Base description which applies to whole site

2.2.6 Artikel 6: BTW-compensatiefonds

A. Algemene doelstelling

Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s hebben de mogelijkheid een evenwichtige keuze te maken tussen in- en uitbesteding. De btw speelt hierin geen rol.

B. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister van Financiën is verantwoordelijk voor en heeft een uitvoerende rol bij:

  • verstrekken, verzamelen en controleren van de opgaafformulieren en het uitbetalen van de compensabele btw;

  • beheer van het BTW-compensatiefonds.

Het BTW-compensatiefonds is opgericht zodat de btw geen rol speelt bij de afweging door decentrale overheden tussen het uitbesteden van werkzaamheden of het uitvoeren ervan door de eigen organisatie. Gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s kunnen de betaalde btw terugvragen bij het BTW-compensatiefonds. De betaalde btw moet daarvoor wel aan een aantal voorwaarden voldoen. Zo moet de btw betaald zijn over een niet-ondernemerstaak en mag geen sprake zijn van verstrekking aan een individuele derde. Voorbeelden van taken waarvoor gemeenten btw kunnen terugclaimen zijn de inzameling van huisvuil, het straatbeheer, schoonmaakactiviteiten, archivering, ingenieurswerkzaamheden en groenbeheer.

C. Beleidswijzigingen

Er zijn in 2014 geen beleidswijzigingen ten aanzien van het BTW-compensatiefonds gepland.

Het kabinet heeft aanvankelijk het voornemen gehad om het BTW-compensatiefonds per 2015 af te schaffen. Hoewel het primaire doel van het BTW-compensatiefonds bereikt is, blijkt niet uit de evaluatie dat het fonds tot het achterliggende doel – doelmatigheidswinst door meer uitbesteding – heeft geleid. Politieke, strategische en beleidsmatige factoren hebben meer impact op de beslissing om al dan niet uit te besteden dan doelmatigheid. Tegelijkertijd is het BTW-compensatiefonds budgettair gezien aanzienlijk in omvang toegenomen.

In het financieel akkoord 22 dat het Rijk en de medeoverheden op 18 januari 2013 gesloten hebben, heeft het kabinet met de gemeenten en provincies de afspraak gemaakt het BTW-compensatiefonds niet af te schaffen. Onderdeel van deze afspraak is dat de ingeboekte korting gehandhaafd blijft en op het gemeentefonds en provinciefonds wordt toegepast. Eveneens wordt het voor het BTW-compensatiefonds jaarlijks beschikbare budget gemaximeerd. Concreet betekent dit dat er per 2015 een plafond op het BTW-compensatiefonds komt. Het plafond wordt gekoppeld aan de accrespercentages zoals deze volgen uit de normeringssystematiek voor het gemeentefonds en provinciefonds. Uitgangspunt voor het plafond is de raming van het BTW-compensatiefonds voor 2014 zoals weergegeven in de begroting 2013, namelijk € 3,1 mld. Vanaf 2015 groeit dit bedrag met het accrespercentage. Het plafond wordt tevens aangepast voor taakmutaties (zoals de decentralisaties) die gepaard gaan met onttrekkingen of toevoegingen aan het BTW-compensatiefonds. Als het plafond overschreden wordt, komt het verschil ten laste van het gemeentefonds en provinciefonds. Bij een realisatie lager dan het plafond, komt het verschil ten gunste aan het gemeentefonds en provinciefonds. De toevoeging of uitname wordt over het gemeentefonds en provinciefonds verdeeld conform de aandelen van de gezamenlijke gemeenten en gezamenlijke provincies in het BTW-compensatiefonds in het gerealiseerde jaar.

D1. Budgettaire gevolgen van beleid

De tabel budgettaire gevolgen van beleid laat de meest actuele raming van het BTW-compensatiefonds zien. Het feit dat de raming voor 2014 in deze begroting verschilt van de raming voor 2014 zoals opgenomen in de begroting 2013, heeft geen gevolgen voor het uitgangspunt voor het plafond van het BTW-compensatiefonds. Het uitgangspunt voor het plafond blijft € 3,1 mld.

Het verschil tussen de geraamde realisatie van het BTW-compensatiefonds en het geraamde plafond van het BTW-compensatiefonds – dus de geraamde toevoeging of onttrekking aan het gemeentefonds en provinciefonds – wordt gereserveerd op de aanvullende posten van het gemeentefonds en provinciefonds.

In de ramingen is rekening gehouden met de gevolgen van een taakmutatie, namelijk het overgaan van taken van gemeenten naar veiligheidsregio’s per 2014. Gegeven deze aanpassing zal naar huidig inzicht in 2015 circa € 180 mln. worden toegevoegd aan het gemeente- en provinciefonds.

Tabel budgettaire gevolgen (x € 1.000)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

2.664.772

2.656.643

2.816.420

2.816.664

2.816.486

2.816.367

2.816.367

               

Uitgaven

2.664.772

2.656.643

2.816.420

2.816.664

2.816.486

2.816.367

2.816.367

               

waarvan juridisch verplicht

   

100%

       
               

Instrument: Btw-compensatieregeling

             

w.v. bijdragen aan gemeenten en kaderwetgebieden

2.360.993

2.354.196

2.490.095

2.490.255

2.490.183

2.490.095

2.490.095

w.v. bijdragen aan provincies

303.779

302.447

326.325

326.409

326.303

326.272

326.272

               

Ontvangsten

2.664.772

2.656.643

2.816.420

2.816.664

2.816.486

2.816.367

2.816.367

D2. Budgetflexibiliteit

De bijdrage ter compensatie van de door gemeenten, provincies en Wgr-plusregio’s betaalde btw is opgenomen in de Wet op het BTW-compensatiefonds. Deze wet bevat de voorwaarden waarbinnen gemeenten en provincies kunnen claimen uit het BTW-compensatiefonds, maar stelt geen grens aan de totale omvang van claims uit het fonds. Het BTW-compensatiefonds is daarmee wettelijk inflexibel in zijn totaliteit.

E. Toelichting op de financiële instrumenten

Uitgaven

Gemeenten declareren in absolute zin meer btw bij het BTW-compensatiefonds dan provincies. Dit declaratiepatroon ligt in het verlengde van de ruimere budgettaire mogelijkheden van gemeenten ten opzichte van provincies; het gemeentefonds is namelijk groter dan het provinciefonds.

In relatieve zin declareren de provincies meer bij het BTW-compensatiefonds. Een mogelijke oorzaak hiervan is dat de provincies vooral actief zijn op het gebied van verkeer en vervoer, hetgeen een uitgavencategorie is die veelal voor compensatie van btw-bedragen in aanmerking komt.

De raming van het fonds is aangepast op basis van de jaarbeschikking over 2012, het geraamde effect van de btw-verhoging, (geraamde) voorschotten en voorgenomen beleidsmutaties.

Compensatie

De Belastingdienst is belast met het verstrekken en verzamelen van opgaafformulieren en het compenseren van de btw over niet-ondernemersactiviteiten.

Controlebeleid

De controle op de toepassing van de Wet op het BTW-compensatiefonds is belegd bij de Belastingdienst. De algemene beleidsdoelstelling van de Belastingdienst is het onderhouden en versterken van naleving van de regels door belastingplichtigen. Om dat te bereiken zet de Belastingdienst meerdere toezichtinstrumenten in. Een van die instrumenten is het horizontaal toezicht, dat gebaseerd is op vertrouwen en transparantie. De vorm en intensiteit van het toezicht van de Belastingdienst wordt daarbij aangepast aan de kwaliteit van de interne organisatie van de gemeenten en provincies.

Meetbare gegevens

Prestatie-indicator

Waarde 2012

Waarde 2013

Streefwaarde 2014

Aantal gemeenten en provincies onder HT 1

n.v.t.

n.v.t.

200–250

1

De prestatie-indicatoren zijn ten opzichte van 2013 gewijzigd om beter aan te sluiten bij het toezichtsproces zoals de Belastingdienst dat uitvoert. Hiermee wordt eveneens consistentie bereikt met de indicatoren zoals opgenomen in de toelichting bij artikel 1 Belastingen.

De Belastingdienst richt zich ten aanzien van provincies en gemeenten op het vergroten van de zekerheid over de juistheid en volledigheid van de belastingontvangsten.

De Belastingdienst ondersteunt en stimuleert provincies en gemeenten om de kwaliteit van de aangifte te verbeteren. De Belastingdienst bespreekt met de provincie respectievelijk gemeente hoe zij haar verantwoordelijkheid invult met betrekking tot haar aangifte. Daarbij wordt vastgesteld hoe deze omgaat met fiscaliteit en of de randvoorwaarden aanwezig zijn om te komen tot een adequate beheersing daarvan. De provincie/gemeente beoordeelt daarna cyclisch de opzet, het bestaan en de werking van de interne beheersing van de (fiscaal relevante) bedrijfsprocessen en deelt de resultaten daarvan met de Belastingdienst. De Belastingdienst monitort dit proces en bepaalt in welke mate gesteund kan worden op deze interne beheersing. Periodiek wordt dit getoetst, doorgaans door steekproefsgewijze controles. Voor de organisaties die nog niet adequaat werken aan opzet, bestaan en werking van de fiscale beheersing beoordeelt de Belastingdienst of het horizontaal toezichtstraject kan worden gecontinueerd.

Waar horizontalisering van het toezicht (nog) niet mogelijk is, voert de Belastingdienst op basis van handhavingsregie passende interventies uit.

22

Tweede Kamer, 2012–2013, 33 400 B, nr. 7

Licence