Base description which applies to whole site

BIJLAGE 3 SOCIALE FONDSEN SZW

B.3.1 Inleiding

Inhoud

Deze bijlage beschrijft de financiering van de premie-uitgaven voor de budgetdisciplinesector Sociale Zekerheid en Arbeidsmarkt (SZA). Daarnaast zijn de door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid vastgestelde premiepercentages voor de volks- en werknemersverzekeringen opgenomen. In de laatste paragraaf wordt een overzicht gegeven van de exploitatiesaldi en vermogensposities van de sociale fondsen.

B.3.2 Financiering SZA-uitgaven 2013–2014

Premievaststelling

Jaarlijks stelt de Minister van SZW de premiepercentages volks- en werknemersverzekeringen vast. De voorstellen hiertoe voor 2014 zijn in tabel B.3.1 opgenomen. Deze premiestelling heeft het kabinet beoordeeld binnen het lastenkader voor huishoudens en bedrijven, de koopkrachtontwikkeling en het gewenste EMU-saldo. Een aantal premiepercentages is nog onder voorbehoud van (definitieve) vaststelling. Het saldo van de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven (het exploitatiesaldo van de fondsen) telt mee voor de berekening van het EMU-saldo.

  • AOW en Anw: De premiepercentages voor de AOW en Anw worden op hetzelfde niveau vastgesteld als in 2013. Bij het ouderdomsfonds zijn bij dit premiepercentage de premieopbrengsten niet voldoende om de uitgaven te dekken. De inkomsten van het ouderdomsfonds worden daarom aangevuld door middel van rijksbijdragen (zie beleidsartikel 12). Beide premies worden gecombineerd geheven met de loon- en inkomstenbelasting in de 1e en 2e schijf.

  • Sectorfondsen: De sectorfondspremies voor 2014 worden in oktober 2013 door het UWV vastgesteld, op advies van de verschillende sectoren. Uit de sectorfondsen wordt het eerste halfjaar van een WW-uitkering gefinancierd. De in de tabel weergegeven premie is een gemiddelde. In werkelijkheid verschilt de premie per sector. In 2014 vindt er door modernisering ziektewet een verschuiving plaats tussen sectorfondsen en de Werkhervattingskas. Hierdoor dalen de sectorfondspremies en stijgt de premie van de Werkhervattingskas. Daarnaast stijgen de sectorfondspremies door toenemende werkloosheidsuitgaven en het inlopen van opgebouwde tekorten.

  • AWf: Het Algemeen Werkloosheidsfonds financiert de WW-uitkeringen met een duur langer dan 6 maanden. De AWf-werkgeverspremie wordt voorlopig vastgesteld op 2,30%, 0,6 procentpunt hoger dan in 2013. Deze aanpassing wordt voornamelijk veroorzaakt door de verhoging van de WW-premies met € 1,3 miljard uit het regeerakkoord Rutte/Asscher. De hoogte van de AWf-premie is nog onder voorbehoud van vaststelling van de sectorfondspremies. Als het UWV voor 2014 een andere (gemiddelde) sectorfondspremie vaststelt dan nu wordt verwacht, dan kan de AWf-werkgeverspremie worden aangepast binnen een lastenneutraal kader.

  • Ufo: Alleen overheidswerkgevers betalen de Ufo-premie. De Ufo-premie wordt vastgesteld op 0,78%, hetzelfde percentage als in 2013.

  • Uniforme opslag kinderopvang: De premieopslag kinderopvang voor 2014 blijft met 0,50% gelijk aan die in 2013. De verplichte werkgeversbijdrage kinderopvang wordt door werkgevers in de marktsector en de overheid betaald door middel van een opslag op de Aof-premie vanaf 2014.

  • Aof: De Aof-premie is (voorlopig) vastgesteld op 4,95%, een verhoging van 0,95 procentpunt ten opzichte van 2013. De Aof-premie is hoger vastgesteld om te compenseren voor lastenverlichtingen op andere werkgeversterreinen (zie voor het volledige beeld van werkgeverslasten de Miljoenennota 2014). Definitieve vaststelling van de Aof-premie vindt plaats in oktober.

  • Whk: De premie voor de Werkhervattingskas, waaruit de uitkeringen voor gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA) worden betaald, wordt vastgesteld door het UWV. Een eerste inschatting duidt op een rekenpremie van 1,01% in 2014.

Tabel 3.3.1 Premiepercentages voor de sociale verzekeringen

premie

fonds

uitgaven

betaald

2013

2014

AOW

Ouderdomsfonds

AOW

Werknemer

17,90%

17,90%

Anw

Nabestaandenfonds

Anw

Werknemer

0,60%

0,60%

           

Sfn

Sectorfondsen (gemiddelde premie)

WW, ZW, WGA

Werkgever

2,76%

2,67%

AWf

Algemeen Werkloosheidsfonds

WW, ZW, re-integratie

Werkgever

1,70%

2,30%

Ufo

Uitvoeringsfonds voor de overheid

ZW, WAZO, WGA overheid

Werkgever

0,78%

0,78%

Sfn / Ufo / Aof

Uniforme opslag kinderopvang

Kinderopvang

Werkgever

0,50%

0,50%

           

Aof

Arbeidsongeschiktheidsfonds

WAO, WIA, WAZ, WAZO

Werkgever

3,99%

4,95%

Whk

Werkhervattingskas (rekenpremie)

WGA

Werkgever

0,54%

1,01%

Bron: SZW, financiële administratie

B.3.3 Sociale fondsen 2013-2014

Exploitatiesaldi

De premiegefinancierde uitgaven worden vanuit de sociale fondsen gedaan. Op basis van de eerdergenoemde premiepercentages voor 2013 en 2014 en de verwachte ontwikkeling van de desbetreffende grondslagen zijn de ontvangsten van de sociale fondsen geraamd, zie tabel B.3.2 en B.3.3. Hierbij is rekening gehouden met de bijdragen aan de fondsen van het rijk en de onderlinge betalingen van de fondsen. Het saldo tussen betaalde en ontvangen onderlinge betalingen is voor de sociale verzekeringen negatief, omdat uit enkele van deze fondsen premies voor de zorgverzekering worden betaald. Tegenover deze negatieve saldi staan dus positieve saldi bij de zorgfondsen.

In de onderstaande tabellen zijn de arbeidsongeschiktheidsfondsen (het Aof en de Whk) samengevoegd. Dit geldt eveneens voor de werkloosheidsfondsen (het AWf en de sectorfondsen). In de praktijk betreft het hier gescheiden fondsen. In tabel B.3.4 staan de vermogens van de werkloosheidsfondsen wel afzonderlijk weergegeven.

Het exploitatiesaldo van de fondsen is het verschil tussen de premie-inkomsten en de premiegefinancierde uitgaven van de fondsen. In 2014 bedraagt dit saldo naar verwachting – € 3,8 miljard voor alle fondsen samen, tegenover een exploitatiesaldo van – € 8,5 miljard over 2013. De achtergrond bij de huidige tekorten is voor een deel gelegen in de afspraken uit de begrotingsregels. Daarin is een expliciete scheiding tussen uitgaven en inkomsten opgenomen. Een stijging van de uitgaven wordt daardoor niet gecompenseerd via een verhoging van de inkomsten. De inkomsten, die als gevolg van de recente economische neergang zijn gedaald, zijn daardoor onvoldoende om de gestegen uitgaven te financieren, waardoor een negatief exploitatiesaldo ontstaat. Het exploitatietekort van de fondsen maakt onderdeel uit van het totale (negatieve) EMU-saldo.

Het negatieve exploitatiesaldo komt voornamelijk voor rekening van de WW-fondsen. Naast de invloed van recessie speelt daarbij de verlaging van de AWf-premies in 2009 een belangrijke rol. Voor werkgevers is de premie indertijd verlaagd met 0,6 procentpunt; voor werknemers bedroeg de daling 3,5 procentpunt.

Het negatieve exploitatiesaldo in het ouderdomsfonds wordt in het volgende jaar verrekend met de uitbetaling van de rijksbijdrage. Het exploitatiesaldo van het Anw-fonds is in 2014 positief, de premie blijft hetzelfde terwijl de uitgaven dalen. Het exploitatiesaldo van de arbeidsongeschiktheidsfondsen wordt in 2014 positief.

Tabel B.3.2 Overzicht sociale verzekeringen 2013 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

WAO

WW

Totaal

Premies

23.601

783

7.641

7.540

39.565

Bijdragen van het rijk

7.659

13

389

163

8.224

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

789

894

1.682

Saldo Interest

– 6

27

27

– 131

– 84

Totaal Ontvangsten

31.254

823

8.845

8.466

49.388

Uitkeringen/ Verstrekkingen

32.891

693

8.684

10.339

52.606

Uitvoeringskosten

109

14

420

999

1.542

Betaalde onderlinge betalingen

671

55

1.170

1.887

3.782

Totaal Uitgaven

33.670

762

10.273

13.225

57.930

           

Exploitatiesaldo

– 2.417

61

– 1.428

– 4.759

– 8.542

Bronnen: SZW en CPB (MEV 2014)

Tabel B.3.3 Overzicht sociale verzekeringen 2014 (x € 1 mln)
 

AOW

Anw

WAO

WW

Totaal

Premies

24.259

1.017

10.613

8.484

44.373

Bijdragen van het rijk

10.836

9

258

119

11.222

Ontvangen onderlinge betalingen

0

0

1.105

1.065

2.169

Saldo Interest

– 40

38

– 1

– 289

– 292

Totaal Ontvangsten

35.055

1.064

11.974

9.378

57.471

Uitkeringen/ Verstrekkingen

34.395

549

8.635

11.659

55.238

Uitvoeringskosten

114

13

372

1.209

1.708

Betaalde onderlinge betalingen

700

44

1.652

1.924

4.321

Totaal Uitgaven

35.209

606

10.660

14.792

61.267

           

Exploitatiesaldo

– 154

458

1.314

– 5.414

– 3.795

Bronnen: SZW en CPB (MEV 2014)

Vermogensposities

In tabel B.3.4 wordt voor de jaren 2013 en 2014 de vermogenspositie van de verschillende fondsen weergegeven. De vermogens van de fondsen worden vergeleken met de normen. Een vermogen gelijk aan de norm geeft aan dat het fonds gemiddeld genomen over het jaar over voldoende liquiditeiten beschikt om de uitkeringen te financieren. Overschotten en tekorten bij de fondsen gedurende het jaar worden aangehouden op een rekening-courant bij het Rijk. Indien er sprake is van een vermogenstekort zal het Rijk niet alleen tijdelijk gedurende het jaar maar ook langduriger deze tekorten moeten aanvullen via de rekening-courant.

Bij het ouderdomsfonds is het feitelijk vermogen gelijk aan het normvermogen. Dit komt doordat de rijksbijdragen (zie beleidsartikel 12) het exploitatiesaldo aanvullen totdat het normvermogen is bereikt. Binnen het nabestaandenfonds is sprake van een vermogensoverschot. Door het jaarlijkse positieve exploitatiesaldo neemt dit overschot toe. Voor de WAO-fondsen is het totale vermogensoverschot in 2013 en 2014 respectievelijk € 2,3 miljard en € 1,6 miljard.

De sectorfondsen hebben in 2013 en 2014 een vermogenstekort. De sectorpremies worden nagenoeg lastendekkend vastgesteld, maar gedurende het jaar kan de realisatie van de uitgaven afwijken van hetgeen geraamd werd ten tijde van vaststelling van de premies. De opgelopen tekorten hoeven niet direct weggewerkt te worden. De sectorfondsen krijgen hier 3 jaar de tijd voor. Ook het (feitelijk) vermogen in het Algemeen Werkloosheidsfonds (AWf) is eind 2013 negatief. Dit zorgt niet voor risico’s met betrekking tot de uitbetaling van uitkeringen. Het AWf maakt onderdeel uit van de totale Rijksbegroting en is in feite niets anders dan een rekening van het UWV bij het Ministerie van Financiën. In de afgelopen jaren ontving het UWV (de fondsen) een rentevergoeding van het Ministerie van Financiën voor het positieve saldo. In het geval er een negatief vermogen ontstaat, betaalt het UWV hiervoor een rente aan het Ministerie van Financiën. Het Ministerie van Financiën garandeert hiermee dat het UWV altijd over voldoende middelen kan beschikken. Het zogenoemde «leeglopen van de fondsen» vormt derhalve geen enkel risico voor de uitbetaling van werkloosheidsuitkeringen. Wel maken de exploitatietekorten, die de leegloop veroorzaken, onderdeel uit van het EMU-saldo in deze jaren.

Voor de sociale fondsen samen betekent dit dat het vermogenstekort in 2014 stijgt van – € 7,7 miljard naar – € 11,0 miljard. Het feitelijk (aanwezige) vermogen bedraagt in 2014 – € 6,7 miljard.

Tabel B.3.4 Vermogens sociale fondsen (x € 1 mln)
   

Ultimo 2013

   

Ultimo 2014

 
 

Feitelijk vermogen

Normvermogen

Vermogens-overschot

Feitelijk vermogen

Norm-vermogen

Vermogens-overschot

AOW

1.245

1.175

70

1.113

1.245

– 132

Anw

2.274

121

2.154

2.640

73

2.567

WAO

2.689

413

2.277

2.120

534

1.587

Sfn

– 781

601

– 1.382

– 736

593

– 1.329

AWf

– 8.585

1.857

– 10.442

– 11.608

1.857

– 13.465

Ufo

– 352

38

– 390

– 208

25

– 234

Totaal sociale fondsen

– 3.509

4.205

– 7.713

– 6.678

4.327

– 11.005

Licence