Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van onze natuurlijke hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie die wezenlijk bijdraagt aan het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie;

  • Het ontwikkelen (samen met EZ) van instrumenten om de waarde van natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal en op internationaal niveau, bijvoorbeeld om ongewenste emissies van stoffen te kunnen voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte gebieden te verbeteren of door het marktaandeel van circulaire producten te verhogen;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het stellen van grenzen aan de uitputting en de aantasting van natuurlijke hulpbronnen. Dit gebeurt via generieke en brongerichte maatregelen ter versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal;

  • Het beprijzen van milieuschade door het toepassen van slimme marktprikkels;

  • Het voeren van de regie richting medeoverheden om de omvang van de inzet, de effectiviteit en de efficiëntie van het instrument MVI (Maatschappelijk Verantwoord Inkopen) bij de medeoverheden te vergroten.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere Ministers door:

  • De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meerwaarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren. Door het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden kan duurzaamheid een integraal onderdeel uitmaken van ieders afwegingen en besluiten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen. Dit wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA10/Vamil11 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt;

  • Het stimuleren van het natuurlijk kapitaal en het gebruik van ecosysteemdiensten door concrete projecten op het gebied van groene functiecombinaties mogelijk te maken. Hiervoor wordt kennis en informatie over het duurzaam gebruik ter beschikking gesteld door ondermeer het ontwikkelen van de «Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal», worden beslissingsondersteunende instrumenten aangeboden aan bedrijven en overheden en worden voorbeeldprojecten ondersteund;

  • Het beoordelen van innovatieve stalsystemen door de Tacrav (Technische adviescommissie regeling ammoniak en veehouderij). Op deze wijze wordt de ontwikkeling en toepassing van stalsystemen met minder ammoniakemissie bevorderd. De Minister verkent de mogelijkheden tot verbreding naar onderwerpen als geurhinder en fijnstof.

Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Wat betreft duurzaamheid in de Nederlandse samenleving zijn kengetallen te vinden in de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) 2011 van het CPB, PBL, SCP en het Indicatorenrapport MDN 2016 van het CBS en in de CBS rapportage Green growth in the Netherlands 2015. In 2014 zijn aan de MDN ook indicatoren toegevoegd die meer gericht zijn op groene groei.

De grafiek zoals deze was opgenomen in artikel 21 als indicator met betrekking tot afvalaanbod en afvalverwerking is vervangen door tabellen die aansluiten bij de Van Afval Naar Grondstof (VANG) doelen. De nieuwe tabellen komen voort uit het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP). Onderstaande grafieken laten cijfers (realisatie) en prognoses (verwachtingen) zien met betrekking tot afvalaanbod (tabel 1) en afvalverwerking (tabel 2). Tabel 3 is een weergave van het werkelijke afvalaanbod in Nederland ten opzichte van het afvalaanbod als deze de groei van het BBP zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen van 10 miljoen ton naar 5 miljoen ton. Dat moet bereikt worden door inzet in de hele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling.

Tabel 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» en doelstelling die van 2012 tot 2022 te halveren (cf. Uitvoeringsagenda VANG) (Mton)

Tabel 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» en doelstelling die van 2012 tot 2022 te halveren (cf. Uitvoeringsagenda VANG) (Mton)

Tabel 2: Afvalverwerking (Kton)

Tabel 2: Afvalverwerking (Kton)

Tabel 3: Werkelijke afvalaanbod versus ontwikkeling BBP (Kton)

Tabel 3: Werkelijke afvalaanbod versus ontwikkeling BBP (Kton)

Beleidswijzigingen

Het circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 2 december 2015 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt de Nederlandse ambities voor een circulaire economie. Het pakket bestaat uit wijzigingsvoorstellen voor afvalwetgeving (voor het stimuleren van recycling en het uitfaseren van storten) en een actieplan met maatregelen die de Commissie de komende drie jaar zal nemen. Zo zal de Commissie in 2017 komen met een plasticstrategie, voorstellen die hergebruik van bouw- en sloopafval moeten stimuleren, en een kader voor monitoring van de circulaire economie. De ambities en maatregelen in het pakket dragen bij aan de circulaire economie in Nederland, bijvoorbeeld door Europese regelgeving beter af te stemmen op hergebruik van grondstoffen, of door de Europese markt voor recyclaten te stimuleren. Nederland zal erop aandringen dat de aangekondigde maatregelen met ambitie en daadkracht worden uitgevoerd. Bij concrete commissievoorstellen zal Nederland erop inzetten dat deze zo goed mogelijk aansluiten op Nederlands beleid.

Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). MVI betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen. De Minister van Infrastructuur en Milieu voert de regie richting medeoverheden om de omvang van de inzet, de effectiviteit en de efficiëntie van het instrument MVI bij de medeoverheden te vergroten.

Duurzaam Door is een belangrijk interbestuurlijk en interdepartementaal programma dat structureel educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid stimuleert en daarvoor de nodige kennisstructuur ontwikkelt. Het huidige programma loopt af in 2016. IenM is voornemens een voortzetting vanaf 2017 te ondersteunen.

Het LAP is het wettelijk verankerende centrale beleidskader in Nederland op het gebied van afvalbeheer. Het LAP wordt regelmatig geactualiseerd en elke vijf tot zeven jaar wordt het compleet vernieuwd. In 2016 is gewerkt aan het derde LAP. Naar verwachting zal het nieuwe LAP in het voorjaar van 2017 in werking treden. Inzichten en maatregelen die de transitie naar een circulaire economie ondersteunen, zijn hierin opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 21. Duurzaamheid (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

17.656

21.237

18.871

20.664

18.231

18.681

19.028

Uitgaven:

18.530

20.760

20.900

20.664

18.231

18.681

19.028

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

1.310

741

1.594

1.537

988

1.047

1.047

21.04.01

Opdrachten

1.120

736

1.394

1.337

788

847

847

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

190

5

200

200

200

200

200

 

– waarvan bijdrage aan RWS

190

5

200

200

200

200

200

21.05

Duurzame Productketens

13.531

16.995

16.184

15.982

14.100

14.407

14.754

21.05.01

Opdrachten

4.818

9.983

8.733

8.699

6.846

7.153

7.500

 

– Uitvoering Duurzame productketens

4.818

9.983

7.182

7.100

5.200

5.458

5.465

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

0

0

1.551

1.599

1.646

1.695

2.035

21.05.02

Subsidies

1.494

1.495

621

520

520

520

520

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

7.219

5.517

6.830

6.763

6.734

6.734

6.734

 

– waarvan bijdrage aan RWS

7.219

5.517

6.830

6.763

6.734

6.734

6.734

21.06

Natuurlijk kapitaal

3.689

3.024

3.122

3.145

3.143

3.227

3.227

21.06.01

Opdrachten

1.322

2.092

1.460

1.455

1.453

1.537

1.537

21.06.02

Subsidies

138

72

287

359

359

359

359

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

2.229

860

1.375

1.331

1.331

1.331

1.331

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.229

860

1.375

1.331

1.331

1.331

1.331

 

Ontvangsten

6

2.170

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing van artikel 21 naar de belastinguitgaven (bedragen x € mln)

Belastinguitgaven (x € mln)

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN2017

Beleid 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Verlaging lastendruk op ondernemingen

           

VAMIL

0

40

0

0

0%

40

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

0

97

0

0

0%

97

Verlaging lastendruk op arbeid

           

Verlaging fiscale bijtelling IB (zeer) zuinige auto's

209

810

– 322

84

10,3%

404

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

           

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

– 3

53

0

0

0,0%

53

Heffingskorting groen beleggen

– 2

34

0

0

0,0%

34

Energiebelasting

           

Teruggaaf kerkgebouwen

– 2

8

0

0

0,0%

8

Teruggaaf non-profit

– 3

23

0

0

0,0%

23

Teruggaaf grootverbruik

3

5

0

0

0,0%

5

Bron: Bijlage 6 van de Miljoenennota 2017

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

De agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS in het kader van de uitvoering van het afvalbeleid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

21.05 Duurzame productketens

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken en de uitvoering van de prioriteit VANG door onder andere RWS in het kader van de uitvoering van het beleid voor duurzame productketens.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa, ecosystemen en landbouw.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Ontwikkelen van duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals groene business cases, afwegingskaders op het gebied van verduurzaming en financiële instrumenten.

21.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van duurzaamheidsinstrumentarium. RWS zal adequate ondersteuning bieden aan circulair ontwerp van producten en diensten, circulair maken van waardeketens en -sectoren en materialenbeheer (van afval naar grondstof). Instrumenten daarbij zijn projectmanagement (o.a. matchmaking), kennisontwikkeling & monitoring, informatievoorziening en secretariaatvoering van diverse convenanten en Green Deals.

Aan RWS wordt gevraagd deze werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van een goede beleidsontwikkeling en -evaluatie, primair gericht op de politieke en wettelijke verplichtingen en ambities, en ten behoeve van een adequate informatievoorziening (monitoring) voor zowel beleid en Tweede Kamer als bedrijven/burgers (website, vragen beantwoorden).

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP). Daarnaast worden opdrachten geboekt voor de uitvoering van VANG en projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie. Dit betreft vooral de ketens: fosfaat, kunststof, voedsel, textiel, beton, hout en elektronica, alsmede sectoren met een grote milieudruk zoals landbouw en bouw.

De budgettaire reeks Caribisch Nederland afvalbeheer heeft betrekking op de verbetering van het afvalbeheer op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

21.05.02 Subsidies

Hier is een budget geraamd voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast is er budget geraamd voor de subsidieverlening in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidscriteria.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van afval, grondstoffen en productketens. Het betreft hier ook een opdracht aan RWS van € 2,2 miljoen voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afval (LMA), waar IenM – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.06 Natuurlijk kapitaal

Ecosystemen zijn van groot belang voor het voortbestaan van de mens, onder andere door de levering van voedsel, van water en een schone leefomgeving. In stand houden en verbeteren van de vitaliteit van het «natuurlijk kapitaal» maakt het mogelijk om goederen, diensten of ecosysteemfuncties duurzaam te kunnen benutten. Voorts vindt ondersteuning plaats gericht op verduurzaming van de landbouw.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa en voor de waardering van ecosystemen. Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek op het gebied van de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte gebieden.

21.06.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk kunnen zijn. Per aanvraag zal een beoordeling op relevantie plaatsvinden.

21.06.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van natuurlijk kapitaal en landbouw. RWS wordt gevraagd om: een rapportage waarin, via casuïstiek, de relatie inzichtelijk wordt gemaakt tussen de inzet van ecosysteemdiensten en de gevolgen voor materiaalgebruik, CO2-emissie en energiegebruik; ondersteuning van Green Deals en (in samenwerking met het RIVM) invulling te geven aan het relatiebeheer voor de Atlas Natuurlijk Kapitaal. Verder gaat het om enkele taken in verband met het stortplaatsendossier, informatie- en kennisoverdracht m.b.t. milieubeleid en -regelgeving voor de landbouw en beleidsondersteuning (inbreng expertise), Helpdesk, website, voorlichting en opstellen handreikingen, bijdragen aan voorbereiding en opstellen regelgeving, advisering en ondersteuning beleidskern.

10

Milieu-investeringsaftrek.

11

Willekeurige afschrijving milieu-investeringen; voorheen: «vervroegde».

Licence