Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

Algemene Doelstelling

Het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft en kan blijven gebruiken, nu en in de toekomst.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en waterkwantiteit:

  • Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn, conform herziene basiskustlijn 2012 en handhaving kustfundament.

  • Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.

  • Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (alle waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren (waterkwaliteit).

  • Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid. De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie en exportbevordering.

  • Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–2021 (Kamerstukken II 2014–2015, 31 710, nr. 35) en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–20214.

  • Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.

  • Nederlands deel van de Noordzee. Het gaat hier om het ontwikkelen van beleid en het nemen van maatregelen voor het bereiken van een gezonde zee met een duurzaam gebruik in het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit gebeurt in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. De coördinerende verantwoordelijkheid voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) ligt bij de Minister van IenM, tezamen met de Minister van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

  • Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies.

  • Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Waterkwantiteit

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 436, nr. 3).

Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)

Onderstaande indicatoren geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen.

In 2013 is de Verlengde Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen (LRT3+) gehouden. Deze toetsing kwam voort uit de derde toetsing uit 2011, met als bedoeling om zoveel mogelijk de categorie die bij de derde toetsing het oordeel «nader onderzoek nodig» had gekregen weg te werken. In 2014 is hierover aan de Tweede Kamer gerapporteerd met als belangrijkste conclusie dat voor circa 80% van de dijken en duinen het oordeel «nader onderzoek nodig» nu is omgezet in een definitief oordeel, wat eveneens geldt voor bijna 70% van de kunstwerken (Kamerstukken II 2013–2014, 31 710, nr. 32). De waterkeringen en kunstwerken die bij de laatst gehouden toetsing niet aan de toen vigerende norm voldeden, worden in de nabije toekomst versterkt. Ongeveer de helft hiervan heeft reeds een plek in lopende verbeterprogramma’s, zoals HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. De overige afgekeurde keringen uit de derde en verlengde derde toetsing krijgen een plek in het hoogwaterbeschermingsprogramma(HWBP), mits wordt voldaan aan de subsidiecriteria. In 2017 is de nieuwe ronde beoordelen op veiligheid gestart, gebaseerd op de nieuwe normering (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 436, nr. 2). Over de resultaten van deze beoordeling wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer.

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (km)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Indicatoren Watermanagement

In het kader van de nieuwe meerjarige prestatieafspraken (2018 – 2021) tussen de directoraten-generaal en Rijkswaterstaat over het Beheer en Onderhoud, is gekozen voor een nieuwe indicator die beter aansluit bij de beleidsdoelstellingen voor de waterhuishouding van het Hoofdwatersysteem. De oude indicatoren «Beschikbaarheid Streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet» en «Spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend» zijn vervangen door een indicator «Waterhuishouding op orde». Hierbij wordt gemonitord op alle peilgereguleerde rijkswateren en in alle jaargetijden. Naast het reguliere peilbeheer toont deze indicator ook in hoeverre wateroverlast en -tekorten met de infrastructuur voorkomen kunnen worden en de verzilting bestreden wordt.

De nieuwe indicator toont in hoeverre de «Waterhuishouding op orde» is, door de functievervulling van de vier onderliggende hoofdwatersysteemfuncties te meten:

  • Peilhandhaving Kanalen en Meren

  • Hoogwaterbeheersing Kanalen

  • Wateraanvoer bij droogte

  • Zoutindringing tegengaan

De streefwaarde voor deze nieuwe Indicator («Waterhuishouding op orde») is gesteld op 100%. De functievervulling van de vier onderliggende deelfuncties wordt op basis van de prestatieafspraken gewogen per watersysteem (netwerkschakel) meegenomen in de berekening van de totaalscore. De totaal-PIN scoort lager dan 100% zodra overlast ontstaat door het onvoldoende realiseren van afspraken die zijn vastgelegd in Waterakkoorden en Peilbesluiten.

Indicatoren Watermanagement

Indicator

Realisatie 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2018

Tot en met 2017:

     

– Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

100%

90%

– 

– De spuiende kunstwerken en stuwen kunnen te allen tijde worden geopend

99,8%

100%

– 

Vanaf 2018:

     

– Waterhuishouding op orde in alle peilgereguleerde rijkswateren (2)

– 

– 

100%

Bron: Rijkswaterstaat, 2017

Waterkwaliteit (schoon (drink)water)

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer jaarlijks geïnformeerd via «De Staat van Ons Water»5. Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. Het PBL rapporteert op verzoek van de Minister van IenM in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit.

Integraal waterbeleid

Over de voortgang van het integraal waterbeleid wordt vanaf 2016 jaarlijks gerapporteerd in «De Staat van Ons Water». Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de «Waterschapsspiegel»6.

Beleidswijzigingen

Per 1 januari 2017 is de nieuwe normering primaire waterkeringen (Kamerstukken II, 2015–2016, 34 436, nr. 6) in werking getreden. De bijhorende regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen, een wijziging van het Waterbesluit en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van de primaire keringen zijn ook in werking getreden. Het doel is dat in 2050 alle primaire keringen aan de nieuwe normen voldoen. De primaire waterkeringen in Nederland worden in een cyclus van 12 jaar beoordeeld op basis van de voorschriften die de Minister heeft gesteld in de Regeling veiligheid primaire waterkeringen. In 2017 zijn beheerders gestart met de beoordelingsronde op basis van nieuwe normen waterveiligheid. De keringbeheerders zullen de resultaten van de beoordeling rapporteren aan de Minister. Deze rapportage kan doorlopend plaatsvinden. Nadat de ILT heeft geconcludeerd dat de beheerder de beoordeling conform de voorschriften heeft uitgevoerd, kan de beheerder keringen die niet aan de norm voldoen aanmelden bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Programmering in het HWBP vindt plaats op basis van urgentie, waarbij de meest urgente dijkversterkingen het snelst in uitvoering gaan. In 2023 zal de Minister de Tweede Kamer informeren over de landelijke beoordelingsronde. Na deze ronde volgen nog twee beoordelingsrondes (in 2035 en 2047) waarin verfijning van het veiligheidsbeeld mogelijk is en actuele inzichten kunnen worden meegenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 11 Integraal waterbeleid (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Verplichtingen

54.638

93.891

32.273

31.678

31.810

31.972

41.875

Uitgaven:

48.869

56.431

44.986

44.310

44.312

43.974

41.875

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

36.167

42.901

33.499

32.560

32.422

32.781

30.707

11.01.01

Opdrachten

6.630

13.478

5.378

4.423

4.267

5.716

5.947

11.01.02

Subsidies

11.358

11.612

12.632

12.632

12.642

11.602

8.802

 

– Partners voor Water (HGIS)

11.308

11.541

11.602

11.602

11.602

11.602

8.802

 

– Overige subsidies

50

71

1.030

1.030

1.040

0

0

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

17.325

17.074

15.489

15.505

15.513

15.463

15.958

 

– waarvan bijdrage aan RWS

16.801

16.624

15.029

15.045

15.053

15.053

15.548

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

524

450

460

460

460

410

410

11.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

854

737

0

0

0

0

0

11.02

Waterveiligheid

3.001

3.168

3.011

3.010

3.011

3.011

3.011

11.02.01

Opdrachten

3.001

3.168

3.011

3.010

3.011

3.011

3.011

11.03

Grote oppervlaktewateren

2.575

3.351

2.429

2.479

2.529

2.579

2.554

11.03.01

Opdrachten

2.575

3.351

2.429

2.479

2.529

2.579

2.554

11.04

Waterkwaliteit

7.126

7.011

6.047

6.261

6.350

5.603

5.603

11.04.01

Opdrachten

4.002

4.126

4.227

3.946

3.960

4.013

4.013

11.04.02

Subsidies

478

644

400

400

400

400

0

11.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

972

350

325

500

500

0

0

11.04.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.674

1.891

1.095

1.415

1.490

1.190

1.590

 

Ontvangsten

248

3.043

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
   

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

328.869

220.496

234.708

470.793

506.367

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

197.844

162.258

189.557

155.170

151.456

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

526.713

382.754

424.265

625.963

657.823

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

35.422

233.226

266.319

58.991

134.702

1.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

169.799

147.008

155.556

563.972

520.621

1.03

Studiekosten

4.492

2.520

2.390

3.000

2.500

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

18.822

33.913

49.672

41.586

458

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

3.041

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

21.863

33.913

49.672

41.586

458

waarvan

         

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

18.913

30.963

46.122

41.471

458

2.03

Studiekosten

2.950

2.950

3.550

115

0

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

188.765

178.148

111.575

122.821

190.533

waarvan

         

3.01

Watermanagement

7.111

7.083

7.083

7.083

7.083

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

181.654

171.065

104.492

115.738

183.450

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 4 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

Totale uitgaven op artikel 4 Experimenteren cf. art. III Deltawet van het Deltafonds

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

waarvan

         

4.01

Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

4.02

Geintegreerde contractvormen/PPS

47.730

217.358

233.980

216.936

44.729

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
 

2018

2019

2020

2021

2022

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

29.648

52.397

94.106

73.632

81.311

waarvan

         

7.01

Real.progr.Kaderrichtlijn water

25.676

46.975

67.391

63.682

72.861

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

777

777

21.170

0

0

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2017 zijn aangegaan, waaronder de versterking van de icoonwaarde van de Afsluitdijk, en op de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet. Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW). De uitgaven voor de subsidies en de agentschapbijdragen RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2017 zijn aangegaan en de uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet zoals onder andere de implementatie van de nieuwe normering en de EU-richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR).

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2017.

11.04 Waterkwaliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2017 zijn aangegaan. De uitgaven voor de subsidie, de bijdrage aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De subsidie betreft de bijdrage aan het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC). De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het samenwerkingsprogramma Lumbricus ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de OSPAR-commissie, die in internationale verdragen zijn opgericht. Daarnaast zijn ze bestemd voor de bijdragen aan VN-organisaties, die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van een aantal activiteiten. Dat gaat om activiteiten in het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM).Ook heeft het niet-juridisch verplichte deel betrekking op de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

In 2018 wordt de jaarlijkse voortgangsrapportage «Staat van Ons Water» gepubliceerd. Hierin wordt gerapporteerd over de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016–2021, het Bestuursakkoord Water uit 2011, het uitvoeringsprogramma van de Beleidsnota Drinkwater en de uitvoering van de Europese richtlijnen over waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en de mariene strategie.

De Topsector Water is gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (gouden driehoek). De ondersteuning van IenM en EZ aan het topteam draagt bij aan het organiseren van werkgroepen, evenementen en communicatiemiddelen zoals de website van Topsector Water7 . De Human Capital Agenda bevordert de instroom van goed gekwalificeerd personeel in de watersector. Dit wordt bijvoorbeeld gedaan door het uitreiken van beurzen aan waterambassadeurs, het organiseren van het Wereld Water College, het uitwerken van strategisch personeelsmanagement en het uitvoeren van de strategielijn «leven lang leren». Building with Nature is voor het Ministerie van IenM een belangrijke ontwikkeling voor waterveiligheidsopgaven. EcoShape onderzoekt hierbij in hoeverre natuurlijke waterveiligheidsoplossingen kunnen bijdragen aan waterveiligheidsopgaven. De kennis die wordt opgedaan wordt uitgewerkt en gedeeld met betrokken partijen, waaronder IenM.

Voor de uitvoering van het project Icoon Afsluitdijk door diverse opdrachtnemers wordt in 2018 het resterende bedrag van € 1,3 miljoen beschikbaar gesteld. Voor het vergroten van het waterbewustzijn vormt het meerjarig communicatieprogramma Ons Water het fundament. Voor deze publiekscampagne vindt jaarlijkse financiering plaats.

In 2018 worden uitgaven gedaan voor watereducatie om het waterbewustzijn bij jongeren te stimuleren. Dit gebeurt in samenwerking met de Unie van Waterschappen en met onderwijspartijen.

De watercoalitie ondersteunt diverse maatschappelijke initiatieven die direct of indirect een bijdrage leveren aan een duurzame en doelmatige waterketen.

Aan de Helpdesk Water, onderdeel van de dienst Water, Verkeer en Leefomgeving van RWS, wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd. De Helpdesk Water heeft een reguliere taak als kennistransferpunt tussen uitvoering en beleid voor overheden en andere waterprofessionals. Daarnaast wordt ook informatievoorziening over watergerelateerde informatie in het kader van de toekomstige Omgevingswet voorbereid.

Voor de uitvoering van het bestaande Omgevingsloket Online (OLO) wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd ten behoeve van water- en omgevingsvergunningen.

Het actualiseren van de uitvoeringsregelingen waterheffingen heeft betrekking op het moderniseren van de tabel afvalwatercoëfficiënt. Er lopen twee trajecten die samenhangen met de toekomstbestendige financiering van het Waterbeheer. De modernisering betreft enerzijds de hoogte van de afvalwatercoëfficiënten die verouderd zijn en anderzijds een vereenvoudiging door het aantal klasse-indelingen terug te brengen en over te stappen op de standaard bedrijfstak indelingen (SBI). Hiervoor wordt onderzocht op welke wijze de huidige indeling kan worden gewijzigd naar een vereenvoudigde indeling. Parallel wordt er onderzoek gedaan om de nieuwe afvalwatercoëfficiënten vast te stellen en wordt gekeken hoe dit in de nieuwe indeling past.

Er wordt gewerkt aan een nieuw Bestuursakkoord Water (BAW) op het gebied van waterkwaliteit, water en klimaat, waterketen, energie/circulaire economie in relatie tot water, financiering en samenwerking.

11.01.02 Subsidies

Vanaf 2018 wordt een subsidie van in totaal € 3,1 miljoen verstrekt aan Deltares voor de bouw van een nieuwe Geocentrifuge. Het totaalbedrag wordt gelijkmatig verdeeld over drie jaar. De GeoCentrifuge is van groot belang voor de instandhouding van de (inter)nationale kennisinfrastructuur op het terrein van water en bodem, waarvoor IenM medeverantwoordelijk is. De Geocentrifuge wordt onder meer gebruikt voor onderzoek aan dijken, kustbescherming, offshore, aardbevingen en natte en droge infrastructuur.

Aan het Instituut Fysieke Veiligheid/IFV is een subsidie verleend ten behoeve van het ontwikkelen van een structurele aanpak waarmee de veiligheidsregio’s kunnen zorgen voor een adequate rampenbeheersing bij overstromingen. Deze subsidie van in totaal € 150.000,- is verleend voor de periode van 1 juni 2015 tot en met 31 mei 2017 en is gelijkelijk verdeeld over de jaren 2015, 2016 en 2017.

In 2016 is de nieuwe subsidieregeling gestart van het programma Partners voor Water (PvW) 2016–2021 als opvolger van de subsidieregeling van het programma HGIS Partners voor Water 3. Dit betreft het centrale uitvoeringsprogramma van de (interdepartementale) Internationale Water Ambitie (IWA). Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries BZ, EZ en IenM samenwerken. De uitgaven voor het programma worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd. Voor de uitvoering van het PvW 2016–2021 programma is mandaat verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het budget is onderverdeeld in een deel voor lange termijn samenwerking met zeven Deltalanden, een subsidiedeel ten behoeve van marktbetrokkenheid en samenwerking met kansrijke nieuwe landen en Holland promotie. Een belangrijke doelstelling in 2018 binnen de IWA is om het PvW instrument inclusief het subsidie-instrument beter te verbinden met het overige instrumentarium. Hiervoor wordt verdere uitvoering gegeven aan de pilot collectief programmeren om synergie en logische aansluiting met andere instrumenten te stimuleren.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

De bijdrage aan RWS heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Aan het KNMI zijn diverse onderzoeken en analyses gevraagd die betrekking hebben op Kennisontwikkeling Windklimaat, Nationale adaptatiestrategie, ontwikkeling Noordzee windklimaatatlas en transnationale samenwerking Rijn en Maas.

11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Er vinden op dit financieel instrument vanaf 2018 geen uitgaven plaats.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

Op basis van de Richtlijn Overstromingsrisico (ROR) moeten eind 2019 de kaarten voor drie verschillende overstromingsscenario’s en in 2021 de plannen geactualiseerd zijn. Voor de actualisatie van de kaarten en de plannen wordt in 2018 opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en beheer.

In 2018 wordt gewerkt aan het beoordelen van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe normen. Voor deze beoordeling worden diverse opdrachten verstrekt ter ondersteuning van de waterkeringbeheerders. Daarnaast worden opdrachten verstrekt om kennis ten aanzien van waterveiligheid te ontwikkelen en ook vast te leggen.

Voor de kust worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling, onder andere over zeespiegelstijging en ten behoeve van de actualisatie van de basiskustlijn. Hierbij wordt samenwerking gezocht binnen het kader van Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK).

Voor rivieren worden opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling met betrekking tot kostenreductie dijkversterking door rivierverruiming, effect van langsdammen en bijdragen aan diverse MIRT-projecten in het rivierengebied.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

De beschikbare budgetten worden in 2018 ingezet voor onder andere de uitvoering van de volgende beleidsonderwerpen:

Het Ministerie van IenM zal (mede namens het Ministerie van Economische Zaken) gezamenlijk met de regio een gebiedsagenda Wadden 2050 opstellen. De ontwikkeling van de Gebiedsagenda start in de herfst van 2017 en zal naar verwachting circa een jaar in beslag nemen. Bij het opstellen van de gebiedsagenda worden de bevindingen betrokken van onder meer de Evaluatie van de Structuurvisie Waddenzee, de Beleidsverkenning en de tussentijdse evaluatie van de Samenwerkingsagenda Verbetering Beheer Waddenzee. Tevens zullen de ambities uit de Natuurambitie Grote Wateren worden meegenomen bij het opstellen van de gebiedsagenda. De gebiedsagenda Wadden 2050 komt in de plaats van de eerder aangekondigde Rijksvisie op de toekomstige ontwikkeling van het Waddengebied en zal input leveren voor de Nationale Omgevingsvisie en het overige instrumentarium van de Omgevingswet.

Rijk en regio gaan structureel werken aan ecologische verbetering van de Eems-Dollard, door samenhangende inzet van middelen, maatregelen en onderzoeken op basis van een meerjarig adaptief programma. De ambitie is dat de Eems-Dollard in 2050 voldoet aan het ecologisch streefbeeld, door stapsgewijs te werken en adaptief in te spelen op nieuwe ontwikkelingen en inzichten.

De drie landen die grenzen aan de Waddenzee, Nederland, Duitsland en Denemarken, vormen samen de Trilaterale samenwerkingslanden. Ze overleggen iedere vier jaar met elkaar over het vormen of aanpassen van het beschermingsbeleid van het waddengebied. In 1997 ondertekenden de drie landen het eerste Trilaterale Waddenzee Plan (TWP). Als waterbeheerder heeft IenM een belangrijke functie waar het gaat om de bescherming van de Waddenzee. Als delegatielid heeft IenM een rol in het overleg in de Waddenseaboard.

De Beleidsnota Noordzee 2016–2021 geldt als het maritieme ruimtelijke plan conform de eisen van de EU-Richtlijn Maritieme ruimtelijke planning. In 2018 worden de acties uit de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 verder in uitvoering gebracht (Kamerstukken II, 2014–2015, 31 710, nr. 35 bijlage blg-427951).

IenM coördineert, in samenwerking met EZ, een langetermijnstrategie voor de Noordzee gericht op de opgaven na 2021. De beleidsstappen (nationaal, Europees en mondiaal) die nog moeten worden gezet tot 2030 worden in beeld gebracht.

De Noordzeestrategie 2030 draagt bij aan de nieuwe Nationale Omgevingsvisie en is onderdeel van de Nederlandse bijdrage aan de invulling van het Strategisch Ontwikkelingsdoel voor de zeeën en oceanen (SDG 14).

Specifiek voor energietransitie/windenergie op zee wordt naast de uitwerking van de huidige routekaart windenergie op zee (in 2023 3,5 GW bovenop de 1 GW die er al staat) gewerkt aan de vervolgroutekaart. In de vervolgroutekaart (2023–2030) wordt conform de Energieagenda ca. 1 GW/pj geïnstalleerd. Naast verdere kostprijsverlaging wordt ingezet op meervoudig- en multifunctioneel ruimtegebruik.

Toeleverend aan de Noordzee strategie is ook het lopende Northsea Interreg project. Dit draagt bij aan een gezamenlijke kennisbasis van de Noordzeelanden over lopende en mogelijke nieuwe ontwikkelingen met een grensoverschrijdend karakter. Dit project wordt eind 2018 afgerond. Voor windenergie vertaalt dit zich naar meer samenwerking tussen initiatieven van Duitsland, Denemarken, België en het Verenigd Koninkrijk. Afhankelijk van de toekenning van het project Strategic Environmental Assessment North Sea Energy zal in samenwerking met Duitsland en Denemarken een bijdrage worden geleverd aan een gezamenlijke kennisbasis van de Noordzeelanden aan de cumulatie van effecten op de Noordzee.

Nederland en Vlaanderen onderzoeken en monitoren op grond van de Scheldeverdragen gezamenlijk de toestand van het Schelde-estuarium aan de hand van de zogenoemde Agenda voor de Toekomst voor de duurzame ontwikkeling van het Schelde-estuarium. Een rode draad van deze agenda is hoe met slim(mer) sedimentbeheer de balans kan worden versterkt tussen de veiligheid, toegankelijkheid en natuurlijkheid van het Schelde-estuarium. In 2018 wordt samen met de stakeholders het eerste onderzoeksprogramma van de Agenda voor de Toekomst geëvalueerd en komt de rapportage beschikbaar, met daarin de evaluatie van de toestand van het Schelde-estuarium.

Het in 2017 opgeleverde MIRT-onderzoek Integrale Veiligheid Oosterschelde (IVO) is verbreed zodat naast de gevolgen van de klimaatverandering op de veiligheidsstrategie van de Oosterschelde ook de verbinding met de (aanpak van de) zandhonger van de Oosterschelde wordt gelegd en met (gebruiks)functies zoals visserij, landschap en ecologie. Dat levert in 2018 eerste bouwstenen op voor een langetermijnperspectief van een veilige, duurzaam beheerde Oosterschelde.

Conform afspraken tussen Rijk en regio wordt door middel van onder andere onderzoek de ontwikkeling van Grevelingen Volkerrak-Zoommeer gemonitord. Naast IenM levert ook de regio een bijdrage aan dit programma. Deze middelen worden ingezet voor nader onderzoek naar het ontwikkelperspectief voor de Grevelingen en het Volkerak-Zoommeer. Dit in het kader van: de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen Volkerak-Zoommeer en de Delta-aanpak Waterkwaliteit en Zoetwater. Naast IenM levert ook de regio een bijdrage via het programma Ontwikkeling Grevelingen Volkerak-Zoommeer.

11.04 Waterkwaliteit
11.04.01 Opdrachten

Het doel is om in 2027 de doelstelling van chemisch schoon water en een ecologisch gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in De Staat van Ons Water de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De toestand, doelen en maatregelen worden iedere 6 jaar vastgelegd en aan de Europese Commissie gerapporteerd middels stroomgebiedbeheerplannen onder de Kaderrichtlijn Water. De tweede stroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems voor de periode 2016–2021 zijn eind december 2015 vastgesteld en op dit moment in uitvoering. De uitvoering van de tweede tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem loopt via artikel 7 van het Deltafonds.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de KRW, een zesjarige plancyclus. In 2018 wordt de beoordeling van het mariene milieu en ecosysteem geactualiseerd, alsook de goede milieutoestand en daarbij behorende beleidsdoelen en indicatoren. Deze actualisatie wordt gebaseerd op de resultaten uit het KRM-monitoringprogramma en aanvullend onderzoek op gebied van vooral onderwatergeluid, zwerfvuil en microplastics. Ook wordt in 2018 een voortgangsrapportage gemaakt over de uitvoering van het KRM-Programma van Maatregelen, onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021. Het zwaartepunt bij de uitvoering van de maatregelen ligt bij het terugdringen van zwerfvuil in zee (plastic soep) en bescherming van ecologisch waardevolle gebieden op de Noordzee. Daarnaast geeft het kabinet meer invulling aan zijn faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. De uitvoering van de KRM vindt plaats in samenwerking met Economische Zaken. Er wordt ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU), op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden en op cofinanciering uit EU-fondsen als EFMZV en INTERREG.

11.04.02 Subsidies

Dit betreft subsidieverlening voor het International Groundwater Resources Assessment Centre (IGRAC) en geeft invulling aan de ambitie die is vastgelegd in de overeenkomst tussen IHE en het Koninkrijk der Nederlanden. Medio 2016 hebben IHE en het Koninkrijk der Nederlanden een samenwerkingsovereenkomst opgesteld voor de jaren 2016–2022, die beantwoordt aan de toenemende grondwaterproblematiek in de wereld en met name het stedelijk gebied. Het United Nations-karakter van de taken van IGRAC bepaalt dat IGRAC (een UNESCO categorie 2 instelling) alleen kan werken op basis van overheidsfinanciering.

11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

De bijdrage aan medeoverheden heeft betrekking op de uitvoering van het samenwerkingsprogramma Lumbricus door Waterschap Vechtstromen met regionale partijen. Het samenwerkingsprogramma is gericht op het geïntegreerd toepassen van innovatieve maatregelen op het gebied van bodem en water ten behoeve van een klimaatrobuuste inrichting van het bodem- en watersysteem van beekdalen. In dit programma komen doelstellingen met betrekking tot waterkwaliteit, zoetwatervoorziening, bodembeheer, klimaatadaptatie en waterveiligheid samen.

11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld. Voor coördinatie van de EU-richtlijnen Kaderrichtlijn water en Overstromingsrisico’s bestaat voor de Eems geen vaste riviercommissie, maar heeft Nederland apart een contract afgesloten met Flussgebietsgemeinschaft Ems in Nedersaksen, Duitsland.

Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het OSPAR-verdrag. Ook voor OSPAR is Nederland jaarlijks contributie verschuldigd.

Nederland ambieert een internationale profilering als centrum voor watervraagstukken. Dit is verwoord in de Internationale Waterambitie van het kabinet. Het streven van Nederland als Centre of Excellence wordt gedeeltelijk ingevuld door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU), waarmee UNESCO wordt ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning capacity building door IHE.

Water speelt een verbindende rol in de in VN-kader afgesproken Sustainable Development Goals (SDG’s). Er is reeds een specifiek SDG voor water afgesproken. In een van de subdoelen van de SDG die zich richt op steden wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. Op dit moment is hiertoe de implementatiefase aangebroken. Hiervoor wordt met internationale organisaties en platforms samengewerkt en worden activiteiten ondersteund. Zo worden bijdragen geleverd aan het Sendai raamwerk van de UNISDR, HELP, Aqueduct, Wereldbank, Water Global Practice WGP, OESO, Habitat III en World Water Council. Nederland steunt verder actief de activiteiten van UNECE Water op het gebied van grensoverschrijdend waterbeheer.

Licence