Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 3 Langdurige zorg en ondersteuning

1. Algemene doelstelling

Een stelsel voor maatschappelijke ondersteuning en langdurige zorg dat ieder mens in staat stelt om zijn leven zo lang mogelijk zelf in te vullen en – wanneer dit nodig is – om thuis of in een instelling kwalitatief goede ondersteuning en zorg te krijgen. Daarbij worden ondersteuning en zorg aangeboden aansluitend op informele vormen van hulp. De complexiteit van de zorgvraag, de kwetsbaarheid van de burger en de mogelijkheden van zijn informele netwerk staan centraal. Er wordt gestreefd naar welbevinden en een afname van de afhankelijkheid van ondersteuning en zorg. Dit alles tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten.

In dit begrotingsartikel zijn de begrotingsuitgaven voor de langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning opgenomen.

De premie-uitgaven en -ontvangsten op het terrein van de langdurige zorg en ondersteuning komen aan bod in het hoofdstuk Financieel Beeld Zorg (FBZ).

2. Rol en verantwoordelijkheid Minister

De Minister is verantwoordelijk voor een goed en efficiënt werkend systeem van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning in Nederland. Mensen die zorg en ondersteuning nodig hebben, dienen dit zoveel mogelijk thuis of in een instelling op maat en van een goede kwaliteit te krijgen.

Gemeenten dragen zorg voor de ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het budget voor de Wmo 2015 wordt via de integratie-uitkering Sociaal domein aan gemeenten uitgekeerd. Daarnaast ontvangen gemeenten ook budget met betrekking op de Wmo 2015 via de integratie-uitkering Wmo/huishoudelijke verzorging, de decentralisatie-uitkeringen maatschappelijke opvang, vrouwenopvang en HHT (huishoudelijke hulp toelage), en de algemene uitkering van het gemeentefonds.

Voor mensen met een blijvende behoefte aan permanent toezicht en die 24 uur per dag zorg in de nabijheid nodig hebben, is zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz) beschikbaar. Zorgkantoren sluiten namens Wlz-uitvoerders overeenkomsten met zorgaanbieders voor het leveren van verzekerde zorg. Het kan onder andere gaan om verblijf in een instelling, persoonlijke verzorging en verpleging en/of geneeskundige zorg in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget.

Voorts is de Minister verantwoordelijk voor:

Stimuleren:

  • De Minister stimuleert vernieuwing in de langdurige zorg en maatschappelijk ondersteuning en jaagt deze aan. Vernieuwing wordt hoofdzakelijk door burgers, cliëntenorganisaties, gemeenten, zorg- en welzijnsaanbieders en zorgverzekeraars vormgegeven.

  • De Minister stimuleert de ontwikkeling en brede verspreiding van kennis, waaronder goede voorbeelden en innovaties op het gebied van langdurige zorg en maatschappelijke ondersteuning en initiatieven om de kwaliteit en het innoverend vermogen van de zorg en de ondersteuning te versterken.

Financieren:

  • De Minister draagt zorg voor het financieren van de Wlz en de Wmo 2015.

  • De Minister is (mede)financier door onder meer de rijksbijdrage in de kosten van kortingen (BIKK) in de Wlz en door het financieren van partijen die een belangrijke rol vervullen binnen het stelsel, zoals het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en Centrum voor Consultatie en Expertise (CCE).

Regisseren:

  • De Minister stelt de wettelijke kaders van de Wmo 2015 en de Wlz vast en stuurt voorts door het maken van bestuurlijke afspraken.

  • De Minister is verantwoordelijk voor het monitoren en evalueren van de uitwerking van de Wmo 2015 en de Wlz.

3. Beleidswijzigingen

Voor 2016 blijft de focus liggen op een goede afwikkeling van de transitie. Een specifiek aandachtspunt hierbij is dat het overgangsrecht voor veel cliënten met een AWBZ-indicatie eind 2015 beëindigd is. Het is van belang dat deze mensen kunnen (blijven) rekenen op passende zorg en ondersteuning.

Daarnaast wordt in 2016 ingezet op de vernieuwing van de (langdurige) zorg en ondersteuning. In de vernieuwingsbrief «zorg en ondersteuning dichtbij huis» (TK 34 104, nr. 55), het plan Waardigheid en Trots, liefdevolle zorg voor onze ouderen» (TK 31 765, nr. 124) en in de vernieuwingsagenda Wlz die in het najaar van 2015 zal worden verzonden, wordt een aantal thema’s benoemd waar vernieuwing nodig en wenselijk is en – in veel gevallen – ook al in gang is gezet. Deze praktijkvernieuwing heeft als oogmerk om zorg en ondersteuning op een doelmatige en verantwoorde wijze dichter bij mensen te organiseren en deze beter te laten aansluiten bij individuele wensen en behoeften. Dit omvat onder meer een verandering in de manier waarop burgers worden betrokken en diensten worden aangeboden, gericht op het versterken van het potentieel van mensen. Kernbegrippen zijn kwaliteit, zelfredzaamheid, eigen regie, evenals waardigheid en trots van de cliënt, zijn sociale omgeving en de betrokken zorgverleners. Dit is primair een taak voor burgers, cliëntenorganisaties, gemeenten, zorg- en welzijnsaanbieders, professionals, zorgkantoren/Wlz-uitvoerders en verzekeraars. Met het vernieuwde stelsel hebben deze partijen meer ruimte gekregen voor innovaties. De rijksoverheid zal de vernieuwing faciliteren en aanjagen waar nodig en wenselijk.

Andere beleidswijzigingen voor 2016:

  • De transitie naar een betere aansluiting van het huidige aanbod en de vraag om langer zelfstandig te wonen met nieuwe zorgarrangementen, zal meerdere jaren beslaan. Zoals aangekondigd in de Voortgangsrapportage Transitieagenda Langer zelfstandig wonen van 1 juli 2015 (TK 32 847, nr. 182) zijn in 2016 in alle regio’s of gemeenten afspraken gemaakt tussen gemeenten, woningcorporaties en zorgaanbieders over het aantal geschikte woningen en de te leveren zorg en ondersteuning om mensen langer thuis te kunnen laten wonen. De beschikbare informatie van de mogelijkheden om langer thuis te wonen en de kosten voor de burgers wordt duidelijk ontsloten en zorgt voor een heldere boodschap richting burgers over het langer zelfstandig wonen.

  • De informele zorg wordt in 2016 verder versterkt, wordt indien nodig tijdig verlicht en is verbonden met de formele zorg. Om mantelzorg vol te kunnen houden, biedt iedere gemeente verlichting als dat nodig is. Gemeenten betrekken mantelzorgers bij het onderzoek naar de ondersteuningvraag van de cliënt en bieden integrale ondersteuning.

  • Naar verwachting wordt het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap begin 2016 geratificeerd. Het proces voor nadere implementatie van het Verdrag wordt in 2016 in gang gezet. De ambitie van het Verdrag is dat iedereen, mensen met of zonder een beperking, volwaardig kan deelnemen aan de samenleving.

  • Voor mensen met dementie en hun mantelzorger worden in 2016 aanvullende maatregelen genomen om hun kwaliteit van leven te verbeteren.

  • Voor zowel het verbeteren van de kwaliteit van verzorgingshuizen als de gehandicaptensector geldt een plan van aanpak waarin de relatie tussen de cliënt, zijn naaste en de professional centraal staat. Daar waar een maatregel een meerjarenaanpak betreft, is deze vertaald in concrete tussenresultaten, zodat kan worden gestuurd op de voortgang.

  • In vervolg op de al genomen maatregelen om het werkgelegenheidsverlies als gevolg van de Hervorming Langdurige Zorg (HLZ) zoveel mogelijk te beperken zal 2016 – net als in 2015 – worden benut om samen met de sector een op de toekomst gerichte werkagenda voor huishoudelijke hulp en een code voor verantwoord marktgedrag op te stellen.

  • In 2016 zullen de eerste resultaten van het Nationaal Programma Palliatieve Zorg (NPPZ) beschikbaar komen. Zo zullen de eerste projecten in het ZonMw-programma «Palliantie. Meer dan zorg» van start gaan en een kennissynthese worden opgeleverd. In 2016 zal ook de voortgang op de NPPZ-doelstellingen voor 2020 voor het eerst in kaart worden gebracht.

  • In 2016 zal tevens de nadruk blijven liggen en geïnvesteerd worden in het versterken van burger- en cliëntregie (onder andere right to challenge), een vermindering van de administratieve lasten voor burgers en instellingen en het verbeteren van de informatie aan cliënten en de informatie-uitwisseling tussen de verschillende ketenpartners.

4. Tabel budgettaire gevolgen van beleid
Begrotingsuitgaven (bedragen x € 1.000)
 

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Verplichtingen

4.479.923

3.636.902

3.643.306

3.805.766

4.004.867

4.221.449

4.450.188

               

Uitgaven

4.560.102

3.634.712

3.644.801

3.807.261

4.004.867

4.221.449

4.450.188

Waarvan juridisch verplicht (%)

   

98%

       
               

1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

188.367

125.605

88.899

87.558

86.472

86.472

86.472

               

Subsidies

34.667

34.828

22.629

21.991

21.986

21.986

21.986

waarvan onder andere:

             

Movisie

8.198

8.198

7.198

7.198

7.198

7.198

7.198

Transitie en transformatie

0

3.882

1.135

0

0

0

0

Wmo-werkplaatsen

0

2.605

2.600

2.600

0

0

0

Ondersteuning vrijwilligers

0

700

1.400

1.400

700

0

0

Vilans (In voor mantelzorg)

0

2.379

0

0

0

0

0

Mezzo

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

3.200

Siriz (opvang specifieke groepen)

0

1.517

1.517

1.517

1.517

1.517

1.517

Aanpak Laaggeletterdheid

0

0

2.000

2.000

2.000

0

0

               

Bekostiging

0

432

0

0

0

0

0

               

Inkomensoverdrachten

87.555

21.500

0

0

0

0

0

Mantelzorgcompliment

87.555

21.500

0

0

0

0

0

               

Opdrachten

63.376

67.332

66.270

65.567

64.486

64.486

64.486

waarvan onder andere:

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer

59.648

60.654

60.654

60.652

60.650

60.650

60.650

Evaluatie Wmo 2015

280

1.150

980

0

0

0

0

Categorale opvang slachtoffers mensenhandel

0

1.700

1.700

1.700

0

0

0

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

2.769

1.513

0

0

0

0

0

SVB: uitvoering Regeling maatschappelijke ondersteuning

2.769

1.513

0

0

0

0

0

               

2. Zorgdragen voor langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

4.371.735

3.509.107

3.555.902

3.719.703

3.918.395

4.134.977

4.363.716

               

Subsidies

229.472

85.326

82.613

75.009

71.823

73.005

74.744

waarvan onder andere:

             

Centrum Indicatiestelling Zorg

122.180

0

0

0

0

0

0

Compensatieregeling pgb-trekkingsrechten

0

2.000

18.000

0

0

0

0

Vilans

5.315

5.154

4.686

4.686

4.686

4.686

4.686

Centrum Consultatie en Expertise (CCE)

10.767

11.256

11.142

10.951

10.782

10.685

10.685

InVoorZorg! (IVZ)

30.205

27.181

9.642

0

0

0

0

Joodse en Indische instellingen

0

2.594

2.504

2.415

2.265

2.115

1.888

Subsidieregeling palliatieve zorg

15.551

15.551

15.551

15.551

15.551

15.551

15.551

Subsidies netwerken palliatieve zorg

3.484

3.480

3.480

3.480

3.480

3.480

3.480

Kwaliteitsverbetering palliatieve zorg

1.942

2.271

2.416

2.291

2.281

2.281

2.281

Dementie

0

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

2.000

Transitie HLZ

6.055

6.016

4.722

0

0

0

0

Bureau mentorschap

513

513

513

230

230

230

230

Bekostiging

4.136.300

3.250.000

3.365.700

3.549.000

3.752.100

3.966.800

4.193.800

Bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK)

4.136.300

3.250.000

3.365.700

3.549.000

3.752.100

3.966.800

4.193.800

               

Opdrachten

3.260

9.030

12.859

17.014

18.842

19.542

19.542

waarvan onder andere:

Informatievoorziening zorg en ondersteuning

1.441

1.979

1.670

1.669

1.669

1.669

1.669

Transitie HLZ

485

1.722

2.350

0

0

0

0

               

Bijdragen aan agentschappen

2.703

2.735

2.600

2.550

2.500

2.500

2.500

CIBG: Opdrachtgeverschap

2.703

2.735

2.600

2.550

2.500

2.500

2.500

               

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

0

162.016

92.130

76.130

73.130

73.130

73.130

waarvan onder andere:

             

Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten

0

74.713

23.400

8.400

5.700

5.700

5.700

Centrum Indicatiestelling Zorg

0

87.272

68.707

65.707

65.407

65.407

65.407

ZiNL: iWlz

0

0

0

2.000

2.000

2.000

2.000

               

Ontvangsten

9.404

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

3.441

Bovenstaande informatie is bedoeld voor de Staten-Generaal. Aan dit overzicht kunnen geen rechten worden ontleend.

Budgetflexibiliteit

Subsidies

Van het beschikbare budget van circa € 105,2 miljoen is 98% juridisch verplicht. Dit betreft zowel instellingsubsidies die jaarlijks worden verleend als projectsubsidies die meerjarig kunnen zijn.

Bekostiging

Van het beschikbare budget van circa € 3,4 miljard is 100% juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage in de kosten van kortingen (BIKK).

Opdrachten

Van het beschikbare budget van circa € 79,1 miljoen is 80% reeds juridisch verplicht. Het betreft met name bovenregionaal gehandicaptenvervoer ad € 60,7 miljoen.

Bijdrage aan agentschappen

Van het beschikbare budget ad € 2,6 miljoen is 100% reeds juridisch verplicht. Het betreft betalingen aan het CIBG.

Bijdrage aan ZBO’s/RWT’s

Van het beschikbare budget circa € 92,1 miljoen is 100% reeds juridisch verplicht. Het betreft onder andere de uitvoeringskosten voor het persoongebonden budget.

5. Toelichting op de instrumenten
1. Participatie en zelfredzaamheid van mensen met beperkingen

Kengetal: De participatie van mensen met een lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (≥ 65 jaar) en de algemene bevolking in 2014 (percentages)

Kengetal: De participatie van mensen met een lichamelijke beperking, lichte of matige verstandelijke beperking, ouderen (≥ 65 jaar) en de algemene bevolking in 2014 (percentages)

* < 65 jaar. Bij mensen met een verstandelijke beperking gaat het om (on)betaald werk, zowel 65-plus als 65-min.

Bron: Participatiemonitor 2015, NIVEL

Bovenstaand kengetal is afkomstig uit de Participatiemonitor 2015 van het NIVEL (met gegevens tot en met 2014). Het belangrijkste doel van de Participatiemonitor is het beschrijven van ontwikkelingen in de wijze en mate van maatschappelijke participatie van mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking, ouderen (65+) en de algemene bevolking in Nederland. Daarnaast is de monitor ook bedoeld om beter zicht te krijgen op factoren die de participatie kunnen bevorderen dan wel belemmeren en op het verband tussen participatie en kwaliteit van leven. De Participatiemonitor wordt om de twee jaar uitgebracht.

Subsidies

Movisie

Het kennisinstituut Movisie ontvangt in 2016 circa € 7,2 miljoen subsidie voor het verzamelen, verrijken, valideren en verspreiden van kennis voor de ondersteuning van gemeenten en instellingen ten behoeve van een adequate uitvoering van de Wmo 2015 en aanpalende terreinen. Rondom de vernieuwing van de landelijke kennisinfrastructuur zal in 2016 toegewerkt worden naar een kennissysteem dat gericht is op kennisvragen vanuit de praktijk, waarbij gemeenten meer invloed krijgen op de inhoud van de kennisagenda en de programmering van de kennisinstituten. Tevens wordt de programmering van de kennisinstituten beter op elkaar afgestemd, zoals aangegeven in de Tweede voortgangsrapportage HLZ van 25 juni 2015 (TK 34 104, nr. 63).

Wmo-werkplaatsen

In 2016 worden de 14 Wmo-werkplaatsen voor € 2,6 miljoen gesubsidieerd. Dit zijn regionale samenwerkingsverbanden van hogescholen en lectoraten, gemeenten en zorg- en welzijnsinstellingen, gericht op praktijkonderzoek en deskundigheidsbevordering op het terrein van maatschappelijke ondersteuning. In 2015 zijn naast de hogescholen 121 gemeenten en 280 zorg- en welzijnsinstellingen betrokken bij de Wmo-werkplaatsen. Zij dragen voor tweederde deel bij aan de voor het samenwerkingsverband benodigde middelen. De Wmo-werkplaatsen zijn door de wisselwerking tussen onderzoek, onderwijs en praktijk een succesvolle formule om kennis te ontwikkelen, toe te passen en te implementeren. Het naar gemeenten gedecentraliseerde stelsel zal in de praktijk steeds meer integraal en interdisciplinair vorm krijgen en niet uitsluitend passen binnen de kaders van de Wmo 2015. De werkplaatsen zullen zich daarom de komende jaren doorontwikkelen tot werkplaatsen die op het bredere sociale domein actief zijn. Zij kunnen daarmee voldoen aan regionale kennisvragen, maar staan uiteraard ook in verbinding met de landelijke kennisinfrastructuur.

Ondersteuning vrijwilligers

In 2016 wordt een impuls gegeven aan de versterking van de ondersteuning van vrijwilligers op lokaal niveau (€ 1,4 miljoen, amendement Dik-Faber en Van der Staaij TK 34 000-XVI, nr. 38). Dit gebeurt in een programma van drie jaar, onder de vlag van de Vereniging Nederlandse Organisatie Vrijwilligerswerk (NOV) en het Landelijk Overleg Vrijwilligers in de Zorg (LOVZ).

Vilans (In voor mantelzorg)

In de eerste maanden van 2016 vindt de afronding van het programma «In voor mantelzorg» plaats, waarin de deelnemende zorgorganisaties werken aan het bestendigen van een beter samenspel tussen formele en informele zorg.

Mezzo

Mezzo ontvangt in 2016 instellingssubsidie vanwege hun kennis en activiteiten gericht op het versterken en verlichten van mantelzorgers en vrijwilligers (€ 3,2 miljoen).

Siriz

Voor een impuls voor de hulp aan onbedoeld zwangeren en tienermoeders ontvangt Siriz in totaal een subsidie van € 1,5 miljoen. Uitgangspunt hierbij is dat de expertise op dit gebied wordt behouden en verder kan worden uitgedragen. Deze impuls is een gevolg van het amendement Van der Staaij c.s. (TK 33 750-XVI, nr. 17).

Aanpak laaggeletterdheid

Het actieprogramma «Tel mee met taal» is een integrale aanpak van de ministeries OCW, SZW en VWS om in periode 2016–2018 gezamenlijk taalachterstanden te voorkomen, het lezen te bevorderen en laaggeletterdheid te bestrijden. Het programma biedt ondersteuning aan gemeenten, provincies en maatschappelijke organisaties. VWS participeert in het programma omdat laaggeletterdheid een negatief effect heeft op welzijn en gezondheid. Het gezamenlijke jaarlijkse budget is € 18 miljoen, waarvan € 2 miljoen van VWS.

Opdrachten

Bovenregionaal gehandicaptenvervoer (BRV)

Mensen met een mobiliteitsbeperking kunnen gebruik maken van het bovenregionaal sociaalrecreatief vervoer (ook bekend als Valys) per (deel)taxi (circa € 60,7 miljoen in 2016).

Over het geheel genomen geven de pashouders het reizen met het BRV een hoog waarderingscijfer (zie onderstaande tabel).

Valys-indexcijfers

Valys-indexcijfers

Bron & toelichting

Bron: Tevredenheidsonderzoek Valys, november 2014, Jes marketing en onderzoek.

pkb = persoonlijk kilometer budget

Het BRV is vraagafhankelijk vervoer, dit betekent dat factoren zoals de toegankelijkheid van het lokale openbaar vervoer, het weer of de gezondheid van de pashouders invloed kunnen hebben op het aantal verreden kilometers.

2. Zorgdragen langdurige zorg tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten

Subsidies

Vilans

Vilans is het kenniscentrum voor de langdurige zorg. Vilans werkt aan de beschikbaarheid van een kennisinfrastructuur voor professionals in de langdurige zorg. Het doel is om op basis van kennis de kwaliteit van de uitvoering te verbeteren (€ 4,7 miljoen).

Stichting Centrum Consultatie en Expertise (CCE)

De stichting CCE ontvangt subsidie voor diverse activiteiten rond het hanteerbaar maken van probleemsituaties bij cliënten in de langdurige zorg die kampen met ernstige en aanhoudende gedragsproblemen. Zo mobiliseert het CCE in dit kader expertise en ondersteuning op maat via een netwerk van circa 600 velddeskundigen (consultatiefunctie inclusief signalering en feedback) en toetst het CCE aanvragen voor diverse toeslagen (toeslag reguliere meerzorg, meerzorg pgb-ZZP en extramurale interventies Kinderdienstencentra). CCE ontvangt hiervoor een subsidie (€ 11,1 miljoen).

InVoorZorg! (IVZ)

In 2009 is «InVoorZorg!» vormgegeven om zorgaanbieders te helpen met het invoeren van bestaande vernieuwingen.

Joodse en Indische instellingen

Een aantal Joodse en Indische instellingen ontving, in aanvulling op de reguliere bekostiging, budgettoeslagen in verband met de specifieke problematiek van de eerste generatie Joodse en Indische oorlogsgetroffenen van de Tweede Wereldoorlog. Vanwege de veranderingen in de bekostiging in de Zvw en AWBZ konden deze toeslagen vanaf 1 januari 2015 niet meer via de NZa worden verstrekt. Gezien de bijzondere solidariteit met deze doelgroepen zijn de toeslagen omgezet in een subsidie, waarbij sprake is van een afbouw in de komende 10 jaar.

Palliatieve zorg

De Rijksoverheid verstrekt vanuit de subsidieregeling Vrijwillige Palliatieve Zorg instellingssubsidies aan organisaties voor vrijwillige palliatieve zorg (€ 15,6 miljoen). Het gaat hierbij om een exploitatiecomponent en, voor wat betreft palliatieve terminale zorg in een bijna-thuis-huis en in een high-care hospice, tevens om een huisvestingscomponent. Daarnaast is vanuit de subsidies netwerken palliatieve zorg een bijdrage mogelijk voor de coördinatie van de netwerken palliatieve zorg (€ 3,5 miljoen).

Ten slotte wordt via ondersteuning van de instellingen Agora, Vrijwillige Palliatieve Terminale Zorg (VPTZ), Fibula (netwerken) en Stichting Pal gezorgd dat de verbinding met het veld aanwezig blijft om projecten voor kwaliteitsverbetering uit te voeren.

Nationale programma’s via ZonMw

Via ZonMw (zie artikel 4) verstrekt de rijksoverheid een subsidie voor het Nationaal programma ouderenzorg, waarmee belangrijke verbeteringen in de zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen worden gerealiseerd. In het Nationaal Programma Ouderenzorg zijn sinds 2008 vele nieuwe interventies ontwikkeld en wetenschappelijk onderzocht. Hiermee kunnen belangrijke – door ouderen gewenste – verbeteringen in de zorg en ondersteuning voor kwetsbare ouderen worden gerealiseerd. Het komende jaar staat in het teken van de implementatie. Er is via ZonMw in totaal € 10 miljoen subsidie beschikbaar voor 2015, 2016 en een deel van 2017 om, met betrokkenheid van de regionale netwerken ouderenzorg, de implementatie te versnellen. Het digitale platform «Beteroud.nl» faciliteert voor alle mensen die hieraan meewerken of anders betrokken zijn de uitwisseling van kennis en ervaring en de discussie over (verdere) verbeteringen.

Ook worden subsidies verstrekt voor Gewoon Bijzonder, nationaal programma gehandicapten, waarmee wordt gewerkt aan de inhoud en de structuur van het kennisbeleid in deze sector en voor het Nationaal Programma Palliatieve Zorg dat in 2015 van start is gegaan.

Op 22 juni 2015 is de aftrap gegeven voor het nationaal programma gehandicapten Gewoon Bijzonder (looptijd 8 jaar; uitvoerder ZonMw). In 2016 zal met name ingezet worden op het ontwikkelen van kennis, het verspreiden en implementeren van bestaande kennis op de werkvloer en in de opleidingen. De komende tijd zal worden bezien waar het traject Verbeteren Kwaliteit Gehandicaptenzorg en het nationaal programma Gewoon Bijzonder elkaar kunnen versterken.

Dementie

De aanvullende maatregelen voor deze doelgroep zijn aangekondigd in de brief «Samenleven met dementie» die op 8 juli 2015 aan de Tweede Kamer is aangeboden (TK 25 424, nr. 281).

Er is gekozen voor een brede benadering die bestaat uit verschillende pijlers: (1) dementievriendelijke samenleving; (2) netwerken rondom de mensen met dementie en de mantelzorger; (3) structureel verbeteren en (4) (regel)ruimte voor dementiezorg.

De maatregelen bestaan uit het stimuleren van:

  • de dementievriendelijke samenleving door steun aan het programma «Dementievrienden» in het kader van het Deltaplan Dementie en activiteiten op advies van de Werkgroep vanuit Dementie Bekeken;

  • een verbetertraject, langs de lijnen van de Zorgstandaard Dementie, voor tijdige, passende en continue zorg en ondersteuning;

  • de herziening van de Zorgstandaard Dementie;

  • de begeleiding bij experimenten met zorg en ondersteuning over domeinen heen;

  • de «Monitor woonvormen dementie» van het Trimbos-instituut;

  • de «Dementie verhalenbank» van de stichting Dementie verhalenbank.

Het budget voor deze maatregelen is in 2015 in totaal € 2 miljoen. Voor de periode 2016–2020 is het totale budget € 9 miljoen voor het programma «Dementievrienden» en € 5 miljoen voor de overige maatregelen.

Bureau mentorschap

Het past binnen de visie op de langdurige zorg dat de stem van de cliënt wordt gehoord. Wanneer een cliënt niet zelf van zich kan laten horen, dan heeft hij iemand nodig om voor zijn belang op te komen. Een mentor is één van de personen die deze rol kan vervullen. In 2016 bedraagt de subsidie € 0,5 miljoen. De gelden zijn bedoeld voor het uitvoeren van landelijke en regionale activiteiten rond het werven en ondersteunen van de (vrijwillige) mentoren.

Subsidies en opdrachten

Transitie HLZ

Begin 2014 hebben de NPCF, Ieder(in) en andere partijen met VWS afspraken gemaakt om de HLZ-transitie te begeleiden, zie ook de brief Transitie hervorming langdurige zorg van 28 maart 2014 (TK 30 597, nr. 428). Onderdeel van deze afspraken was dat de NPCF en Ieder(in) de effecten van de transitie voor cliënten monitoren en burgers helpen hun weg te vinden in de nieuwe situatie. Afgesproken is dat zowel NPCF als Ieder(in) hiervoor € 1,6 miljoen per jaar ontvangen. Daarnaast worden de transitiemiddelen ingezet voor de beleidsevaluatie HLZ die wordt uitgevoerd door het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het doel van de beleidsevaluatie is te bepalen in hoeverre de ontwikkelingen in de gewenste richting gaan. In de evaluatie staan twee onderzoeksvragen centraal: «In hoeverre worden, voor potentiële gebruikers en voor het wettelijk systeem, de doelen van de hervorming langdurige zorg en de betreffende wetten en maatregelen behaald?» en «In hoeverre houdt het doelbereik verband met de uitvoering van de betreffende wetten en maatregelen en met de vrijwillige inzet van burgers? Welke andere factoren spelen een rol? Zijn er (on)gewenste neveneffecten?». De evaluatie is vóór 1 januari 2018 gereed en wordt aangeboden aan de Tweede Kamer. In totaal is hiervoor (inclusief opdrachten Transitie HLZ en de evaluatie van de Wmo 2015) circa € 8,1 miljoen beschikbaar in 2016.

Bekostiging

Bijdrage in kosten van kortingen (BIKK)

De BIKK is een rijksbijdrage die is ingesteld bij de invoering van het nieuwe belastingstelsel in 2001 en wordt ingezet om de lagere premieopbrengst als gevolg van de grondslagverkleining van de Wlz te compenseren.

Opdrachten

Informatievoorziening zorg en ondersteuning

De rol van VWS op het terrein van informatievoorziening zorg en ondersteuning (IZO) is beperkter geworden. In 2016 ligt de focus meer op informatiebeleid en het formuleren van ambities, dan op informatievoorziening. Waar dat past bij de regierol van VWS, zal een aantal activiteiten worden gecoördineerd en afstemmingsoverleggen worden gefaciliteerd. Ook is er aandacht voor het versterken van de opdrachtgeversrol op het terrein van ICT. Doel is onder meer het formuleren van gezamenlijke ambities, bevorderen van de standaardisering van gegevensuitwisseling en vereenvoudiging en modernisering van de informatievoorziening. Dit in samenwerking met de diverse (keten)partners.

Bijdragen aan agentschappen

CIBG: Opdrachtgeverschap

Aanvankelijk werd beoogd af te zien van toelating van zorginstellingen, maar inmiddels is aan de Tweede Kamer toegezegd dat de WTZi wordt aangepast om scherper toezicht op kwaliteit te houden. Daarbij zal een meldplicht onder voorwaarden voor alle nieuwe zorgaanbieders worden geïntroduceerd, die plaatsvindt bij het CIBG.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Uitvoeringskosten SVB pgb trekkingsrechten

Voor de Wmo 2015, de Jeugdwet en de Wlz is vanaf 2015 sprake van trekkingsrechten voor het persoonsgebonden budget, waarbij betaling aan de zorgaanbieder door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) wordt verzorgd. Met de gemeenten is de afspraak gemaakt dat gemeenten zelf de integrale uitvoeringskosten voor de Wmo 2015 en de Jeugdwet bekostigen. Na afronding van de hersteloperatie zal door de SVB een herziene raming van de uitvoeringkosten in 2016 worden gemaakt.

Centrum Indicatiestelling Zorg

Het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) verzorgt de onafhankelijke en regelgebonden indicatiestelling voor de Wlz. De transitie als gevolg van de herziening langdurige zorg en consolidatie van de nieuwe werkwijze zal in 2016 worden afgerond. De transitie leidt in eerste instantie tot extra (frictie)kosten. Op termijn zullen de kosten dalen door beperking van de doelgroep van de Wlz. De precieze effecten hiervan op de meerjarenbegroting worden de komende periode in beeld gebracht.

ZiNL: iWlz

Vanaf 1 januari 2015 werken ketenpartners binnen de Wlz met de iWlz 1.0-berichtenstandaard. Dit is een uniforme systematiek waarmee indicatieorganen, zorgkantoren en zorgaanbieders elektronisch informatie over cliënten kunnen uitwisselen. Het Zorginstituut Nederland (ZiNL) draagt zorg voor de specificaties van iWlz, de standaarden en de bedrijfsregels en begeleidt de implementatie. Daarvoor ontvangt het ZiNL een bijdrage van VWS. De bijdrage 2016 is reeds overgeboekt naar het ZiNL.

Licence