Base description which applies to whole site

Artikel 1. Woningmarkt

A Algemene doelstelling

Een vrij toegankelijke, vraaggerichte woningmarkt met steun voor degenen die dat nodig hebben.

B Rol en verantwoordelijkheid

De minister voert de regie ten aanzien van de zorg voor een heldere verdeling van rollen en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen op het terrein van wonen.

De minister voert de regie ten aanzien van het scheppen van voorwaarden voor de beschikbaarheid van voldoende betaalbare woningen, onder meer door huurprijsregulering en maatregelen ten aanzien van de koopwoningenmarkt.

De minister voert via regelgeving de regie ten aanzien van het bevorderen van een evenwichtige verdeling van de woningvoorraad op grond van de Huisvestingswet. De minister voert de regie ten aanzien van het ontwikkelen van kaders om onrechtmatige bewoning tegen te gaan op grond van de Woningwet.

De minister stimuleert in beleidsmatige zin de huisvesting van bijzondere aandachtsgroepen.

De minister voert de regie ten aanzien van de zorg voor de betaalbaarheid van het wonen in het bijzonder voor de lagere inkomensgroepen onder andere op grond van de Wet op de Huurtoeslag.

De minister is verantwoordelijk voor het beleidsmatig vormgeven van het instrument huurtoeslag en het budgettair beheer hiervan op grond van de Wet op de Huurtoeslag. De uitvoering van de huurtoeslag is, op grond van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR), onder verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën, belegd bij de Belastingdienst/Toeslagen. Deze dienst is ook verantwoordelijk voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de toeslag.

De minister is verantwoordelijk voor de Verhuurderheffing.

De minister is verantwoordelijk voor een adequate werking van de sociale huurwoningenmarkt. Het betreft het beleidsmatig vormgeven van het toezicht op woningcorporaties en de kwaliteit hiervan, het uitoefenen van dit toezicht op grond van de Herzieningswet en de daarop gebaseerde algemene maatregel van bestuur en de verantwoording hierover. In de uitvoering spelen woningcorporaties daarbij een belangrijke rol, waarbij het huisvesten van huishoudens met een inkomen tot € 34.229 (inkomensgrens 2013) tot hun kerntaak behoort.

De minister draagt zorg voor een adequate uitvoering van een laagdrempelige beslechting van huurgeschillen. In het Burgerlijk Wetboek (art. 7.249 t/m 7.261) is vastgelegd dat huurders en verhuurders een beroep kunnen doen op de Huurcommissie. De organisatie en werkwijze van de Huurcommissie, evenals de administratieve ondersteuning door de Dienst van de Huurcommissie (DHC), is vastgelegd in de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte (Uhw).

C Beleidswijzigingen

De in 2012 bij de Eerste Kamer ingediende voorstellen voor een herziening van de Woningwet en de daarop volgende in 2013 bij de Tweede Kamer ingediende novelle zullen naar verwachting in 2014 leiden tot nieuwe wet- en regelgeving die is gericht op het versterken van het interne en externe toezicht. Zoals in de kabinetsreactie op de eindrapportage van de Commissie Kaderstelling en Toezicht Woningcorporaties (Commissie Hoekstra) is aangegeven, is daarin opgenomen het externe financieel toezicht niet meer door het Centraal Fonds Volkshuisvesting te laten uitvoeren, maar onder te brengen in een onafhankelijk van het beleid opererende dienst onder ministeriële verantwoordelijkheid. Dit ligt ook in lijn met het voornemen in het Regeerakkoord om de positie van zelfstandige bestuursorganen te heroverwegen.

Ook beoogt de nieuwe wetgeving de positie van gemeenten richting corporaties te versterken. Daarbij heeft de regering ook het advies van de in opdracht van de VNG ingestelde Commissie Dekker betrokken (Gemeenten en corporaties, de vrijblijvendheid voorbij; Wederkerig en verplichtend). Een woonvisie van de gemeente vormt daarbij een richtsnoer voor de activiteiten van de corporatie(s). Corporaties worden geacht jaarlijks aan te geven welke bijdrage aan het gemeentelijke volkshuisvestingsbeleid kan worden geleverd. Bij voorkeur mondt dit uit in prestatieafspraken.

Zoals in de beleidsagenda aangegeven leiden de voorstellen verder tot meer waarborgen, zodat corporaties als maatschappelijke ondernemingen goed functioneren. Daarnaast wordt met de wetgeving invulling gegeven aan het vrijstellingsbesluit voor diensten van algemeen economisch belang zoals vastgesteld door de Europese Commissie.

Aan het tegengaan van onrechtmatige bewoning wordt in 2014 verder vorm gegeven door de ontwikkeling van aanvullend instrumentarium om malafide pandeigenaren aan te pakken af te ronden. Een wetsvoorstel hiertoe zal aan de Staten-Generaal worden aangeboden. Voorgesteld wordt om een bestuurlijke boete en een vorm van een verhuurverbod in de Woningwet op te nemen. Ook zal de beheerovername van panden worden gewijzigd, zodat gemeenten dit instrument eenvoudiger kunnen toepassen. Na implementatie van dit wetsvoorstel zullen gemeenten vanuit het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties worden gefaciliteerd bij de mogelijkheden van het inzetten van het beschikbaar wettelijk instrumentarium.

Sinds 2013 is na een periode van inflatievolgend huurbeleid (2007–2012) weer een boveninflatoire huurverhoging toegestaan (inflatie + 1,5%). Om de doorstroming van huishoudens met een midden- of hoger inkomen in de gereguleerde huursector te bevorderen, is een inkomensafhankelijke extra huurverhoging toegestaan (inflatie + 2% voor middeninkomens, inflatie + 4% voor hogere inkomens).

In de beleidsagenda is aangegeven dat verhuurders vanaf 2013 een verhuurderheffing betalen. De Wet verhuurderheffing zal vanaf 2014 in werking treden. Een voorstel daartoe wordt gelijktijdig met deze begroting aan de Kamer aangeboden.

Zoals in de beleidsagenda is aangegeven, zal het woningwaarderingstelsel worden vereenvoudigd door een combinatie van de waardering onroerende zaken (WOZ) en het woningwaarderingsstelsel (WWS). De Tweede Kamer ontvangt hiervoor een voorstel op Prinsjesdag.

In het kader van de modernisering en vereenvoudiging van de werkwijze van de Huurcommissie zal Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek en de Uitvoeringswet huurprijzen woonruimte worden gewijzigd. Dit leidt per januari 2014 tot een efficiëntere uitvoering van de beslechting van geschillen over de huurprijs door de huurcommissie. Het gaat om de vereenvoudiging van de legesregeling, de toetsing indien een zogenaamde all-in prijs is overeengekomen, de beoordeling van de servicekosten, de beoordeling van onderhoudsgebreken en de zogenaamde rappelprocedure betreffende de huurverhoging.

Op de koopwoningmarkt worden diverse maatregelen getroffen die de woningmarkt weer op gang zullen brengen. De maatregelen zijn te lezen in de beleidsagenda.

In de beleidsagenda is aangegeven, dat de bijdrage van het Rijk aan de SVn-startersleningen in 2013 naar aanleiding van het Woonakkoord wordt verhoogd van € 20 mln. naar € 50 mln. SVn zet de rijksbijdrage in voor de dekking van maximaal 50% van de rente- en beheerkosten op startersleningen. Het resterende deel wordt gefinancierd door deelnemende gemeenten en provincies. Door een beleidsbesluit is er voor gezorgd, dat in 2013 de starterslening aangemerkt kan worden als bestaande eigenwoningschuld. In de Wet verhuurheffing 2014 en fiscale maatregelen eigen woning wordt deze oplossing meerjarig (tot 1 januari 2017) vastgelegd.

In het kader van de geleidelijke afbouw van de tijdelijk verhoogde NHG-kostengrens (Kamerstukken II, 32 847, nr. 7) zal per 1 juli 2014 de kostengrens van de Nationale Hypotheek Garantie worden teruggebracht naar de oorspronkelijke grens van € 265.000.

Zoals is aangegeven in de beleidsagenda is medio 2013 een kennis- en experimentenprogramma Wonen en Zorg gestart. Hierin wordt ondermeer door Platform 31, Movisie en Kenniscentrum Wonen en Zorg van Aedes/Actiz een programma gestart, dat samen met het Ministerie van Volksgezondheid Welzijn en Sport wordt vormgegeven. Dit is gericht op ondersteuning van lokale spelers.

D1 Budgettaire gevolgen van beleid
Tabel 1.1 Woningmarkt

(x € 1.000)

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

Verplichtingen

0

2.971.709

3.101.815

3.283.574

3.457.293

3.674.634

3.876.182

                 

Uitgaven:

0

2.901.265

3.031.676

3.241.582

3.457.293

3.674.634

3.876.182

 

Waarvan juridisch verplicht

(percentage)

   

100%

       
                 

1.1

Betaalbaarheid

0

2.894.935

3.024.498

3.236.183

3.452.194

3.669.535

3.871.083

 

Subsidies

0

65.373

29.958

20.344

17.452

17.283

17.283

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

193

29

29

29

29

29

 

Bevordering eigen woningbezit

0

63.914

27.323

18.026

15.134

14.965

14.965

 

Eigen woningenregelingen

0

0

1.365

1.068

1.068

1.068

1.068

 

Woonconsumentenorganisaties

0

1.266

1.241

1.221

1.221

1.221

1.221

 

Opdrachten

0

1.600

1.076

96

96

96

96

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid

0

1.177

1.076

96

96

96

96

 

Inkomensoverdracht

0

2.813.943

2.980.244

3.203.844

3.424.253

3.642.300

3.844.500

 

Huurtoeslag

0

2.813.943

2.980.244

3.203.844

3.424.253

3.642.300

3.844.500

 

Bijdragen aan baten-lastendiensten

0

0

1.797

1.822

1.722

1.891

1.621

 

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

0

0

1.797

1.822

1.722

1.891

1.621

 

Bijdragen aan ZBO's / RWT's

0

13.300

10.440

9.270

8.265

7.559

7.177

 

Huurcommissie

0

13.300

10.125

8.955

7.950

7.244

6.862

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

0

315

315

315

315

315

 

Bijdragen aan andere begrotingshoofdstukken

0

719

983

807

406

406

406

 

Overige uitvoeringsinstanties

0

719

983

807

406

406

406

                 

1.2

Onderzoek en kennisoverdracht

0

6.330

7.178

5.399

5.099

5.099

5.099

 

Subsidies

0

2.069

1.811

1.733

1.733

1.733

1.733

 

Samenwerkende kennisinstellingen e.a.

0

2.069

1.811

1.733

1.733

1.733

1.733

 

Opdrachten

0

4.261

5.367

3.666

3.366

3.366

3.366

 

Onderzoek en kennisoverdracht

0

4.261

5.367

3.666

3.366

3.366

3.366

                 
 

Ontvangsten

0

472.245

471.230

475.416

478.100

478.700

479.200

D2 Budgetflexibiliteit

Het uitgavenbudget 2014 is nagenoeg volledig juridisch verplicht. Jaarlijks wordt een verplichting aangegaan voor het gehele huurtoeslagbudget voor het begrotingsjaar. De subsidies betreffen de kasuitgaven als gevolg van in het verleden aangegane verplichtingen. Voor een deel van de uitgaven voor onderzoek en kennisoverdracht zijn nog geen verplichtingen aangegaan. Deze middelen worden gedurende het jaar aangewend en zijn deels alternatief aanwendbaar, voor zover niet benodigd voor de uitfinanciering van tot en met 2013 aangegane verplichtingen.

E Toelichting op de instrumenten
1.1 Betaalbaarheid

Subsidies

Bevorderen Eigen Woningbezit (BEW)

Zoals gemeld aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 32 123 XVIII, nr. 74), is voor nieuwe toekenningen op grond van de Wet Bevordering Eigen Woningbezit geen budget meer beschikbaar. De meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend tot betaling van in het verleden aangegane verplichtingen.

Eigen woningenregelingen

De meerjarig beschikbare middelen dienen uitsluitend tot betaling van in het verleden aangegane verplichtingen.

Om eigen woningbezit te bevorderen is het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties achtervang voor het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) die de uitvoering verzorgt van de Nationale Hypotheek Garantie (NHG).

Woonconsumentenorganisaties

De Woonbond en de Stichting VACpunt Wonen ontvangen financiële bijdragen voor de uitvoering van een met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties overeen gekomen programma van activiteiten op het gebied van kennisoverdracht, voorlichting en scholing. Doel is de positie van de woonconsument te versterken om recht te doen aan zijn positie op de woningmarkt.

Opdrachten

Beleidsprogramma betaalbaarheid

Het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voert in het kader van het programma Betaalbaarheid verschillende activiteiten uit, voor de huurtoeslag, maar ook voor het monitoren en stimuleren van geschikte huisvesting voor ouderen. Een ander belangrijk onderdeel van het programma is het in beeld brengen en helpen voorkomen van risico's van eigenwoningbezit en toezicht op woningbouwcorporaties.

Voor deze werkzaamheden verstrekt het ministerie, samen met huurders, verhuurorganisaties en andere partijen voor woningmarktontwikkeling, opdrachten aan diverse partijen.

Inkomensoverdracht

Huurtoeslag

In de raming huurtoeslag is over de hele begrotingsperiode sprake van tekorten. De problematiek wordt vooral veroorzaakt doordat de gevolgen van de economische crisis een grotere impact hebben, dan was geraamd. De realisatiecijfers 2012 laten een hoger volume zien (meer instroom) dan verwacht, hetgeen doorwerkt in de latere jaren. Daarnaast bleken de inkomens van de aanvragers lager dan verwacht. In de eerste suppletoire begroting is aangegeven dat de definitieve vormgeving van de dekking van het tekort op de huurtoeslag zou worden betrokken bij augustusbesluitvorming. In dit kader is besloten de dekking van het tekort niet binnen de huurtoeslag te zoeken, maar een deel van de voor koopkrachtreparatie beschikbare middelen hiervoor in te zetten. Hiermee blijft de anders noodzakelijke beperking van de huurtoeslag achterwege. Als gevolg hiervan blijven de huurquotes zoals in de grafieken 1 en 2 gepresenteerd vrijwel ongewijzigd tussen 2013 en 2014.

De grafieken 1 en 2 geven de ontwikkeling van de netto-huurquote weer voor huurtoeslagontvangers (het percentage van het belastbaar inkomen dat wordt besteed aan huur). Hierbij zijn acht huishoudcategorieën onderscheiden. Voor elke in de huurtoeslag aangemerkte huishoudcategorie zijn de cijfers berekend voor een huishouden met een minimuminkomen en een huishouden met een inkomen in het inkomensafhankelijke traject. Bij de berekening van de netto huurquote voor de gepresenteerde huishoudens is gerekend met de gemiddelde huur voor de betreffende groep. De huurquotes zijn berekend door het aandeel van de netto huurlasten (huur gesaldeerd met huurtoeslag) in het belastbaar inkomen te berekenen.

Grafiek 1. Huurquote jonger dan 65 jaar

Grafiek 1. Huurquote jonger dan 65 jaar

Grafiek 2. Huurquote 65 jaar en ouder

Grafiek 2. Huurquote 65 jaar en ouder

Bijdragen aan baten-lastendiensten

Beleidsprogramma betaalbaarheid (Agentschap NL)

De bijdrage dient ter bekostiging van Agentschap NL voor de uitvoering van het beleidsprogramma betaalbaarheid.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Huurcommissie

Het werkterrein van de Huurcommissie wordt gevormd door het gereguleerde deel van de markt voor huurwoonruimte. Als huurders en verhuurders een geschil hebben en er onderling niet uitkomen, doet de Huurcommissie op verzoek uitspraken in geschillen over de hoogte van huurprijzen en servicekosten. Met ingang van 2012 beslecht de Huurcommissie ook geschillen in het kader van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV).

De Huurcommissie werkt als opdrachtnemer van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.

Voor 2014 worden de onderstaande aantallen verondersteld en maximale behandeltermijnen nagestreefd.

Tabel 1.2 Kengetallen

Procedure

Aantallen 2014

Behandeltermijn 2014

Beslechting huurprijsgeschillen

8.990

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting servicekostengeschillen

2.800

90% afgerond binnen 4 maanden

Beslechting van WOHV-geschillen

10

90% afgerond binnen 13 weken

Verklaringen over de redelijkheid van de huurprijs in het kader van behandeling van huurtoeslagaanvragen door Belastingdienst

300

90% afgerond binnen 14 weken

Totaal

12.100

 

Bron: Huurcommissie

Voor de doorlooptijden van huurgeschilbeslechting staat in de Uitvoeringswet Huurprijzen woonruimte een termijn van maximaal vier maanden. De wet kent de mogelijkheid een langere doorlooptijd te hanteren. Vandaar dat de norm van vier maanden gesteld is voor 90% van de geschillen. In de afgelopen jaren is geïnvesteerd in de ICT-ondersteuning van het behandelingsproces om deze termijn vanaf 2013 te kunnen realiseren. Ook de in 2012 doorgevoerde reorganisatie moet daaraan gaan bijdragen.

Voor de geschilbeslechting op basis van de Wet op het overleg huurders verhuurder (WOHV) geldt een wettelijke termijn van acht weken, met eveneens de mogelijkheid om gemotiveerd een langere doorlooptijd te hanteren. De ervaringen met de WOHV-geschillen leren dat partijen hechten aan overleg onder auspiciën van de Huurcommissie, als gevolg waarvan de termijn van acht weken niet gehaald wordt zonder dat dit op bezwaren van betrokkenen stuit. Om deze reden is als streeftermijn voor 90% van de WOHV-geschillen 13 weken geformuleerd.

Voor nadere informatie over de Huurcommissie wordt verwezen naar agentschapsparagraaf 4.8.

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de Commissie Gelijke Behandeling en het Centraal Fonds Volkshuisvesting,

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken

Overige uitvoeringsinstanties

De bijdragen dienen ter bekostiging van een aantal uitvoeringsorganisaties waaronder de belastingdienst voor verstrekking van inkomensgegevens, noodzakelijk voor de uitvoering van de inkomensafhankelijke huurstijging.

1.2 Onderzoek en kennisoverdracht

Subsidies

Nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkelingen en overig onderzoek

In afstemming met de eigen activiteiten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt een gedeelte van het beschikbare budget ingezet voor activiteiten van het nationaal kennisinstituut voor stedelijke en regionale ontwikkeling, Platform 31.

Overig onderzoek is noodzakelijk voor het onderbouwen van beleid, het verrichten van strategische verkenningen en het bieden van instrumenten aan andere partijen om hun rol en verantwoordelijkheden waar te maken.

Opdrachten

Onderzoek en kennisoverdracht

De activiteiten voor (basis)onderzoek en kennisoverdracht hebben vooral betrekking op het terrein van Wonen en Bouwen. Het budget wordt besteed aan onder meer verkenningen, monitoring en onderbouwen van beleid, dataverzamelingen en ramingmodellen.

Licence