Base description which applies to whole site

6. Financieel beeld zorg

1. Inleiding

In dit hoofdstuk staan de premiegefinancierde zorguitgaven centraal. Voor deze zorguitgaven geldt een ander regime dan voor de begrotingsgefinancierde uitgaven, namelijk het budgettair kader zorg (BKZ). In deze bijlage wordt het BKZ en de uitgaven die daaronder vallen behandeld.

Paragraaf 2 beschrijft de definitie van het BKZ en de uitgavenbegrippen. De gebruikte informatiebronnen komen in paragraaf 3 aan de orde. De ontwikkeling van de uitgaven onder het BKZ wordt in paragraaf 4 behandeld. Daar is tevens een totaaloverzicht opgenomen van de maatregelen en beleidsvoornemens zoals die in de artikelen zijn genoemd. De financiering van de zorguitgaven en de ontwikkeling van de premies Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) en Zorgverzekeringswet (Zvw) worden in paragraaf 5 behandeld.

2. BKZ en uitgavenbegrippen

Het kabinet Balkenende IV heeft in het coalitieakkoord afspraken vastgelegd over het financieel kader 2008–2011. Er zijn drie uitgavenkaders afgesproken, het kader rijksbegroting in enge zin (RBG-eng), het kader sociale zekerheid en arbeidsmarkt (SZA) en het budgettair kader zorg (BKZ). Deze uitgavenkaders staan ook wel bekend als de ijklijnen en zijn vastgelegd in reële termen. Daarbij is de afspraak gemaakt dat de uitgavenkaders gaandeweg het jaar aangepast worden aan de ontwikkeling van de prijs nationale bestedingen (pNB). Ieder voorjaar wordt deze prijsaanpassing voor het dan lopende jaar definitief vastgesteld.

Uitgaven die vallen onder het BKZ zijn de zorguitgaven die behoren tot het verzekerde pakket van de Zvw en de AWBZ. Daarnaast vallen onder het BKZ ook de bedragen die in het Gemeentefonds beschikbaar zijn gesteld voor de zorgkosten die gemeenten door de invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) dragen. Deze bedragen staan niet op de VWS-begroting, maar op de begroting van het Gemeentefonds. Verder vallen een deel van de kosten van de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg), de uitgaven van voorzieningen voor zorg en welzijn op de eilanden Bonaire, Sint Eustatius en Saba (BES-eilanden) en de opleidingskosten voor de erkende medische en tandheelkundige specialismen en voor een aantal medische specialisaties onder het BKZ. Deze kosten worden vanuit de begroting gefinancierd en op de VWS-begroting verantwoord. Ten slotte zijn er bedragen voor zorguitgaven gereserveerd op de begroting van het ministerie van Financiën die vallen onder het BKZ, dit zijn onder andere loon- en prijsbijstellingen voor de begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven. Al deze uitgaven samen worden de BKZ-uitgaven genoemd.

De BKZ-uitgaven worden ook wel naar de voornaamste financieringsbron premiegefinancierde (zorg)uitgaven of premie-uitgaven genoemd. In werkelijkheid worden de BKZ-uitgaven niet alleen gefinancierd uit de premieheffing Zvw en AWBZ, maar ook uit rijksbijdragen en eigen betalingen van de zorggebruikers.

De BKZ-uitgaven verminderd met de BKZ-ontvangsten (waaronder het eigen risico Zvw en de eigen betalingen AWBZ) worden de netto-BKZ-uitgaven genoemd. Deze netto-BKZ-uitgaven worden getoetst aan het door het kabinet vastgestelde werkelijk kader/BKZ. Voor de BKZ-uitgaven vermeerderd met de BKZ-ontvangsten wordt de term bruto-BKZ-uitgaven gehanteerd.

3. Gebruikte informatiebronnen

De financiële informatievoorziening voor de bepaling van de uitgaven onder het BKZ komt tot stand door getrapte aanlevering. Verzekeraars en instellingen leveren gegevens aan de zogenoemde gegevensleveranciers; verzekeraars leveren de financieringsgegevens (schadelast) aan het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) en verzekeraars en instellingen leveren de budgetgegevens aan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa). Deze leveren op hun beurt geaggregeerde gegevens aan bij VWS.

College voor Zorgverzekeringen

De gegevens die het CVZ verstrekt over de Zvw zijn na het verschijnen van het jaarverslag 2009 en de eerste suppletore begroting 2010 geactualiseerd. Dit betreft gegevens op basis van de jaarstaten van de zorgverzekeraars. Voor de AWBZ zijn de gegevens voornamelijk gebaseerd op de bevoorschotting door het Centraal Administratiekantoor (CAK).

Door het CVZ is op hoofdlijnen gekeken naar de plausibiliteit van de verstrekte gegevens en door het CVZ zijn relatief geringe correcties doorgevoerd op de aangeleverde gegevens.

Nederlandse Zorgautoriteit

Voor de gebudgetteerde sectoren (waaronder ziekenhuizen en AWBZ-instellingen die zorg in natura leveren) ontvangt VWS informatie over de budgetontwikkeling van de NZa. Over het jaar 2009 zijn deze gegevens gebaseerd op de tussen de instellingen en de zorgverzekeraars/zorgkantoren gemaakte afspraken.

Relatie tussen budgetten en financiering

De financieringsgegevens betreffen de schadelast in het kader van de Zvw en de AWBZ bij verzekeraars en zorgkassen zoals bekend bij het Zorgverzekeringsfonds (Zvf) en het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Tussen budgetten en uitgaven van de verzekeraars en de zorgkassen kunnen echter verschillen optreden, de zogeheten financieringsachterstanden en –voorsprongen. De mutaties in de financieringsachterstanden of –voorsprongen worden ook wel een financieringsschuif genoemd, in paragraaf 4.1 wordt hier nader op ingegaan.

Informatie in het Financieel beeld zorg

Voor de bepaling van de uitgaven onder het BKZ zijn in eerste instantie de financieringsgegevens van belang. Dit zijn CVZ-gegevens over de schadelast in het kader van de Zvw en de AWBZ.

Verbetering van de informatievoorziening

Overschrijdingen van de gebudgetteerde sectoren van het BKZ worden pas definitief nadat de feitelijk gerealiseerde productie door de zorgverzekeraar is geaccordeerd. Dit is, mede vanwege de regelgeving jaarverslaglegging, een half jaar na afloop van het jaar. Vervolgens moet de zorgautoriteit deze cijfers nog toetsen en definitief vaststellen, waarna het ministerie van VWS de cijfers van de zorgautoriteit en hun impact op het BKZ kan verwerken. Ook is het lastig na te gaan welke factoren nu precies verantwoordelijk zijn voor de overschrijdingen. Tegelijkertijd kunnen (ombuigings)maatregelen in de zorg vrijwel niet in het lopende jaar gerealiseerd worden. Dit heeft onder andere te maken met dat de verzekeraars tijdig moeten weten hoe hoog het eigen risico en de omvang van het verzekerd pakket wordt, waardoor in feite alleen maatregelen die in het voorjaar zijn aangekondigd het volgende jaar kunnen ingaan. Hierdoor kunnen uitvoeringstegenvallers in de zorg pas na één of twee jaar worden gecompenseerd. Deze uitvoeringstegenvallers kunnen dus op de lange termijn worden gecompenseerd, maar op de korte termijn kunnen ze ten koste gaan van andere overheidsuitgaven. Op de lange termijn speelt sowieso het risico dat, bij de huidige groei van de zorguitgaven, de betaalbaarheid van de zorg en de solidariteit in het zorgstelsel onder druk komen te staan.

Om de zorguitgaven beter te kunnen beheersen gaat VWS inzetten op een betere aansluiting tussen de budgettaire cyclus en de informatievoorziening. Specifiek ten aanzien van de informatievoorziening betekent dit dat gezocht wordt naar betere aanwending van en eventueel andere dan de tot nu toe gebruikte informatiebronnen, waaruit geput kan worden om de ontwikkeling van de zorguitgaven lopende het jaar te monitoren.

4. Ontwikkeling van de uitgaven onder het BKZ

Het werkelijk kader/BKZ is door het kabinet Balkenende IV vastgesteld in het coalitieakkoord. Gedurende een kabinetsperiode verandert dit kader in principe niet meer, afgezien van kadermutaties, nominale bijstellingen en technische bijstellingen. De kadermutaties (– € 0,7 miljard) betreffen voornamelijk ijklijnmutaties, dit zijn verschuivingen van uitgaven tussen de verschillende kaders.

De nominale bijstelling is het aanpassen van het kader aan de ontwikkeling van de pNB. Hierdoor beweegt het kader mee met een hogere of lagere prijsontwikkeling. Sinds het opstellen van de ontwerpbegroting 2008 is de verwachte prijsontwikkeling gedaald (– € 113 miljoen), waardoor het kader lager uitvalt. Daarnaast is het kader neerwaarts aangepast als gevolg van technische bijstellingen. In het Aanvullende Beleidsakkoord van maart 2009 heeft het kabinet Balkenende IV vastgelegd dat vanaf de ontwerpbegroting 2009 de uitgavenkaders gecorrigeerd worden voor macro-economische ontwikkelingen (– € 1,7 miljard). Dit houdt in dat het kader aangepast is aan het verschil tussen de ontwikkeling van de pNB en de daadwerkelijke ontwikkeling van de lonen en prijzen in de zorg (dit is de zogenaamde ruilvoet).

Als gevolg van alle hierboven genoemde ontwikkelingen is het kader voor 2011 € 2,5 miljard lager dan in de ontwerpbegroting 2008.

De mutaties in de bruto-BKZ-uitgaven en -ontvangsten leiden per saldo tot een verlaging van de netto-BKZ-uitgaven met € 2,7 miljard. Hiervan is € 2 miljard het gevolg van een daling van de verwachte loon- en prijsontwikkeling in de zorg. Daarnaast dalen de zorguitgaven omdat het BKZ – zoals gemeld in de begroting 2010 – een bijdrage levert aan de budgettaire problematiek op andere begrotingen en worden de tegenvallers uit de actualisering van de zorguitgaven 2009 intertemporeel gecompenseerd. In totaal zijn sinds de ontwerpbegroting 2008 de netto-uitgaven voor 2011 € 249 miljoen meer gedaald dan het kader. Voor 2011 is er dan ook sprake van een onderschrijding van het kader van € 249 miljoen.

Tabel 1 Ontwikkeling van het BKZ 2011 (bedragen x € 1 000 000)
 

Bruto-BKZ-uitgaven

BKZ-ontvangsten

Netto-BKZ-uitgaven

BKZ

Overschrijding (+)/Onderschrijding (-)

 

a

b

c=a-b

d

e=c-d

Stand VWS ontwerpbegroting 2008

65 699

3 535

62 163

62 163

 

Stand VWS ontwerpbegroting 2009

65 004

3 326

61 678

61 652

25

Stand VWS ontwerpbegroting 2010

62 737

3 261

59 476

59 744

– 268

Stand VWS ontwerpbegroting 2011

62 615

3 184

59 431

59 680

– 249

Mutatie

– 3 084

– 351

– 2 732

– 2 484

– 249

Bron

VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

4.1. Ontwikkeling BKZ – uitgaven en – ontvangsten 2009 t/m 2015

Tabel 2 laat vanaf de stand ontwerpbegroting 2010 de ontwikkeling van de BKZ-uitgaven en –ontvangsten zien.

Tabel 2 Mutaties in de bruto-BKZ-uitgaven en ontvangsten sinds de ontwerpbegroting 2010 (bedragen x € 1 000 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Bruto-BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2010

57 946,0

59 734,4

62 736,8

66 226,3

69 777,1

73 506,2

73 506,2

        

Productieontwikkelingen, mee- en tegenvallers

       

a. Actualisering zorguitgaven

1 550,5

2 039,8

2 144,2

2 175,2

2 225,2

2 294,7

2 344,7

        

Maatregelen en beleidsaanpassingen

       
        

b. Maatregel medisch specialisten

 

– 137,0

– 137,0

– 137,0

– 137,0

– 137,0

– 137,0

c. Aanvullende tariefsmaatregel medisch specialisten

  

– 136,0

– 136,0

– 136,0

– 136,0

– 136,0

d. Intertemporele compensatie korting medisch specialisten

 

33,0

– 33,0

    

e. ZBC's onder Wmg instrument

   

– 197,0

– 197,0

– 197,0

– 197,0

f. Korting ziekenhuizen

  

– 549,0

– 549,0

– 549,0

– 549,0

– 549,0

g. Onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuissector brengen van bepaalde dure geneesmiddelen

  

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

– 50,0

h. Efficiencymaatregel ambulances

  

– 13,0

– 25,0

– 39,0

– 39,0

– 39,0

i. Farmaceutische hulp

 

– 158,0

– 105,0

– 105,0

– 105,0

– 105,0

– 105,0

j. Uitbreiding inkoopbeleid zorgverzekeraars ten aanzien van geneesmiddelen

  

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

k. Functionele bekostiging eerstelijnsdiagnostiek

  

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

l. Kapitaallasten brief

   

75,0

75,0

75,0

75,0

m. Zorgstandaarden

  

– 40,0

– 75,0

– 75,0

– 75,0

– 75,0

n. Stepped care

  

– 30,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

o. Veiligheidsprogramma's

  

– 15,0

– 15,0

– 15,0

– 15,0

– 15,0

p. Verloskunde

 

10,0

24,0

38,0

38,0

38,0

38,0

q. BES-eilanden

 

1,5

8,5

13,9

16,7

20,4

24,0

r. Beweegkuur opnemen in pakket

  

– 9,0

39,0

0,0

– 11,0

– 21,0

s. Verhoging eigen bijdrage fysiotherapie

  

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

– 30,0

t. Pakketmaatregel tandheelkunde 18–21 jaar

  

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

– 100,0

u. Pakketmaatregel anticonceptie > 21 jaar

  

– 32,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

– 32,0

v. Pakketmaatregel extracties door tandheelkundige specialisten

  

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

– 5,0

w. Pakketmaatregel beperkte vergoeding antidepressiva

  

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

x. Pakketmaatregel mobiliteitshulpen

  

– 20,5

– 20,5

– 20,5

– 20,5

– 20,5

y. Invoering eigen bijdrage tweedelijns ggz

  

– 110,0

– 110,0

– 110,0

– 110,0

– 110,0

z. Bovenbudgettaire vergoedingen omzetten in ZZP prijzen

   

– 20,0

– 20,0

– 20,0

– 20,0

aa. Beëindigen bonus-malusregeling

  

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

– 60,0

bb. Contracteerruimte verlagen

  

– 142,0

– 142,0

– 142,0

– 142,0

– 142,0

cc. Onder contracteerruimte brengen capaciteitsgroei

   

– 100,0

– 150,0

– 200,0

– 250,0

dd. Verhogen van de minimale eigen bijdrage

  

– 60,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

ee. Persoonsgebonden budgetten

  

– 210,0

– 260,0

– 260,0

– 260,0

– 260,0

ff. Rentevergoeding kapitaallasten

   

– 10,0

– 10,0

– 10,0

– 10,0

gg. Correctie invoering eigen bijdrage begeleiding

 

– 68,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

hh. Inzet reserve AWBZ-knelpunten

 

– 4,0

– 98,4

– 99,4

– 97,4

– 98,4

– 98,4

ii. Budget Wmo

  

– 150,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

– 150,0

jj. Ramingsbijstelling Wtcg

 

53,0

53,0

53,0

53,0

53,0

53,0

kk. Resultaat betere afbakening Wtcg

 

– 36,9

– 21,9

– 14,2

– 5,0

– 5,0

– 5,0

        

ll. Diverse mutaties

– 1,4

– 4,0

59,5

17,4

– 9,7

– 29,2

– 30,0

        

Technische en macro-economische mutaties

       

mm. Macro loon- en prijsbijstelling

 

– 219,7

24,8

171,3

710,8

1 508,0

3 188,4

nn. Kadermutaties (voornamelijk ijklijnmutaties)

– 18,7

– 92,0

– 88,9

– 111,0

– 109,9

– 108,5

– 108,0

oo. Financieringsschuif

135,3

– 44,6

     

Totaal mutaties

1 665,7

1 373,1

– 121,7

– 300,3

174,2

964,5

6 067,3

        

Bruto-BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2011

59 611,7

61 107,5

62 615,1

65 926,0

69 951,3

74 470,7

79 573,5

        

BKZ-ontvangsten stand VWS ontwerpbegroting 2010

2 951,3

2 975,2

3 260,9

3 409,1

3 577,2

3 747,9

3 747,9

        

I. Actualisering zorguitgaven

– 37,0

– 37,0

– 37,0

– 37,0

– 37,0

– 37,0

– 37,0

II. Correctie invoering eigen bijdrage begeleiding

 

– 83,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

– 80,0

III. Terugontvangsten opleidingsfonds

63,3

53,0

40,0

    

IV. Maatregel verhogen eigen risico

   

260,0

260,0

260,0

260,0

V. Diverse mutaties

   

– 87,7

– 112,3

– 125,9

– 121,7

        

Totaal mutaties

26,3

– 67,0

– 77,0

55,3

30,7

17,1

187,8

        

BKZ-ontvangsten stand VWS ontwerpbegroting 2011

2 977,6

2 908,2

3 183,9

3 464,4

3 607,9

3 765,0

3 935,7

        

Netto-BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2010

54 994,7

56 759,2

59 475,9

62 817,2

66 199,9

69 758,3

69 758,3

        

Netto-BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2011

56 634,1

58 199,3

59 431,2

62 461,6

66 343,4

70 705,7

75 637,8

Bron

VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

a. Actualisering zorguitgaven

Op basis van de gegevens van de NZa en het CVZ zijn de zorguitgaven 2009 geactualiseerd. Uit deze actualisering volgt per saldo voor 2011 een tegenvaller van € 2 144 miljoen. Deze tegenvaller bestaat voornamelijk uit hogere uitgaven bij de huisartsenzorg (€ 30 miljoen), tandheelkundige zorg (€ 95 miljoen), paramedische zorg (€ 64 miljoen), ziekenhuizen (€ 549 miljoen), medisch specialisten (€ 273 miljoen), ZBC’s (€ 197 miljoen), hulpmiddelen (€ 19 miljoen), geneeskundige ggz (€ 62 miljoen), buitenland (€ 20 miljoen), de zorg in natura door AWBZ-instellingen (€ 596 miljoen), bovenbudgettaire vergoedingen in de AWBZ (€ 26 miljoen) en persoonsgebonden budgetten (pgb) (€ 233 miljoen).

b. Maatregel medisch specialisten

Om de aanvullende overschrijding bij de specialisten te compenseren is de (tarief)korting vanaf 2010 verder opgehoogd, zoals eind 2009 is aangekondigd via een voorhangbrief aan de NZa.

c. Aanvullende tariefsmaatregel medisch specialisten

Omdat het instrumentarium 2 op basis van de aangepaste Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) nog niet ingezet kan worden per 2011, wordt de aanvullende overschrijding bij de medisch specialisten op basis van de gegevens over 2009 (bovenop de € 512 miljoen) gecompenseerd door de tarieven bij de medisch specialisten verder te korten.

d. Intertemporele compensatie korting medisch specialisten

De NZa heeft de korting van medisch specialisten van € 512 miljoen gedifferentieerd in de tarieven verwerkt. Een deel van de korting in 2010 slaat echter neer in 2011. Daarom vindt een intertemporele compensatie plaats van € 33 miljoen van 2010 naar 2011.

e. ZBC’s onder Wmg instrument

De overschrijding bij de ZBC’s wordt per 2012 geredresseerd door inzet van het Wmg instrumentarium uit het wetsvoorstel Wmg.

f. Korting ziekenhuizen

Om de overschrijding bij de ziekenhuizen te compenseren wordt vanaf 2011 een structurele macrokorting doorgevoerd.

g. Onder verantwoordelijkheid van de ziekenhuissector brengen van bepaalde dure geneesmiddelen

Bepaalde geneesmiddelen die extramuraal worden verstrekt en thans nog onder het geneesmiddelenvergoedingensysteem (gvs) vallen, worden in de toekomst ingekocht door de ziekenhuizen omdat deze beter in staat zijn om te onderhandelen over de prijs.

h. Efficiencymaatregel ambulances

Met de ambulancesector is een convenant afgesloten waarin overeenstemming is bereikt over het behalen van meer efficiency. In verband hiermee zijn de beschikbare middelen oplopend neerwaarts bijgesteld.

i. Farmaceutische hulp

Dit betreft een saldopost van – € 220 miljoen structureel vanaf 2010 vanwege lagere uitgaven voor geneesmiddelen als gevolg van het de afgelopen jaren gevoerde (preferentie)beleid, € 115 miljoen structureel vanaf 2010 vanwege de verhoging van de receptregelvergoeding met ingang van 2010 voor apothekers en – € 53 miljoen in 2010 door de vrijval van een opgenomen reservering.

j. Uitbreiding inkoopbeleid zorgverzekeraars ten aanzien van geneesmiddelen

Omdat een aantal zorgverzekeraars het beleid ten aanzien van de inkoop van geneesmiddelen vanaf januari 2011 uitbreidt, zal een besparing van jaarlijks € 30 miljoen op het geneesmiddelenkader optreden. De uitbreiding behelst met name niet-generieke geneesmiddelen.

k. Functionele bekostiging eerstelijnsdiagnostiek

Vooruitlopend op het kostenonderzoek van de NZa met betrekking tot de kosten van de eerstelijnsdiagnostiek wordt een structurele besparing verwerkt van € 60 miljoen binnen het kader van de ziekenhuizen en de overige curatieve zorg.

l. Kapitaallasten brief

Bij een eventuele overgang naar prestatiebekostiging worden ziekenhuizen volledig risicodragend voor hun kapitaallasten. Om ziekenhuizen in de gelegenheid te stellen zich voor te bereiden op deze nieuwe situatie is een overgangsregeling voor de kapitaallasten uitgewerkt. Deze overgangsregeling biedt instellingen met ingang van 2011 gedurende een periode van 6 jaar een in omvang afnemende garantie op de kapitaallastenvergoeding die zij onder budgetbekostiging zouden hebben gehad. Hierdoor neemt het risico dat instellingen over hun kapitaallasten lopen geleidelijk toe.

m. Zorgstandaarden

De geraamde uitgaven aan de ziekte van Parkinson en voor COPD zijn vanaf 2012 verlaagd met respectievelijk € 35 miljoen en € 40 miljoen vanwege het aanpassen van zorgstandaarden die meer samenhang van zorg bewerkstelligen. In 2011 is het mogelijk al een deel van deze besparing te realiseren.

n. Stepped care

Een stepped care benadering voor lumbale hernia en percutane cardiale interventies (dotteren met of zonder stentplaatsing) levert vanaf 2012 € 60 miljoen op, omdat minder snel onnodig en duurder behandeld wordt. In 2011 is het mogelijk al een deel van deze besparing te realiseren.

o. Veiligheidsprogramma’s

Door aanscherping van het toezicht zal het aantal wondinfecties na een operatie verminderen.

p. Verloskunde

De NZa heeft per 1 januari 2010 beleidsregels verloskunde vastgesteld die onder andere uitgaan van een lagere rekennorm voor het aantal bevallingen (van 110 naar 105 per jaar) en een stijging van het norminkomen. De tarieven worden tussen 2010 en 2012 in drie stappen verhoogd naar het door de NZa voorgestelde niveau.

q. BES-eilanden

De BES-eilanden worden per 10 oktober 2010 als openbare lichamen onderdeel van Nederland. Rijksbreed is afgesproken dat het voorzieningenniveau op de BES-eilanden gefaseerd verbeterd zal worden richting Nederlands niveau. De minister van VWS draagt per 10 oktober 2010 de verantwoordelijkheid voor de rijkstaken op het terrein van zorg en welzijn op de BES-eilanden. De zorgkosten, beheerskosten en zorgontwikkelingskosten van de burgers op de BES-eilanden vallen vanaf de transitiedatum onder het Budgettair Kader Zorg. De totale uitgaven ten behoeve van de BES-eilanden worden via operationele doelstelling 42.4 «De burgers van de BES-eilanden kunnen gebruik maken van voorzieningen voor zorg en welzijn» op de VWS-begroting verantwoord. Door middel van een ijklijnmutatie (zie nn) komt hier vanaf 2011 € 13,6 miljoen bovenop.

r. Beweegkuur opnemen in pakket

Het streven is de preventieve interventie «beweegkuur» per 1 januari 2012 op te nemen in het verzekerde pakket. Volgens een raming in opdracht van het CVZ levert invoering binnen enkele jaren aanzienlijke netto besparingen op (besparingen hoger dan de kosten van de beweegkuur). In 2012 en 2013 zijn de kosten van advies en begeleiding bij voeding, beweging en gedragsverandering hoger dan de besparingen in het zorggebruik. Gereserveerde middelen voor 2011 vallen grotendeels vrij.

s. Verhoging eigen bijdrage fysiotherapie

Verzekerden van 18 jaar en ouder die fysiotherapie of oefentherapie nodig hebben (in verband met een chronische aandoening), betalen per 1 januari 2011 de eerste twaalf behandelingen zelf (was voorheen negen behandelingen). Deze maatregel levert een besparing op van € 30 miljoen.

t. Pakketmaatregel tandheelkunde 18–21 jaar

De in het basispakket opgenomen mondzorg wordt voor mensen van 18 jaar en ouder niet langer uit het basispakket vergoed. Tot 1 januari 2011 was deze mondzorg in het verzekerde pakket opgenomen voor mensen tot 22 jaar.

u. Pakketmaatregel anticonceptie > 21 jaar

Anticonceptiva voor vrouwen ouder dan 21 jaar wordt niet langer uit het basispakket vergoed.

v. Pakketmaatregel extracties door tandheelkundige specialisten

Extracties van solitaire gebitselementen door tandheelkundige specialisten worden niet langer uit het basispakket vergoed.

w. Pakketmaatregel beperkte vergoeding antidepressiva

Gebruik van antidepressiva bij milde tot matige depressie wordt niet langer uit het basispakket vergoed.

x. Pakketmaatregel mobiliteitshulpen

Eenvoudige mobiliteitshulpen zoals krukken, loophekjes, loophulpen, rollators en serveerwagens worden niet langer uit het basispakket vergoed.

y. Invoering eigen bijdrage tweedelijns ggz.

Voor verzekerden van 18 jaar en ouder die tweedelijns ggz nodig hebben, wordt een eigen bijdrage ingevoerd. Deze eigen bijdrage bedraagt € 80 voor dbc’s met een behandeltijd van minder dan 100 minuten. Voor alle overige dbc’s zal een eigen bijdrage van € 175 worden ingevoerd. De opbrengst van deze maatregel is geraamd op € 110 miljoen per jaar.

z. Bovenbudgettaire vergoedingen omzetten in ZZP prijzen

Het gaat hier om de uitgaven van hulpmiddelen en rolstoelen die niet vallen onder de hulpmiddelenvergoeding in het budget van de instellingen. De bovenbudgettaire vergoedingen kennen de laatste jaren een sterke groei. De bovenbudgettaire vergoedingen zullen daarom worden omgezet in een bedrag per geleverd zorgzwaartepakket (ZZP).

aa. Beëindigen bonus-malusregeling

De bonus-malusregeling in de AWBZ wordt per 2011 beëindigd.

bb. Contracteerruimte verlagen

De contracteerruimte in de AWBZ wordt structureel verlaagd (€ 142 miljoen). Met de taakstelling best practices en de maatregel ontbureaucratisering AWBZ uit de begroting 2010 komt de totale verlaging van de contracteerruimte in 2011 uit op € 287 miljoen. Zorgkantoren zullen scherp inkopen door voor goed presterende instellingen hogere tarieven te hanteren dan voor minder presterende instellingen.

cc. Onder contracteerruimte brengen capaciteitsgroei

De budgettaire gevolgen van de ingebruikname van nieuwe capaciteit worden onder de contracteerruimte gebracht.

dd. Verhogen van de minimale eigen bijdrage

Deze maatregel betreft het invoeren van een minimum eigen bijdrage van circa € 400 per maand in het hoge intramurale eigen bijdrage regime voor cliënten die langdurig (> 0,5 jaar) worden verzorgd. Intramurale cliënten vallen het eerste half jaar onder het lage regime en zijn dus in die periode van deze maatregel uitgezonderd.

ee. Persoonsgebonden budgetten

Dit betreft de opbrengst van een pakket aan maatregelen ten aanzien van de pgb’s. De maatregelen betreffen het verlagen van de tarieven, het harmoniseren van de indicatiestelling van de Bureaus Jeugdzorg en het CIZ en het aanscherpen van toegang tot en controle van het gebruik van pgb’s. Bij de maatregelen gericht op de Bureaus Jeugdzorg is sprake van een ingroeitraject zodat de verwachte ombuigingen in 2011 lager zijn dan in latere jaren.

ff. Rentevergoeding kapitaallasten

Door de NZa zal een rente-aanpassing worden gedaan bij de regeling kleinschalige wooninitiatieven. In plaats van een rentepercentage van 6,5% zal 6,1% worden gehanteerd.

gg. Correctie invoering eigen bijdrage begeleiding

Dit betreft een technische mutatie ten aanzien van de opbrengsten door gedragseffecten van de invoering eigen bijdrage voor begeleiding. Het gaat om een verlaging van de uitgaven en ontvangsten. Daarnaast is sprake van een incidentele tegenvaller omdat de eigen bijdrage voor de functie begeleiding bij zorg in natura pas per 1 juli 2010 kan worden ingevoerd in plaats van per 1 januari.

hh. Inzet reserve AWBZ-knelpunten

In het kader van de pakketmaatregel begeleiding zijn middelen gereserveerd ter compensatie van mogelijke negatieve effecten. Deze middelen worden nu ingezet om het tekort in de AWBZ te beperken.

ii. Budget Wmo

Deze mutatie vloeit voort uit het voorlopige Wmo-budget voor 2011 dat in de junicirculaire van het Gemeentefonds is kenbaar gemaakt.

jj. Ramingsbijstelling Wtcg

Op basis van geactualiseerde gegevens heeft Vektis berekend dat het aantal mensen dat op grond van zorggebruik in aanmerking komt voor een algemene tegemoetkoming hoger is dan eerder aangenomen. Met het oog hierop wordt de raming met structureel € 53 miljoen bijgesteld.

kk. Resultaat betere afbakening Wtcg

Vanaf 2010 is € 50 miljoen structureel beschikbaar om de afbakening van de doelgroep Wtcg (voorstellen commissie Linschoten) te verbeteren. Een deel van de verbeteringen gaat per 2010 in. De maatregelen hebben een geleidelijke ingroei.

ll. Diverse mutaties

Dit betreft het saldo van verschillende geringe mutaties.

mm. Macro loon- en prijsbijstelling

De raming van de loon- en prijsontwikkeling is aangepast op basis van de Macro Economische Verkenning (MEV) 2011 van het Centraal Planbureau (CPB).

nn. Kadermutaties (voornamelijk ijklijnmutaties)

Dit betreft voornamelijk het saldo van diverse mutaties tussen het BKZ en de andere uitgavenkaders RGB-eng en SZA. De meest omvangrijke mutaties in 2011 betreffen overhevelingen ten gevolge van de compensatie voor de pakketmaatregel AWBZ. Het gaat hier om een overheveling van € 68 miljoen naar de algemene uitkering en van € 34 miljoen naar de integratie-uitkering nadeelgemeenten Wmo. Tevens zijn er middelen overgeheveld naar de VWS-begroting voor de uitvoeringskosten van zorgkantoren en het CIZ (€ 10 miljoen), instroom huisartsenopleiding (€ 13,7 miljoen) en zijn middelen van de VWS-begroting ontvangen voor de Stimuleringsregeling kleinschalig wonen (€ 22,3 miljoen), voorzieningen voor zorg en welzijn voor de burgers van de BES-eilanden (€ 13,6 miljoen) en voor dure woningaanpassingen voor de Wmo (€ 9 miljoen).

oo. Financieringsschuif

Er is sprake van een zeker tijdsverloop tussen het moment waarop de NZa de productieafspraken van partijen ontvangt en de verwerking daarvan in de budgetten en de bevoorschotting/declaraties van de instellingen. Als gevolg daarvan is het gebruikelijk dat de financiering binnen een jaargrens afwijkt van de uitgaven (budgetten) in dat jaar. Zo ontstaan zogeheten financieringsachterstanden of -voorsprongen. Deze verschillen worden in het daaropvolgende jaar verrekend. Tussen de jaren doen zich daardoor incidentele financieringsschuiven voor. Meerjarig gezien volgt de financiering echter altijd de uitgaven.

In 2009 laat de actualisering van de financiering een hogere bijstelling zien dan de actualisering van de budgetten: in 2009 is € 135,3 miljoen meer gefinancierd dan op grond van de budgetten 2009 verwacht zou worden. Dit heeft een voorsprong in de financiering opgeleverd. In 2010 vindt hiervoor een verrekening plaats. Tevens zijn de uitgaven 2008 en de jaren daarvoor naar boven bijgesteld: deze toename van de budgetten moet achteraf nog gefinancierd worden. Hier is sprake van een achterstand in de financiering. Ook dit wordt verrekend in 2010.

Beide effecten hebben samen geleid tot een financieringsschuif van – € 44,6 miljoen in 2010.

Opgemerkt dient te worden dat de uiteindelijke financiering 2010 definitief vaststaat bij het Jaarverslag 2010. De huidige financieringsschuif 2010 betreft de mutatie die voort is gekomen uit de financieringsschuif uit het Jaarverslag 2009.

I. Actualisering zorguitgaven

Uit de actualisering van de zorguitgaven blijkt dat de eigen betalingen in de AWBZ € 37 miljoen lager uitvallen dan geraamd.

II. Correctie invoering eigen bijdrage begeleiding

Dit betreft een technische mutatie ten aanzien van de opbrengsten door gedragseffecten van de invoering eigen bijdrage voor begeleiding. Het gaat om een verlaging van de uitgaven en ontvangsten. Daarnaast is sprake van een incidentele tegenvaller omdat de eigen bijdrage voor de functie begeleiding bij zorg in natura pas per 1 juli 2010 kan worden ingevoerd in plaats van per 1 januari.

III. Terugontvangsten opleidingsfonds

Betreft terugontvangsten uit hoofde van vaststelling van subsidies voor de zogenaamde eerste en tweede tranche die in eerdere jaren zijn verleend. Voor 2010 en 2011 gaat het om een raming.

IV. Maatregel verhogen eigen risico

Per 1 januari 2012 wordt het Verplicht Eigen Risico (naast de jaarlijkse indexatie) met € 40 extra verhoogd. De opbrengst van deze extra verhoging met € 40 wordt geraamd op € 260 miljoen (rekening houdend met extra uitgaven Compensatie Eigen Risico).

V. Diverse mutaties

Dit betreft het saldo van verschillende geringe mutaties.

4.2 Beschikbare middelen per artikel

In tabel 3 worden de relevante BKZ-uitgaven op artikelniveau gepresenteerd. Door middel van de financieringsachterstand en een niet kader relevante mutatie wordt de aansluiting gemaakt tussen de zorguitgaven (zie betreffende (beleids)artikelen) en het financieringsniveau van het Bruto-BKZ. De financieringsachterstand ontstaat bij de gebudgetteerde sectoren (zoals de zorg in natura geleverd door AWBZ-instellingen) onder andere door een verschil tussen de budgetten en de financiering door de zorgverzekeraars en zorgkantoren.

Tabel 3 Verdeling van de zorguitgaven per artikel (bedragen x € 1 000 000)
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Volksgezondheid

108,5

102,6

107,2

107,2

107,2

107,2

107,2

Gezondheidszorg

33 854,5

34 685,5

34 606,2

34 472,2

34 500,3

34 509,8

34 510,7

Langdurige zorg

22 880,8

23 552,1

23 678,8

23 793,2

23 881,1

23 884,2

23 884,2

Maatschappelijke ondersteuning

178,1

180,7

180,8

181,1

181,1

181,1

181,1

Nominaal en onvoorzien

118,3

39,3

1 201,0

4 471,8

8 318,3

12 703,4

17 792,8

Wmo (gemeentefonds)

1 533,2

1 544,6

1 383,1

1 383,1

1 383,1

1 429,0

1 383,1

Opleidingsfonds (begroting VWS)

824,0

845,0

848,1

850,2

855,6

879,7

885,0

Wtcg (begroting VWS)

520,4

545,6

559,9

576,9

581,9

587,2

BES-eilanden (begroting VWS)

1,5

22,1

27,5

30,3

34,0

37,6

Begrotingsgefinancierde BKZ-uitgaven

0,0

0,4

42,2

79,8

117,4

160,4

204,6

Zorguitgaven ontwerpbegroting 2011

59 497,4

61 472,1

62 615,1

65 926,0

69 951,3

74 470,7

79 573,5

        

Financieringsachterstand

114,3

– 44,6

     

Niet kader relevant

 

– 320,0

     
        

Bruto-BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2011

59 611,7

61 107,5

62 615,1

65 926,0

69 951,3

74 470,7

79 573,5

Bron

VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ

De niet kader relevante mutatie betreft een mutatie uit het aanvullend coalitieakkoord (kamerstuk 31 070, nr. 24). Daar zijn door het kabinet Balkenende IV middelen beschikbaar gesteld ter stimulering van de bouw in de zorg. Het gaat om een bedrag van € 160 miljoen voor de curatieve en voor langdurige zorg (totaal € 320 miljoen).

Tabel 4 geeft de ontwikkeling aan van de zorguitgaven op de beleidsartikelen. De ontwikkeling tussen 2009 en 2010 respectievelijk 2010 en 2011 is daarbij onderverdeeld naar de oorzaak van de ontwikkeling: volume, nominaal of technisch.

Tabel 4 Horizontale uitgavenontwikkeling beleidsartikelen (bedragen x € 1 000 000)
 

2009

volume

nominaal

technisch

2010

volume

nominaal

technisch

2011

Volksgezondheid

108,5

– 5,6

0,5

– 0,8

102,6

4,6

0,0

0,0

107,2

Gezondheidszorg

33 854,5

63,4

692,6

75,0

34 685,5

– 105,4

36,0

– 9,9

34 606,2

Langdurige zorg

22 880,8

458,8

206,5

6,0

23 552,1

242,6

– 108,5

– 7,4

23 678,8

Maatschappelijke ondersteuning

178,1

– 0,3

2,9

0,0

180,7

0,0

0,1

0,0

180,8

Bron

VWS, NZa productieafspraken en voorlopige realisatiegegevens, CVZ voorlopige financieringslasten Zvw en AWBZ.

De volumeontwikkeling 2010–2011 is lager dan die in 2009–2010. De ontwikkeling is met name het saldo van de jaarlijkse autonome volumeontwikkeling van de zorguitgaven, de tegenvallers uit de actualisatie van de zorguitgaven 2009 en de doorwerking naar latere jaren en de daarbij behorende kostenbeperkende maatregelen. Uit de actualisatie volgt per saldo een structurele overschrijding van circa € 2 miljard in 2010. De kostenbeperkende maatregelen – welke een neerwaarts volume effect hebben – kunnen pas in het jaar 2011 genomen worden, de schade die ontstaan is in eerdere jaren wordt intertemporeel gecompenseerd. Bij de gezondheidszorg zijn onder andere voor de medisch specialisten, ziekenhuizen en ZBC’s kostenbesparende maatregelen getroffen. Bij de langdurige zorg gaat het voornamelijk om de AWBZ-instellingen die zorg in natura leveren en de pgb’s. Daarnaast levert het BKZ – zoals gemeld in de begroting 2010 – een bijdrage aan de budgettaire problematiek op andere begrotingen.

De nominale ontwikkeling 2009–2010 betreft vooral de jaarlijkse aanpassing van de uitgaven aan loon- en prijsontwikkeling in 2010. Aangezien de loon- en prijsontwikkeling 2011 bij het verschijnen van het Centraal Economisch Plan (CEP) van het CPB wordt vastgesteld (maart 2011), is deze nog niet aan de beleidsartikelen toegedeeld en daarom ook niet in deze tabel terug te vinden. Daarnaast zijn in 2010 door het kabinet Balkenende IV incidenteel middelen beschikbaar gesteld ter stimulering van de bouw in de zorg en loopt de raming van de kapitaallasten naar latere jaren op.

De technische ontwikkeling 2009–2010 en 2010–2011 is vooral te verklaren door de mutaties tussen het BKZ en de andere uitgavenkaders (RBG-eng en SZA).

5. Financiering van de zorguitgaven

De financiering van de bruto BKZ-uitgaven laat zich in een aantal categorieën uitsplitsen. Tabel 5 geeft deze verdeling voor het jaar 2011 in cijfers weer.

Tabel 5 Financiering bruto BKZ-uitgaven (bedragen x € 1 000 000)
 

2011

AWBZ

23,0

Zvw

33,6

Eigen betaling AWBZ

1,6

Eigen betaling Zvw

1,5

Overheid (opleidingsfonds/Wtcg/BES)

1,4

Overheid (Gemeentefonds)

1,4

Bruto BKZ-uitgaven stand VWS ontwerpbegroting 2011

62,6

Zorgverzekeringswet

De belangrijkste uitgavenpost die resulteert uit de Zorgverzekeringswet (Zvw) is het betalen van zorgkosten voor verzekerden door zorgverzekeraars (zie tabel 6). Daarnaast maken verzekeraars beheerskosten om de wet uit te voeren. Via hun saldo bouwen ze ook reserves op of teren daarop in. Ook zijn er rechtstreekse betalingen van het zorgverzekeringsfonds (uitgaven in het kader van internationale verdragen en de academische component).

Ter dekking van deze uitgaven worden er inkomensafhankelijke bijdragen geïnd, wordt er een nominale premie geheven, wordt er verder door burgers zelf bijgedragen aan de zorgkosten via het eigen risico en wordt er een rijksbijdrage verstrekt ter dekking van de fictieve premielast van kinderen. Ook zijn er nog overige baten van het zorgverzekeringsfonds. Dit betreft rentebaten en de premievervangende bijdrage van niet-ingezetenen en gemoedsbezwaarden.

Als de inkomsten en uitgaven niet in evenwicht zijn resulteert er een saldo (overschot of tekort) in het zorgverzekeringsfonds. In 2011 is er sprake van een overschot omdat het vermogenstekort als gevolg van tekorten uit eerdere jaren moet worden weggewerkt. Dat gebeurt zowel via een verhoging van de nominale (reken)premie als via een verhoging van de inkomensafhankelijke bijdrage, die beide duidelijk hoger zijn dan noodzakelijk ter dekking van de stijging van de zorgkosten.

De verhouding tussen de inkomensafhankelijke bijdrage en de nominale premie is vastgelegd in de wet; beide bedragen 50% van de macropremielast. De ene helft bevat louter de inkomensafhankelijke bijdrage, de andere 50% van de macropremielast bestaat uit de nominale premies die verzekeraars innen, de rijksbijdrage ter vervanging van nominale premies voor kinderen, en de eigen betalingen. De eigen betalingen betreffen vanaf 2008 de betalingen in verband met het eigen risico gecorrigeerd voor de compensatie van het eigen risico voor langdurig zieken. Vanwege deze hoofdregel slaat zowel de uitgavenstijging bij verzekeraars als de afbouw van tekorten in het zorgverzekeringsfonds voor de helft neer in de inkomensafhankelijke bijdrage en voor de helft in de nominale premie. Het zal duidelijk zijn dat de gerealiseerde verhouding kan afwijken van de beoogde fifty/fifty-verdeling, omdat verzekeraars hun premie anders vaststellen dan geraamd in de begroting, of omdat de inkomensafhankelijke premie meer of minder oplevert omdat de inkomens waarover die premie wordt geheven zich anders ontwikkelen dan geraamd. In de wet is vastgelegd dat indien de gerealiseerde verhouding niet 1 op 1 is, er een correctie plaatsvindt in volgende jaren.

Tabel 6 Uitgaven en inkomsten Zvw (bedragen x € 1 miljard)
 

2009

2010

2011

Uitgaven ten laste van de macropremielast 1

   

– Zorguitgaven verzekeraars

33,0

33,6

34,3

– Rechtstreeks uitgaven zorgverzekeringsfonds

0,8

0,9

0,9

– Beheerskosten/saldi verzekeraars

1,8

1,9

1,9

– Totaal

35,6

36,3

37,1

    

Inkomsten

   

– Inkomensafhankelijke bijdrage

16,6

17,7

19,8

– Nominale premie

13,8

14,4

15,9

– Rijksbijdrage kinderen

2,1

2,1

2,3

– Eigen betalingen

1,4

1,5

1,6

– Overige baten zorgverzekeringsfonds

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– Totaal

33,9

35,6

39,5

    

Saldo Zorgverzekeringsfonds

– 1,8

– 0,7

2,5

1

BKZ relevant zijn hiervan de zorguitgaven van de verzekeraars plus de rechtstreekse uitgaven van het zorgverzekeringsfonds (afgerond samen € 35,2 miljard in 2011). Dit bedrag komt overeen met de optelling van de posten Zvw en eigen betaling Zvw uit tabel 5.

Het zorgverzekeringsfonds (ZVF)

De Zvw wordt uitgevoerd door verzekeraars. Naast de individuele verzekeraars is er een ZVF. Dit fonds ontvangt de inkomensafhankelijke bijdrage en de rijksbijdrage voor kinderen (zie tabel 7). Uit het ZVF ontvangt elke verzekeraar een bedrag ter gedeeltelijke dekking van de zorguitgaven. Dit bedrag houdt rekening met het risicoprofiel van de verzekerden bij die verzekeraar. Daarnaast ontvangen verzekeraars uit het ZVF een vergoeding voor de beheerskosten van verzekerde kinderen. Uit het ZVF vinden ook rechtstreekse betalingen plaats op grond van internationale verdragen, subsidies en de zogenaamde academische component van academische ziekenhuizen.

De uitgaven van het ZVF dalen van 2010 op 2011 met € 0,9 miljard. Dit hangt vrijwel geheel samen met de lagere bijdrage aan de verzekeraars ter dekking van zorgkosten. Deze daling resulteert uit drie tegengestelde bewegingen.

Allereerst stijgt de bijdrage met € 0,3 miljard ter financiering van de helft van de stijging van de zorgkosten van verzekeraars (van € 0,7 miljard).

Daarnaast daalt de bijdrage met € 1,4 miljard in verband met de verbetering van het fondssaldo van € 3,2 miljard (van – € 0,7 miljard naar + € 2,5 miljard). Door deze lagere bijdrage resulteert er een overschot in het fonds. In samenhang hiermee wordt de nominale rekenpremie verhoogd. Verzekeraars ontvangen dus een hogere nominale premie ter compensatie van de lagere bijdrage uit het ZVF. Dat is beoogd, want het doel is dat het verbeteren van het fondstekort voor de helft via hogere nominale premies plus rijksbijdragen plus eigen risico en voor de andere helft via hogere inkomensafhankelijke bijdragen gebeurt. Omdat de rijksbijdrage, die de ontwikkeling van de nominale premie en het aantal kinderen volgt, stijgt met € 0,2 miljard, hoeven de nominale premies € 0,2 miljard minder te stijgen. Daarom daalt de bijdrage niet € 1,6 miljard (de helft van 3,2 miljard), maar € 1,4 miljard.

De laatste reden is dat het aandeel van de nominale premies in de totale premielast van 2010 op 2011 daalt op grond van de toepassing van de regels ten aanzien van de hiervoor genoemde fifty/fifty-verdeling. Dit wordt bewerkstelligd via een hogere bijdrage uit het fonds.

De inkomensafhankelijke bijdrage groeit van 2010 op 2011 met € 2,1 miljard. Ook deze groei wordt verklaard door drie factoren.

De inkomensafhankelijke bijdrage stijgt € 0,3 miljard ter dekking van de helft van de stijging van de zorgkosten van verzekeraars.

Verder stijgt de inkomensafhankelijke bijdrage met € 1,6 miljard ter verbetering van het fondssaldo (50% van 3,2 miljard).

Tot slot stijgt het aandeel van de inkomensafhankelijke bijdrage in de totale premielast van 2010 op 2011 op grond van de toepassing van de regels ten aanzien van de fifty/fifty-verdeling.

De ontwikkeling van de premies wordt ook beïnvloed door de rechtstreekse betalingen van het zorgverzekeringsfonds, de rentelasten van het zorgverzekeringsfonds, de beheerskosten van verzekeraars en het exploitatiesaldo bij verzekeraars. In de raming is het effect van deze posten op de premieontwikkeling marginaal.

Ten opzichte van de cijfers die zijn gemeld in de begroting 2010 is het vermogenssaldo van het zorgverzekeringsfonds per ultimo 2010 met € 3,4 miljard neerwaarts bijgesteld. Dit is vooral het gevolg van een thans hoger ingeschatte uitkering aan verzekeraars in 2006 (€ 0,1 miljard), in 2007 (€ 0,1 miljard), in 2008 (€ 0,7 miljard), 2009 (€ 1,4 miljard) en 2010 (€ 0,7 miljard). Samen is dit € 3,0 miljard. Daarnaast wordt thans gerekend met lagere rente-inkomsten van het fonds in 2006, 2009 en 2010 (samen € 0,5 miljard), en met hogere inkomensafhankelijke bijdragen in 2008 (€ 0,1 miljard) en 2010 (€ 0,2 miljard) en thans lagere ingeschatte inkomensafhankelijke bijdragen 2009 (€ 0,1 miljard). Per saldo resulteert er naar huidige inschatting een vermogenstekort van € 3,4 miljard per ultimo 2010. Van dit tekort wordt in 2011 € 2,5 miljard weggewerkt door de premies hoger vast te stellen dan louter ter dekking van de uitgaven. Ook na het wegwerken van deze € 2,5 miljard bestaat er bij de huidige ramingen nog een tekort in het fonds van € 0,9 miljard. Dit hangt samen met uitgaven- en rentetegenvallers in 2010, die pas in de premiestelling 2012 worden weggewerkt, als er meer zekerheid over is.

De verzekeraars

Verzekeraars ontvangen uit het ZVF een bijdrage ter gedeeltelijke dekking van de zorgkosten die zij moeten betalen. Verder ontvangen ze eigen betalingen van verzekerden. Het bedrag dat een verzekeraar uit het ZVF ontvangt is zodanig dat hij – rekening houdend met zijn verzekerdenpopulatie en een gemiddeld kostenpatroon – per premiebetalende verzekerde een gelijk bedrag op zijn zorgkosten tekort komt. Dit bedrag is de zogenaamde nominale rekenpremie. Verzekeraars dienen echter ook hun beheerskosten en exploitatiesaldi te dekken. Dit kunnen zij alleen door een opslag te leggen op de rekenpremie; de opslagpremie. In die opslag kunnen verzekeraars ook winsten en verliezen uit het verleden, afwijkende inschattingen ten aanzien van de zorguitgaven of risico-opslagen verwerken. In de ramingen is verondersteld dat het exploitatiesaldo bij de verzekeraars € 0,5 miljard bedraagt in 2011. De opbrengst van het eigen risico neemt in de tijd licht toe vanwege de indexatie van de hoogte van het eigen risico.

Tabel 7 Exploitatie en premiestelling Zvw (bedragen x € 1 000 000)
 

2009

2010

2011

ZORGVERZEKERINGSFONDS

   

Uitgaven

20 300,1

20 257,1

19 391,0

– Uitkering aan verzekeraars voor zorg

19 278,9

19 220,1

18 321,8

– Uitkering voor beheerskosten kinderen

173,2

173,3

173,5

– Rechtstreekse uitgaven ZVF

848,0

863,7

895,7

    

Inkomsten

18 530,2

19 532,3

21 875,8

– Inkomensafhankelijke bijdrage

16 621,0

17 655,7

19 793,4

– Rijksbijdrage kinderen

2 080,7

2 132,6

2 318,5

– Bijdrage verz. met meerjarig hoge kosten

– 92,1

– 100,2

– 106,4

– Overige baten

– 79,5

– 155,8

– 129,6

    

Exploitatiesaldo

– 1 770,0

– 724,8

2 484,8

    

Vermogen Zorgverzekeringsfonds

– 4 106,3

– 4 831,1

– 2 346,3

Vermogensnorm 1

– 1 458,0

– 1 458,0

– 1 458,0

Vermogenssaldo Zorgverzekeringsfonds

– 2 648,3

– 3 373,1

– 888,3

    

INDIVIDUELE VERZEKERAARS

   

Uitgaven

34 667,1

35 357,1

36 065,9

– Zorg

32 981,5

33 569,1

34 265,8

– Beheerskosten/exploitatiesaldi

1 685,6

1 788,0

1 791,1

    

Inkomsten

34 667,1

35 357,1

36 056,9

– Uitkering van ZVF voor zorg

19 278,9

19 220,1

18 321,8

– Uitkering voor beheerskosten kinderen

173,2

173,3

173,5

– Nominale rekenpremie

12 254,5

12 800,6

14 294,1

– Nominale opslagpremie

1 512,4

1 614,7

1 617,6

– Eigen risico

1 448,1

1 548,4

1 649,8

Bron

VWS

1

Het feitelijk vermogen van het zorgverzekeringsfonds wordt vanaf 2008 negatief beïnvloed door een zuiver boekhoudkundige post. Dit betreft de verschuiving in de financiële verantwoording van de kosten van handelingen in jaar t+1 bij dbc’s in de ggz die geopend zijn in jaar t. Deze kosten werden voor de introductie van dbc’s op jaar t+1 geboekt en sinds de introductie van dbc’s op jaar t, terwijl er in de werkelijkheid verder niets gebeurt. Deze verschuiving is niet relevant voor het EMU-saldo en het BKZ. Via de vermogensnorm van 1,5 miljard wordt voorkomen dat deze boekhoudkundige verschuiving wel premieconsequenties heeft.

De nominale premies en inkomensafhankelijke bijdragen

De inkomensafhankelijke bijdrage stijgt van 7,05% in 2010 naar 7,75% in 2011. Bij de nominale premie wordt een stijging geraamd van gemiddeld € 1 107 in 2010 naar gemiddeld € 1 211 in 2011.

Hiervoor is gemeld dat de uitgaven van het zorgverzekeringsfonds in 2010 met € 0,7 miljard opwaarts zijn bijgesteld ten opzichte van de begroting 2010. De inkomsten zijn opwaarts bijgesteld vanwege hogere inkomensafhankelijke bijdragen en neerwaarts vanwege lagere rentebaten, waardoor per saldo de inkomsten vrijwel niet zijn aangepast. Door de genoemde bijstellingen is het saldo van het ZVF € 0,7 miljard neerwaarts bijgesteld ten opzichte van de stand in de begroting 2010. Op het moment van de premiestelling 2010 (in de begroting 2010) waren deze bijstellingen nog niet bekend. Bij het verklaren van de premiestijging van 2010 op 2011 moet het huidige beeld 2011 dus worden vergeleken met het beeld 2010 uit de begroting 2010.

De belangrijkste oorzaak van de genoemde stijging van de premies is de verbetering van het fondssaldo met € 2,5 miljard ten opzichte van de stand 2010 in de begroting 2010. Dit leidt tot een stijging van de nominale premie met circa € 75 en tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met circa 0,4%-punt.

De stijging van de zorguitgaven van de in de begroting 2010 beoogde stand voor 2010 naar de huidige inzichten voor 2011 is € 1,4 miljard. De groei van de zorguitgaven is duidelijk hoger dan de groei van het aantal premiebetalers. 3 Dit leidt tot een stijging van de nominale premie van bijna € 40. De groei van de zorguitgaven is ook hoger dan de groei van het premieplichtig inkomen. De uitgavenstijging leidt daarom tot een stijging van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,15%-punt.

Bij de rechtstreekse uitgaven van het zorgverzekeringsfonds, de beheerskosten, het saldo van verzekeraars en de overige baten van het fonds doen zich allemaal beperkte bijstellingen voor. Samen verklaren deze bijstellingen een opwaartse bijstelling van de nominale premie met € 5 en een opwaartse bijstelling van de inkomensafhankelijke bijdrage met 0,05%-punt.

Een vierde verklaring is gelegen in de regels ten aanzien van de fifty/fifty-verdeling. Per saldo is er in de jaren 2006 tot en met 2010 vrijwel evenveel opgehaald via het nominale deel als met de inkomensafhankelijke bijdrage. Hierdoor hoeft er vrijwel geen verschil te worden gecorrigeerd in de volgende vier jaren. Omdat de inkomensafhankelijke bijdrage in 2010 fors minder opleverde dan 50% van de totale premielast, stijgt het aandeel van de inkomensafhankelijke bijdrage in de totale premielast van 2010 op 2011. Dit heeft een neerwaarts effect op de nominale premie van circa € 10 en een opwaarts effect op de inkomensafhankelijke bijdrage van 0,05%.

Daarnaast stijgt de inkomensafhankelijke bijdrage nog met 0,05%-punt vanwege afronding. De inkomensafhankelijke bijdrage wordt altijd afgerond op vijfhonderdsten van een procent. In 2010 werd het percentage naar beneden afgerond, in 2011 moet er naar boven worden afgerond.

Vanwege indexatie stijgt het verplichte eigen risico van € 165 naar € 170. Het gemiddelde bedrag dat verzekerden zelf moeten betalen zal daardoor met een kleine € 5 stijgen. De nominale premie kan daardoor met dat bedrag dalen.

De nominale premie wordt overigens vastgesteld door de verzekeraars en het gemiddelde kan dus anders uitkomen dan de nu geraamde bedragen.

Tabel 8 Premieoverzicht
 

2009

2010

2011

Zvw

   

Inkomensafhankelijke bijdrage normaal (in %)

6,90

7,05

7,75

Inkomensafhankelijke bijdrage verlaagd (in %)

4,80

4,95

5,65

Nominale rekenpremie 1

947

983

1 088

Nominale opslagpremie (gemiddeld) 2

117

124

123

Nominale premie totaal (gemiddeld)2

1 064

1 107

1 211

Premiekorting in collectieve polissen

40

44

49

Nominale premie excl. korting collectieve polissen (gem)

1 104

1 151

1 260

Eigen risico (gemiddeld)2

105

111

114

Standaardpremie

1 209

1 262

1 374

Nominale premie totaal 18–

0

0

0

Verplicht eigen risico

155

165

170

Compensatie verzekerden met meerjarig hoge kosten1

50

54

56

Bron

VWS

1

Jaarbedragen in Euro

2

Jaarbedragen in Euro; dit betreft een raming.

De zorgtoeslag

De zorgtoeslag waarborgt dat geen enkel huishouden een groter deel van zijn inkomen aan ziektekostenpremie hoeft te betalen dan wat aan de hand van deze wet als aanvaardbaar wordt berekend. De lasten die daar boven uit stijgen komen in aanmerking voor compensatie via de zorgtoeslag. Het aanvaardbare deel van het inkomen is in de wet vastgelegd in percentages. Met ingang van 2011 stijgen deze percentages elk jaar zeer beperkt op grond van de houdbaarheidsmaatregel bij de zorgtoeslag, waartoe was besloten bij het aanvullend beleidsakkoord. Daardoor stijgt de zorgtoeslag van jaar op jaar iets minder dan anders zou zijn gebeurd.

Maatgevend voor de premielasten zijn in het kader van de zorgtoeslag niet de feitelijke, door de burger betaalde premies, maar de standaardpremie. Deze is bepaald als het gemiddelde van de premies die worden betaald in de markt, vermeerderd met het gemiddelde bedrag dat een verzekerde aan eigen risico betaalt 4. Voor de zorgtoeslag 2011 wordt in deze begroting uitgegaan van de raming van de standaardpremie zoals opgesteld door het CPB in de MEV 2011. Deze raming voor 2011 bedraagt € 1 374. Dit komt overeen met de eerder genoemde raming van de nominale premie van € 1 211 plus het geraamde gemiddelde eigen risico van € 114 plus een correctie van € 49 voor de premiekorting in collectieve polissen. De Belastingdienst/toeslagen ontvangt voordat de zorgtoeslag feitelijk wordt uitgekeerd een geactualiseerde inschatting van de hoogte van de nominale premie nadat de verzekeraars hun premie bekend hebben gemaakt.

De Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten

Tabel 9 Exploitatie en premiestelling AWBZ (bedragen x € 1 000 0000)
 

2009

2010

2011

ALGEMEEN FONDS

   

Uitgaven 1

23 417,1

24 074,0

24 608,3

– Zorgaanspraken en subsidies

23 204,6

23 867,5

24 397,0

– Beheerskosten

212,5

206,5

211,3

    

Inkomsten

19 960,1

19 424,4

23 344,9

– Procentuele premie

13 645,0

13 312,1

16 778,7

– Eigen bijdragen

1 550,3

1 398,2

1 596,3

– Rijksbijdrage

11,2

12,1

12,4

– BIKK

4 878,0

4 891,6

5 264,8

– Overige baten

– 124,4

– 189,6

– 307,3

    

Exploitatiesaldo

– 3 457,0

– 4 649,5

– 1 263,4

    

Vermogen Algemeen Fonds

– 4 406,5

– 9 056,1

– 10 319,5

Vermogensnorm 2

1 330,4

1 453,9

1 303,7

Vermogenssaldo

– 5 736,9

– 10 509,9

– 11 623,2

    

Procentuele premie (in %)

12,15

12,15

12,15

1

De uitgaven van 24,6 miljard in 2011 in deze tabel betreft de optelling van de posten AWBZ plus Eigen betaling AWBZ uit tabel 5.

2

Bij het AFBZ geldt dat de afdracht van de premies met een grotere vertraging plaatsvind dan de uitgaven. Daardoor is het feitelijke kassaldo van het AFBZ negatief bij een vermogen van nul. Beoogd is dat het normvermogens zo is vastgesteld dat bij een vermogenssaldo van nul een kassaldo van nul bij het fonds resulteert.

De uitgaven in het kader van de AWBZ worden gefinancierd uit het Algemeen Fonds Bijzondere Ziektekosten (AFBZ). Deze uitgaven worden gedekt door premie-inkomsten, eigen bijdragen en de Bijdrage in de Kosten van Kortingen (BIKK). Een positief of negatief saldo beïnvloedt de hoogte van het vermogen van het AFBZ, dat wordt aangehouden in ’s Rijks schatkist. Het exploitatiesaldo van het AFBZ telt mee in het EMU-saldo en het vermogen beïnvloedt de hoogte van de overheidsschuld.

Onder uitgaven worden in tabel 9 verstaan de zorgaanspraken, de AWBZ-subsidies en de beheerskosten die worden gefinancierd uit het AFBZ. Het betreft dus ook uitgaven die gefinancierd worden uit eigen bijdragen.

Ten aanzien van de AWBZ-premie is niet besloten tot bijstellingen. De premie blijft dus 12,15%. De premieopbrengst wordt naast de ontwikkeling van het premiepercentage en het premieplichtig inkomen ook beïnvloed door nog met de Belastingdienst te verrekenen bedragen uit oude jaren. Omdat er in 2011 naar huidige verwachting minder hoeft te worden terugbetaald aan de Belastingdienst, stijgen de premie-inkomsten meer dan de uitgaven, wat leidt tot een dalend exploitatietekort.

Via de BIKK worden de volksverzekeringsfondsen gecompenseerd voor een premiederving die resulteerde uit de herziening van het belastingstelsel in 2001. De BIKK volgt de ontwikkeling van de heffingskortingen en het aandeel van de AWBZ-premie in de eerste schijf.

Omdat de uitgaven sinds 2007 de inkomsten van het AFBZ steeds (fors) te boven gaan, is er al die jaren een negatief saldo in het fonds. Dat leidt tot een fors oplopend negatief vermogen in het AFBZ. Mede vanwege het normvermogen van ruim € 1 miljard resulteert er naar huidige inschatting een vermogenssaldo van – € 11,6 miljard in 2011.

2

De Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) bevat instrumenten voor een doelmatig en doeltreffend stelsel van zorg en helpt de ontwikkeling van de kosten van de zorg in de greep te houden.

4

Er wordt gerekend met het gemiddeld eigen risico dat een verzekerde betaalt die geen vergoeding krijgt in verband met meerjarig hoge kosten.

Licence