Base description which applies to whole site

Artikel 2 Financiële markten

Beleid en regelgeving maken voor een stabiele en integere werking van financiële markten, met betrouwbare dienstverlening van financiële instellingen aan burgers en bedrijven.

De minister van Financiën bevordert het goede functioneren van het financiële stelsel en heeft een regisserende rol. Hij is verantwoordelijk voor de goede werking van het betalingsverkeer. De minister is daarnaast verantwoordelijk voor goed functionerende en integere financiële markten en voor de Nederlandse wetten en regels ten aanzien van de financiële markten en de institutionele structuur van het toezicht. Verder draagt de minister samen met de minister van Justitie en Veiligheid verantwoordelijkheid voor wet- en regelgeving om het gebruik van het financieel stelsel voor het witwassen van geld en het financieren van terrorisme te voorkomen. Ook is de minister verantwoordelijk voor de regelgeving van bepaalde bijzondere financiële beroepsgroepen, zoals accountants. De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM) voeren het daadwerkelijke toezicht op de financiële markten uit. Dat wil zeggen dat de minister verantwoordelijk is voor het functioneren van het toezichtsysteem als geheel en verantwoordelijk is voor de uitvoering van het toezicht door DNB en de AFM. Echter, om de onafhankelijke positie van de toezichthouders te bevorderen is de minister noch verantwoordelijk noch bevoegd ten aanzien van individuele besluiten van de toezichthouders, en beschikt de minister niet over toezichtvertrouwelijke informatie. Daarnaast worden steeds meer toezichttaken op Europees niveau belegd. Zo voert de Europese Centrale Bank (ECB) ook in belangrijke mate het toezicht op grote en grensoverschrijdende Europese banken uit.

De randvoorwaarden die de minister stelt voor een integer en stabiel systeem hebben hun basis in de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de Wet ter voorkoming van witwassen en het financieren van terrorisme (Wwft). Het gaat hierbij om (het toezicht op nakoming van) regelgeving die financiële instellingen stimuleert en verplicht om op integere en transparante wijze te werk te gaan. Deze regelgeving en dit toezicht dragen eraan bij dat consumenten en bedrijven met voldoende informatie en vertrouwen financiële producten kunnen afnemen.

Tot slot bevordert de minister het verantwoord financieel gedrag door de burger en zet de staatssecretaris zich in voor de ongestoorde voorziening van voldoende munten in circulatie.

Verantwoordelijkheden minister van Financiën op de BES-eilanden

Bonaire, Sint-Eustatius en Saba (BES-eilanden) maken deel uit van Nederland. De eilanden zijn openbare lichamen in de zin van de Grondwet. De verantwoordelijkheid van de minister van Financiën ten aanzien van de toezichttaken voor de BES-eilanden is dezelfde als voor Europees Nederland, omdat de verhouding tussen de minister en de toezichthouders dezelfde is. Het toezicht op de BES-eilanden is net als in Nederland op afstand geplaatst bij DNB en de AFM; de minister van Financiën is systeemverantwoordelijk.

Het beleid ten aanzien van de financiële sector staat grotendeels beschreven in de Agenda financiële sector52 die eind 2018 is gepresenteerd. De Agenda richt zich op drie domeinen: stabiliteit, integriteit en innovatie. In 2022 geeft het ministerie uitvoering aan de aangekondigde maatregelen uit de Agenda (zie onderdeel 2.1 Beleidsprioriteiten).

In 2020 is de in de wet vastgelegde evaluatie DGS BES afgerond, waarbij er voornamelijk is gekeken of de doelstellingen van het stelsel nog steeds bereikt worden middels de huidige opzet. Uit de evaluatie blijkt dat de huidige vorm van het DGS niet meer aansluit bij de oorspronkelijke doelstellingen. De financiering en opzet van een ex ante fonds wordt op dit moment onderzocht.

Het ministerie van Financiën zet zich in op het tegengaan van witwassen en terrorismefinanciering. Om dit internationaal aan te pakken is de Financial Action Task Force (FATF) opgericht. In 2021 is de FATF-evaluatie gestart. Deze toetst of Nederland voldoet aan de internationale standaarden. In 2022 wordt het evaluatierapport verwacht. Verder werken we in 2022 verder aan de kwaliteitsverbetering van de accountancysector. Daarvoor wordt het wetgevingstraject ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie toekomst accountancysector voortgezet.

Tabel 27 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 2 Financiële markten (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

70.257

32.577

‒ 540.904

22.911

22.818

22.841

22.885

        

Uitgaven

54.104

32.577

27.997

22.911

22.818

22.841

22.885

        

Bekostiging

36.350

4.672

5.462

5.313

5.220

5.220

5.289

Accountantskamer

1.533

1.426

1.376

1.376

1.376

1.376

1.376

Muntcirculatie

2.925

2.756

3.787

3.814

3.814

3.814

3.883

Afname munten in circulatie

31.649

0

0

0

0

0

0

IMVO convenanten

0

50

57

30

30

30

30

Overig

243

440

242

93

0

0

0

        

Opdrachten

8.468

18.395

9.421

6.395

6.395

6.395

6.395

Wijzer in geldzaken

1.495

1.672

1.698

172

172

172

172

Vakbekwaamheid

4.994

4.900

4.600

4.600

4.600

4.600

4.600

Uitvoeringskosten SRH

644

1.650

1.500

0

0

0

0

Schadeloosstelling SRH

0

7.000

0

0

0

0

0

Overig

1.335

3.173

1.623

1.623

1.623

1.623

1.623

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

7.080

7.321

10.935

9.024

9.024

9.047

9.022

Bijdrage AFM BES-toezicht

624

705

705

705

705

705

705

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

968

2.010

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

Bijdrage toezicht en handhaving MIF

0

10

460

460

460

460

460

Bijdrage PSD II

363

363

558

558

558

558

558

Bijdrage FEC

3.084

2.954

2.954

2.954

2.954

2.954

2.954

Overig

2.042

1.279

4.255

2.327

2.327

2.350

2.325

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

1.625

1.625

1.625

1.625

1.625

1.625

1.625

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Dotatie begrotingsreserve NHT

625

625

625

625

625

625

625

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

582

564

554

554

554

554

554

IASB

420

420

420

420

420

420

420

(Caribean) Financial Action Task Force

162

144

134

134

134

134

134

        

Ontvangsten

6.287

12.305

9.705

7.450

7.450

8.450

8.450

        

Bekostiging

505

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

Ontvangsten muntwezen

505

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

        

Opdrachten

1.137

1.455

1.455

0

0

0

0

Wijzer in geldzaken

1.137

1.455

1.455

0

0

0

0

        

Ontvangsten

4.646

8.850

6.250

5.450

5.450

6.450

6.450

Overig

4.646

8.850

6.250

5.450

5.450

6.450

6.450

Tabel 28 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2020

2021

2022

2023

2024

2025

2026

Verplichtingen

70.257

32.577

‒ 540.904

22.911

22.818

22.841

22.885

waarvan garantieverplichtingen

14.358

0

‒ 568.901

0

0

0

0

Garantie verhoging plafond kredietfaciliteit AFM

20.000

0

0

0

0

0

0

Garantie DGS BES

‒ 5.642

0

0

0

0

0

0

Garantie WAKO (kernongevallen)

0

0

‒ 568.901

0

0

0

0

        

waarvan overige verplichtingen

55.899

32.577

27.997

22.911

22.818

22.841

22.885

Afname munten in circulatie

31.649

0

0

0

0

0

0

Muntcirculatie

3.489

2.756

3.787

3.814

3.814

3.814

3.883

Vakbekwaamheid

4.584

4.900

4.600

4.600

4.600

4.600

4.600

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

968

2.010

2.003

2.020

2.020

2.020

2.020

Bijdrage FEC

3.084

2.954

2.954

2.954

2.954

2.954

2.954

Overige betalingsverplichtingen

12.126

19.957

14.653

9.523

9.430

9.453

9.428

Budgetflexibiliteit

Van de uitgaven op artikel 2 is in 2022 86,6% juridisch verplicht. Deze verplichte uitgaven (€ 24,2 mln.) bestaan voor het grootste deel uit uitgaven voor vakbekwaamheid (€ 4,6 mln.), muntcirculatie (€ 2,0 mln.) en de bijdragen aan AFM en DNB voor het toezicht op de BES-eilanden (€ 2,7 mln) en het Financieel Expertise Centrum (FEC) (€ 2,95 mln.).

De juridisch verplichte uitgaven aan vakbekwaamheid betreffen de kosten van de centrale Wft-examinering. Het inhoudelijk beheer van de Wft-examinering is opgedragen aan het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD), terwijl het functionele en technische beheer is ondergebracht bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). Uitgangspunt is dat de uitgaven worden gefinancierd uit de examengelden (leges) die worden afgedragen aan het ministerie (zie ontvangsten overig). De daaromtrent gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een overeenkomst met het CDFD en een overeenkomst met de DUO.

De juridisch verplichte uitgaven vanwege de muntcirculatie komen voort uit de Muntwet, de afspraken met DNB en de afspraken in muntcontract voor circulatiemunten en het muntcontract voor verzamelaarsmunten van DNB met de Koninklijke Nederlandse Munt (KNM). De afspraken betreffen onder meer de te verstrekken vergoedingen vanwege:

  • de productie van circulatiemunten (hieronder vallen niet de aanschafkosten van de circulatiemunten);

  • de productie en distributie van munten die speciaal voor verzamelaars worden geslagen;

  • het verzorgen van de geldsomloop voor zover deze uit munten bestaat;

  • het fungeren als Nationaal Analysecentrum voor Munten.

De niet-juridische verplichte uitgaven hebben in hoofdzaak betrekking op de aankoop van circulatiemunten.

Verplichtingen en uitgaven

Garantie Wako (Wet aansprakelijkheid kernongevallen)

Thans staat de Staat garant voor 6 exploitanten van kerninstallaties voor de te vergoeden schades ten gevolge van een kernongeval waarvoor zij aansprakelijk zijn. Deze garantie reikt tot € 1,5 mld. en voor de kerncentrale Borssele tot € 2,3 mld. Dit vertaalt zich in de begroting tot een totale garantie van € 9,8 mld. (afgerond). In verband met de ontmanteling van een van de kerninstallaties staat de Staat per 1 januari 2022 nog voor 5 exploitanten garant. Daar staat tegenover dat de garantie voor de kerncentrale Borssele per 1 januari 2022 als gevolg van een wijziging van de Wako in verband met de ratificatie van het verdrag van Parijs53 wordt verhoogd naar € 3,2 mld. Per 1 januari 2022 komt de totale garantieverplichting uit op € 9,2 mld. Per saldo houdt dit een verlaging in van € 568,9 mln. in.

Bekostiging

Accountantskamer

De Accountantskamer beoordeelt klachten over gedragingen van accountants bij hun beroepsmatig handelen. Het gaat daarbij vooral om gedragingen die mogelijk in strijd zijn met de wet of met het belang van een goede uitoefening van het accountantsberoep. In een tuchtprocedure staat het belang van een goede beroepsuitoefening voorop. Aldus wordt bijgedragen aan het (herstel van) vertrouwen van het publiek in de beroepsuitoefening van accountants.

Muntcirculatie

De kosten van muntcirculatie bestaan uit de door De Nederlandsche Bank (DNB) te verzorgen munttaken.

Afname munten in circulatie

Het in circulatie brengen van euromunten leidt tot ontvangsten voor de Staat en leidt tegelijkertijd tot een schuld aan het publiek. Zodra munten uit circulatie terugkeren, dient de Staat de nominale waarde van deze munten via DNB terug te geven. Op voorhand is niet te voorspellen of de nominale waarde van de in circulatie zijnde munten in enig jaar zal toe- of afnemen. Vandaar dat in de begroting een stelpost van nul is opgenomen.

Overig

Bekostiging overig betreft voornamelijk de kosten die het gevolg zijn van de uitvoeringstoets behorend bij het wetsvoorstel plan van aanpak witwassen en het verbod op contante betalingen voor handelaren vanaf € 3.000. Uit de uitvoeringstoets blijkt dat extra middelen nodig zijn om het toezicht op te zetten en uit te voeren. Het verbod op contante betalingen vloeit voort uit het plan van aanpak witwassen dat het kabinet op 30 juni 2019 aan de Tweede Kamer heeft gezonden54. Daarnaast betreffen de kosten de werkzaamheden ter verbetering van de kwaliteit van de accountancysector. Daarvoor wordt het wetgevingstraject ter uitvoering van de aanbevelingen van de Commissie toekomst accountancysector voortgezet. De Kwartiermakers toekomst accountancysector spelen hierbij ook in 2022 een belangrijke rol.

Opdrachten

Wijzer in geldzaken

Het platform Wijzer in geldzaken zet zich in voor het bevorderen van financieel verantwoord gedrag door de burger in Nederland. Het ministerie van Financiën financiert het platform samen met een aantal partijen uit de sector. Het platform ontwikkelt verschillende typen interventies om verantwoord financieel gedrag te bevorderen en om invulling aan de strategische doelstellingen te geven. Enkele voorbeelden zijn de website www.wijzeringeldzaken.nl, de Week van het geld, de website www.financieelgezondewerknemers.nl en de Pensioen3daagse.

Vakbekwaamheid

Het College Deskundigheid Financiële Dienstverlening (CDFD) adviseert en ondersteunt het ministerie van Financiën inzake de beroepskwalificatie van financieel adviseurs, oftewel de vakbekwaamheid. Het CDFD is verantwoordelijk voor inhoudelijk beheer van de Centrale Examenbank, het adviseren over en vaststellen van eind- en toetstermen, en het erkennen van en toezicht houden op Wft-exameninstituten. Voor het uitvoeren van haar taken ontvangt het CDFD jaarlijks een overheidsbijdrage.

Uitvoeringskosten SRH

Op 11 februari 2021 heeft de Ondernemingskamer van het Gerechtshof te Amsterdam uitspraak gedaan in de procedure rond de vaststelling van de omvang van schadeloosstelling, voortvloeiend uit de onteigening van SNS REAAL op 13 februari 2013. De staat is op 11 mei jl. in cassatie gegaan.55De uitgaven in 2022 worden onder meer veroorzaakt doordat er kosten worden gemaakt voor de lopende rechtszaken.

Overig

De overige opdrachten betreffen onderzoeken en evaluaties die in 2022 en later plaatsvinden.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Bijdrage AFM BES-toezicht

Voor het gedragstoezicht op de financiële markten op de BES-eilanden ontvangt de Autoriteit Financiële Markten (AFM) jaarlijks een overheidsbijdrage.

Bijdrage DNB toezicht en DGS BES

Voor het integriteitstoezicht op de BES-eilanden ontvangt DNB jaarlijks een overheidsbijdrage. In de afgelopen jaren is door DNB meer capaciteit ingezet op de BES-eilanden, met name als gevolg van interventie, handhaving en toetsingen.

Bijdrage toezicht en handhaving Multilateral Interchange Fee (MIF)

De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is de toezichthouder op de uitvoering van de MIF-verordening. Vergoed worden de kosten voor het houden van toezicht op de naleving en de handhaving van een aantal bepalingen uit de MIF-verordening. Hieronder vallen onder meer de kosten voor het controleren van de hoogte van de afwikkelingsvergoedingen bij betalingsdienstaanbieders, het behandelen van klachten en de rechtshandhavingskosten. In 2021 is het afsprakenprotocol tussen ACM, het ministerie van Economische Zaken en Klimaat en het ministerie van Financiën geëvalueerd. Uit deze evaluatie bleek dat de bijdrage voor ACM voor de uitvoering van het MIF-Toezicht ontoereikend was. Vanaf 2022 ontvangt de ACM daarom structureel € 200.000 extra voor de uitvoering van het MIF-toezicht.

Bijdrage PSD II

In de wet ter implementatie van de PSD II richtlijn (Payment Services Directive) zijn vier toezichthouders belast met het toezicht op de naleving van PSD II, te weten DNB, de AFM, de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en de ACM. De kosten zijn de geschatte jaarlijkse kosten van de ACM en de AP voor de uitvoering van het toezicht op de naleving door marktpartijen van PSD II.

Bijdrage FEC

Het ministerie draagt bij aan de financiering van het Financieel Expertise Centrum (FEC). Het FEC is een samenwerkingsverband tussen verschillende autoriteiten binnen de financiële sector op het gebied van toezicht, controle, opsporing en vervolging. Vanaf 2018 wordt structureel € 1,4 mln. extra besteed aan de aanpak van terrorismefinanciering door het FEC. Deze gelden zijn afkomstig uit de versterkingsgelden, die eind 2017 door het kabinet zijn toegekend ten behoeve van het contra-terrorismebeleid.

Overig

In 2022 wordt het register van uiteindelijk belanghebbenden (UBO’s) van vennootschappen en andere juridische entiteiten verder gevuld en doorontwikkeld. Aan de doorontwikkeling zijn kosten verbonden die deels worden gedekt door het ministerie van Financiën. Daarnaast wordt het UBO-register voor trusts en soortgelijke jurdische constructies opgestart in 2021 en verder opgebouwd. In 2022 draagt het ministerie bij aan deze kosten.

Storting/onttrekking begrotingsreserve

Dotatie begrotingsreserve DGS BES

Als garantie voor een depositogarantiestelsel (DGS) voor de BES-eilanden is bij eerste suppletoire wet 2017 een begrotingsreserve ingesteld. Jaarlijks wordt € 1 mln. toegevoegd aan de begrotingsreserve. Met het DGS BES wordt de financiële stabiliteit op de BES-eilanden geborgd.

Tabel 29 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve DGS BES-eilanden (bedragen x € 1 mln.)

Stand per 1/1/2021

Onttrekkingen 2021

Toevoegingen 2021

Stand per 1/1/2022

Onttrekkingen 2022

Toevoegingen 2022

Stand per 31/12/2022

4

0

1

5

0

1

6

Dotatie begrotingsreserve Nederlandse Herverzekeringsmaatschappij voor Terrorismeschaden (NHT)-garantie

De Staat heft een jaarlijkse premie (€ 625.000) over het afgegeven garantiebedrag van € 50 mln. Deze middelen worden sinds 2019 gestort in een begrotingsreserve.

Tabel 30 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve NHT-garantie (bedragen x € 1mln.)

Stand per 1/1/2021

Onttrekkingen 2020

Toevoegingen 2021

Stand per 1/1/2022

Onttrekkingen 2022

Toevoegingen 2022

Stand per 31/12/2022

1,5

0

0,625

2,125

0

0,625

2,755

Ontvangsten

Bekostiging

Ontvangsten muntwezen

De ontvangsten muntwezen hebben betrekking op de door de KNM af te dragen nominale waarde van de munten die de KNM in opdracht van de Staat speciaal voor verzamelaars heeft geslagen. In een voorkomend geval hebben de ontvangsten muntwezen tevens betrekking op ontwaarde munten en/of rondellen waarvan het residu als metaalschroot is verkocht.

Opdrachten

Wijzer in Geldzaken

Het programma Wijzer in Geldzaken wordt medegefinancierd uit bijdragen vanuit de sector en DNB. Daarnaast draagt het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ook bij aan het programma. Deze bijdragen zijn voor de periode 2020–2022 afgesproken.

Ontvangsten

De overige ontvangsten betreffen met name: de ontvangen leges voor de examens inzake het onderdeel vakbekwaamheid, premies voor de NHT- en WAKO-garantie, de door de ACM aan de sector doorberekende kosten in het kader van het toezicht op de naleving van de MIF-verordening en eventuele ontvangen boetegelden van DNB, de AFM en de Accountantskamer.

Meetbare gegevens

Kengetallen financiële stabiliteit

Financiële stabiliteit staat centraal in het beleid van de minister van Financiën ten aanzien van de financiële sector. Een belangrijk onderdeel hierbij zijn de buffers die banken hebben zodat zij weerbaarder zijn. Twee belangrijke indicatoren hierbij zijn de zogenaamde (niet-risicogewogen) leverage ratio56 en de (risico gewogen) Common Equity Tier 1 (CET1) -ratio zoals beschreven in het prudentieel raamwerk voor banken.57 In dat raamwerk gelden zowel ongewogen kapitaaleisen (de leverage ratio) als gewogen eisen. Bij die laatste eisen hangt de hoeveelheid kapitaal af van het onderliggende risico van een investering. Bij de leverage ratio is dat onderscheid er niet.

De afgelopen jaren hebben banken beide typen buffers verder opgebouwd.58 Mede dankzij die opbouw zijn banken in staat geweest om de financiële gevolgen van de coronapandemie goed op te vangen.59 In de tabel is te zien dat de leverage ratio van Nederlandse banken vrij stabiel is en rond de 4,7% ligt. Uit nadere cijfers van de Europese Banken Autoriteit (EBA) is te zien dat in het eerste kwartaal van 2020 de CET1-ratio wat afneemt (16%), vermoedelijk omdat banken aan het begin van de coronapandemie een aantal buffers hebben aangesproken.60 In het tweede en derde kwartaal stijgt de CET1-ratio alweer naar 16,6% respectievelijk 17,1% waardoor er vooralsnog in 2020 een gemiddelde van 16,7% uitkomt.61Het is mogelijk dat de kredietkwaliteit van door banken verstrekte leningen de komende tijd zal afnemen, wanneer coronagerelateerde overheidsmaatregelen worden afgebouwd. De onzekerheid over kredietkwaliteit is toegenomen, hetgeen invloed heeft op de hoogte van kapitaalbuffers. CET1 is kapitaal van de hoogste kwaliteit en draagt daarmee nadrukkelijk bij aan de weerbaarheid van banken.

Tabel 31 Kengetallen financiële stabiliteit (Nederlandse banken)1

Jaar

2017

2018

2019

2020

Leverage ratio (%)

4,5

4,6

4,7

4,8

CET1-ratio (%)

15,8

16,1

16,4

16,7

1

Zie EBA Risk dashboard

Kengetallen betalingsverkeer

Het ministerie van Financiën zet zich, samen met DNB, in voor een efficiënt, veilig en toegankelijk betalingsverkeer.62 Hierbij wordt nauw samengewerkt in het kader van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer (MOB), waarin banken, betaaldienstverleners en maatschappelijke organisaties zijn vertegenwoordigd.

Teneinde de goede werking van het girale betalingsverkeer te borgen, is in de Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer opgenomen dat de beschikbaarheid van pinnen (incl. contactloos betalen) 99,88% moet zijn. Deze norm richt zich tot de private partijen die het girale betalingsverkeer verzorgen en wordt gehandhaafd door DNB. De norm is in 2020 behaald. Voor de beschikbaarheid van mobiel en internetbankieren bestaan geen wettelijke eisen. Desalniettemin is ook bij deze betaalmethodes de beschikbaarheid zeer hoog, zoals blijkt uit onderstaande tabel.

Tabel 32 Kengetallen betalingsverkeer1

Beschikbaarheid

2017

2018

2019

2020 (gerealiseerd)

2020 (norm)

Pinnen en contactloos betalen

99,88%

99,89%

99,89%

99,89%

99,88%2

Mobiel bankieren

99,83%

99,75%

99,81%

99,85%

n.b.

Internetbankieren

99,83%

99,72%

99,78%

99,90%

n.b.

1

Bron: Bijlage bij Kamerstukken II, 2019-2020, 27 863, nr. 87 (MOB-rapportage 2019), en Betaalvereniging Nederland:  

2

Cf. artikel 6.2. Regeling Oversight goede werking betalingsverkeer

Voorts vindt het ministerie het van belang dat de toegang tot contant geld voldoende is. In het MOB zijn hier (niet-bindende) afspraken over gemaakt tussen de banken, maatschappelijke organisaties en DNB, waarbij de doelstelling is dat in principe alle Nederlandse huishouden binnen een straal van 5 kilometer (hemelsbreed) contant geld moeten kunnen opnemen. Uit onderstaande cijfers blijkt dat deze norm vrijwel overal wordt gehaald.

Tabel 33 Kengetallen Vijfkilometernorm 1
 

2017

2018

2019

2020

Het percentage aan huishoudens in Nederland dat binnen een straal van vijf kilometer contant geld kan opnemen.

99,58%

99,55%

99,50%

99,54%

1

Bron: Bijlage bij Kamerstukken II, 27 863, nr. 87 (MOB-rapportage 2019), en Kamerstukken II, 2018-2019, 27 863, nr. 83.

52

Kamerstukken II 2018-2019, 32 013, nr. 200

54

Kamerstukken II 2018-2019, 31477, nr. 41

56

De leverage ratio (hefboomratio) geeft een eenvoudige kijk op de solvabiliteit van een bank, en is gebaseerd op de verhouding tussen het aangehouden eigen vermogen (tier 1-kapitaal) en de totale activa van de bank. Omdat het bij de leverage ratio niet uitmaakt welk risicogewicht wordt toegekend aan activa is de leverage ratio een ongewogen risico-eis. Door de aanpassingen in de verordening kapitaalvereisten wordt op 28 juni 2021 een leverage ratio van 3% een bindende eis voor banken.

57

CET1-ratio is de verhouding tussen het tier 1-kernkapitaal van een bank en de risicogewogen activa van die bank. Voor banken volgt er uit de internationale Bazel-normen en de Europese verordening kapitaalvereisten (waarin de Bazel-normen zijn opgenomen) een minimum CET-1 niveau van 4,5%. Hoe hoger de ratio, hoe meer tier 1-kernkapitaal de bank aanhoudt en hoe solvabeler deze is. 

58

Naast de CET1 ratio waar een bank aan moet voldoen zijn er meerdere buffers waarvoor een bank kapitaal dient aan te houden. Indien een bank niet meer voldoet aan deze buffers kan de toezichthouder sancties opleggen. Veelal dienen deze buffers in het kwalitatief sterke CET1-kapitaal aangehouden te worden.

59

Zie voor meer informatie over bankenbuffers de aanbiedingsbrief risicoreductie bankensector van 20 november 2020, Kamerstukken II 2020-2021, 21501-07, nr. 1728.

60

Zoals ook expliciet toegestaan door de ECB, zodat banken kunnen blijven lenen aan bijvoorbeeld het MKB tijdens de coronapandemie. Zie https://www.bankingsupervision.europa.eu/press/pr/date/2020/html/ssm.pr200728_1~42a74a0b86.en.html 

62

Anders dan het kengetal betalingsverkeer dat in het Jaarverslag 2019 is gecommuniceerd, zijn hier twee nieuwe kengetallen betalingsverkeer opgenomen (zie tabel). Deze kengetallen geven een beeld over zowel de beschikbaarheid van het girale betalingsverkeer als de toegang tot contant geld.

Licence