Base description which applies to whole site

2.1 DE BELEIDSAGENDA 2014

Inleiding

De Nederlandse krijgsmacht moet ook in de toekomst zo goed mogelijk kunnen omgaan met uiteenlopende dreigingen en risico’s en voorbereid blijven op een scala aan inzetmogelijkheden. Inzet van de krijgsmacht is mogelijk in alle fasen van een conflict en zo nodig op grote afstand van onze landsgrenzen. Daarnaast moet de krijgsmacht betaalbaar zijn, nu en op de langere termijn. Een krijgsmacht waarin deze beide uitgangspunten zijn verenigd, is in het belang van Nederland.

De nota In het belang van Nederland bevat maatregelen om de krijgsmacht toekomstbestendig te maken. Samenwerking met binnen- en buitenlandse partners is daarbij onmisbaar. De krijgsmacht zal blijven beschikken over veelzijdig bruikbare capaciteiten die kunnen worden aangepast aan veranderende omstandigheden. Met het oog op de structurele betaalbaarheid worden in sommige gevallen keuzes gemaakt om het voortzettingsvermogen van capaciteiten te verminderen of bepaalde nichecapaciteiten af te stoten. Andere capaciteiten worden juist versterkt. Met de genomen maatregelen kan de krijgsmacht, naast kleine missies en nationale taken, nog één grotere operatie op zee, op land en in de lucht uitvoeren.

De defensieorganisatie is al enige tijd flink in beweging. Het merendeel van de reorganisaties die in 2011 in gang zijn gezet, wordt in 2014 voltooid. Daarmee is 2014 het jaar waarin veel defensieonderdelen voor het eerst gaan werken volgens de nieuwe taak- en verantwoordelijkheidsverdeling die voortvloeit uit de reorganisatie. Medewerkers die door de reorganisaties overtollig worden, zullen in 2014 zoveel mogelijk worden bemiddeld naar werk buiten Defensie. Defensie is er echter nog niet. Met de nota In het belang van Nederland lost Defensie problematiek op voor een bedrag van € 219 miljoen in 2014, oplopend tot € 348 miljoen structureel vanaf 2018. Dit is inclusief een taakstelling van € 15 miljoen uit de taakstelling voor het Rijk van € 700 miljoen. De herschikkingen en taakstellingen zijn meerjarig in de begroting verwerkt.

Met het nieuwe Budget Internationale Veiligheid op de begroting van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking stelt de regering met ingang van 2014 jaarlijks een bedrag van € 250 miljoen ter beschikking voor invulling van het geïntegreerde beleid voor internationale vrede en veiligheid. In samenhang hiermee is het defensiebudget met € 250 miljoen verlaagd. De Kamer is hierover geïnformeerd in de brief van 12 juli jl. (Kamerstuk 33 400 V, nr. 149). De uitgangspunten voor het bredere veiligheidsbeleid zijn uiteengezet in de Internationale Veiligheidsstrategie die 21 juni jl. is verzonden aan de Tweede Kamer (Kamerstuk 33 694, nr.1). Voor de binnenlandse taken van de krijgsmacht vormt de Strategie Nationale Veiligheid het uitgangspunt.

Financiële uitgangspunten

De financiële problematiek van € 348 miljoen bestaat uit verschillende categorieën. Allereerst betreft dit de apparaatstaakstelling uit het huidige regeerakkoord van € 48 miljoen. Met rijkspartners wordt op tal van gebieden gezocht naar mogelijkheden voor samenwerking, bijvoorbeeld op het gebied van vastgoed, inkoop, personeel en andere facilitaire diensten. Defensie sluit waar mogelijk aan bij de rijksbrede kaders.

Verder is het nodig structurele maatregelen te nemen om knelpunten op te lossen. Eerder is reeds besloten voor de jaren 2015 en 2016 elk € 50 miljoen toe te voegen aan de materiële exploitatie om voldoende onderhoud uit te voeren. Deze maatregel wordt vanaf 2017 structureel. Ook voor vastgoed en energie is extra budget nodig vanwege tegenvallende opbrengsten uit de herbelegging van het vastgoed en hogere exploitatie- en energiekosten. Het betreft in totaal eveneens € 50 miljoen. De komende jaren stijgen voorts de personele lasten ten gevolge van de hogere AOW-leeftijd (hogere UKW-uitgaven) en het niet volledig compenseren van de hogere sociale lasten, in totaal oplopend tot € 56 miljoen. Voor de structurele compensatie van de Wet Uniformering Loonbegrip (WUL) is € 50 miljoen extra nodig en het inhouden van de prijsbijstelling vereist een herschikking van € 79 miljoen. Het ministerie van Defensie draagt, zoals gezegd, tevens € 15 miljoen bij aan de taakstelling voor het Rijk van € 700 miljoen.

De onderstaande tabel geeft een financieel overzicht van de knelpunten:

 

2014

2015

2016

2017

2018

Problematiek:

         

Matex en wapensysteemtoevoeging

     

50

50

WUL

50

50

50

50

50

Personele (sociale) lasten

54

19

32

45

56

Vastgoed en energie

36

35

42

50

50

Inhouden prijsbijstelling 2013

79

79

79

79

79

Taakstelling Rijksdienst

0

0

17

39

48

Aanvullende taakstelling

15

15

15

15

15

Totaal problematiek

234

198

235

328

348

In aanloop naar de ontwerpbegroting 2014 zijn al enige taakstellingen en herschikkingen verwerkt. Het betreft allereerst de taakstelling uit het regeerakkoord van € 1 miljoen op het topsectorenbeleid die vanaf 2014 is verwerkt in het budget voor technologieontwikkeling. Daarnaast gaat het om herschikkingen in verband met de CAO-afspraken van december 2011 (€ 40 miljoen), een toevoeging aan de materiële exploitatie van € 50 miljoen in 2015 en 2016 en om diverse kleinere herschikkingen.

Maatregelen uit de nota In het belang van Nederland

Om de financiële problematiek van € 348 miljoen het hoofd te bieden, treft Defensie een aantal maatregelen die gevolgen hebben voor de inzetbaarheidsdoelstellingen. De meest in het oog springende maatregelen zijn:

  • Het Joint Support Ship wordt niet in dienst gesteld, maar afgestoten zodra het is afgebouwd. In plaats daarvan wordt een eenvoudiger en goedkoper bevoorradingsschip verworven.

  • In 2014 worden voorbereidingen getroffen voor de opheffing van de marinierscompagnie op Aruba per 1 januari 2015. De presentie op Aruba wordt vanaf dat moment op roulatiebasis ingevuld met bestaande capaciteiten van het Commando Landstrijdkrachten en het Commando Zeestrijdkrachten.

  • Het 45e pantserinfanteriebataljon wordt per 1 januari 2014 stilgezet – de operationele en gereedstellingsactiviteiten worden dan gestaakt – en vervolgens opgeheven. Het totaal aantal infanteriebataljons van het Commando Landstrijdkrachten neemt daarmee af van zeven naar zes. Defensiebreed blijven, inclusief de twee mariniersbataljons, acht infanterie-eenheden van bataljonsgrootte over. Met dit aantal blijft de inzet gewaarborgd van een brigadetaakgroep voor kortere duur of een bataljonstaakgroep voor langere duur plus een bataljonstaakgroep voor kortere duur. Met de capaciteiten van de overige bataljons kunnen kleinere missies worden uitgevoerd. Bovendien kan invulling worden gegeven aan de eerder genoemde roulatietaak in het Caribisch gebied.

  • De belangrijkste constante in de internationale verhoudingen is onzekerheid, aldus de Internationale Veiligheidsstrategie (IVS) die eerder dit jaar is vastgesteld. De Nederlandse krijgsmacht moet, ook in de toekomst, zo goed mogelijk kunnen omgaan met diffuse dreigingen en risico’s. De F-16 heeft zijn waarde voor de krijgsmacht ondubbelzinnig bewezen in interventie- en stabilisatieoperaties. Ook de komende decennia kunnen we niet zonder jachtvliegtuig. Na de kandidatenvergelijkingen in 2001 en 2008 en een actualisering van de relevante informatie in 2013, heeft het kabinet – op grond van operationele, financiële en economische overwegingen – gekozen voor de F-35 als het nieuwe jachtvliegtuig voor de Nederlandse krijgsmacht.

  • Met de F-35 kiest Defensie weloverwogen voor een technisch hoogwaardige en toekomstgerichte luchtmacht. De F-35 biedt in militair-operationeel perspectief de meeste opties. Ook is de F-35 het meest toekomstbestendig. Het toestel is het beste opgewassen tegen de proliferatie van mobiele luchtverdedigingssystemen en biedt sterk verbeterde waarnemingscapaciteiten die in alle missietypen van grote waarde zijn. Bovendien biedt het toestel een groot potentieel voor doorontwikkeling, vooral op het gebied van genetwerkt optreden. Belangrijk zijn ook de mogelijkheden voor internationale samenwerking op terreinen zoals training, instandhouding en inzet. Analyses van de Navo schragen de Nederlandse keuze.

  • De beschikbare financiële ruimte is volgens de huidige inzichten toereikend voor de aanschaf van 37 toestellen. Op grond van de huidige planning wordt de F-35 met ingang van 2019 ingevoerd.

  • Vooruitlopend op de vervanging van de F-16 door de F-35 wordt het aantal operationele F-16 toestellen per 1 januari 2014 verminderd van 68 naar 61 onder gelijktijdige verlaging van de inzetbaarheidsdoelstellingen voor jachtvliegtuigen. De zeven toestellen worden niet afgestoten, maar gebruikt als logistieke reserve om de inzetbaarheid van de resterende toestellen te vergroten. Met de 61 resterende operationele toestellen wordt een kleiner aantal vlieguren gegenereerd. Dit leidt tot aan de uitfasering van de F-16 tot een lager aantal vlieguren per toestel, waardoor minder slijtage aan motoren en minder scheurvorming in de vleugels optreedt. Op deze wijze worden kostbare reparaties zoveel mogelijk voorkomen en wordt voor het langer doorvliegen van de F-16 € 123 miljoen minder uitgegeven.

  • In samenhang met de reductie van het aantal operationele F-16’s wordt het aantal squadrons verkleind van vier naar drie, één op de vliegbasis Leeuwarden en twee op Volkel. Als gevolg daarvan wordt vliegbasis Leeuwarden omgevormd van een Main Operating Base (MOB) naar een Deployed Operating Base (DOB) die wordt aangestuurd en ondersteund vanaf de vliegbasis Volkel. Dat traject wordt per 1 januari 2014 ter hand genomen en moet op 1 januari 2016 zijn beslag hebben gekregen. Volkel en Leeuwarden blijven de twee Nederlandse jachtvliegbases, onder andere vanwege de benodigde geluidsruimte en de noodzaak voor uitwijkhavens.

  • Per 1 januari 2014 wordt de Gulfstream stilgezet en vervolgens afgestoten. Een groot deel van de transportbehoefte kan worden vervuld door gebruik te maken van lijnvluchten. In een kleiner deel van de benodigde reizen wordt voorzien door inhuur.

Als deeloplossing van de problematiek is het investeringsplan aangepast. Van alle projecten in planning (met uitzondering van de verwerving F-35) is het budget met vijf procent verlaagd. De vervanging van grote wapensystemen is waar mogelijk vertraagd. Diverse projecten zijn geschrapt, dan wel met minder functionaliteit gehandhaafd of in tijd aangepast. De belangrijkste wijzigingen in de investeringsprojecten in realisatie zijn opgenomen en toegelicht in beleidsartikel 6 – Investeringen krijgsmacht en in het Materieelprojectenoverzicht 2013. Het budget voor de verwerving en de exploitatie van de F-35 is gemaximeerd op de reservering voor de vervanging en de jaarlijkse exploitatiekosten van de F-16. Hiermee is het budget vastgesteld dat beschikbaar is voor de F-35 en het budget voor de exploitatie van dat toestel. Binnen zowel het investeringsbudget als het exploitatiebudget van het toestel is een risicoreservering van tien procent opgenomen, zodat onverwachte kostenstijgingen kunnen worden opgevangen.

De onderstaande tabel geeft een financieel overzicht van de maatregelen uit de nota In het belang van Nederland:

 

2014

2015

2016

2017

2018

Totaal problematiek

234

198

235

328

348

Oplossingen:

         

Maatregelen DIP

66

92

98

126

185

Invulling taakstelling Rijksdienst

0

0

17

39

48

Maatregelen CZSK

2

15

24

25

29

Maatregelen CLAS

6

25

38

39

43

Maatregelen CLSK

12

26

32

33

36

Maatregelen KMAR

0

5

6

6

7

Overige maatregelen (inclusief incidentele kasschuif)

98

35

27

71

32

SBK gevolgen maatregelen

0

0

– 5

– 11

– 31

Compensatie WUL 2014

50

       

Totaal oplossingen

234

198

235

328

348

De uitwerking van de nieuwe maatregelen wordt voortvarend ter hand genomen. De nieuwe reorganisatietrajecten volgen veelal gelijk op de reorganisatietrajecten die momenteel al lopen vanwege de maatregelen uit de beleidsbrief 2011. Zoals toegezegd in de brief van 14 februari 2013 over het beheer bij Defensie (Kamerstuk 32 733, nr. 116), wordt de Kamer twee keer per jaar in de personeelsrapportages geïnformeerd over het verloop van de reorganisaties.

Personeel

Personeel is en blijft het belangrijkste kapitaal van de krijgsmacht. Het vermogen van de krijgsmacht om zich aan te passen aan veranderingen hangt in belangrijke mate af van de kennis en deskundigheid van de medewerkers van Defensie, burgers en militairen. Defensie prijst zich daarom gelukkig met betrokken, loyaal en flexibel inzetbaar personeel.

Volgens planning wordt in 2013 zo’n 85 procent van de nieuwe organisaties operationeel. Dat betekent dat 2014 voor veel mensen het eerste jaar is waarin volledig wordt gewerkt volgens de nieuwe taak- en verantwoordelijkheidsverdeling. Dit betekent ook dat een deel van de medewerkers de organisatie onvrijwillig moet verlaten. Tevens is 2014 het jaar dat wordt gestart met de uitvoering van de nieuwe maatregelen zoals opgenomen in de nota In het belang van Nederland. Defensie zal zich tot het uiterste inspannen om de medewerkers die niet kunnen blijven naar passend werk buiten Defensie te bemiddelen. Door de vertraging van de reorganisaties verschuiven kosten van het Sociaal Beleidskader (SBK) van 2013 naar 2014. In overleg met het ministerie van Financiën is € 40 miljoen overgeheveld van de begroting van 2013 naar 2014 om deze kosten te financieren.

Als gevolg van de aanhoudende reorganisaties is het vertrouwen in de plannen voor de toekomst laag. Goede personeelszorg is daarom van cruciaal belang, zowel voor de mensen die moeten worden begeleid naar ander werk als voor de mensen die wel bij Defensie kunnen blijven werken. De reorganisaties bij Defensie zijn tevens van invloed op de werving van nieuw personeel. Hoewel de instroom nog altijd de behoefte niet afdekt, begint de arbeidsmarktcampagne van Defensie inmiddels toch haar vruchten af te werpen. Ook in 2014 blijven de inspanningen gericht op de instroom van nieuw en jong personeel en op de verbetering van het instroomproces om het rendement van sollicitaties te vergroten. Defensie richt zich in het bijzonder op de werving van schaarse medewerkers, zoals technisch personeel, en op leerlingen van de ROC-opleiding Veiligheid en Vakmanschap. Het instroomproces krijgt de komende tijd een sterkere regionale inbedding, met meer mogelijkheden voor regionale commandanten om invloed uit te oefenen op de werving. Daarnaast besteedt Defensie nadrukkelijk aandacht aan het behoud van (schaars) personeel. Vóór de begrotingsbehandeling wordt de Kamer geïnformeerd over een actieplan werving en behoud.

Bij de defensieopleidingen wordt gewerkt aan een traject van waarderen en valideren van verschillende opleidingen. De verwachting is dat een belangrijk deel van de interne defensieopleidingen op MBO-niveau eind 2014 is gecertificeerd.

De bijzondere zorg voor veteranen behoudt ook in 2014 onverminderd de aandacht. Het Veteranenbesluit, dat naar verwachting eind 2013 wordt voltooid, geeft hieraan een impuls. In bijlage 4.3 wordt zichtbaar gemaakt welke uitgaven in het kader van het veteranenbeleid worden gedaan. In 2014 krijgt ook het reservistenbeleid nader vorm, zoals aangekondigd in de Reservistenbrief van 29 mei 2013 (Kamerstuk 33 400-X, nr. 81). Defensie is voornemens meer gebruik te maken van reservisten en hen in te zetten op meer vakgebieden, bijvoorbeeld op operationele functies. Daarmee kan een bijdrage worden geleverd aan het voortzettingsvermogen van de krijgsmacht en kan piekbelasting worden opgevangen. In 2014 wil Defensie de eerste concrete initiatieven hiertoe ontplooien.

Gereedstelling en inzet

Inzetbaarheid

Ook in 2014 kan een beroep worden gedaan op de krijgsmacht om de belangen van het Koninkrijk der Nederlanden te verdedigen en bij te dragen aan de internationale rechtsorde. De kans dat veiligheid en vrede met inzet van militaire middelen verdedigd moeten worden, is niet afgenomen. De mogelijkheid dat bondgenoten vragen om een Nederlandse militaire bijdrage, evenmin. Inzet – nationaal, in internationaal verband en voor internationaal gedeelde belangen – is het belangrijkste ijkpunt voor Defensie.

Deze begroting bevat de inzetbaarheidsdoelstellingen zoals gepresenteerd in de nota In het belang van Nederland. De haalbaarheid van deze inzetbaarheidsdoelstellingen staat in 2014 nog onder druk door een tekort aan technisch personeel en het tempo waarin kan worden voorzien in reservedelen en munitie. Dit beïnvloedt onder meer de beschikbaarheid van Apache- en Chinook-helikopters. De beschikbaarheid van de NH-90 helikopter in 2014 is overigens nog beperkt door vertragingen bij de instroom van nieuwe toestellen. De aandacht gaat in 2014 vooral uit naar de verbetering van de personele vulling van operationele eenheden en het normeren en op peil brengen van diverse voorraden, waaronder de hierboven genoemde munitie en reservedelen. Ook het sluiten van meerjarige onderhoudscontracten maakt hiervan deel uit. Samen met de toekenning van extra financiële middelen en, bij de helikopters, de aanpassing van het trainingsniveau van bemanningen (zie 2.2.4) moet dit leiden tot de beoogde beschikbaarheid. Voor zover er uiteindelijk knelpunten ontstaan op deze terreinen, zal dat blijken uit het niet (geheel) behalen van één of meer inzetbaarheidsdoelstellingen. Zoals toegezegd in mijn brief van 14 februari jl. over het beheer ontvangt de Kamer halfjaarlijks een rapportage over de mate waarin Defensie kan voldoen aan de inzetbaarheidsdoelstellingen.

Internationale operaties en crisisbeheersing

In 2013 hebben de Afghaanse autoriteiten steeds meer de verantwoordelijkheid voor hun eigen veiligheid overgenomen van ISAF en zijn zij zelf in staat de politie op te leiden. De Nederlandse geïntegreerde politietrainingsmissie in Afghanistan is in juli 2013 beëindigd. Wel blijven de Nederlandse F-16’s en de bijdrage aan de hoofdkwartieren tot en met 2014 gehandhaafd. De bescherming van koopvaardijschepen is een beleidsprioriteit. Een besluit over de Nederlandse bijdrage aan de Navo- en EU-piraterijbestrijdingsoperaties Ocean Shield en Atalanta in het risicogebied nabij Somalië in 2014 wordt voorzien voor de tweede helft van 2013. Defensie blijft ook Vessel Protection Detachements (VPD’s) inzetten ter bescherming van de Koninkrijksgevlagde koopvaardij. Zoals bekend werkt het kabinet onder leiding van het ministerie van Veiligheid en Justitie aan wet- en regelgeving om de inzet van gewapende particuliere beveiliging mogelijk te maken op nader te bepalen categorieën en onder strikte, nog nader te definiëren, voorwaarden.

De krijgsmacht levert in 2014 weer een bijdrage aan de snelle reactiemacht van de Navo, de NATO Response Force (NRF). Voor de Immediate Response Force (IRF) van de NRF betreft het een amfibisch transportschip als varend commandoplatform en acht F-16’s. Daarnaast wordt aan de IRF vanaf maart en vanaf augustus twee keer voor een periode van drie tot vier maanden een mijnenjager beschikbaar gesteld. Ook draagt Nederland in de eerste helft van 2014 met een fregat bij dat zal deelnemen aan een grote Navo-oefening in de Baltische regio. Voor de Response Forces Pool (RFP) heeft Nederland voor de tweede helft van het jaar een onderzeeboot aangeboden.

In de tweede helft van 2014 neemt Nederland samen met Duitsland, Luxemburg en Spanje deel aan een door België geleide EU Battlegroup. Nederland draagt twee infanteriecompagnieën bij, aangevuld met gevechtssteun, logistieke steun en twee transporthelikopters.

Nationale inzet

Ook in 2014 is de nationale inzet van de krijgsmacht van belang. De open Nederlandse samenleving blijft immers kwetsbaar voor ontwrichtende invloeden en veiligheidsrisico’s. Naast incidentele bijstand op verzoek van civiele autoriteiten voert de krijgsmacht een groot aantal reguliere taken uit, zowel in Nederland als in de Caribische delen van het Koninkrijk. Civiele autoriteiten weten Defensie steeds vaker te vinden, waardoor de vraag naar militaire bijstand en steunverlening aanwijsbaar toeneemt. Ook in 2014 zijn daarvoor gegarandeerde militaire capaciteiten beschikbaar. In het kader van de Versterking van de Civiel-Militaire Samenwerking (VCMS) maken Defensie en het ministerie van Veiligheid en Justitie in 2014 concrete afspraken over een meer doelmatige samenwerking op het gebied van nationale veiligheid, ook in het cyberdomein. Het doel is zoveel mogelijk rendement te halen uit de civiele en militaire capaciteiten ten behoeve van onze nationale veiligheid, bijvoorbeeld door te werken aan kennisdeling, innovatie-initiatieven en wederzijdse ondersteuning van opleidingen, training en oefeningen. Daarnaast ontwikkelt Defensie capaciteiten om cyberoperaties uit te voeren. Ook deze capaciteiten kunnen op termijn op verzoek van civiele autoriteiten worden aangewend voor de digitale weerbaarheid van Nederland.

Investeren in de toekomst en versterken operationele duurzaamheid

Defensie heeft nu en in de toekomst behoefte aan modern, kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar materieel, dat breed toepasbaar is en een groot aanpassingsvermogen heeft. Technologische ontwikkelingen gaan snel en nieuwe technologieën komen in een hoog tempo beschikbaar – niet alleen voor krijgsmachten, maar ook voor kwaadwillenden. Voor Defensie is het essentieel ontwikkelingen goed te monitoren en met innovatie bedreigingen een stap voor te blijven. Samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstituten vormt hiervoor het fundament. De introductie van het concept development and experimentation proces zorgt ervoor dat nieuwe concepten beter worden gekoppeld aan de operationele gebruikers, waardoor bijvoorbeeld prototypes direct in de praktijk getest en verbeterd kunnen worden. Zo kunnen, net als sinds enkele jaren bij de CODEMO–regeling, innovatieve concepten worden doorontwikkeld tot bruikbare capaciteiten en neemt de mogelijkheid toe om in Nederland ontwikkelde en geproduceerde producten succesvol in het buitenland te verkopen. Ook de noodzaak tot een afnemende afhankelijkheid van kwetsbare aanvoerlijnen, de verdere ontwikkeling van de operationele energiestrategie en het onderhoud op afstand zijn voorbeelden van onderwerpen waaraan Defensie werkt en waarbij samenwerking met het bedrijfsleven en kennisinstituten voorop staat.

Het investeringspercentage komt in 2014 uit op 15,7. Bij de korting op het investeringsbudget als gevolg van de nota In het belang van Nederland is er niettemin voor gezorgd dat de investeringsquote vanaf 2017 voldoet aan het richtsnoer van twintig procent. Met dit budget werkt Defensie aan de toekomstbestendigheid van de krijgsmacht en investeert zij in nieuwe technieken en wapensystemen, zoals informatiegestuurd optreden, de professionalisering van het inlichtingen- en veiligheidsveld (I&V) en de versterking van I&V-netwerken, de ontwikkeling van 3D-capaciteiten, cyber, onbemande (verkennings)systemen en joint optreden. Dergelijke intensiveringen zijn van groot belang voor de nationale veiligheid. Hieronder wordt ingegaan op de belangrijkste projecten die in 2014 de aandacht hebben.

  • In het cyberdomein gaan de ontwikkelingen snel. De krijgsmacht speelt daar op in. Zo wordt het Defensie Cyber Commando versneld opgericht. Het eerste onderdeel daarvan is het Defensie Cyber Expertise Centrum (DCEC) dat begin 2014 wordt gevormd. Het cyber inlichtingenvermogen wordt verder versterkt. De MIVD en de AIVD intensiveren de samenwerking op het gebied van cyber door de vorming van gezamenlijke teams en de oprichting van een gezamenlijke eenheid voor signals intelligence (SIGINT) en cyber.

  • De verwerving van het onbemande luchtsysteem MALE UAV wordt in 2014 voortgezet, met als doel een eerste inzetbare capaciteit in 2016 beschikbaar te hebben. Defensie krijgt daardoor op termijn de beschikking over operationele en strategische grondwaarneming vanuit de lucht.

  • Nederland wil binnen de Navo zijn sterke positie op het gebied van raketverdediging behouden. Defensie investeert daartoe in de vervanging van het verbindingssysteem COMPATRIOT ten behoeve van de Patriot-raketverdedigingscapaciteit. Dit project wordt in 2014 uitgevoerd. Ook worden op het gebied van raketverdediging de SMART-L radars aan boord van de Luchtverdedigings- en Commandofregatten gemodificeerd. Met andere landen wordt overlegd over mogelijke samenwerking bij de instandhouding en verbetering van deze capaciteit. De samenwerking met Duitsland is het meest intensief.

  • Ter bescherming van het personeel en het materieel tegen geïmproviseerde explosieven worden in de periode 2012–2014 een permanente Joint Counter-Improvised Explosive Devices (C-IED) organisatie en een joint expertisecentrum voor C-IED opgericht. Defensie vervult op dit vlak internationaal een voortrekkersrol. In samenspraak met de Navo en het Europees Defensie Agentschap formuleert de Joint Task Force C-IED in 2014 een nieuw concept voor het veilig maken van transportroutes (Future Route Clearance operaties) en worden elektronische beschermingsprincipes in zowel Benelux als Navo-verband uitgewerkt. Voorts is Nederland lead nation voor de ontwikkeling van biometrische capaciteiten in Navo-verband en voor de ontwikkeling van forensische kennis en capaciteit in EU-verband.

Internationale defensiesamenwerking

De versterking van de internationale militaire samenwerking blijft in 2014 een speerpunt in het defensiebeleid. Daarbij is de verdere verdieping van militaire samenwerking, met gelijkgezinde landen en in multilateraal verband, nadrukkelijk het streven. Illustratief is de nauwe marinesamenwerking met België en het Verenigd Koninkrijk. Ook de luchtmachtsamenwerking met België neemt toe, waarbij er kansen zijn op het gebied van helikopters en luchttransport. In Benelux-verband wordt gewerkt aan het gecoördineerd optreden en oefenen met helikopters en aan samenwerking bij de invulling van de QRA-taak. Bij de samenwerking met Duitsland staan de landstrijdkrachten centraal. De hechte samenwerking tussen de Duitse en Nederlandse landmacht concentreert zich onder meer op gezamenlijk trainen, oefenen en opleiden, alsmede een gezamenlijk multinationaal hoofdkwartier op basis van het Duits-Nederlandse legerkorpshoofdkwartier. 11 Luchtmobiele Brigade en de Duitse Division Schnelle Kräfte worden in 2014 geïntegreerd. Nederland en Duitsland zoeken daarnaast ook toenadering op het gebied van onderzeebootbouw, vanwege schaalvoordelen en het behoud van schaarse kennis. Naast de Benelux, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk bouwt Defensie in 2014 voort op de goede relaties met landen zoals Denemarken, Frankrijk, Noorwegen en de Verenigde Staten.

Betere internationale coördinatie van reeds beschikbare capaciteiten, samen investeren in nieuwe capaciteiten en het op elkaar afstemmen van investeringen is van groot belang om de beschikking te houden over capaciteiten die ons land alleen niet kan financieren. Samenwerking kan de slagkracht vergroten en tekorten terugdringen. Internationale samenwerking wordt ook steeds belangrijker bij de verwerving, de instandhouding, de afstoting en de inzet van militaire capaciteiten. De EU en de Navo zijn onmisbaar als institutionele kaders en als bronnen van kennis en expertise. Initiatieven op het gebied van Pooling & Sharing (EU) en Smart Defence (Navo) leiden tot nieuwe kaders voor samenwerking op defensiegebied, bijvoorbeeld projecten op het gebied van onderzoek, technologieontwikkeling en materieel. Nederland blijft in 2014 werken aan de projecten waarin het een leidende rol op zich heeft genomen, zoals het Counter-IED Biometrie project van de Navo en het Air-to-Air-Refuelling initiatief voor de versterking van de Europese tankercapaciteit.

Bedrijfsvoering

Verbeteren planningsinzicht op de lange termijn

Voor de financiële onderbouwing van de nota In het belang van Nederland en de begroting 2014 zijn sjablonen opgesteld, die inzicht geven in de financiële aspecten van wapensystemen. Daarbij zijn investeringen en exploitatie in samenhang beschouwd en is de planningshorizon verruimd van 10 naar 15 jaar. Hiermee wordt over een langere periode inzicht gegeven in ontwikkelingen die samenhangen met de levensduur van wapensystemen, zoals technologische aanpassingen en grootschalig onderhoud. Het is de ambitie de eerste contouren van het inzicht per wapensysteem in de begroting 2015 te presenteren.

Dit inzicht in de totale uitgaven (investeringen en exploitatie) per wapensysteem gedurende de hele levenscyclus moet verder worden uitgebouwd. Defensie zal nader onderzoeken hoe en wanneer de systematiek van Life Cycle Costing (LCC) een structurele plaats kan krijgen in het plan- en begrotingsproces en de bedrijfsvoering. Dit is een ingrijpende verandering en vereist daarom zorgvuldige afstemming met de andere grote verandertrajecten, zoals de reorganisaties, de invoering van SAP en de verbetering van het beheer. Al deze trajecten grijpen op elkaar in en hebben tot doel de besturing en de bedrijfsvoering van Defensie te verbeteren. De geïntegreerde financiële en materieel-logistieke administratie in SAP berust op de uitgangspunten die aan de besturing en bedrijfsvoering ten grondslag liggen. De uitvoering van dit gehele programma loopt tot 2016 en is besproken met de Algemene Rekenkamer. Ten behoeve van de infasering van de planhorizon en LCC in de begroting 2015 wordt een plan van aanpak opgesteld.

SAP

Het programma SPEER is in 2013 overgegaan op de lijnorganisatie. De werkzaamheden die de programmaorganisatie SPEER bij haar opheffing aan de lijn overdroeg, worden door Defensie binnen de reguliere processen en procedures voltooid. Na het behalen van de overeengekomen doelstellingen van het programma SPEER ontvangt de Tweede Kamer een evaluatie. Tot die tijd ontvangt de Kamer halfjaarlijks een voortgangsrapportage.

Sourcing

Sourcing kan een bijdrage leveren aan het innovatieve vermogen, een verbetering van de flexibiliteit en de kwaliteit en het verlagen van de kosten. Kerntaken doet Defensie zelf, marktconforme diensten worden in beginsel uitbesteed, mits dat doelmatiger en doeltreffender is dan zelf doen. Het onderzoeken van de kansen voor sourcing is daarnaast een regulier onderdeel van het DMP-proces bij grote investeringsprojecten. In overleg met de Kamer is besloten de omvangrijke sourcingagenda meer in proportie te brengen en te concentreren op vijf prioritaire projecten: Instandhouding operationele wielvoertuigen tot 7,5 kN, Outsourcing IV/ICT, Defensie Vastgoeddiensten, Defensiebrede Vervanging van Bewakings- en Beveiligingssystemen en Uitbesteding Cateringdiensten. Voor het prioritaire project Defensie Vastgoeddiensten zijn inmiddels gesprekken begonnen met het Rijksvastgoedbedrijf (RVB) en Defensie verkent de inrichting en de manier waarop wordt deelgenomen aan het RVB. Dit wordt in 2014 verder uitgewerkt. Met de centrales van overheidspersoneel is overeenstemming bereikt over het Sociaal Statuut dat bij sourcingtrajecten geldt. De Kamer ontvangt daarover afzonderlijk informatie.

Vastgoed

In 2014 krijgen ook veel vastgoedmaatregelen hun beslag. De in het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie beoogde besparingen van € 61 miljoen op de exploitatie van het vastgoed zijn nog niet volledig gerealiseerd. Zoals gemeld in de eerste halfjaarrapportage over het herbeleggingsplan van 15 mei jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 129) bedraagt de tussenstand € 41,9 miljoen. De komende tijd neemt de besparing mogelijk nog met enige miljoenen toe, als meer duidelijkheid komt over projecten die nog in de studiefase zitten. Het is echter niet de verwachting dat uit deze maatregelen de volledige € 61 miljoen wordt gehaald. Het restant wordt meegenomen in de totale problematiek van € 348 miljoen. Met de nota In het belang van Nederland worden aanvullende besparingen op het vastgoed beoogd. De Johan Willem Frisokazerne in Assen, de Van Ghentkazerne in Rotterdam en het Air Operations Control Station in Nieuw Milligen worden over enkele jaren gesloten. In Nieuw Milligen blijft het terrein gehandhaafd waar de verkeersleidingsradar staat. Voor de gevechtsleidingstaak wordt een alternatieve locatie gezocht. De Joost Dourleinkazerne op Texel wordt omgevormd naar een oefenterrein zonder kazerne. Om deze wijzigingen mogelijk te maken, moet op andere plaatsen worden geïnvesteerd. In 2014 worden aanvullende maatregelen en voorstellen onderzocht om optimaal gebruik te maken van de beschikbare ruimte, meer rijksbrede samenwerking aan te gaan en het aantal kleinere locaties te reduceren. In dat kader wordt de komende twee jaar op de grootste locaties bekeken of de vastgoednormering stringenter kan worden toegepast om zodoende te komen tot een betere bezetting.

Financiële gevolgen

In de onderstaande tabel staan de mutaties ten opzichte van de vastgestelde begroting 2013:

TOTAAL DEFENSIE (bedragen x € 1 miljoen)
 

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Standen ingediende ontwerpbegroting 2013

8.066,8

7.777,0

7.791,0

7.711,2

7.711,1

7.717,2

7.707,6

Mutaties 1e suppletoire begroting 2013

 

11,5

– 218,6

– 231,6

– 256,5

– 253,4

– 291,9

Stand voorjaarsnota 2013

8.066,8

7.788,5

7.572,4

7.479,6

7.454,6

7.463,8

7.415,7

Belangrijkste mutaties

             

1 Gedeeltelijke compensatie WUL

   

50,0

       

2 Overheveling van/naar departementen

   

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

– 0,1

3 Doorwerking ontvangsten

   

– 5,3

– 3,0

– 4,4

– 4,7

– 4,7

4 Doorwerking verkoopopbrengsten

       

56,0

44,8

44,8

5 Extrapolatie

           

– 0,7

6 Bijdrage taakstelling voor het rijk van 700 miljoen

   

– 15

– 15

– 15

– 15

– 15

Standen ontwerpbegroting 2014

8.066,8

7.788,5

7.602,0

7.461,6

7.491,1

7.488,8

7.440,0

  • 1. Gedeeltelijke compensatie WUL

    Door het ministerie van Financiën worden de meeruitgaven door de Wet Uniformering Loonbegrip in 2014 incidenteel gecompenseerd. De structurele oplossing voor de jaren vanaf 2015 is in de nota In het belang van Nederland verwerkt.

  • 2. Overhevelingen tussen departementen

    Het betreft een structurele bijdrage van € 0,1 miljoen aan het ministerie van Algemene Zaken voor de exploitatie van het platform rijksoverheid online. Verder gaat het om overhevelingen van geringe omvang aan het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in verband met de topinkomens in de publieke sector, de Topmanagementgroep en voor de financiering van het ambtelijk professioneel programma voor de Algemene Bestuursdienst. Het ministerie van Financiën (belastingdienst) draagt bij aan de ASL-BISL foundation.

  • 3. Doorwerking ontvangsten

    De doorwerking van ontvangsten heeft onder meer betrekking op bijgestelde ontvangsten van de Stichting Ziektekostenverzekering Krijgsmacht, de uitbreiding en renovatie van het Centraal Militair Hospitaal, het meer declareren bij de zorgverzekeraar van de zelf verleende geneeskundige diensten en de meerontvangsten voor het niet operationele dienstvervoer. Daarnaast betreft het de herschikking van de ontvangsten van de inzet van Vessel Protection Detachments.

  • 4. Doorwerking verkoopopbrengsten

    Als gevolg van de in de nota In het belang van Nederland aangekondigde maatregelen wordt rekening gehouden met een hogere verkoopopbrengst van af te stoten groot materieel.

  • 5. Extrapolatie

    Deze technische mutatie betreft de extrapolatie (doorwerking) voor het kasjaar 2018.

  • 6. Bijdrage taakstelling € 700 miljoen voor het Rijk

    Het ministerie van Defensie draagt € 15 miljoen bij aan de taakstelling voor het Rijk van € 700 miljoen. Defensie dekt dit bedrag in de jaren 2014 tot en met 2016 uit de investeringen en vanaf 2017 wordt het bedrag in mindering gebracht op de risicoreservering uit de beleidsbrief 2011.

Inzetbaarheidsdoelstellingen Defensie

De krijgsmacht is vanaf 2014 inzetbaar voor:

  • 1. De verdediging van het eigen en het bondgenootschappelijke grondgebied, inclusief de Caribische delen van het Koninkrijk, zo nodig met alle beschikbare middelen. Deze taak wordt in bondgenootschappelijk verband uitgevoerd. In dat kader kan ook de NAVO een beroep doen op Nederland.

  • 2. De deelneming aan operaties wereldwijd ter bevordering van de internationale stabiliteit en rechtsorde, voor noodhulp bij rampen en humanitaire crises en voor de bescherming van de belangen van het Koninkrijk. Deze operaties worden meestal in internationaal verband uitgevoerd, waarbij bijdragen van verschillende partners in samengestelde eenheden worden geïntegreerd. In dat kader kan de krijgsmacht de volgende bijdragen leveren:

    • Op land: Eenmalig een samengestelde taakgroep van brigadeomvang of langdurig een samengestelde taakgroep van bataljonsomvang. Naast de langdurige inzet van een bataljonstaakgroep kunnen gedurende kortere tijd een tweede bataljonstaakgroep en langere tijd kleinere bijdragen worden ingezet (inclusief de presentie in het Caribisch gebied).

    • Op en vanaf zee: Eenmalig een maritieme taakgroep van vijf schepen of langdurig twee schepen afzonderlijk, waarbij vloot en mariniers geïntegreerd optreden.

    • In de lucht: Tot de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig een groep van acht jachtvliegtuigen of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Na de vervanging van de F-16 – voorzien in 2023 – eenmalig of langdurig een groep van vier jachtvliegtuigen. Helikopters ondersteunen het optreden op land en zee.

    • Speciale operaties: Langdurige deelneming van compagniesomvang aan een joint taakgroep Special Forces.

    • Cyberoperaties: defensieve en offensieve cybertaken evenals inlichtingenvergaring.

    • Nichecapaciteiten (naast Special Forces en offensieve cybercapaciteit): onderzeeboten, het Duits-Nederlandse Legerkorpshoofdkwartier, Luchttransport, Air-to-Air Refuelling, Patriots en het Civil-Military Interaction commando.

    Al deze vormen van inzet zijn inclusief ondersteunende eenheden, zowel de gevechtsondersteuning (combat support) als de logistieke ondersteuning (combat service support). Vooral voor logistieke ondersteuning kan een beroep worden gedaan op internationale partners. Andersom is de ondersteuning van internationale partners door onze krijgsmacht eveneens mogelijk. De inzet van afzonderlijke modules van ondersteunende capaciteiten is ook een optie.

  • 3. Het bijdragen aan de nationale veiligheid onder civiel gezag. In dat kader levert de krijgsmacht de in wettelijke en interdepartementale afspraken vastgelegde bijdragen. Het gaat hierbij om:

    • De uitvoering van structurele nationale taken zoals de politietaken van de Koninklijke Marechaussee, de beveiliging van het Nederlandse luchtruim met jachtvliegtuigen, de coördinatie van en de bijdrage aan de Kustwacht Nederland evenals de hydrografische taak;

    • Het samen met veiligheidspartners kunnen optreden tegen digitale bedreigingen en aanvallen (cybercapaciteit);

    • Militaire bijstand en steunverlening bij handhaving van de rechtsorde, de openbare orde en veiligheid, in het bijzonder met de in de ICMS-catalogus gegarandeerde capaciteiten;

    • Militaire bijstand bij de bestrijding van terrorisme, rampen en crises – zo nodig met alle op dat moment beschikbare eenheden.

  • 4. Een permanente militaire presentie in het Caribisch gebied, zowel voor de verdedigingstaak (zie doelstelling 1) als voor de ondersteuning van lokale en regionale civiele autoriteiten (zie doelstelling 3, in het bijzonder de ondersteuning van de Kustwacht, de regionale drugsbestrijding, de politietaken van de Marechaussee en het beteugelen van woelingen). De permanente presentie bestaat uit twee roulerende compagnieën van het CZSK of het CLAS, een bootpeloton, een groot bovenwaterschip, een ondersteuningsschip en een brigade Marechaussee. Als de situatie dit vereist, kan de militaire presentie in het Caribisch gebied worden vergroot. Dit zal dan wel ten koste gaan van de overige inzetmogelijkheden.

Overzicht beleidsdoorlichtingen

Op verzoek van de Tweede Kamer is de defensiebegroting ingericht naar organisatieonderdelen in plaats van beleidsartikelen. Beleidsartikelen zijn normaal gesproken het aanknopingspunt voor beleidsdoorlichtingen. Beleid heeft bij Defensie vaak betrekking op meerdere organisatieonderdelen. Een beleidsdoorlichting van een beleidsthema kan daardoor delen van de verschillende begrotingsartikelen bevatten. Zo worden per beleidsdoorlichting alle gerelateerde defensieuitgaven verantwoord. De programmering van de beleidsdoorlichtingen is ondanks de afwijkende ordening van de begroting – conform de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek – dekkend. Dat wil zeggen dat beleidsdoorlichtingen voor alle beleidsthema’s binnen de gestelde termijn van zeven jaar zijn gepland.

In elke beleidsdoorlichting wordt aandacht besteed aan de behaalde (maatschappelijke) effecten. Verantwoording van verrichte activiteiten en geleverde prestaties staat centraal. Indien hierbij de causale relatie tussen de defensie-inzet en de beoogde effecten niet kan worden aangetoond, wordt zo mogelijk ingegaan op de plausibiliteit van een relatie tussen defensie-inzet en de beoogde effecten. Ten slotte wordt in de beleidsdoorlichting op meerdere jaren teruggekeken, waarbij periodieke en tussentijdse evaluaties als bouwstenen kunnen worden gebruikt.

Beleidsdoorlichtingen

Planning

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Artikel / Operationele doelstelling

             

Artikel 1; Inzet

             

Bescherming kwetsbare schepen nabij Somalië

 

X

         

Budget Internationale Veiligheid1

             

Digitale weerbaarheid en cyber operations

         

X

 

Artikel 2; CZSK

             

Wijziging samenstelling Koninklijke marine (2005)

   

X

       

Artikel 3; CLAS

             

Civiel-militaire samenwerking

         

X

 

Artikel 4; CLSK

             

Strategische luchttransportcapaciteit

V

           

Artikel 5; CKmar

             

Mensenhandel/mensensmokkel

V

           

Artikel 6; Investeringen krijgsmacht

           

X

Investeringsproject nog te bepalen

             

Artikel 7; Ondersteuning krijgsmacht door DMO

             

SPEER

     

X

     

Artikel 8; Ondersteuning krijgsmacht door CDC

             

Actieplan werving en behoud

V

           

Veteranenzorg + ondersteuning defilé Wageningen

     

X

     

Flexibel Personeelssysteem

   

X

       

Integriteit

       

X

   
1

Deze evaluatie wordt uitgevoerd door de Inspectie Ontwikkelingssamenwerking en Beleidsevaluatie bij het ministerie van Buitenlandse Zaken. Defensie zal daarbij betrokken zijn. Het tijdstip van deze beleidsdoorlichting wordt nog bepaald in overleg met Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking.

Toelichting op bovenstaande tabel: In 2013 wordt, zoals gepland, een beleidsdoorlichting uitgevoerd naar de bescherming van kwetsbare schepen nabij Somalië. Deze doorlichting wordt vóór Verantwoordingsdag 2014 aan de Kamer aangeboden.

Vanaf 2014 is de tabel op verschillende punten aangepast. Allereerst is de planning beter in lijn gebracht met de nieuwe organisatie die vanaf eind 2013 van start gaat. Dat betekent dat de organisatie over dertig procent minder stafcapaciteit beschikt en dat op sommige punten andere prioriteiten worden gesteld. Onderwerpen waarvoor Defensie geen beleidsverantwoordelijkheid draagt, zoals de Kustwacht, zijn geschrapt. Toezeggingen aan de Kamer, zoals een evaluatie van het project SPEER, zijn daarvoor in de plaats gekomen. Ook wordt in 2018 aandacht besteed aan het nieuwe, centrale investeringsartikel, dat bestaat sinds de begroting 2013. Daarnaast is de categorie «defensiebreed» komen te vervallen. De onderwerpen die in die categorie waren ondergebracht, zijn in de nieuwe planning zoveel mogelijk verplaatst naar bestaande beleidsartikelen. Defensie presenteert met deze indeling een op de nieuwe organisatie toegesneden, defensiebrede en realistische planning. Tot slot is de programmering van de beleidsdoorlichtingen gericht op de belangrijkste activiteiten, omdat de beleidsartikelen bij Defensie voor een groot deel bestaan uit personele uitgaven, zoals salarissen, sociale lasten en uitgaven voor toelagen en reiskosten woon-werkverkeer.

V = afgehandeld

X = in uitvoering of in planning

Licence