Base description which applies to whole site

4.6 Artikel 18 Scheepvaart en Havens

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de totaal tabel van de budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 48 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 18 (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

85.477

42.649

115.084

47.518

303.659

303.462

197

        

Uitgaven

81.021

32.381

55.423

75.267

80.213

195.353

‒ 115.140

        

1 Scheepvaart en havens

81.021

32.381

55.423

75.267

80.213

195.353

‒ 115.140

        

Ontvangsten

643

738

495

620

3.411

0

3.411

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Scheepvaart en Havens. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 49 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. Met het walstroomprogramma stimuleert IenW de verduurzaming van havens en scheepvaart met als doel te voldoen aan de Europese verplichtingen uit de EU.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nutisch beheer. De Minister zet in op intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen die betrokken zijn bij de maritieme beleidsopgaven. De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor gelijke normen in de EU en in de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). De in 2015 vastgestelde Maritieme Strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de leefomgeving. Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenW zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van milieu, veiligheid, marktordening, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Mobiliteitsfonds. Via het Mobiliteitsfonds (artikel 11,15 en 17) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Rijkswaterstaat (RWS) voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit.

Onderstaand zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die inzicht geven in de mate waarin aan de algemene doelstelling wordt voldaan. De indicator «Passeertijd sluizen» geeft inzicht in het percentage schepen dat binnen de normtijd de sluis passeert. De scores op indicatoren kunnen aanleiding zijn om beleid bij te sturen. De kengetallen 'Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebiedenbieden', 'Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage', «Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee» en «Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren» bieden met name belangrijke contextuele informatie.

Indicator: Passeertijd sluizen

Voor elk type vaarweg (Hoofdtransportas, Hoofdvaarweg en Overige vaarwegen) wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert (streefwaarde). De «Passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald.

Tabel 50 Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2018

Realisatie 2019

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Streefwaarde 2024

Hoofdtransportas

63%

65%

65%

60%

56%

59%

57%

85%

Hoofdvaarweg

75%

77%

78%

80%

80%

81%

83%

75%

Overige vaarweg

87%

85%

87%

89%

88%

88%

88%

70%

Bron: RWS 2025

Toelichting

De lage score op de hoofdtransportas is hoofdzakelijk het gevolg van de lange passeertijden bij de Noordzeesluizen (score 11%), waar een afwijkende, maar goed werkende planningsmethode wordt gehanteerd voor het schutten van schepen. Wanneer de Noordzeesluizen niet worden mee genomen, blijft de score van 2024 niet voldoen aan de streefwaarde (64%). De Volkeraksluizen, de Kreekraksluizen en de Krammersluizen scoren ook onder de norm. De passeertijden op de hoofdvaarwegen en overige vaarwegen voldoen aan de streefwaarde. 

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel van de Nederlandse Havengebieden

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde 'Hamburg-Le Havre range'). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de 'Hamburg-Le Havre range') ten minste te handhaven.

Tabel 51 Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»)
 

Basiswaarde 2005

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

50,3

50,4

49,7

49,9

50,8

50,4

n.n.b.

Mainport Rotterdam

34,9

36,8

36,6

36,7

37,4

37,3

37,8

n.n.b.

Overige Nederlandse Zeehavens

10

13,5

13,8

13

12,5

13,4

12,6

n.n.b.

Bron: Port of Rotterdam, jaarverslag 2023

Toelichting

De totale overslag in de gehele «Hamburg-Le Havre range» is in 2023 met ‒ 7,1% fors gedaald. Dit is deels nog het gevolg van de grote correctie stijging in de voorgaande 2 jaren (na COVID-19), maar ook deels door veranderingen in de overslag van fossiele brandstoffen en de economische stabilisatie.

Het totaal van de «Nederlandse Zeehavens» heeft met 50,4 een stabiel marktaandeel. Rotterdam zag zijn marktaandeel zelfs stijgen, met een lagere daling in de overslag (-6,1%) dan de totale range. De overige Nederlandse Zeehavens vertoonden een zeer grote daling met gemiddeld ‒ 12,4% waarvan met name Zeehavens Amsterdam met (-13,5 miljoen ton) de grootste daling van ‒ 14,3% vertoond, grotendeels door vermindering van massagoed, met name fossiele overslag (in kolen en olie).

De havens van Antwerpen (-5,5%) en Hamburg (-4,5%) laten een relatief minder sterke daling zien in de overslag dan Rotterdam. In de hele range hebben de grote zeehavens absoluut gezien de grootste daling in overslag gezien, maar in marktaandeel zijn met name de kleine zeehavens er fors op achteruit gegaan. In absolute zin is Rotterdam nog met afstand de grootste haven met 37,8% aandeel (tegenover 23,3% van Antwerpen).

De gegevens over 2024 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2026.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage

Onderstaande kengetal geeft informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw.

Tabel 52 Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag

       

Aantallen

       

Handelsvaart

757

744

748

742

692

694

n.n.b.

Zeesleepvaart

299

302

303

304

285

290

n.n.b.

Waterbouw

168

170

169

166

136

133

n.n.b.

Totaal

1224

1216

1220

1212

1113

1117

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

       

Handelsvaart

6229

6242

6076

6087

5716

5836

n.n.b.

Zeesleepvaart

532

531

557

542

525

524

n.n.b.

Waterbouw

545

552

566

540

540

526

n.n.b.

Totaal

7306

7325

7199

7169

6781

6886

n.n.b.

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer

 

Aantallen

       

Handelsvaart

981

978

997

757

769

755

n.n.b.

Zeesleepvaart

596

561

592

598

597

576

n.n.b.

Waterbouw

390

383

374

358

354

357

n.n.b.

Totaal

1.967

1.922

1963

1713

1720

1688

n.n.b.

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

       

Handelsvaart

14.718

14.430

14106

12652

12866

12744

n.n.b.

Zeesleepvaart

1.591

1.428

1427

1498

1511

1496

n.n.b.

Waterbouw

10473

10428

10688

9550

8571

8726

n.n.b.

Totaal

26.782

26.286

26221

23700

22948

22966

n.n.b.

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2024. Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van S&P Global (het eerdere IHS Markit).

Toelichting

In 2023 is de vloot onder Nederlandse vlag stabiel gebleven. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar ook van externe factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

De gegevens over 2024 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2026.

Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op het Nederlandse deel van de Noordzee. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • Zeer ernstig scheepsongeval: ongeval waarbij het schip verloren is gegaan, een dodelijk slachtoffer is gevallen, of ernstige schade aan het milieu is ontstaan.

  • Ernstig scheepvaartongeval: ongeval dat geen zeer ernstig ongeval is, dat gepaard gaat met brand, explosie, gronding, contact, slecht weer schade, schade door ijs, rompschade, of vermoedelijke rompschade enzovoort, met als resultaat:

    • structurele schade die het schip niet zeewaardig maakt, zoals lekkage onderwaterschip, uitval voortstuwing, grote schade aan accommodatie, etc., of

    • schade aan het milieu, of

    • averij die sleephulp of walassistentie noodzakelijk maakt.

  • Minder ernstige scheepsongevallen: alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorieën zeer ernstige of ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 53 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse deel van de Noordzee
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

Zeer ernstige scheepsongevallen

1

5

1

1

2

3

n.n.b.

Ernstige scheepsongevallen

10

4

6

10

12

7

n.n.b.

Andersoortige scheepsongevallen

32

31

24

31

27

52

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

43

40

31

42

41

62

n.n.b.

        

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

0

3

0

0

0

2

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

0

4

2

1

2

24

n.n.b.

Bron: RWS 2025

Toelichting

In 2023 zijn drie zeer ernstig scheepsongeval (ZESO) geregistreerd en zeven ernstige scheepsongevallen (ESO). Er zijn in 2023 twee dodelijke slachtoffers gevallen bij de (zeer) ernstige scheepsongevallen op de Noordzee. Dit betrof een grote brand aan boord van een koopvaardijschip en een scheepsongeval met een loodsboot. Daarnaast is het aantal gewonden sterk gestegen ten opzichte van 2022. Deze stijging hangt vooral samen met de hiervoor genoemde brand aan boord van het koopvaardijschip waarbij naast het dodelijk slachtoffer ook 22 gewonden vielen.

De gegevens over 2024 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2026.

Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren

Onderstaande kengetal geeft informatie over het aantal scheepvaartongevallen op de Nederlandse binnenwateren. Hierbij worden de volgende categorieën gehanteerd:

  • (Zeer) Ernstige scheepsongevallen. Hier wordt gedoeld op de «significante ongevallen», waar het gaat om ongevallen waarbij een schip niet meer verder kan of mag varen als gevolg van dat scheepsongeval of als er ernstige schade aan lading, infrastructuur of milieu is, en daarbij een stremming van de vaarweg optreedt of als er (in uitzonderlijke gevallen) doden en zwaargewonden te betreuren zijn. Voor de overzichtelijkheid is hier gebruik gemaakt van de termen die bij de Noordzee worden gehanteerd. Het verschil in terminologie voor scheepvaartongevallen op de Noordzee (zeer ernstig en ernstig) en binnenwateren (significant) wordt verklaard door de internationale afspraken die hierover zijn gemaakt binnen de IMO (International Maritime Organization).

  • Andersoortige scheepsongevallen zijn alle overige scheepsongevallen die niet onder de categorie (zeer) ernstige scheepsongevallen vallen.

Tabel 54 Kengetal: Scheepvaartongevallen Nederlandse binnenwateren
 

2018

2019

2020

2021

2022

2023

2024

(Zeer) ernstige scheepsongevallen

178

160

175

148

188

208

n.n.b.

Andersoortige ongevallen

1179

1119

1068

1077

1131

1013

n.n.b.

Totaal aantal ongevallen

1357

1279

1243

1225

1319

1221

n.n.b.

        

Aantal doden en vermisten (van totaal aantal ongevallen)

2

5

3

5

21

8

n.n.b.

Aantal gewonden (van totaal aantal ongevallen)

55

71

39

42

59

47

n.n.b.

Bron: RWS 2025

Toelichting

Op de Nederlandse binnenwateren (inclusief de zeehavens) zijn in 2023 in totaal 1221 ongevallen geregistreerd, waarvan 208 (zeer) ernstige scheeps­ ongevallen. Op de binnenwateren waren in 2023 acht dodelijke slachtoffers of vermisten te betreuren.                                                          

De gegevens over 2024 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. Deze informatie zal worden aangeboden bij de ontwerpbegroting 2026.

Onderstaand wordt ingegaan op de beleidsconclusies op het gebied van Scheepvaart en Havens.

De resultaten van het op artikel 18 gevoerde beleid zijn in 2024 nagenoeg conform de verwachtingen zoals vermeld in de begroting. Het beleid heeft daarmee in 2024 bijgedragen aan de realisatie van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, met aandacht voor de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector.

Binnenvaart

In 2024 is het verbod op varend ontgassen in de binnenvaart in werking getreden. Sinds 2017 wordt in internationaal verband gewerkt aan dit verbod. Onzekerheid over het moment van ratificatie leidde tot de keuze voor nationale implementatie in Nederland vooruitlopend op ratificatie. Dit heeft ertoe geleid dat fase I van het verbod op 1 juli 2024 inwerking trad. Fase II volgde op 1 oktober 2024. Ondertussen hebben alle lidstaten geratificeerd en is fase I internationaal op 1 oktober 2024 van kracht geworden. De rest van het verdragsgebied zal fase II implementeren vanaf 1 oktober 2026. Nederland blijft zich internationaal inzetten voor het verder uitbreiden van het verbod en werkt samen met andere lidstaten aan de voorbereiding van het verbod op fase III. De basis voor de toekomst van de binnenvaart is neergelegd in de binnenvaartvisie (Kamerstukken II 2022-2023, 31409 nr. 373) die eind 2022 aan de Kamer is gestuurd. Hierin wordt geconstateerd dat de binnenvaart ‘goud in handen’ heeft maar dat er wel het nodige moet gebeuren om toekomstbestendig te worden. In de Binnenvaartvisie worden vier grote transitiepaden beschreven die moeten leiden tot een toekomstbestendige binnenvaart: energietransitie, toekomstbestendige vaarwegen, ketenoptimalisatie en innovatie (digitalisering). De Binnenvaartvisie is uitgewerkt in de Actieagenda Toekomst Binnenvaart (Kamerstukken II 2023-2024, 31409 nr. 427) en 24 november 2023 gedeeld met de Kamer. Om de uitwerking van de Actieagenda Toekomst Binnenvaart in goede banen te leiden is een Binnenvaarttafel ingesteld waaraan een representatieve vertegenwoordiging van binnenvaart, havens, verladers en overheid deelneemt. In 2024 is gestart met samenwerking op het gebied van digitalisering en het opstellen van een actieplan om in de toekomst een voldoende diverse binnenvaartvloot te hebben, die aansluit bij de logistieke behoefte. Tot slot is een afvaardiging van verladers en varende partijen gestart met samenwerking op het gebied van energietransitie.

Klimaatmitigatie

Nederland heeft zich op basis van nationale en internationale afspraken gecommitteerd aan een klimaatneutrale zeevaart en binnenvaart in 2050. Om dit te realiseren en hierbij synergie te bewerkstellingen met een toekomstbestendig Nederlands verdienvermogen voor de maritieme sector, is in 2024 gewerkt aan de volgende prioriteiten:

  • Implementatie van de Europese Fit-for-55 voorstellen gericht op de zeevaart en binnenvaart, in overleg met sector en bevoegde autoriteit ;

  • Voorbereiding van mondiale afspraken over de maatregelen voor broeikasgasreductie in de zeevaart in lijn met de 2023 International Maritime Organisation (IMO) klimaatstrategie;

  • Opvolging van de maritieme brandstoftransitie De Roadmap Brandstoftransitie Zeevaart is in juni 2024 naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2023-2024, 32 813 nr. 1405);

  • Verduurzaming van de binnenvaart. In het kader van de besluitvorming over de invoering van het Europese Emissiehandelssysteem ETS2 is een impactanalyse uitgevoerd naar de effecten voor de binnenvaartsector. De onderzoekers concludeerden dat ETS2 een goede stimulans is voor verduurzaming, omdat het prijsverschil tussen fossiele brandstoffen en duurzame alternatieven ermee wordt verkleind.

  • De start van het Maritiem Masterplan, zie hieronder;

  • Voorbereiding van maatregelen voor de vroege opschaling van klimaatneutrale aandrijflijnen in de zeevaart en de binnenvaart, gefinancierd vanuit het Klimaatfonds;

  • De verdere uitrol van walstroom in de Nederlandse havens, zie hieronder.

Walstroom

In recente jaren is in totaal een bedrag van €244 miljoen voor walstroom door het kabinet beschikbaar gesteld om bij te dragen aan verlaging van stikstofdepositie en aan klimaatdoelstellingen. Een eerste subsidieregeling voor de stikstofopgave heeft in 2022-2023 gelopen en heeft geleid tot subsidieverstrekking aan 17 walstroomprojecten in verschillende Nederlandse zeehavens. Een vervolg op deze regeling is in november 2024 geopend. In 2024 is daarnaast een subsidieregeling opengesteld die loopt van 2024-2026 voor de klimaatopgave. Hieruit is in 2024 € 152,7 miljoen subsidie verleend aan verschillende walstroomprojecten.

Maritiem Masterplan

Het Maritiem Masterplan richt zich o.a. op het bieden van mogelijkheden aan koplopers om innovatieve technologieën aan boord van schepen te demonstreren. Daarnaast wordt het innovatieproces van de maritieme sector versterkt door het faciliteren van digitale samenwerking. Het Human Capital programma is verantwoordelijk voor het faciliteren en versnellen van kennisdeling en (bij)scholing voor de sector.

Het project is gestart in 2024 en heeft een looptijd van tien jaar. Een aangescherpt voorstel van het Maritiem Masterplan om aanspraak te maken op voorwaardelijke toegekende Groeifonds-middelen is in 2024 positief beoordeeld door de Adviescommissie van het Nationaal Groeifonds, waarmee het totale bedrag is uitgekomen op €210 miljoen.

In 2024 werd de eerste van totaal drie calls opengesteld. Met een budget van €85 miljoen zijn er negen projecten toegekend  verdeeld over alle drie de energielijnen: waterstof, methanol en LNG met CO₂-afvanginstallatie. Ook het programmabureau is in 2024 gestart en de eerste stappen zijn gezet voor het deelprogramma Human Capital en Launching Customer. De voortgang van het subsidietraject voor het deelprogramma Digitale Samenwerking-JMDP heeft vertraging opgelopen. De vertraging was het gevolg van het feit dat er aanvullend onderzoek naar staatssteunaspecten nodig was. Dit heeft ertoe geleid dat de beoogde uitgave van €2,1 miljoen niet volgens planning kon worden gerealiseerd. Het is de verwachting dat dit traject in 2025 succesvol kan worden voortgezet.

Verplicht emissielabel binnenvaart

In 2021 is een emissielabel in het leven geroepen voor binnenvaartschepen. Het is een sturingsinstrument om binnenvaartschepen te verduurzamen en de CO2-uitstoot terug te dringen. In januari 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van een in 2023 uitgevoerd onderzoek naar onder meer de juridische aandachtspunten bij een eventuele nationale verplichting op het emissielabel (Kamerstukken II 2023–2024, 31 409 nr. 434). Op basis van de genoemde onderzoeksresultaten is geconcludeerd dat een nationale verplichting op het emissielabel binnenvaart juridisch niet uitvoerbaar is (zie Overzicht klimaatmaatregelen voorjaarsnota 2023 en 2024. In september 2024 heeft de Tweede Kamer een nadere toelichting ontvangen (Kamerstukken II 2024–2025, 31 409 nr. 465). Het ministerie van IenW blijft betrokken bij internationale gesprekken over een geharmoniseerde meet methodiek voor een emissielabel voor de binnenvaart.

Ontwikkeling havengebieden

In lijn met het beleid van de Havennota 2020‒2030 zijn in 2023 NOVEX ontwikkelperspectieven tot stand gekomen voor de verschillende havens van nationaal belang. Deze ontwikkelperspectieven zijn in 2024 uitgewerkt in uitvoeringagenda’s. In december 2024 is de uitvoeringsagenda Noordzeekanaalgebied vastgesteld. De uitvoeringsagenda’s voor North Sea Port District en de Rotterdamse haven volgen begin 2025. In de NOVEX-gebieden spelen Rijk en regio in op de fysiek-ruimtelijke ontwikkeling van de zeehavens, rekening houdend met de verduurzamingsopgaven in en rondom havens voor een schone, veilige en gezonde leefomgeving. De NOVEX-gebieden leveren input voor de nota Ruimte die naar verwachting halverwege 2025 in ontwerp uitkomt.  Vanwege het belang en mogelijke kwetsbaarheid van logistieke goederenstromen is in 2024 sterk ingezet op economische veiligheid, om ongewenste invloeden van buitenlandse mogendheden zoveel als mogelijk te beperken. In de EU wordt een Europese havenstrategie voorbereid, om de weerbaarheid en de concurrentiekracht van de havens te kunnen versterken en om ondermjjning en drugscriminaliteit tegen te gaan. Daarmee kan tevens het gelijke speelveld tussen Europese zeehavens bewaakt worden.

Digitalisering

In de Goederenvervoeragenda van 2019 is de Digitale Transport Strategie (DTS) benoemd als één van de vier prioriteiten. Inmiddels zijn daarvoor een aantal initiatieven in gang gezet, waaronder de Digitale Infrastructuur Logistiek (met steun van het Nationaal Groeifonds). Bij DTS vervult IenW een pro-actieve versnelling van de digitalisering van de informatie-uitwisseling in goederenvervoer en logistiek. IenW ontwikkelt met partners een afsprakenstelsel waarmee alle partijen hun eigen data – onder bepaalde voorwaarden – beschikbaar kunnen stellen aan anderen: de Basis Data Infrastructuur (BDI). In 2024 is de eerste versie van de BDI ontwikkeld en opgeleverd. Er is een website en developer portal ontwikkeld. Ook zijn er trainingen en opleidingen ontwikkeld. De uitvoering van het Nationaal Groeifondsprogramma Digitale Infrastructuur Logistiek ligt op schema. Dit programma realiseert een gerichte aanpak op de versnelde doorontwikkeling en toepassing van de BDI en de verhoging van de benodigde digitale volwassenheid in met name het MKB in de logistieke keten. Vier ‘living labs’ met de BDI zijn opgeleverd. IenW draagt tevens bij aan de ontwikkeling van een voorstel voor oprichting van een European Digital Infrastructure Consortium dat zich richt op grensoverschrijdende implementaties van digitale informatieuitwisseling in logistiek en goederenvervoer. De DTS bevat ook twee implementaties van EU-verordeningen voor papierloos transport (eFTI) en een maritiem single window (EMSWe). Vanwege vertraging bij het opstellen van de IT specificaties van de eFTI verordening door de Europese Commissie is de nationale implementatietermijn verschoven naar medio 2027.

Modal shift stimuleringsprogramma en realisatiepacten

In 2024 zijn 37 projecten gestart waarmee jaarlijks een modal shift van het wegtransport naar de binnenvaart en het spoorgoederentransport van 223.000 containers moet worden gerealiseerd. De totale gecontracteerde verplaatste transporten komt daarmee uit boven de 650.000 containers. In het stimuleringsprogramma zijn voor ook voor 2025 nog middelen beschikbaar voor het stimuleren van een modal shift naar de binnenvaart. Op de corridors zijn bij vijf multimodale knooppunten gesprekken gestart over een ‘realisatiepact’ om de rol van het knooppunt bij het organiseren en afhandelen van de goederenstromen en als schakelpunt tussen de regionale logistiek en de corridors te versterken. Bij het knooppunt Rotterdam is dit pact in 2024 ook gesloten. Na Tilburg en Venlo is Rotterdam het derde knooppunt met een realisatiepact. Voor de multimodale knooppunten (Moerdijk, Zeeland, Sittard-Geleen en Amsterdam is het de verwachting dat deze gesprekken in 2025 leiden tot realisatiepacten. Bij de laatste twee grote multimodale knooppunten (Nijmegen en Tiel) starten in het voorjaar van 2025 de gesprekken om tot een pact te komen. In 2024 is nader uitgewerkt wat de rol is van buisleidingen in het transportsysteem. Daarbij wordt actief ingezet op het stimuleren van transport via deze modaliteit. Een voorbeeld hiervan is het Delta Rhine Corridor project. In december 2024 is een brief over de voortgang van dit project naar de Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2024-2025, 29 826 nr. 216).

In 2024 is gestart met het derde uitvoeringsprogramma van de Topsector Logistiek. De eerste projecten in dit uitvoeringsprogramma zijn inmiddels gestart. Zo kan er bijvoorbeeld door de ontwikkeling van diverse innovatieve tools steeds beter gestuurd worden op logistieke efficiency en CO2-reductie, wordt er met diverse bedrijven samenwergewerkt aan het vergroten van hun economische weerbaarheid en veerkracht en zijn succesvolle projecten die bijdragen aan een betere benutting van de infrastructuur doorgezet.

Maritieme veiligheid

Door de huidige geopolitieke situatie staat maritieme veiligheid volop in de belangstelling. Maritieme veiligheid omvat naast safety ook maritieme security en cybersecurity.

In 2024 is gewerkt aan de implementatie van de CER richtlijn (Critical Entities Resilience Directive) en de NIS2 richtlijn (Network and Information Security Directive). De implementatie van deze richtlijnen heeft vertraging opgelopen en deze zullen naar verwachting in de tweede helft van 2025 in werking treden. Daarnaast is in 2024 gestart met de herbeoordeling van vitale sectoren onder andere in het kader van de CER richtlijn (Critical Entities Resilience Directive). Ten aanzien van cybersecurity is in 2024 de eerste cyberweerbaarheidsconferentie georganiseerd voor alle vitale sectoren van het Ministerie van IenW. Het cyberweerbaarheidsprogramma voor de Luchtvaart- en Maritieme sector heeft hiertoe het initiatief genomen.

Naar aanleiding van een tweetal rapporten van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) over de aanvaringen met watertaxi’s in het Schuitengat en op de Nieuwe Maas zijn in 2024 diverse acties opgestart om het veiligheidsniveau op de binnenwateren te verbeteren. Deze acties zijn opgenomen in de ‘Kabinetsreactie opvolgingsonderzoek aanvaringen in het Schuitengat en op de Nieuwe Maas van 21 juni 2024’. Naast concrete acties is in navolging van de OVV-onderzoeken ook gestart met onderzoek ter voorbereiding van eenduidige wet- en regelgeving voor het bedrijfsmatige vervoer van maximaal twaalf passagiers op het water.

Naar aanleiding van de incidenten bij Nordstream 1 en 2 is in het voorjaar van 2023 onder coördinatie van de minister van IenW het interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) opgericht. Het programma heeft als doel het toekomstbestendig beschermen van de beschikbaarheid, continuïteit, vertrouwelijkheid en integriteit van de Noordzee-infrastructuur ten behoeve van de nationale veiligheid («Strategie ter bescherming van Noordzee-infrastructuur» Kamerstukken II 2022-2023, 33 450, nr. 118). In de zomer van 2024 heeft het kabinet Rutte IV het Actieplan ter Bescherming van de Noordzee Infrastructuur van het Interdepartementale Programma Bescherming Noordzee Infrastructuur (PBNI) naar de Kamer gestuurd incl. incidentele financiering (€ 41 miljoen) voor de jaren 2024 en 2025. In 2024 is o.a. geïnvesteerd in de verbetering van situational awareness en understanding door de inhuur van een extra patrouillevaartuig, vergroten van de satellietcapaciteit en een uitbreiding van het Umbrella netwerk op zee. Daarnaast is er in januari van 2024 een samenwerkingsverdrag ondertekend met de Noordzeelanden en wordt er in het programma nauw samengewerkt in EU en NAVO verband. Verder wordt er gewerkt aan verbeterde weerbaarheid en crisisbeheersing op de Noordzee. Momenteel loopt er ook een onderzoek van ABDTopconsult over de inrichting van de governance ten aanzien van maritime security.

Tabel 55 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 18 Scheepvaart en Havens (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

 

Verplichtingen

85.477

42.649

115.084

47.518

303.659

303.462

197

 
         

Uitgaven

81.021

32.381

55.423

75.267

80.213

195.353

‒ 115.140

 
         

1 Scheepvaart en havens

81.021

32.381

55.423

75.267

80.213

195.353

‒ 115.140

 

Opdrachten

20.759

12.728

12.816

22.776

23.043

23.410

‒ 367

 

Caribisch Nederland

45

61

0

0

57

100

‒ 43

 

Topsector Logistiek

14.968

6.448

8.784

10.981

4.107

0

4.107

 

NGF: Digitale Infrastructuur Logistiek

0

0

647

8.203

12.457

14.500

‒ 2.043

 

KF: Zero Emissie

0

0

0

0

24

2.032

‒ 2.008

 

NGF: Maritiem Masterplan (MMP)

0

0

0

0

2

142

‒ 140

 

Zeehavens

0

0

0

0

1.252

2.196

‒ 944

 

Zeevaart

0

0

0

0

729

2.798

‒ 2.069

 

Overige Opdrachten

5.746

6.219

3.385

3.592

4.415

1.642

2.773

 

Subsidies

7.785

15.990

37.681

45.441

49.760

167.936

‒ 118.176

1

NGF: Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch

0

0

9.500

9.900

19.705

25.100

‒ 5.395

 

Verduurzaming binnenvaartschepen

0

10.444

18.364

21.456

21.775

13.330

8.445

 

Walstroom

0

0

0

11.346

3.456

100.415

‒ 96.959

 

Topsector Logistiek

1.764

0

4.000

2.585

0

0

0

 

NGF: Maritiem Masterplan (MMP)

0

0

0

0

1.074

29.011

‒ 27.937

 

KF: Zero Emissie

0

0

0

0

0

0

0

 

Stimulering elektrisch varen

5.440

4.000

0

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

581

1.546

5.817

154

3.750

80

3.670

 

Bijdragen aan agentschappen

1.667

1.859

3.253

4.051

5.699

2.256

3.443

2

Waarvan bijdrage aan agentschap RWS

1.417

1.392

2.465

2.810

3.237

1.818

1.419

 

Waarvan bijdrage aan RVO

250

467

778

0

2.129

0

2.129

 

NGF: Maritiem Masterplan (MMP) RVO

0

0

0

0

260

438

‒ 178

 

Overige bijdragen aan agentschappen

0

0

10

1.241

73

0

73

 

Bijdragen aan medeoverheden

49.343

35

0

0

0

0

0

 

Bijdrage gemeente Tilburg

4.750

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage provincie Noord-Holland

27.638

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen Caribisch Nederland

16.714

35

0

0

0

0

0

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

241

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

1.467

1.525

1.565

2.652

1.501

1.644

‒ 143

 

Waarvan bijdrage aan CCR/IMO (HGIS)

967

1.025

548

594

997

1.141

‒ 144

 

Waarvan overige bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

500

500

1.017

2.058

504

503

1

 

Bijdragen ZBO's/RWT's

0

244

108

347

210

107

103

 
         

Ontvangsten

643

738

495

620

3.411

0

3.411

3

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie.

  • 1. Subsidies (- € 118,2 miljoen):

    • Een verlaging van het kasbudget voor de Tijdelijke Subsidieregeling Walstroom Zeeschepen waarvan € 68 miljoen herverdeeld is over de jaren en € 18,9 miljoen naar het Mobiliteitsfonds is geboekt om daar in te zetten op Walstroom Rijksligplaatsen. De herverdeling is een gevolg van een vertraging in de openstelling van subsidieregeling waardoor de voorschotbetalingen in andere jaren zullen plaatsvinden. Ook het kasbudget voor Klimaatfonds Walstroom is hierdoor voor € 10 miljoen naar achteren geschoven.

    • Een verlaging van het kasbudget van ‒ € 27,9 miljoen subsidies voor het Nationaal Groeifonds Maritiem Masterplan als gevolg van schuif naar latere jaren die beter aansluit op de planning van het masterplan in combinatie met een vertraging in de verstrekking van een begrotingssubsidie omdat vooraf aanvullend onderzoek noodzakelijk bleek.

    • Een verhoging van het kasbudget van € 8,5 miljoen voor de Tijdelijke Subsidieregeling Verduurzaming Binnenvaartschepen door ontvangen budget vanuit de Aanvullende Post vanuit de Hordijkmiddelen en stikstofmiddelen voor schone motoren waarvan een deel in 2025 betaald wordt. Dit bedrag was niet geraamd in de begroting 2024 maar is gedurende het jaar 2024 vanuit de AP toegevoegd.

    • Een verlaging van het kasbudget door achterblijvende aanvragen in 2024 voor Nationaal Groeifonds project Zero-emissie binnenvaart batterij-elektrisch (- € 5,4 miljoen).

    • Een verhoging van het kasbudget van € 3,7 miljoen voor de verstrekking van met name de subsidie aan de KNRM ten behoeve van de aanschaf van een reddingsboot.

  • 7. Agentschapsbijdragen (€ 3,4 miljoen). De budgetten van de agentschappen RVO en RWS zijn verhoogd door ontvangsten vanuit opdrachtenbudgetten en het Mobiliteitsfonds om de benodigde activiteiten conform de vastgelegde afspraken met RWS en RVO uit te kunnen voeren.

  • 8. Ontvangsten (€ 3,4 miljoen). In 2024 zijn bedragen ontvangen voor de uitvoering van Digitale Infrastructuur en Logistiek (€ 0,6 miljoen) en vanuit RVO als gevolg van correctiefacturen en terugvorderingen van subsidies (€ 2,5 miljoen). Het restant betreft kleine incidentele ontvangsten en de jaarlijkse ontvangst van de ACM Loodsenwezen.

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2024 is aangewend.

1. Scheepvaart en Havens (€ 80,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 23,0 miljoen)

  • Caribisch Nederland (het openbaar lichaam Bonaire) (€ 0,05 miljoen). Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (het openbaar lichaam Bonaire) is dit budget besteed.

  • Opdrachten Topsector Logistiek (TSL) (€ 4,1 miljoen). Voor de Topsector Logistiek zijn in 2024 opdrachten uitgevoerd onder regie van het Topteam Logistiek middels de programmering van het Topteam en de Stuurgroepen. Het Topteam Logistiek bestaat uit vertegenwoordigers van IenW en het bedrijfsleven. De opdrachten hadden betrekking op de volle breedte van de logistieke sector, dat wil zeggen op alle modaliteiten. Het betrof hier het uitvoeringprogramma voor de periode 2024-2026.

  • NGF-Project: Digitale Infrastructuur Logistiek (€ 12,5 miljoen). In april 2022 is het Nationaal Groeifondsvoorstel Digitale Infrastructuur Logistiek onvoorwaardelijk en volledig toegekend. Een bedrag van

    € 51,1 miljoen is beschikbaar voor het realiseren van een digitale infrastructuur logistiek. In 2024 is in het programma DIL een bedrag van € 12,5 miljoen uitgegeven.

  • KF: Emissielabel Binnenvaart (€ 0,024 miljoen). Dit betrof de besteding van de klimaatfonds middelen die zijn toegekend voor de inzet op een internationaal verplicht emissielabel voor de binnenvaart, voor doen van onderzoek hiernaar en voor het geven van voorlichting hierover aan de binnenvaartsector.

  • Zeehavens / Zeevaart (€ 2 miljoen).

    • International Maritime Organization. Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in International Maritime Organization (IMO)- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

    • Maritieme Cluster. De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richtte zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, het monitoren van de arbeidsmarkt, het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen en het wegnemen van knelpunten in de relevante wetgeving. Hiervoor werd beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

    • Havennota. De uitvoering van de acties uit de Havennota 2020 ‒ 2030 verliep via het reguliere opdrachtenbudget met aansluiting op de uitvoeringsacties in de verschillende NOVEX havengebieden.

    • Green Deal. Voor de uitvoering van de Green Deal was budget beschikbaar voor verduurzaming en innovatie van de binnenvaart en zeevaart. Naast subsidie voor motorvervanging of aanschaf en installatie van een katalysator op binnenvaartschepen heeft validatie onderzoek plaatsgevonden naar duurzame oplossingen voor de zeevaart.

    • Versterking Nationale Aanpak Cybersecurity (VNAC). IenW heeft een deel van de zogenaamde VNAC-gelden (Verkenning Nationaal Actie­ programma Cybersecurity) gekregen om cybersecurity verder te ontwikkelen. De overkoepelende coördinatie voor de besteding van deze middelen ligt bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. In 2024 zijn deze middelen voor de Versterking Nationale Aanpak Cyberse­ curity (VNAC) verder ingezet om de cyber weerbaarheid binnen de maritieme sector gericht te vergroten. Het cyberweerbaarheidsprogramma voor de Luchtvaart- en Maritieme sector heeft diverse activiteiten hiervoor georganiseerd, waaronder het organiseren van een cyberweerbaarheidsconferentie voor de vitale sectoren van het Ministerie. De VNAC middelen werden ook ingezet om de organisaties zo goed mogelijk voor te bereiden op de komst van de Netwerk- en Informatiebeveiligingsrichtlijn (NIS directive) en om de cyberweerbaarheid van de sector te vergroten.

  • Overige opdrachten (€ 4,4 miljoen).

    • Opdrachten Digitale Transport Strategie (DTS) (€ 2,3 miljoen). Voor de uitvoering van de Digitale Transport Strategie is budget besteed aan de implementatie van twee EU-verordeningen, de realisatie van de Basis Data Infrastructuur en de adoptie en opschaling van innovaties op de Goederenvervoercorridors.

    • Opdrachten PBNI (€ 1,3 miljoen). PBNI wordt gefinancierd door vijf departementen. Met deze financiering is geïnvesteerd in de beeldopbouw, weerbaarheid, crisisbeheersing, internationale samenwerking en een onderzoek naar de governance structuur op de Noordzee door ABDTopconsult.

    • Het resterende budget is besteed aan diverse opdrachten voor vernieuwing, verduurzaming en verbeteren van de veiligheid van de binnenvaart.

Subsidies (€ 49,8 miljoen)

  • Nationaal Groeifonds: Elektrisch varen Zero Emission Services (ZES) (€ 19,7 miljoen ): Vanuit het Nationaal Groeifonds was in april 2022 € 50 miljoen beschikbaar gesteld voor verdere uitrol van elektrificatie van de binnenvaart. In 2024 was € 25 miljoen beschikbaar. Inmiddels zijn op vier locaties laadstations operationeel en heeft IenW subsidie verstrekt om 10 binnenvaartschepen geschikt te maken voor batterij-elektrisch varen.

  • Verduurzaming binnenvaartschepen (€ 21,8 miljoen). Voor de Tijdelijke subsidieregeling verduurzaming binnenvaartschepen 2021-2025 was vanuit de structurele aanpak stikstofproblematiek in 2024 € 24 miljoen beschikbaar (exclusief uitvoeringskosten) voor de motorvervanging (minimaal Stage v niveau) en aanschaf en installatie van SCR-katalysatoren (in combinatie met een roetfilter). Hiervan is €21,8 miljoen in 2024 uitgegeven.

  • Walstroom (€ 3,5 miljoen). In 2024 is € 3,5 miljoen uitgegeven om walstroom voor de zeevaart uit te rollen en daarmee gericht bij te dragen aan de verlaging van stikstofdepositie.

  • Nationaal Groeifonds: Maritiem Masterplan (€ 1,1 miljoen): Vanuit het Nationaal Groeifonds was in totaal € 210 miljoen beschikbaar gesteld voor het uitvoeren van demonstraties op schepen en human capital activiteiten en voor het inrichten en beheren van een digitaal platform en programmabureau. Voor de demonstraties aan boord van schepen werden subsidieregelingen opgesteld waarvoor totaal € 130 miljoen beschikbaar is gesteld. In 2024 is € 1,1 miljoen aan subsidie verstrekt aan de Stichting Nederland Maritiem Land voor de bureaukosten van het programmabureau en voor de eerste aanzet van het deelprogramma Human Capital.

  • Overige subsidies (€3,7 miljoen). Dit betreft met name de subsidie voor de KNRM ten behoeve van de aanschaf van een reddingsboot (€3,5 miljoen). Daarnaast zijn er nog diverse kleine subsidies (€0,2 miljoen)

Bijdragen aan agentschappen (€ 5,7 miljoen)

  • Bijdrage aan RWS (€3,2 miljoen). In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapsbijdrage is capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

  • Bijdrage aan RVO (€2,1 miljoen). Dit zijn bijdragen aan RVO die beschikbaar gesteld zijn ten behoeve van de uitvoeringskosten van subsidieregelingen.

  • Bijdrage aan RVO voor NGF Maritiem Masterplan (€0,3 miljoen). Dit is de bijdrage aan RVO die beschikbaar gesteld is ten behoeve van de uitvoeringskosten van de subsidieregeling Maritiem Masterplan voor het uitvoeren van demonstraties op schepen

  • Overige bijdragen aan agentschappen (€0,1 miljoen). Het betreft de agentschapsbijdrage aan RIVM.

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties (€ 1,5 miljoen)

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden heeft IenW in totaal € 1,0 miljoen aan contributies betaald in het kader van Maritieme Zaken. Hiervan ging circa € 0,6 miljoen contributie naar de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie naar de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen gedaan aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA), Regional Cooperation Agreement on Combating Piracy and Armed Robbery against Ships in Asia (ReCAAP) en de Donaucommissie. Door de internationale brancheorganisaties in de binnenvaart is met een beroep op de gelden uit het reservefonds het European Inland Waterway Transport (IWT)-platform opgericht. Uit het Nederlandse deel van het door de sector opgebouwde fonds zal gedurende 10 jaar (2017-2026) een bedrag van € 0,5 miljoen per jaar aan het IWT uitgekeerd worden.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 0,2 miljoen)

Voor het uitvoeren van een wettelijke taak Nationaal Register, uitvoering van de Single Point of Contact, is € 0,2 miljoen aan de Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB) beschikbaar gesteld.

Tabel 56 Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2024

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdsdtuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Mobiliteitsfonds

1.349.555

 

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet

48.178

 

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet

1.397.733

Waarvan

  

15.01

Exploitatie

12.147

15.02

Onderhoud en vernieuwing

617.271

15.03

Ontwikkeling

242.395

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

90.818

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

435.102

Tabel 57 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds (x € 1.000)
  

2024

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam van het Mobiliteitsfonds

183

 

Andere ontvangsten van artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

0

 

Totale uitgaven op artikel 17.06 Project Mainportontwikkeling Rotterdam

183

Waarvan

  

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

183

Licence