming aangepast naar aanleiding van de achtste aanvullende EU-begroting waarin de Commissie extra middelen voorstelde in reactie op de COVID-19 crisis (+ EUR 388 miljoen). Daarnaast is de raming aangepast naar aanleiding van de negende aanvullende EU-begroting waarin de Commissie extra middelen voorstelde voor de inzet van het Europees Solidariteitsfonds en werd een technische herberekening van de Britse korting van de afgelopen jaren verwerkt in de raming (tezamen + EUR 28 miljoen).

  • Verder is bij de tweede suppletoire begroting een afdracht onder voorbehoud van netto EUR 659 miljoen aan de Europese Commissie gemeld vanwege een geschil met de Commissie over de verschuldigdheid van Traditionele Eigen Middelen over de invoer van zonnepanelen, waarover al dan niet anti-dumpingsheffingen en compenserende rechten geheven moesten worden. De bruto-afdracht bedroeg EUR 824 miljoen, maar omdat Nederland 20% perceptiekostenvergoeding mag inhouden (- EUR 165 miljoen) komt het nettobedrag uit op EUR 659 miljoen. Een taskforce van de Douane zoekt uit in hoeverre er vrijstellingen zitten in de totale aangiftestroom.

  • Ten slotte zijn de realisaties over 2020 verwerkt. Hierin zijn ook de laatste inzichten van het onderzoek van de taskforce Douane, wat nog doorloopt in 2021, meegenomen. Op basis van de tussenstand van de taskforce is de overgemaakte afdracht onder voorbehoud in december 2020 met EUR 25 miljoen verlaagd ten opzichte van de raming in de 2e suppletoire begroting tot in totaal netto EUR 634 miljoen. De uiteindelijke gerealiseerde uitgaven komen circa EUR 106 miljoen lager uit dan geraamd bij tweede suppletoire begroting. De uiteindelijke gerealiseerde ontvangsten komen EUR 12 miljoen lager uit dan geraamd bij tweede suppletoire begroting. Per saldo komen de totale afdrachten EUR 92 miljoen lager uit dan geraamd bij tweede suppletoire begroting.

Artikel 3.2

Zoals toegelicht in de eerste suppletoire begroting, is de raming van het Europees Ontwikkelingsfonds (EOF) naar beneden bijgesteld.

Licence