Base description which applies to whole site

1. Baten en Lasten

Tabel 1 Meerjaren baten en lasten (bedragen in EUR 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

A Baten

       

Opbrengst

moederdepartement

17 242

35 330

22 382

32 776

28 814

30 148

30 048

opbrengst derden

150

325

325

325

325

325

325

rentebaten

2

5

5

10

10

15

15

Totale baten

17 394

35 660

22 712

33 111

29 149

30 488

30 388

        

B Lasten

       

apparaatskosten

       

– personele kosten

1 382

3 886

2 462

3 605

3 169

3 316

3 305

– materiële kosten

14 663

30 737

19 472

28 515

25 068

26 229

26 142

rentelasten

2

7

25

29

29

29

afschrijvingskosten

       

– materieel

389

450

450

450

400

400

400

Dotaties voorzieningen

 

5

5

5

5

5

5

Totale lasten

16 434

35 080

22 396

32 550

28 671

29 979

29 881

        

C Saldo van baten en lasten

960

580

316

561

478

509

507

A. Baten

Opbrengsten moederdepartement

In onderstaande tabel worden de financiële waarden weergegeven van de verleende en verwachte opdrachten per product.

Tabel 2 Productie (bedragen in EUR 1 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

ECP-opdracht 1

4 887

5 652

2 239

ECP-modules

14 405

9 417

14 405

14 405

15 739

15 689

BSOD-modules

2 640

5 175

2 867

6 037

4 313

4 313

4 262

Marktinformatie-modules

5 320

3 344

4 180

3 344

3 344

3 344

3 344

Training-modules

7 110

6 294

5 335

6 291

6 291

6 291

6 291

Strategische advisering

360

483

360

361

361

361

ITC

100

100

100

100

100

100

Korting extra productie

– 2 715

      

Totaal

17 242

35 330

22 382

32 776

28 814

30 148

30 048

De productie die voor 1 januari 2006 is opgestart wordt afgerekend tegen kostprijs (ex-post). Productie die vanaf 1 januari 2006 is gestart wordt afgerekend tegen vooraf vastgestelde prijzen (ex-ante). Als efficiencyprikkel en om het risico uit te sluiten dat kosten van de nieuwe productie (vanaf 1 januari 2006) ten onrechte wordt toegerekend aan de oude productie, is een vast bedrag voor het totaal van de oude productie bepaald. Ook zijn er marges ingebouwd binnen welke de prijs en de aantallen dienen te bewegen.

Met ingang van 2010 wordt afgerekend tegen de kostprijs van het herziene kostprijsmodel. In de nieuw vastgestelde verkoopprijzen zit een tijdelijke discrepantie qua prijsstelling. Deze vloeit voort uit het gegeven dat met de nieuwe prijzen rekening is gehouden met het nieuwe landenbeleid ( en de daarmee moeilijkere werkomgeving voor het CBI) en de daaraan gekoppelde hogere kostprijs. In de lopende programma’s nemen bedrijven deel uit landen die goedkoper waren klaar te stomen voor de EU markt. Dit gegeven wordt tijdelijk gecompenseerd door een kortingspercentage, dit is reeds meegenomen in de productiecijfers.

Opbrengst derden

In het licht van de complementariteit tussen CBI producten en programma’s van onder andere de Europese Commissie en de Wereldbank worden additionele opdrachten verwacht.

Van organisaties uit Europa, waaronder Zwitserland en Zweden, worden additionele opdrachten verwacht voor het product marktinformatie.

Daarnaast wordt door de aan programma’s en trainingen deelnemende bedrijven en organisaties een eigen bijdrage (commitment fee) betaald.

Rentebaten

De rentebaten worden verkregen door het positieve saldo op de rekening courant bij de Rijkshoofdboekhouding. Het vermelde bedrag is een schatting op basis van ervaringscijfers.

B. Lasten

Personele kosten

In 2011 werken er bij het CBI 12 fte ambtenaren en 33 fte niet-ambtenaren. De personele lasten bedragen in 2011 EUR 2.7 miljoen.

Het verschil tussen de personele uitgaven (volgens het kasstelsel) en personele lasten (volgens het baten- lastenstelsel) wordt veroorzaakt door productie met een productietijd van meer dan één jaar. Voor deze productie worden de personele uitgaven, voor zover die verband houden met productie die nog niet is opgeleverd, aan het onderhanden werk toegevoegd. Pas in het jaar dat de productie wordt opgeleverd worden deze uitgaven als last genomen. Een gevolg van deze systematiek is dat de personele uitgaven in 2011 voor een gedeelte als personele lasten worden genomen in latere jaren.

Materiële kosten

Tabel 3 Categorieën materiële kosten (bedragen in EUR 1 000)

Uitbesteding ondersteunende werkzaamheden

158

Huisvestingskosten (huur, schoonmaak, energie, diensten)

554

Kantoor, o.a. mailings, porti, alg. drukwerk, telefoon, fax

232

Algemeen, o.a. representatie

181

Bankkosten en koersverschillen

29

Onttrekking aan onderhanden werk

– 1 122

  

Externe experts, o.a. honoraria en reis- en verblijfskosten

13 371

Deelnemers aan seminars en beurzen, o.a. reis- en verblijfskosten

3 084

Organisatie seminars, o.a. logistieke ondersteuning

563

Organisatie/deelname beurzen, o.a. beurshuur en standbouw

1 169

CBI-publikaties, o.a. honoraria, drukwerk, porti

1 253

Totaal

19 472

Het CBI is gehuisvest in de Beurs-WTC in Rotterdam. In 2011 wordt de kantoor- en archiefruimte gehuurd van de Rijksgebouwendienst voor een huurbedrag van EUR 330 000,–.

Rentelasten

De rentelasten vloeien voort uit rente- en aflossingsdragend vermogen dat via de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën zal worden verkregen.

Afschrijvingskosten

De materiële vaste activa bestaat uit: inventaris, hard- en software en verbouwingen. De afschrijvingstermijnen zijn respectievelijk 5 jaar, 3 jaar, en 5 jaar.

Dotaties aan voorzieningen

CBI houdt een voorziening aan voor dubieuze debiteuren. Deze voorziening is bedoeld voor de opvang van het risico van wanbetaling door contractpartijen.

C. Saldo van baten en lasten

Het resultaat wordt aan het vermogen van het agentschap toegevoegd.

Licence