Base description which applies to whole site

4.3 Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen.

Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid

In onderstaande tabel is een samenvatting opgenomen van de totale verplichtingen, uitgaven en ontvangsten van dit artikel. De onderverdeling naar de financiële instrumenten is opgenomen in de tabel budgettaire gevolgen van beleid.

Tabel 21 Samenvatting budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

281.913

341.514

266.980

417.039

497.516

388.768

108.748

        

Uitgaven

190.983

236.170

256.264

329.675

465.201

503.006

‒ 37.805

        

Uitgaven onderverdeeld per artikelonderdeel

       

1 Netwerk

131.707

59.438

36.333

21.183

42.771

29.251

13.520

2 Verkeersveiligheid

25.089

51.575

20.053

22.368

35.155

52.208

‒ 17.053

3 Slimme en duurzame mobiliteit

34.187

125.157

199.879

286.124

387.275

421.547

‒ 34.272

        

Ontvangsten

5.012

2.672

3.157

4.072

8.619

5.782

2.837

In onderstaande tabel is een overzicht en toelichting opgenomen op de rol en verantwoordelijkheid van de Minister van Infrastructuur en Waterstaat bij Wegen en Verkeersveiligheid. Voor een nadere toelichting op de verschillende typologieën stimuleren, regisseren, financieren en (doen) uitvoeren wordt verwezen naar de leeswijzer.

Tabel 22 Rol en verantwoordelijkheden

Rol

Toelichting

Stimuleren

De Minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen door het verstrekken van (aanvullende) bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten zoals overleg, voorlichting, (prestatie)afspraken en wet- en regelgeving. Het gaat onder meer om de Investeringsimpuls verkeersveiligheid en de reductie van de CO2-uitstoot van het wegverkeer.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid. Via (toezicht op) wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het hoofdwegennet en afspraken met medeoverheden, het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenW voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving; de Inspectie Leefomgeving en Transport houdt toezicht op de naleving.

(doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust en veilig mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor de besluitvorming over en uitvoering van het instandhouden van de infrastructuur en de netwerkontwikkeling in relatie tot gebiedsontwikkeling. Instandhouding wordt op basis van een 8-jarige programmering in opdracht gegeven aan de uitvoeringsorganisatie RWS. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd, de bijdragen zijn gerelateerd aan het Mobiliteitsfonds.

Voor het artikel Wegen en Verkeersveiligheid zijn drie specifieke doelstellingen geformuleerd. Deze specifieke doelstellingen dragen bij aan het bereiken van de algemene doelstelling. Voor iedere specifieke doelstelling zijn tevens een of meerdere subdoelstellingen geformuleerd. Onder de meetbare gegevens zijn de indicatoren en kengetallen opgenomen die verbonden zijn met de doelstellingen. De samenhang tussen de doelstellingen en de meetbare gegevens is onderstaand weergegeven.

Bij de toelichting op de specifieke doelstellingen wordt nader ingegaan op de financiële inzet, de in het afgelopen jaar geleverde prestaties en de meetbare gegevens. In productartikel 12 van het Mobiliteitsfonds zijn tevens de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of ‑kengetallen opgenomen.

Tabel 23 Doelenboom artikel 14

Algemene doelstelling

Het ministerie van IenW streeft ernaar om weggebruikers zo veilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen.

Specifieke doelstelling 1

Specifieke doelstelling 2

Specifieke doelstelling 3

Het beter benutten, instandhouden en ontwikkelen van het hoofdwegennet.

Elk slachtoffer in het verkeer moet worden voorkomen.

Werken aan een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050.

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

Subdoelstellingen

1. Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet.

1. Structurele verbetering van de verkeersveiligheid op de weg.

1. Verhogen van het aantal fietskilometers

2. Ontwikkeling van de functionaliteiten van het areaal van het Hoofdwegennet.

 

2. Verminderen CO2-uitstoot personenmobiliteit voor werk en privé door slimmer, anders en schoner te reizen

  

3. Een emissievrij wagenpark personenauto’s in 2050 met als ijkpunt dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn.

  

4. Een emissievrije transportsector inclusief bouwmaterieel in 2050 met als ijkpunt in 2030 dat 250.000 bestelauto’s, 16.000 vrachtauto’s en al het lichte bouwmaterieel emissieloos zijn.

  

5. In 2050 alle fossiele brandstoffen vervangen door hernieuwbare brandstoffen met als ijkpunt in 2030: 14,5% reductie van CO2-emissies in de gehele keten van energiedragers, van bron tot gebruik.

Meetbare gegevens

Meetbare gegevens

Meetbare gegevens

1. Prestatie-indicatoren hoofdwegennet

1. Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers

1. Uitstoot CO2 In mobiliteitssector

2. Lokale luchtkwaliteit

  

3. Geluidsknelpunten

  

4. Ontwikkeling Areaal

  

Specifieke doelstelling 1: Het beter benutten, instandhouden en ontwikkelen van het hoofdwegennet.

Nederland is bereikbaar met schone en veilige automobiliteit en een betrouwbaar, veilig en toekomstbestendig hoofdwegennet; met het huidige hoofdwegennet als samenhangend netwerk dat op nationaal niveau de belangrijkste steden, kernen en economische toplocaties met elkaar verbindt.

Om dit doel te bereiken is ingezet op:

  • 1. Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet. Hierbij is ingezet op het behouden van de huidige functie van de infrastructuur door middel van exploitatie, onderhoud en vernieuwing. Hiertoe is Rijkswaterstaat gestart met de implementatie van het basiskwaliteitsniveau (BKN). Met het BKN is en wordt verder toegewerkt naar een stabiel en langjarig onderhoudsniveau met een kwaliteit waar de gebruiker op kan rekenen.

  • 2. Ontwikkeling van de functionaliteiten van het areaal van het Hoofdwegennet. Daar waar het bij het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet gaat om het behouden van de huidige functie van de infrastructuur richt de ontwikkeling van het areaal zich op de toevoeging van functies door aanleg van nieuwe en/of uitbreiding van de bestaande infrastructuur.

Financiële inzet

De financiële inzet in 2024 bestond uit opdrachten in het kader het Wegverkeerbeleid (€ 5,3 miljoen), voor onderzoeken naar geluid en campagnes voor duurzame mobiliteit (waaronder elektrische deelauto’s, ‘Kies de beste band’, bandcheck en bandenspanning). Verder zijn opdrachten verstrekt in het kader van de Digitale Infrastructuur (€ 6,5 miljoen), waarbij met servers providers (Kia, TomTom, enz.) is samengewerkt om prioritaire veiligheidsinformatie bij de weggebruiker in de auto krijgen. Verder is er een bijdrage aan het RDW (€ 12,1 miljoen) verstrekt voor het doen van de uitvoeringstoetsen als gevolg van nieuwe wet-, en regelgeving op het vlak van voertuigautomatisering. Aan RWS is een bijdrage verleend van € 7,7 miljoen in het kader van beleidsondersteuning en advies ten behoeve van onder meer onderzoek naar de MIRT-verkenningen. De financiële inzet voor het BKN en de Ontwikkeling van het hoofdwegennet wordt verantwoord op artikel 12 van het mobiliteitsfonds. In de extracomptabele verwijzingen bij dit artikel is in tabel 31 hiervan een samenvattend overzicht opgenomen.

Voor het volledige overzicht van de financiële inzet wordt verwezen naar de tabel budgettaire gevolgen van beleid en de toelichting op de financiële instrumenten.

Beleidsconclusie

Het op peil houden van de kwaliteit van het bestaande hoofdwegennet.

Sinds 1 januari 2024 werkt Rijkswaterstaat vanuit een meerjarenafspraak met IenW over instandhouding die doorloopt tot en met 2030. De gewenste prestaties en bijbehorende budgetten voor zowel exploitatie, onderhoud en vernieuwing zijn gebundeld in één afspraak. Het basiskwaliteitsniveau vormt hiervoor de basis. Dit biedt RWS de ruimte en continuïteit om de instandhoudingsopgave efficiënt en langjarig te organiseren samen met de markt en de regionale overheden. In juni 2024 is de Kamer geïnformeerd over de aanpak voor het vergroten van de maakbaarheid en de voortgang op Instandhouding (TK Kamerstuk 29385, nr. 139). Een belangrijk project dat in 2024 door RWS is afgerond is de renovatie van de Heinenoordtunnel in de A29, een cruciale schakel voor Zuid-Holland, West-Brabant, Zeeland en het internationale (vracht)verkeer.

In 2029 worden naar verwachting 6 tot 12 procent meer kilometers met de auto afgelegd dan in 2023. Daarom heeft het Kabinet in 2024 in de Actieagenda Auto zes speerpunten met concrete maatregelen gepresenteerd om Nederland op een slimme, schone en veilige manier in beweging te houden (Tweede Kamer, vergaderjaar 2024–2025, 31 305, nr. 482).

Het RIVM heeft net als in voorgaande jaren ook in 2024 een monitoringsrapportage luchtkwaliteit opgesteld. Uit de rapportage volgt dat de luchtkwaliteit in Nederland is verbeterd in vergelijking met 2022. Dit past binnen de dalende trend van emissies van luchtverontreinigende stoffen in Europa. Uit de monitoringsrapportage blijkt dat in 2023 overal in Nederland aan de huidige Europese grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en de grove fractie van fijnstof (PM10) langs wegen is voldaan. 

Ontwikkeling van de functionaliteiten van het areaal van het Hoofdwegennet.

In 2024 is de A24 Blankenburgverbinding geopend. Na 6 jaar werk is de nieuwe noord-zuid verbinding ten westen van Rotterdam gereed en kan verkeer de weg gebruiken. Verder zijn de Rijnlandroute en de Zuidelijke Ringweg Groningen ook opengegaan. De verbreding van de A1 tussen Apeldoorn-zuid en Twello vervroegd afgerond en opgensteld, waarmee de gehele verbreding van de A1 tussen Apeldoorn en Azelo is afgerond. Van het programma Zuidasdok is in 2024 de OV-terminal en Knooppunt Nieuwe Meer in uitvoering gegaan, het project Tunnel is gegund en is de aanbesteding van Knooppunt Amstel gestart. Tot slot is in oktober 2024 het Tracébesluit van de A12-A15 Ressen - Oudenbroeken (ViA15) door de Raad van State onherroepelijk verklaard.

Meetbare gegevens

Hieronder zijn de volgende relevante meetbare gegevens opgenomen waarbij een toelichting wordt gegeven op de ontwikkeling in het afgelopen jaar.

  • 1. Prestatie-indicatoren hoofdwegennet

  • 2. Lokale luchtkwaliteit

  • 3. Geluidsknelpunten

  • 4. Ontwikkeling areaal

  • 5. Rapportage Rijkswegennet

1. Prestatie-indicatoren hoofdwegennet

De prestaties van de infrastructuur worden gemeten en uitgedrukt in prestatie-indicatoren. De indicatoren leggen de verbinding tussen de sturing op en verantwoording over de gewenste prestaties waarvoor RWS budget heeft gekregen. In onderstaande tabel zijn streefwaarden en de realisatie voor het jaar 2024 opgenomen.

Tabel 24 Prestatie-indicatoren Hoofdwegennet
 

Streefwaarde

Realisatie 2024

Realisatie 2023

Realisatie 2022

Realisatie 2021

Technische beschikbaarheid van de weg

90%

99%

99%

98%

99%

Files door Werk in Uitvoering als gevolg van aanleg en gepland onderhoud

10%

7%

7%

3%

7%

Levering verkeersgegevens:

     

- Beschikbaarheid data voor derden

90%

91%

94%

93%

94%

- Actualiteit data voor derden

95%

99%

96%

100%

96%

Voldoen aan norm voor verhardingen

99,70%

99,40%

99,80%

99,70%

99,80%

Voldoen aan norm voor gladheidbestrijding

95%

99%

99%

99%

99%

Bron: RWS, 2025

Toelichting

  • 1. In heel 2024 was 99% van alle wegen veilig beschikbaar. Deze score is boven de streefwaarde van 90%.

  • 2. Bij de indicator ‘Files door Werk in Uitvoering’ worden alleen de files meegeteld die een snelheid hebben lager dan 50 km/uur en een lengte van minstens 2 km. In 2024 was 7% van alle files het gevolg van aanleg en geplande onderhoudswerkzaamheden (werk in uitvoering). Deze score is onder de streefwaarde van 10%. De score is gestegen ten opzichte van 2023 doordat in 2024 meer productie is gedraaid. Het totale reistijdverlies is gestegen van 56 miljoen voertuigverliesuren in 2023 naar 62 miljoen voertuigverliesuren in 2024 en het aandeel files door werk in uitvoering van 2,5 miljoen voertuigverliesuren naar 4,5 miljoen voertuigverliesuren.

  • 3. In 2024 functioneerde 91% van alle meetlocaties goed. Deze score was boven de streefwaarde van 90%.

  • 4. In 2024 was 99% van alle gegevens tijdig geleverd. Deze score was boven de streefwaarde van 95%.

  • 5. Omtrent het voorkomen van verkeersonveilige situaties bestaan indicatoren die aangeven in hoeverre aan veiligheidsnormen wordt voldaan. Deze indicatoren betreffen a) de wegverharding en b) in hoeverre er tijdig wordt gestrooid om wintergladheid te voorkomen.

    A) Het voldoen aan de veiligheidsnormen voor verhardingen wordt gemonitord aan de hand van de schadekenmerken stroefheid en spoorvorming. In 2024 voldeed 99,4% van de wegverhardingen aan deze normen. Daarmee werd aan de streefwaarde van 99,7% niet voldaan. Hier zijn twee redenen voor:

    • 1. Uit onderzoek is gebleken dat bij het instellen van de nieuwe meetmethode in 2017, de norm die hierin gesteld is voor dichte deklagen te streng is. In de metingen van 2025 zal de interne norm voor alleen dichte deklagen versoepeld worden.

    • 2. Er is sprake van uitgesteld onderhoud. Ten gevolge hiervan zijn er normoverschrijdingen voor een steeds groter deel van het wegdek.

    B) Het tijdig bestrijden van wintergladheid wordt gemonitord aan de hand van de situaties waarin tijdig preventief dient te worden gestrooid. Er is in 2024 99% gescoord, waarmee aan de streefwaarde van 95% voldaan is.

2. Lokale luchtkwaliteit

Het RIVM stelt in opdracht van onze ministerie de monitoringsrapportage luchtkwaliteit op. Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten leveren verkeer- en veehouderijgegevens aan waarmee de luchtkwaliteit op fijnmazig detail wordt doorgerekend. Het RIVM is verantwoordelijk voor waarschuwingen m.b.t. episodes van slechte luchtkwaliteit en het beheer van het luchtmeetnet.

De inzet onze ministerie is gericht op het voorkomen dat nieuwe knelpunten ontstaan. Hieronder is het aantal overschrijdingen van de grenswaarden langs het hoofdwegennet opgenomen.

Tabel 25 Lokale luchtkwaliteit NO2
 

2020

2021

2022

2023

2024

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

0

0

1

0

n.n.b.

0 knelpunten langs rijkswegen

Bron: Monitoringsrapportage NSL 2024.

Toelichting

Het RIVM heeft net als in voorgaande jaren ook in 2024 een monitoringsrapportage luchtkwaliteit opgesteld. Deze rapportage is qua opzet en uitgangspunten in grote lijnen gelijk aan de monitoringsrapportage die jaarlijks aan het Parlement werd verstuurd in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring van de luchtkwaliteit gaat verder in een afgeslankte vorm nu het NSL beëindigd is. De luchtkwaliteit in Nederland is verbeterd in vergelijking met 2022. Dit past binnen de dalende trend van emissies van luchtverontreinigende stoffen in Europa. Belangrijke kanttekening bij de resultaten voor 2023 is wel dat de afname in concentraties voor een aanzienlijk deel het gevolg is van regen en wind naast inzet van het bevoegd gezag. Uit de monitoringsrapportage blijkt dat in 2023 overal in Nederland aan de huidige Europese grenswaarden voor stikstofdioxide (NO2) en de grove fractie van fijnstof (PM10) langs wegen is voldaan. Dit betekent dat in de betreffende tabel voor luchtkwaliteit langs het hoofdwegennet de streefwaarde op 0 kan blijven staan.

3. Geluidsknelpunten

Verkeer maakt geluid en dat kan zorgen voor geluidoverlast. Rijkswaterstaat houdt bij het wijzigen, aanleggen en beheren van de rijkswegen in de gaten of het geluid daarvan binnen de wettelijk gestelde grenzen blijft. In het document Geluid langs rijkswegen is toegelicht hoe Rijkswaterstaat geluid langs rijkswegen beheerst. De inzet is gericht op het voorkomen dat nieuwe geluidsknelpunten ontstaan.

Tabel 26 Indicator geluidsknelpunten
 

2020

2021

2022

2023

2024

Streefwaarde peildatum

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

5.400

2.350

150

50

50

0

Bron: RWS, 2025

Toelichting

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidssaneringsplan moet worden opgesteld.De peildatum van 2023 betreft de uiterste datum voor het opstellen van een saneringsplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen. De waarde voor de nog op te lossen geluidknelpunten (gedefinieerd als NoMo’s) voor 2024 is vastgesteld op afgerond 50. Alle saneringsobjecten buiten de aanlegprojecten zijn inmiddels opgelost door het vaststellen van saneringsplannen. Vanwege de stikstofproblematiek en de pauzering van de betreffende projecten is het niet te verwachten dat de overige 50 saneringsobjecten in afzienbare tijd kunnen worden opgelost.

4. Ontwikkeling areaal

Om een betrouwbaar netwerk te realiseren en de verwachte verkeersgroei te faciliteren, worden infrastructuurprojecten voorbereid en uitgevoerd. Zo wordt bereikt dat de noodzakelijke wegcapaciteit beschikbaar is en komt. Daarbij wordt rekening gehouden met de kaders van veiligheid en leefbaarheid. Hieronder wordt inzicht gegeven in de omvang van het areaal in beheer bij Rijkswaterstaat per verantwoording 2024.

Tabel 27 Areaal hoofdwegennet

Areaal

Eenheid

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Hoofdwegennet

     

Rijbaanlengte

     

– Hoofdrijbaan

km

5.842

5.846

5.858

5.862

– Verbindingswegen en op- en afritten

km

1.794

1.612

1.612

1.623

Areaal asfalt

     

– Hoofdrijbaan

km2

77

77

77

78

– Verbindingswegen en op- en afritten

km2

15

14

14

15

Groen areaal

km2

184

184

188

188

Verkeerssignalering op rijbanen

km

2.914

2.931

2.964

3.003

Verkeerscentrales

stuks

6

6

6

6

Bediende objecten

     

– Spitsstroken

km

308

308

293

281

– Bruggen Beweegbaar

stuks

54

50

48

48

– Tunnelcomplexen

stuks

20

20

20

21

– Aanleginrichtingen (veren)

stuks

14

14

12

12

Aquaducten

stuks

17

17

17

17

Ecoducten

stuks

56

56

38

38

Bron: RWS, 2025

Toelichting

Onderstaand worden de voornaamste wijzigingen toegelicht.

  • 1. Rijbaanlengte. In 2024 is de rijbaanlengte hoofdrijbaan en verbindingswegen met name toegenomen als gevolg van de openstelling van de A24 Blankenburgverbinding en doordat de A7 Zuidelijke Ringweg Groningen (fase 2) eerder is opgeleverd dan voorzien bij de begroting van 2024.

  • 2. Areaal asfalt. In 2024 is het oppervlak van de hoofdrijbaan toegenomen als gevolg van de bij de rijbaanlengte opgenomen openstellingen.

  • 3. Verkeerssignalering op rijbanen. In 2024 is er verkeerssignalering (de matrixborden boven de weg) bijgekomen op de A24 Blankenburgverbinding, de A7 Zuidelijke Ringweg Groningen en op de A44 bij Leiden-West op de toeleidende trajecten naar de nieuwe provinciale weg N434 met de Corbulotunnel.

5. Rapportage Rijkswegennet

In aanvulling op de in dit jaarverslag opgenomen meetbare gegevens brengt Rijkswaterstaat jaarlijks in maart de Rapportage Rijkswegennet uit. In de rapportage wordt feitelijke informatie weergegeven over het gebruik van het Rijkswegennet, de filezwaarte, de filetop-10 en het reistijdverlies.

Nadat de laatste coronamaatregelen eind maart 2022 werden ingetrokken is het een stuk drukker op de weg. Dit is zowel terug te zien in de afgelegde kilometers door voertuigen, files en reistijdverlies. Ten opzichte van 2022:

  • is het aantal voertuigkilometers dat in een jaar op het rijkswegennet is afgelegd met 2,9 % toegenomen tot € 69,3 miljard voertuigkilometers.

  • is de jaarfilezwaarte met 36,1 procent toegenomen. De grootste file-oorzaak zijn de reguliere spitsfiles (hoge intensiteit), gevolgd door incidentele files (ongevallen en incidenten).

  • is het aandeel files door werkzaamheden gestegen naar 5,5 %. Het aandeel files door aanleg en gepland onderhoud blijft daarmee onder de norm van 10 % van het totaal aan files, zoals afgesproken in de Tweede Kamer.

  • is het aantal uren dat alle weggebruikers gezamenlijk extra hebben moeten reizen, onder andere doordat ze in de file stonden, toegenomen met 24,7 %. Hiermee komt het reistijdverlies op € 61,8 miljoen uur op jaarbasis. Reistijdverlies treedt op wanneer de weggebruiker niet de referentiesnelheid van 100 kilometer per uur kan rijden.

  • is het totale economische reistijdverlies op jaarbasis met 49 % toegenomen. Het grootste economische reistijdverlies wordt gemeten op het traject A2 tussen knooppunt Deil en knooppunt Empel. De economische reistijdverliezen worden bepaald aan de hand van omvang en samenstelling (vracht, woon-werk, zakelijk en overige verplaatsingsmotieven) van files.

Ten opzichte van de vorige rapportage zijn er drie nieuwe locaties in de filetop-10. Dit betreffen de A27 Gorinchem - Breda tussen Industrieterrein Avelingen en Brug over de Merwede en Werkendam (positie 4), de A27 Breda - Gorinchem tussen Werkendam en Brug over de Merwede en Industrieterrein Avelingen (positie 8) en de A10 KP De Nieuwe Meer - KP Amstel tussen Amsterdam-Oud Zuid en Amsterdam-Rivierenbuurt (positie 10). Er is een nieuwe locatie op de eerste plaats dit jaar, namelijk de A16 Breda – Rotterdam bij het Terbregseplein. De files op de A2 's-Hertogenbosch - Utrecht tussen KP Empel en Kerkdriel, de A15 Gorinchem - Rotterdam Maasvlakte bij KP Benelux en de A15 Ridderkerk - Gorinchem tussen Sliedrecht-West en Sliedrecht-Oost komen niet meer voor in de filetop 10.

Specifieke doelstelling 2: Elk slachtoffer in het verkeer moet worden voorkomen.

Motivering

Verkeersveiligheid is van groot maatschappelijk belang. Het raakt ons allemaal, elke dag. Iedere verkeersdeelnemer moet veilig op zijn bestemming komen. De ambitie is nul verkeersslachtoffers in 2050 door samen met verschillende overheden en maatschappelijke partners zoveel mogelijk risico’s weg te nemen, vanuit een integrale visie op voertuig, gedrag en infrastructuur.

De basis voor het beleid is het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (hierna: SPV). De kern van het SPV is een risico-gestuurde aanpak: deze aanpak is erop gericht ongevallen te voorkomen door dáár maatregelen te treffen waar de risico’s het grootst zijn en deze het meeste effect hebben.

Subdoelstellingen:

Om dit doel te bereiken is ingezet op:

  • 1. Structurele verbetering van de verkeersveiligheid op de weg. Hierbij is ingezet op het verbeteren van de veiligheid van de infrastructuur, het beschermen van risicogroepen, het verbeteren van de veiligheid van voertuigen en het stimuleren van veilig gedrag in het verkeer.

Financiële inzet

De financiële inzet in 2024 bestond uit opdrachten gerelateerd aan het Actieprogramma Verkeersveiligheid (€ 5,7 miljoen) voor onderzoeken en activiteiten op het gebied van gedragsbeïnvloeding, zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen. Verder zijn er subsidies verstrekt aan Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (€ 4,4 miljoen) en Veilig Verkeer Nederland (€ 4,1 miljoen voor zowel wetenschappelijk onderzoek als om kennisverspreiding op het gebied van verkeersveiligheid. Tot slot is er een bijdrage (€ 2,0 miljoen) aan het CBR verstrekt voor vorderingenonderzoek medisch en rijvaardigheid, waarbij de rijgeschiktheid van bestuurders wordt onderzocht.

Voor het volledige overzicht van de financiële inzet wordt verwezen naar de tabel budgettaire gevolgen van beleid en de toelichting op de financiële instrumenten.

Beleidsconclusie

IenW werkte ook in 2024 samen met decentrale overheden en maatschappelijke partners aan de uitvoering van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 (SPV). Daarnaast is door het kabinet Rutte-IV € 200 miljoen beschikbaar gesteld om de verkeersveiligheid van de rijks-N-wegen verder te verbeteren. In juni 2022 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanpak in twee tranches (Kamerstuk 29 398, nr. 1014). De evaluatie van de eerste vijf jaar SPV is gestart en wordt voor de zomer 2025 afgerond. Parallel worden de gemaakte bestuurlijke afspraken geëvalueerd en, waar nodig, geactualiseerd.Ook is in 2024 het Meerjarenplan Fietsveiligheid uitgewerkt. Eind 2024 zijn stappen gezet om dit plan samen te voegen met de Vernieuwende Maatregelen. Hierdoor ontstaat een meer eenduidig en efficiëntere aanpak gericht op het verbeteren van de fietsveiligheid. Naast fietsveiligheid is de integrale aanpak voor het tegengaan van rijden onder invloed van drank, drugs en rijgevaarlijke medicijnen een belangrijke focus geweest in 2024. Zo is onderzocht hoe het alcoholslot kan worden heringevoerd. De resultaten komen begin 2025 beschikbaar. Met de uitwerking van het Advies Roemer ‘Van rijles naar rijonderwijs’, wordt de rijschoolbranche verder geprofessionaliseerd en worden misstanden aangepakt. Naast alle lopende initiatieven om de verkeersveiligheid te verbeteren, werd ook verkend welke extra inzet mogelijk is om het aantal verkeersslachtoffers verder te verminderen. Dit gebeurt in het project Trendbrekers verkeersveiligheid. Als alle beslisinformatie bekend is, wordt met de wegbeheerders en verkeersveiligheidspartners besproken welke extra stappen wenselijk zijn en wat daar voor nodig is.Tot slot is, om de verkeersveiligheid van de rijks-N-wegen verder te verbeteren, eind 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de voortgang (Kamerstuk 29 398, nr. 1139). Daarbij is gemeld dat de helft van de maatregelen uit de eerste tranche in realisatie of afgerond is en dat de planuitwerking voor de maatregelen in tranche 2 nog loopt. Deze maatregelen komen de komende jaren tot uitvoering.

Meetbare gegevens

Hieronder zijn de volgende relevante meetbare gegevens opgenomen waarbij een toelichting wordt gegeven op de ontwikkeling in het afgelopen jaar.

  • 1. Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers

1. Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers

In onderstaande tabel is de ontwikkeling van het aantal verkeersslachtoffers opgenomen. De ambitie uit het Strategisch Plan Verkeersveiligheid is om naar nul verkeersslachtoffers te gaan in 2050. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) is gevraagd of een halvering van het aantal slachtoffers in 2030 mogelijk is. Hoewel een halvering volgens SWOV te ambitieus is, wordt in samenwerking met maatschappelijke partijen en medeoverheden gewerkt aan een lijst met concrete maatregelen waarmee de huidige trend gekeerd kan worden.

Tabel 28 Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

Basiswaarde

     
 

2002

2020

2021

2022

2023

2024

Aantal verkeersdoden

1.066

610

582

745

684

n.n.b.

Ernstig verkeersgewonden (op basis van oude definitie)

16.100

19.700

    

Ernstig verkeersgewonden (op basis van nieuwe definitie)1

 

6.500

6.800

8.300

7.400

n.n.b.

Bron: De Staat van de Verkeersveiligheid, 2024

1

Vanaf 2021 andere definitie ernstige verkeersslachtoffers.

Toelichting

  • 1. Verkeersdoden. In 2023 vielen minder verkeersdoden dan in 2022, toen we een ongekende stijging in aantallen verkeersdoden en ernstig verkeersgewonden zagen. In 2023 vielen er 684 verkeersdoden.

  • 2. Ernstige verkeersgewonden29. Ook zijn er 110.000 verkeersslachtoffers behandeld op de spoedeisende hulp, waarvan 7.400 ernstig verkeersgewonden en 18.000 matig verkeersgewonden. De aantallen ernstige slachtoffers in 2023 lagen 8 tot 11% lager dan in 2022, maar zijn wel hoger dan in de overige jaren van het afgelopen decennium; er is een langjarige trend naar meer verkeersslachtoffers.

De gegevens over 2024 waren nog niet beschikbaar ten tijde van het opstellen van dit jaarverslag. De informatie zal aan de Tweede Kamer worden aangeboden bij de begroting 2026.

Specifieke doelstelling 3: Werken aan een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050.

Motivatie

We werken in Nederland toe naar een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050. Om uiterlijk in 2050 klimaatneutraal te zijn, heeft het kabinet het doel om in 2030 55% minder CO2 uit te stoten dan in 1990.

Subdoelstellingen:

Om dit doel te bereiken is ingezet op:

  • 1. Verhogen van het aantal fietskilometers. Wanneer meer mensen op de fiets stappen, draagt dit bij aan de doelstelling van een mobiliteitssector zonder uitstoot in 2050. Daarvoor stimuleren we lopen en fietsen door de fietsinfrastructuur te verbeteren en met gedragsstimulering zoals verwoord in de IenW Fietsambitie ’22-’25 (Kamerstukken II, 2021/22, 31 305, nr. 362). 

  • 2. Verminderen CO2-uitstoot personenmobiliteit voor werk en privé door slimmer, anders en schoner te reizen. Het inzetten op slimmer, anders en schoner reizen voor alle reismotieven vermindert de CO2-uitstoot van de personenmobiliteit. Het beleid richt zich daarbij op gedragsveranderingen van specifieke doelgroepen die nu nog niet of onvoldoende bereikt worden en randvoorwaardelijke investeringen voor het versnellen en verbinden van bestaande maatregelen.

  • 3. Een emissievrij wagenpark personenauto’s in 2050 met als ijkpunt dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn. Personenauto’s veroorzaken de helft van alle CO2-uitstoot van mobiliteit. Daarom is de aanpak van de verduurzaming van personenauto’s gericht op het ijkpunt dat in 2030 100% van de nieuwverkopen emissieloos is. Hiermee wordt geborgd dat in 2050 een mobiliteitssector zonder uitstoot gerealiseerd kan worden. Het beleid richt zich op normering, beprijzing en stimulering.

  • 4. Een emissievrije transportsector in 2050 met als ijkpunt in 2030 dat 250.000 bestelauto’s en 16.000 vrachtauto’s emissieloos zijn. (Bouw)logistiek is een belangrijke motor van onze economie en daarmee van onze samenleving (Nederland Distributieland). Tegelijkertijd zijn logistieke activiteiten een belangrijke bron van CO2-uitstoot en andere emissies. De aanpak van de verduurzaming van bestel- en vrachtauto’s richt zich op een emissievrije transportsector in 2050.

  • 5. In 2050 alle fossiele brandstoffen vervangen door hernieuwbare brandstoffen met als ijkpunt in 2030: 28% hernieuwbare brandstoffen om de CO2 uitstoot in de keten terug te dringen. De overstap naar hernieuwbare energiedragers zijn van groot belang om wegtransport te verduurzamen. Het eindbeeld is zero-emissie, door de inzet van batterij-elektrisch en waterstof-elektrisch. Voor de komende decennia is een steeds groter aandeel biobrandstoffen – in met name het zwaar vervoer – een kostenefficiënte manier om CO2 te reduceren.

Financiële inzet

De financiële inzet in 2024 bestond uit onder andere de opdracht in het kader van het Nationaal Groeifonds voor Dutch Metropolitan Innovations (DMI) van € 10,1 miljoen. DMI draagt bij aan samenhang en samenwerking in het fysieke domein gericht op slimme, duurzame verstedelijking en mobiliteitsvernieuwing. In 2024 is er subsidie verstrekt ten behoeve van bronmaatregelen stikstof (€ 37,5 miljoen). Met deze subsidieregeling is de bouwsector in staat gesteld op korte termijn zijn vervuilende materieel te vervangen door emissievrij materieel. Ook zijn er subsidies (€ 134,9 miljoen) voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP), de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto's (SEBA) en de aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks (AanZET) verstrekt. De SEPP heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrisch personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen. De SEBA heeft tot doel de ingroei van elektrische bestel- en vrachtauto’s te versterken. De AanZET is voor ondernemers en non-profitorganisaties die een nieuwe, volledig emissieloze vrachtauto willen kopen of financial-leasen. Verder zijn er bijdragen aan medeoverheden verstrekt in de vorm van specifieke uitkeringen voor zero emissie bussen.

Voor het volledige overzicht van de financiële inzet wordt verwezen naar de tabel budgettaire gevolgen van beleid en de toelichting op de financiële instrumenten.

Beleidsconclusie

Middels onderstaande subdoelstellingen zijn er in 2024 stappen gezet richting een klimaatneutrale mobiliteitssector in 2050.

Verhogen van het aantal fietskilometers.

In 2024 zijn verschillende projecten ondersteund om het fietsgebruik verder te stimuleren zoals een nieuwe TV- en radiocampagne van ‘Kort ritje? Da’s zo gefietst!’. Deze is lokaal en regionaal gevoerd, in samenwerking met bijvoorbeeld decentrale overheden. Daarnaast richt het programma ‘Doortrappen’ zich op bewustwording en gedragsverandering van de oudere fietsers om hen op de fiets in beweging te houden en veiliger te blijven fietsen. Met de City Deal Fietsen voor Iedereen zetten 30 partners zich in dat zoveel mogelijk mensen gaan fietsen, die nu om uiteenlopende redenen niet kunnen fietsen. Behalve fietsstimulering is er gewerkt aan de Nederlandse fietsinfrastructuur. In de bestuurlijke overleggen MIRT is er in totaal € 17,8 miljoen toegekend aan 12 doorfietsrouteprojecten over heel Nederland. Dit was de eerste tranche van de door het Rijk beschikbaar gestelde structurele reeks van € 6 miljoen per jaar.

Verminderen CO2-uitstoot personenmobiliteit voor werk en privé door slimmer, anders en schoner te reizen.

Het programma vergroenen reisgedrag heeft als doelstelling het verminderen van de CO2-uitstoot van personenmobiliteit voor werk en privé reizen door slimmer, anders en schoner reizen. Onder het programma vallen maatregelen uit het Klimaatakkoord (doel: 1,5 Mton CO2-reductie in 2030) en de aanvullende maatregelen uit de voorjaarsbesluitvorming (doel: 0,3 tot 0,5 Mton CO2-reductie in 2030).

Op 1 juli 2024 is het besluit CO2-reductie werkgebonden personenmobiliteit in werking getreden. Dit besluit maakt dat werkgevers een stok achter de deur hebben om hun mobiliteit te verduurzamen. In 2024 is daarnaast gewerkt aan een subsidieregeling die organisaties die zich richten op het mkb ondersteunt als ze structurele barrières om te verduurzamen uit de weg willen ruimen. Voor deze subsidie is € 2,5 miljoen per jaar beschikbaar voor 4 jaar. Ten slotte zijn in 2024 de voorbereidende werkzaamheden voor de recreatieve aanpak afgerond. Samen met stakeholders zijn doelen vastgesteld, is de aanpak uitgewerkt en zijn de eerste acties met koplopers gestart.

De maatregelen uit het programma vergroenen reisgedrag hebben in zekere mate bijgedragen aan een reductie van de broeikasgasuitstoot door een lichte daling van het aantal fossiele (auto)kilometers (MuConsult, 2024). De restopgave van werkgevers om het reductiedoel van 1,5 Mton CO2-uitstoot te bereiken bedraagt 0,4 Mton, met een bandbreedte van 0,2 tot 0,6 Mton.

Een emissievrij wagenpark personenauto’s in 2050 met als ijkpunt dat in 2030 alle nieuwe personenauto’s emissieloos zijn.

In 2024 waren 33% van alle nieuw verkochte auto’s volledig elektrisch. Maatregelen die de ingroei van elektrisch vervoer stimuleren zijn tot nu toe niet meer ingepland.

Zonder verdere stimuleringsmaatregelen ligt de ingroei van elektrisch vervoer in 2030 naar verwachting rond de 70%. 2024 was het laatste jaar van de subsidie voor elektrische personenauto’s voor particulieren. De subsidie heeft zich gericht op nieuwe en gebruikte kleine en compacte elektrische voertuigen die qua prijs voor veel Nederlanders interessant zijn. De subsidie werd volledig uitgeput. Verder is in 2024 nog besloten tot een tegemoetkoming in de motorrijtuigbelasting (MRB) voor elektrische voertuigen (EV) zodat de extra kosten die een EV in de MRB heeft (vanwege het groter gewicht van een EV) beperkt zijn ten opzichte van een vergelijkbare benzineauto. Bij voorjaarsnota 2025 wordt bezien of nieuwe stimuleringsmaatregelen nog nodig zijn.

Een emissievrije transportsector in 2050 met als ijkpunt in 2030 dat 250.000 bestelauto’s en 16.000 vrachtauto’s emissieloos zijn.

November 2024 waren 35.000 bestelauto’s (op een wagenpark van ruim 1 miljoen bestelauto’s) en 1.200 vrachtauto’s (op een wagenpark van ruim 160.000 vrachtwagens) emissieloos. De aanschafsubsidies die de ingroei van emissievrije bestelauto’s (SEBA) en vrachtauto’s (AanZET) stimuleren zijn in 2024 volledig verplicht. Ook de subsidieregeling voor schoon en emissieloos bouwen (SSEB) is grotendeels uitgeput. De Subsidieregeling Waterstof in Mobiliteit (SWiM) is in 2024 eveneens volledig uitgeput en het subsidieplafond is bovendien verhoogd van € 22 naar € 28 miljoen. Met de SWiM wordt zowel de realisatie van waterstoftankstations als de aanschaf van waterstofvoertuigen (vraag en aanbod) gesubsidieerd.

De aanpak van de verduurzaming van bestel- en vrachtauto’s richt zich op een emissievrije transportsector in 2050. Een sterke drijver gaat uit van Europees beleid. Zo zijn in 2023 de CO2-emissienormen voor lichte voertuigen (personen- en bestelauto’s) en in 2024 de CO2-emissienormen voor zware bedrijfsvoertuigen (vrachtwagens en bussen) aangescherpt. Daarnaast stimuleert dit kabinet de overstap op elektrisch rijden. Per 1 januari 2025 is de vrijstelling op Belasting van Personenauto’s en Motorrijwielen (BPM) voor bestelauto’s afgeschaft. Voor volledig elektrische bestelauto’s blijft de vrijstelling op BPM bestaan. In 2024 heeft het kabinet uitvoerig gesproken met brancheorganisaties en gemeenten over de invoering van zero-emissiezones. Op 1 januari 2025 hebben veertien gemeenten een zero-emissiezone ingevoerd. In 2025 wordt het overleg met gemeenten en brancheorganisaties voortgezet, onder andere over de lengte van de boetevrije periode en een nieuw convenant. Medio 2026 start de vrachtwagenheffing in Nederland. In dit kader is in 2024 het Meerjarenprogramma (2026-2030) voor de innovatie en verduurzaming van de vervoerssector vastgesteld en zijn er subsidies verleend voor de aanschaf van elektrische trucks (AanZET) en laadinfrastructuur (SPriLa). Vanwege herziene Europese tolheffingsregels moeten de tarieven van de vrachtwagenheffing ook gebaseerd worden op de CO2-emissieklasse van het voertuig. In 2024 is de behandeling in de Tweede Kamer gestart van het in dat kader opgestelde wetsvoorstel voor de wijziging van de Wet vrachtwagenheffing.

In 2050 alle fossiele brandstoffen vervangen door hernieuwbare brandstoffen met als ijkpunt in 2030: 28% hernieuwbare brandstoffen om de CO2 uitstoot in de keten terug te dringen.

In april 2024 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de implementatie van de herziene Renewable Energy Directive (RED-III), waar in het najaar van 2023 in Brussel overeenstemming over is bereikt. Voor de sector vervoer houdt de RED-III in dat het aandeel hernieuwbare energie moet worden verhoogd van 14% naar 29%. Maar een lidstaat kan ook kiezen voor een CO2-ketenemissiereductie van 14,5% in 2030. De Tweede Kamer heeft al tijdens de implementatie van de RED-II gevraagd of Nederland bij de implementatie van de RED-III zou overstappen op een systeem dat ketenemissiereducties beloond. Deze wens van de Kamer wordt ingewilligd. In het nieuw systeem wordt er gestuurd op 14,5% CO2-ketenemissiereductie. Nieuw ten opzichte van de vorige RED is dat een reductie moet worden behaald over de gehele transportbrandstoffenplas, dus ook over de lucht- en zeevaartbrandstoffen. Het hervormde systeem Energie Vervoer zal per 1 januari 2026 in werking treden.

Meetbare gegevens

Hieronder zijn de volgende relevante meetbare gegevens opgenomen waarbij een toelichting wordt gegeven op de ontwikkeling van het afgelopen jaar.

  • 1. Uitstoot CO2 in mobiliteitssector

Het beleid samenhangend met deze doelstelling is onderdeel van het nationale klimaatbeleid. De voortgang van dit beleid en de ontwikkeling van de broeikasgasemissies in Nederland per sector wordt bijgehouden op het Dashboard Klimaatbeleid. In aanvulling op de meetbare gegevens zoals hieronder in dit jaarverslag opgenomen is actuele informatie over de ontwikkelingen op de subdoelstellingen beschikbaar op het onderdeel Mobiliteit van het Dashboard Klimaatbeleid.

1. Uitstoot CO2 in mobiliteitssector

Voor 2030 zijn in het kabinet indicatief restemissies per sector overeengekomen. Voor de mobiliteitssector is dit vertaald in een indicatieve nationale uitstoot in 2030 van 21 megaton (streefwaarde). In de begroting 2024 is abusievelijk een verkeerde streefwaarde van 23,7 megaton genoemd. Ten opzichte van het ijkjaar 1990 (32,2 Mton) betekent dit ruim een kwart minder uitstoot. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de CO2 uitstoot van de mobiliteitssector weergegeven.

Figuur 5 Emissie broeikasgassen door mobiliteit

Bron Emissieregistrat (realisatie); KEV-raming 2024

Tabel 29 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
     

Realisatie

Vastgestelde begroting

Verschil

 
 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

 

Verplichtingen

281.913

341.514

266.980

417.039

497.516

388.768

108.748

1

         

Uitgaven

190.983

236.170

256.264

329.675

465.201

503.006

‒ 37.805

 
         

1 Netwerk

131.707

59.438

36.333

21.183

42.771

29.251

13.520

 

Opdrachten

27.088

5.878

8.534

11.819

12.991

15.098

‒ 2.107

 

Wegverkeersbeleid

2.108

3.530

3.142

4.386

5.269

9.114

‒ 3.845

 

Voertuigen en Digitale Infrastructuur

0

0

0

0

6.454

5.699

755

 

Unit Smart Mobility

1.743

1.390

0

4.872

0

0

0

 

Beter Benutten

11.020

35

0

0

0

0

0

 

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

5.377

‒ 3

0

0

0

0

0

 

Verkeersemissies

1.220

0

0

0

0

0

0

 

Elektrisch vervoer

1.744

0

0

0

0

0

0

 

Duurzame Logistiek

3.121

0

0

0

0

0

0

 

Overige Opdrachten

755

926

5.392

2.561

1.268

285

983

 

Subsidies

18.026

0

0

0

0

0

0

 

Duurzame Mobiliteit

16.587

0

0

0

0

0

0

 

Overige subsidies

1.439

0

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan agentschappen

22.238

9.791

8.537

8.003

9.340

7.831

1.509

 

Bijdrage aan Agentschap RWS

11.241

9.352

8.120

7.194

7.659

7.831

‒ 172

 

Waarvan bijdrage aan RVO

6.966

0

417

729

1.598

0

1.598

 

Waarvan bijdrage NEA

3.601

0

0

0

0

0

0

 

Overige bijdragen aan agentschappen

430

439

0

80

83

0

83

 

Bijdrage aan medeoverheden

63.316

42.600

15.480

631

8.313

5.814

2.499

 

Waarvan DuMo

28.638

0

0

0

0

0

0

 

Waarvan aan Caribisch Nederland

13.500

11.038

9.820

0

8.313

5.694

2.619

 

Waarvan Regionale bijdrage MIRT

21.178

31.562

5.660

631

0

120

‒ 120

 

Overige bijdrage aan medeoverheden

0

0

0

0

0

0

0

 

Bijdragen aan internationale organisaties

745

500

0

0

0

0

0

 

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

294

669

3.782

730

12.127

508

11.619

2

         

2 Verkeersveiligheid

25.089

51.575

20.053

22.368

35.155

52.208

‒ 17.053

 

Opdrachten

5.506

6.629

5.298

4.462

5.679

3.999

1.680

 

Verkeersveiligheid

5.506

6.629

4.233

4.462

5.679

3.999

1.680

 

Overige opdrachten

0

0

1.065

0

0

0

0

 

Subsidies

9.697

10.404

10.847

10.325

11.868

10.112

1.756

 

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV)

4.034

4.121

4.243

4.250

4.367

4.270

97

 

Veilig Verkeer Nederland (VNN)

3.868

3.844

3.948

4.041

4.102

4.139

‒ 37

 

Waarvan Alert

1.002

1.029

0

0

0

0

0

 

Overige Subsidies

793

1.410

2.656

2.034

3.399

1.703

1.696

 

Bijdragen aan agentschappen

831

879

755

757

743

689

54

 

Bijdrage aan Agentschap RWS

831

879

755

757

743

689

54

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

30

30

30

30

33

0

33

 

Overige bijdragen

30

30

30

30

33

0

33

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

9.025

33.633

3.123

3.328

3.135

1.408

1.727

 

Waarvan bijdrage aan CBR

7.320

32.058

2.500

1.585

2.034

1.408

626

 

Waarvan bijdrage aan het RDW

1.677

1.575

403

0

0

0

0

 

Overige bijdragen aan ZBO's/RWT's

28

0

220

1.743

1.101

0

1.101

 

(Schade)vergoedingen

0

0

0

3.466

13.697

36.000

‒ 22.303

3

Stint

0

0

0

3.466

13.697

36.000

‒ 22.303

 
         

3 Slimme en Duurzame Mobiliteit

34.187

125.157

199.879

286.124

387.275

421.547

‒ 34.272

 

Opdrachten

71

23.694

25.094

33.394

44.900

245.865

‒ 200.965

4

Reservering Klimaatakkoord

0

0

0

0

0

64.294

‒ 64.294

 

Duurzame Logistiek

0

6.079

0

11.346

0

0

0

 

Innovatie en Intelligentie Transportsystemen

0

0

8.110

7.031

7.845

12.522

‒ 4.677

 

Programma vergroening reisgedrag

0

6.247

1.371

1.187

1.099

42.532

‒ 41.433

 

Verkeersemissies

0

0

58

216

375

3.279

‒ 2.904

 

Programma fiets

0

0

0

4.813

0

0

0

 

NGF: Dutch Metropolitan Innovations

0

0

0

1.862

10.055

16.392

‒ 6.337

 

Beter Benutten

71

9.278

0

0

0

0

0

 

Elektrisch vervoer

0

1.820

0

2.546

0

0

0

 

Reservering Terugsluis VWH

0

0

0

0

0

55.000

‒ 55.000

 

KF: Laadinfra wegverkeer

0

0

0

0

233

27.660

‒ 27.427

 

KF: Laadinfra bouw

0

0

0

0

0

4.000

‒ 4.000

 

Overige opdrachten

0

270

15.555

4.393

25.293

20.186

5.107

 

Subsidies

11.809

51.722

131.753

210.974

259.368

158.996

100.372

5

Duurzame Mobiliteit

0

23.693

22.555

12.146

23.226

7.123

16.103

 

Elektrisch Vervoer

11.809

26.620

79.464

138.396

134.941

113.124

21.817

 

Laad en AanZET

0

0

0

0

50.136

0

50.136

 

Bronmaatregelen stikstof

0

0

28.286

58.382

37.509

36.443

1.066

 

KF: Laadinfra wegvervoer

0

0

0

0

8.867

0

8.867

 

KF: Laadinfra Bouw

0

0

0

0

1.360

0

1.360

 

Overige subsidies

0

1.409

1.448

2.050

3.329

2.306

1.023

 

Bijdragen aan Agentschappen

0

17.251

21.096

24.380

26.902

8.386

18.516

6

Bijdrage aan Agentschap RWS

0

2.994

3.446

4.168

4.634

1.747

2.887

 

Bijdrage aan Agentschap NEA

0

3.905

4.705

4.977

5.179

6.257

‒ 1.078

 

Bijdrage aan Agentschap RVO

0

10.352

12.582

14.767

16.699

382

16.317

 

Bijdrage aan Agentschap RIVM

0

0

363

468

390

0

390

 

Bijdragen aan medeoverheden

22.307

30.520

20.320

17.092

51.702

8.300

43.402

7

Duurzame Mobiliteit

0

6.030

5.547

8.440

37.928

7.300

30.628

 

Mobiliteit en Gebieden

22.307

24.490

14.773

4.014

591

1.000

‒ 409

 

Overige bijdragen aan medeoverheden

0

0

0

4.638

13.183

0

13.183

 

Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

0

954

40

284

768

0

768

 

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

1.016

1.576

0

3.635

0

3.635

 
         

Ontvangsten

5.012

2.672

3.157

4.072

8.619

5.782

2.837

 
         
Tabel 30 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

281.913

341.514

266.980

417.039

497.516

388.768

108.748

Waarvan garantieverplichtingen

31.000

68.800

0

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen

250.913

272.714

266.980

417.039

497.516

388.768

108.748

Onderstaand wordt op het niveau van financieel instrument, de verplichtingen en ontvangsten een toelichting gegeven op de verschillen (de mutaties) tussen de begroting en de realisatie. Zie voor de gehanteerde norm de toelichting ‘normering jaarverslag’ zoals opgenomen in de leeswijzer.

  • 1. Op dit artikel is voor € 108,7 miljoen meer verplicht dan oorspronkelijk geraamd. Het betreft een saldo van diverse mutaties en verplichtingenschuiven, waarvan de belangrijkste zijn:

    • Een verhoging van de verplichtingen met € 141 miljoen voor de openstelling van de subsidieregelingen van elektrisch vervoer SEPP en SEBA (€ 86 miljoen) en de subsidieregelingen Laad en AanZET (€ 55 miljoen).

    • De Schaderegeling STINT is in 2024 opengesteld in plaats van in 2023. Hiervoor zijn de verplichtingen met € 13,6 miljoen verhoogd.

    • Een verhoging van de verplichtingen van € 12,1 miljoen als gevolg van extra kosten van RVO voor de uitvoering van de verschillende subsidieregelingen op dit artikel.

    • Een bijstelling van de gerealiseerde verplichtingen van ‒ € 58 miljoen voor de door RVO uitgevoerde subsidieregelingen.

  • 6. De hogere uitgaven van € 11,6 miljoen betreffen de kosten voor aanvullende uitvoeringstoetsen door het RDW voor het programma Voertuig en Digitale Infrastructuur. Het hiervoor benodigde budget is overgeboekt uit het Mobiliteitsfonds.

  • 7. In 2024 is de compensatieregeling STINT opengesteld en uitgekeerd. Als gevolg van minder aanvragen zijn minder uitgaven gerealiseerd dan oorspronkelijk geraamd (- € 22,3 miljoen).

  • 8. Op de opdrachten is per saldo € 201 miljoen minder uitgaven gerealiseerd als gevolg van:

    • Reservering Klimaatakkoord (- € 64,3 miljoen): Vanuit de reservering Klimaatakkoord zijn budgetten overgeboekt naar het financieel instrument subsidies voor de regelingen voor elektrisch vervoer (€ 32,2 miljoen) en de regeling voor SWiM (€ 14,2 miljoen). Verder is voor € 6,6 miljoen aan middelen in het kader van Veilig, Slim en Duurzaam overgeboekt naar het financieel instrument bijdrage medeoverheden. Ook is er € 11 miljoen overgeboekt naar het instrument bijdragen aan agentschappen voor de uitvoeringskosten van de RVO.

    • Innovatie en intelligente transportsystemen (- € 4,7 miljoen): Deze middelen zijn omgezet naar bijdragen aan medeoverheden voor de tijdelijke stimuleringsregeling slim, veilig, doelmatig en duurzaam gebruik van mobiliteitsinfrastructuur.

    • Programma Vergroening Reisgedrag (- € 41,4 miljoen): vanuit deze reservering zijn middelen binnen artikel 14 overgeboekt naar het juiste financiele instrument waaronder subsidies voor elektrische bestelauto’s, touringcarbussen en trucks en bijdrage medeoverheden voor de specifieke uitkering Schone Lucht Akkoord (€ 35,4 miljoen). Daarnaast is € 6 miljoen overgeboekt naar het Mobiliteitsfonds voor investeringen in de fiets infrastructuur.

    • Verkeersemissies (- € 2,9 miljoen): Deze middelen zijn overgeboekt naar het Ministerie voor Economische Zaken, ten behoeve van onderzoeksopdrachten van TNO in het kader van verkeersemissies.

    • NGF DMI (- € 6,3 miljoen): Door een vertraging in het aangaan van verschillende contracten is € 6,3 miljoen minder gerealiseerd aan uitgaven. Er is € 6,3 miljoen aan NGF-middelen in het kader van Dutch Metropolitan Innovations (DMI) naar komende jaren geschoven, omdat de kasuitputting een ander kasritme blijkt te hebben.

    • Reservering Terugsluis VWH (- € 55 miljoen): de middelen voor de reservering terugsluis VWH zijn overgeboekt naar de subsidieregelingen Laad en AanZET, om zero-emissievrachtvervoer te stimuleren.

    • Laadinfra Wegverkeer (- € 27,4 miljoen): Het gaat hier om budget wat is overgeboekt naar het financieel instrument subsidies ten behoeve van de subsidieregelingen private laadinfrastructuur (SPriLa) en publieke laadinfrastructuur (SPuLa)

    • Laadinfra Bouw (- € 4 miljoen): Dit is overgeboekt naar het financieel instrument bijdragen aan medeoverheden ten behoeve van de specifieke uitkeringen voor basisnetwerk voor logistiek laden (LoLa) en de regeling Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023 ‒ 2030.

    • Overige opdrachten (€ 5 miljoen): Het resterende saldo wordt verklaard door diverse kleinere mutaties onder overige opdrachten.

  • 18. Op de subsidies voor slimme en duurzame mobiliteit is in 2024 € 100,3 miljoen meer gerealiseerd vanwege een grotere animo voor de regelingen dan aanvankelijk gedacht. Het gaat hier om:

    • € 16,1 miljoen voor de subsidies voor duurzame mobiliteit.

    • Subsidies voor elektrisch vervoer van € 21,8 miljoen (SEPP, SEBA)

    • € 50,1 miljoen voor de regelingen Laad en AanZET

    • € 1,1 miljoen voor de regelingen gericht op bronmaatregelen stikstof (SSEB).

    • En de regelingen gericht op laadinfra wegvervoer en bouw met € 10,2 miljoen.

  • 24. De hogere bijdragen aan agentschappen (€ 18,5 miljoen) zijn met name het gevolg van hogere uitvoeringskosten van de RVO voor het uitvoeren van de diverse subsidieregelingen op dit artikel (€ 16,3 miljoen). Daarnaast is € 2,9 miljoen aanvullend budget aan RWS beschikbaar gesteld voor het beschikbaar stellen van BOA-capaciteit en het ondersteunen van de aanleg van een landelijk dekkend laadnetwerk voor elektrische vrachtvoertuigen op verzorgingsplaatsen.

  • 25. De hogere bijdrage aan medeoverheden (€ 43,4 miljoen) komt voornamelijk door het overboeken van middelen van EZK voor de Nationale Agenda Laadinfrastructuur naar de specifieke uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur 2023-2030 (€ 13 miljoen) voor hogere kosten Zero-emissie bussen en Nationale aanpak laadinfrastructuur. Daarnaast is er aanvullend € 30 miljoen ingezet om het programma zero-emissiebussen verder te stimuleren.

Onderstaand is per artikelonderdeel, zoals opgenomen in de budgettaire tabel, voor de financiële instrumenten zoveel mogelijk aangegeven waarvoor de financiële overdracht in het jaar 2024 is aangewend.

1 Netwerk (€ 42,8 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 13,0 miljoen).

  • Wegverkeersbeleid (€ 5,3 miljoen): dit betreffen voornamelijk (onderzoeks)opdrachten van het ministerie van IenW op het gebied van verkeers- en wegmaatregelen. Dit zijn onder meer opdrachten in het kader van onderzoeken naar geluid en campagnes voor duurzame mobiliteit (waaronder elektrische deelauto’s, ‘Kies de beste band’, bandcheck en bandenspanning).

  • Voertuigen en Digitale Infrastructuur (€ 6,5 miljoen): Dit betreft (onderzoeks)opdrachten op het gebied van Voertuigen en Digitale infrastructuur. Het gaat hier onder andere om zes contracten met servers providers (Kia, TomTom, enz.) om data voor bijvoorbeeld aankomende nood- en hulpdiensten, waarschuwingen voor naderende files en rode kruizen bij afgesloten rijbanen te leveren. Door middel van deze samenwerking met de zes contractanten kan Nederland bepaalde prioritaire veiligheidsinformatie bij de weggebruiker in de auto krijgen. Het gaat daarnaast om een opdracht om een botsproef uit te laten voeren in het kader van het lidmaatschap van het ministerie van EuroNCAP. Dit is een organisatie die zich inzet voor het verder verbeteren van de veiligheid van auto’s in Europa.

  • Overige opdrachten (€ 1,3 miljoen): Dit betreft uitgaven aan diverse (onderzoeks)opdrachten van gedrag- en vraagbeïnvloeding en het meerjarenprogramma MIRT.

Bijdragen aan agentschappen (€ 9,3 miljoen).

  • RWS (€ 7,7 miljoen): De bijdrage aan RWS heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS heeft in 2024 onder meer capaciteit ingezet voor de advisering op verschillende onderzoeken op het gebied van MIRT-verkenningen en de implementatie van het BKN.

  • RVO (€1,6 miljoen): Dit betreft de uitgaven aan de Specifieke Uitkering Regionale Aanpak Laadinfrastructuur met betrekking tot het delen van voertuigen. De overige uitgaven aan deze Specifieke Uitkering worden verantwoord onder artikelonderdeel 3. Slimme en Duurzame Mobiliteit.

  • Overige bijdrage aan agentschappen (€83.000,-): Dit betreft een incidentele bijdrage aan RVO voor de uitvoering van de subsidieregeling Digitale infrastructuur voor Toekomstbestendige Mobiliteit.

Bijdragen aan medeoverheden (€ 8,3 miljoen).

  • Dit betreft een structurele bijdrage voor het meerjarenprogramma 2024 t/m 2027 met betrekking tot infrastructurele doelen. Voor Bonaire is dit € 5,8 miljoen (voor de jaren 2026 en 2027) en St. Eustatius € 2,5 miljoen (voor de jaren 2024 en 2025). 

Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 12,1 miljoen).

  • Dit betreft voor een groot deel de uitvoeringstoetsen die de RDW uit heeft gevoerd als gevolg van nieuwe wet-, en regelgeving. Het gaat hier met name om kosten in het kader van de (voorbereiding van) de implementatie van de wettelijke taken van de RDW als typegoedkeuringsautoriteit op het vlak van voertuigautomatisering. Het betreft de voorbereiding van de implementatie van internationale regelgeving R157 (ALKS) en R171 (DCAS). Ook behelst het een bijdrage aan de MITC – Testfaciliteit van de RDW (Mobiliteit en Infrastructuur Test Centrum).

2 Verkeersveiligheid (€ 35,2 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 5,7 miljoen).

  • Onder opdrachten vallen de onderzoeken en activiteiten die gerelateerd zijn aan de uitvoering van het Landelijk Actieplan Verkeersveiligheid, dat een onderdeel vormt van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2030 zoals beleidsontwikkeling voor beginnende bestuurders, maatregelen fietsveiligheid, het verbeteren van de verkeersveiligheid voor specifieke doelgroepen (bijv. ouderen). Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt onder meer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd (onder andere BOB en MONO). De uitgaven hiervoor worden voor een groot deel aan RWS gedaan. Onder dit artikel vallen ook opdrachten voor Attentiebordenen de bijdrage aan de Commissie Rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en diverse (onderzoeks)opdrachten met betrekking tot verkeersveiligheid.

Subsidies (€ 11,9 miljoen).

  • Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) (€ 4,4 miljoen) en Veilig Verkeer Nederland (VNN) (€ 4,1 miljoen): Er zijn in 2024 subsidies verstrekt aan de maatschappelijke organisatie Veilig Verkeer Nederland (VVN) en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV). Zij voeren projecten uit en leveren maatschappelijke producten in het kader van de verkeersveiligheid. Het gaat zowel om wetenschappelijk onderzoek als om kennisverspreiding op het gebied van verkeersveiligheid.

  • Overige subsidies (€ 3,4 miljoen): In 2024 zijn onder andere subsidies verstrekt aan VeiligheidNL ten behoeve van het verzamelen en verwerken van Ambulancedata en aan VeiligheidNL.

Bijdragen aan agentschappen (€ 0,7 miljoen).

  • De bijdrage aan agentschappen is volledig bestemd voor RWS en heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS heeft in 2024 onder meer capaciteit ingezet voor de advisering op verschillende onderzoeken op het gebied van verkeersveiligheid.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 3,1 miljoen).

  • Dit betreft de regulier bijdrage aan CBR voor vorderingenonderzoek medisch en rijvaardigheid.

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties (€33.000,-).

  • Dit betreft een uitgave voor het programma «New Car Assesment» voor de contributie aan EuroNCAP.

Schadevergoedingen (€ 13,7 miljoen).

  • Dit betreft de bijdrage voor de afhandeling van de schadevergoeding voor het gebruik van de Stint als gevolg van een uitspraak van de Raad van State van 22 december 2021.

3 Slimme en duurzame mobiliteit (€ 387,3 miljoen)

De volgende financiële instrumenten zijn ingezet:

Opdrachten (€ 44,9 miljoen).

  • Innovatie en intelligente transportsystemen (€ 7,8 miljoen). De opdrachten in het kader van Innovatie en Intelligente Transportsystemen hebben voor het grootste deel betrekking op opdrachten die het Rijk centraal aangaat ten behoeve van de regio overstijgende uitgaven in het kader van Veilig, Slim en Duurzaam.

  • Programma vergroening reisgedrag (€ 1,1 miljoen). Dit betreft uitgaven voor verschillende manieren om duurzaam reisvervoer en –gedrag te stimuleren, bijvoorbeeld rond thuiswerken, opschalen deelmobiliteit, veranderingen in de cultuur en werkwijze (sociale innovatie), minder vliegen en stimuleren (internationale) treinreizen.

  • NGF: Dutch Metropolitan innovations (€ 10,1 miljoen). Het project Dutch Metropolitan innovations draagt bij aan samenhang en samenwerking in het fysieke domein gericht op slimme, duurzame verstedelijking en mobiliteit in Nederland met als doel bij te dragen aan het realiseren van een digitale infrastructuur voor het delen en gebruiken van data in het fysieke domein t.b.v. slimme en duurzame verstedelijking en mobiliteitstransitie.

  • Overige opdrachten (€ 25,3 miljoen). De overige opdrachten hebben voornamelijk betrekking verduurzamen mobiliteit en diverse (onderzoeks)opdrachten in het kader van slimme en duurzame mobiliteit.

Subsidies (€ 259,4 miljoen)

  • Duurzame Mobiliteit (€ 23,2 miljoen). Dit betreft de Tijdelijke Subsidieregeling Zero-Emissie Mobiliteit (€ 14,6 miljoen), Subsidieregeling DKTI 2021 (€ 3,7 miljoen), subsidie aan NKL, VER en Elaad (€ 2,1 miljoen), Subsidieregeling Aanschaf Emissieloze Touringcars (STour) (€ 1,4 miljoen) en enkele kleinere subsidies (€ 1,4 miljoen).

  • Elektrisch vervoer (€ 135 miljoen). Dit betreffen de bijdragen voor de stimuleringsregeling elektrische personenauto's particulieren (SEPP), de stimuleringsregeling Emissieloze bedrijfsauto's (SEBA) en de aanschafsubsidie Zero-Emissie Trucks (AanZET). De SEPP heeft tot doel het stimuleren van de aanschaf en lease van volledig elektrisch personenauto’s in de kleinere en compacte middenklasse door particulieren, teneinde de emissie van CO2 te verminderen (€ 93 miljoen). De SEBA heeft tot doel de ingroei van elektrische bestel- en vrachtauto’s te versterken (€ 31 miljoen). De AanZET is voor ondernemers en non-profitorganisaties die een nieuwe, volledig emissieloze vrachtauto willen kopen of financial-leasen (11 miljoen).

  • Bronmaatregelen stikstof (€ 37,5 miljoen). Dit betreft de subsidieregeling schoon en emissieloos bouwmaterieel. Met deze subsidieregeling wordt de bouwsector in staat gesteld op korte termijn zijn vervuilende materieel te vervangen door emissievrij materieel dat nu nog hogere kosten kent maar wel reeds beschikbaar is of om te bouwen naar emissiearm materieel in geval van lange afschrijvingstermijnen.

  • Laad en AanZET (€ 50,1 miljoen). Dit betreft de subsidie aan de Zero-Emissie Trucks die gefinancierd worden uit de terugsluismiddelen van de Vrachtwagenheffing.

  • KF: Laadinfra wegvervoer (€ 8,9 miljoen). Dit betreft een subsidie gefinancierd uit het Klimaatfonds en is bestemd voor wegvervoer. Een groot deel van de middelen is bestemd voor de subsidieregelingen publieke logistieke laadinfrastructuur (SPuLa) en private laadinfrastructuur (SPriLa) die in 2024 is opengesteld en heeft betrekking op vrachtvervoer, logistiek laden, taxi’s en OV bussen. Deze subsidies worden door de RVO uitgevoerd.

  • KF: Laadinfra bouw (1,4 miljoen). Dit betreft middelen uit het Klimaatfonds en is bestemd voor de subsidieregelingen voor laadinfrastructuur ten behoeve van de bouw. Deze middelen zijn ingezet via de nieuwe regeling voor private laadinfrastructuur, publieke laadinfrastructuur en via de bestaande Subsidieregeling Schoon en Emissieloos Bouwmaterieel (SSEB).

  • Overige subsidies (€ 3,3 miljoen). Dit betreft met name subsidies aan Wandelnet, Fietsplatform, de Fietsersbond, de Dutch Cycling Embassy en subsidies aan Kennisplatform CROW, Coalitie Anders Reizen en Platform 31 in het kader van Deelmobiliteit.

Bijdragen aan agentschappen (€ 26,9 miljoen).

  • RWS (€ 4,6 miljoen). De bijdrage aan RWS heeft betrekking op de inzet van de kennis en kunde van RWS in het kader van beleidsondersteuning en advies (BOA). RWS heeft in 2024 onder meer capaciteit ingezet voor de advisering op verschillende onderzoeken op het gebied van Elektrisch Vervoer, actieve mobiliteit en verduurzaming in logistiek.

  • NEA (€ 5,2 miljoen). Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenW voor het uitvoeren van onder andere wettelijke taken op het gebied van Energie Vervoer (hernieuwbare energievervoer en brandstoffen luchtverontreiniging) een opdracht aan de NEa .

  • RVO (€ 16,7 miljoen). Aan het RVO wordt een deel van de beleidsuitvoering van een groot scala aan subsidieregelingen, zoals subsidies elektrisch vervoer en subsidies bronmaatregelen,uitbesteed.

  • RIVM (€ 0,4 miljoen). Aan het RIVM is een bijdrage van € 0,4 miljoen verstrekt voor verschillende werkzaamheden.

Bijdragen (inter-)nationale organisaties (€ 0,8 miljoen).

Dit betreft verstrekte bijdragen aan internationale organisaties op het gebied van duurzame mobiliteit.

Bijdragen aan medeoverheden (€ 51,7 miljoen).

  • Duurzame Mobiliteit (€ 37,9 miljoen). De bijdragen aan medeoverheden betreffen de specifieke uitkeringen voor zero emissie bussen (€ 19,7 miljoen). Verder is er in het kader van Regionale Aanpak Laadinfra € 16,4 miljoen beschikbaar gesteld aan de zes NAL-regio's en voor de Spuk SLA Brom-snor € 1,9 miljoen.

  • Mobiliteit en Gebieden (€ 0,6 miljoen). Aan verschillende gemeenten zijn kleinere SPUK's verleend in het kader van innovatie in de mobiliteit.

  • Overige bijdragen aan medeoverheden (€ 13,2 miljoen). In het kader van het Klimaatfonds aan de zes NAL-regio's zijn middelen beschikbaar gesteld ten behoeve van de Regionale Aanpak Laadinfra.

Bijdragen aan ZBO's/RWT's (€ 3,6 miljoen).

Dit betreft bijdragen verstrekt aan de RDW voor onderzoeken naar verbetering effectiviteit terugroepacties.

Ontvangsten (€ 8,6 miljoen).

De ontvangsten hebben betrekking op entreegelden van nieuwe toetreders van de Stichting Buisleidingstraat en op de inning van van bestuurlijke boetes door de ILT in het kader van het wegtransport, o.a. overtredingen van de Arbeidstijdenwet en het Arbeidstijdenbesluit vervoer.

Tabel 31 Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2024

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Mobiliteitsfonds

3.676.814

 

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet

41.362

 

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet

3.718.176

Waarvan

  

12.01

Exploitatie

8.474

12.02

Onderhoud en vernieuwing

1.147.514

12.03

Ontwikkeling

648.267

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

1.141.593

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

772.328

Tabel 32 Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.08 ZuidasDok van het Mobiliteitsfonds (bedragen x € 1.000)
  

2024

 

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.08 ZuidasDok van het Mobiliteitsfonds

121.439

 

Andere ontvangsten van artikelonderdeel 17.08 ZuidasDok

39.398

 

Totale uitgaven op artikel 17.08 Zuidasdok

160.837

Waarvan

  

17.08.01

Zuidasdok

160.837

29

Een ernstig verkeersgewonde is in Nederland na 2020 gedefinieerd als een slachtoffer dat als gevolg van een verkeersongeval opgenomen wordt in een ziekenhuis met een letselernst van MAIS3+ en daaraan niet binnen 30 dagen overlijdt. Ook internationaal en in de medische wereld wordt een dergelijke definitie aangehouden voor (verkeers)slachtoffers met ernstig letsel. In de oude definitie tot en met 2020 werden ook de «matig ernstig verkeersgewonden» meegenomen met een letselernst van MAIS2.

Licence