Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Beleidsartikel 4 heeft doelstellingen in het kader van het klimaat- en energiebeleid. Voor het klimaatbeleid, en in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar en betaalbaar is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd, in het voorjaar heeft het kabinet een wetsvoorstel naar de Kamer gestuurd om deze doelstellingen aan te passen:

  • Het streefdoel van 49% reductie in 2030 wordt vervangen door een streefdoel van tenminste 55% reductie (inclusief landgebruik) en geldt onverminderd de bindende EU-norm voor 2030.

  • Het doel van 95% reductie in 2050 wordt aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese klimaatwet tot nul te reduceren.

Figuur 9 Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Bron CBS. De cijfers voor 2021 zijn voorlopige cijfers.

In het Coalitieakkoord van 15 december 2021 heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd. Het ontwerp-beleidsprogramma, dat op 2 juni 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd bevat de uitwerking van het klimaatbeleid uit het Coalitieakkoord en is een aanvulling op het Klimaatplan uit 2019 dat werd gebaseerd op het Klimaatakkoord. Dit ontwerp-beleidsprogramma bevat de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende 10 jaar – gericht op het realiseren van de aangescherpte doelen uit de Klimaatwet. Om met volledige zekerheid het aangescherpte doel van 55% reductie in 2030 te realiseren, richt het kabinet zich bij de uitwerking van het klimaatbeleid op 60% emissiereductie. Op deze wijze is er ruimte voor eventuele tegenvallers, zonder het risico dat wettelijke doelen niet worden gerealiseerd. De maatregelen die het kabinet in het beleidsprogramma heeft opgenomen vormen een samenhangend pakket aan maatregelen bestaande uit subsidie, beprijzing en normerende instrumenten voor de verschillende sectoren. Er komt een Klimaatfonds met een omvang van € 35 mld voor de periode tot en met 2030. Het Klimaatfonds is bedoeld om op middellange termijn middelen te reserveren en beschikbaar te stellen voor een aantal additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet.

Voor de kortere termijn stuurt het kabinet daarnaast nog op het realiseren van de doelstelling van 16% duurzame energie in 2023, die nog voortvloeit uit het Energieakkoord. Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK een mix van normerende en beprijzingsinstrumenten en subsidies in, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren. Om uitvoering te geven aan het Urgendavonnis moet Nederland in 2020 en de jaren daarna de CO2-uitstoot met minimaal 25% reduceren ten opzichte van 1990. Hiertoe heeft het kabinet de afgelopen jaren op verschillende momenten maatregelen aangekondigd.

Het kabinet zal twee keer per jaar over de voortgang van het klimaatbeleid rapporteren, aansluitend bij de begrotingscyclus. In het najaar wordt in de Klimaatnota verantwoording afgelegd over de resultaten van het Klimaatbeleid aan de hand van informatie uit het Dashboard Klimaatbeleid en de cijfers over gerealiseerde emissies en ramingen uit de Klimaat en Energieverkenning 2022. Om de begrotingscyclus en de Klimaatwetcyclus beter op elkaar aan te sluiten zal dit jaar de concept-Klimaatnota met Prinsjesdag gepubliceerd worden. PBL zal op eveneens op Prinsjesdag de ramingen voor het vastgestelde en voorgenomen beleid publiceren.

De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort.

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2- en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

  • Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

  • Op basis van de concept-Instellingswet voor het Klimaatonds heeft de minister voor Klimaat en Energie de rol van fondsbeheerder van het Klimaatfonds. De minister biedt de Tweede Kamer elk voorjaar, met ingang van 2023 een meerjarenprogramma en -begroting aan van het Klimaatfonds.

Energiebeleid

Regisseren

  • Het regisseren van de realisatie van grote energieinfrastructuur-projecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; dit betekent als projectminister, samen met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van energieprojecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen.

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde energietransitie, inclusief winning van onze bodemschatten.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het coördineren van het energiebesparingsbeleid via de verschillende vakministers.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen.

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED).

  • Het stimuleren van energiebesparing(conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Europese Energie-Efficiency Richtlijn (EED).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.

  • Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.

  • Het stimuleren van de transitie naar een schone, betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening.

De voortgang van het Klimaatbeleid wordt gemonitord in de Monitor Klimaatbeleid en (vanaf 2021) in het bijbehorend online dashboard. Hieronder is een selectie van relevante indicatoren opgenomen die specifiek relevant zijn in relatie tot de EZK-begroting. Sommige zijn ook te vinden in de Monitor Klimaatbeleid, andere zijn uit andere bronnen afkomstig.

Tabel 34 Prestatie-indicatoren behorend bij Klimaat- en energiebeleid

Prestatie-indicatoren

2017

2018

2019

2020

20211

Ambitie 2030

Bron

Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

13,3%

15,6%

18,2%

25,4%

n.n.b.

55%

RIVM

Emissies ETS-sectoren (Mton CO2-eq)

91,4

87,4

83,7

74,1

n.n.b.

n.v.t.

RIVM

Emissies niet-ETS-sectoren (Mton CO2-eq)

99,6

98,6

96,5

90,2

n.n.b.

n.v.t.

RIVM

Aandeel duurzame energie (% van het totale energieverbruik)

6,60%

7,40%

8,80%

11,50%

n.n.b.

n.v.t.

PBL, KEV 2021: CBS

Prestatie-indicatoren elektriciteit

       

Gerealiseerd vermogen hernieuwbare elektriciteit op zee (MW)

957

957

957

2.460

2.460

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid2

Gerealiseerd vermogen hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon-pv in MW)

6.156

8.044

10.753

15.109

19.590

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid2

Gerealiseerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse (MW)

 

1,1

1,1

2

n.n.b.

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid3

Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh

79

67

68

51

50

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid4

Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh

125

110

95

80

66

n.v.t.

Monitor Klimaatbeleid 2021 en Dashboard Klimaatbeleid4

Prestatie-indicatoren industrie

       

Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficiëntie (in tonnen)

1.830.466

2.560.195

3.215.997

3.688.000

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (PJ)

31,9

45,5

57

66

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in €1000)

275.438

422.999

400.000

334.000

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassa (PJ)

3,10

3,38

4,50

6,35

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid

1

Alle cijfers die genoemd worden voor 2021 zijn voorlopig. De realisatie in 2021 van de indicatoren die gebaseerd zijn op de Klimaatmonitor is pas in november 2022 beschikbaar (KEV2021). Ook de cijfers van het RIVM over 2021 zijn nog niet beschikbaar.

2

CBS (2022) Hernieuwbare elekticiteit: productie en vermogen (Statline).

3

CBS, Waterstofbalans in relatie tot energiestatistiek.

4

PBL (2021) Eindadvies basisbedragen SDE++ 2021.

5

RVO (2021) interne cijfers MIA/VAMIL/EIA/SDE+ en ISDE regelingen.

Voor het aandeel duurzame energieproductie is een ambitie geformuleerd voor 2020 (14%) en 2023 (16%).

De gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land betreft waterkracht, wind op land, zon en biomassa voor elektriciteit. Meer informatie is te vinden bij de NEa (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System). Overige informatieve links zijn: EBN, PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (Energiebalans: aanbod, omzetting en verbruik), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie).

Tabel 35 Kengetallen in afgelopen jaren verstrekte subsidies (bedragen x € 1.000)

Kengetallen

2017

2018

2019

2020

2021

Bron

1. Aantal energieprojecten dat subsidie ontvangt op basis van MEP, SDE of SDE+

13.495

15.597

19.034

23.627

27.848

RVO.nl

waarvan aantal windparken op land

322

416

513

617

773

 

waarvan aantal windparken op zee

4

4

3

8

8

 

waarvan aantal zon-PV projecten

12.730

14.715

18.025

22.483

26.450

 

waarvan aantal biomassa-projecten

397

410

430

445

518

 

waarvan aantal overige (covergisting, wkk, geothermie e.d.)

42

52

63

74

99

 

2. Bedrag verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

11.050

0

0

0

8.250

RVO.nl

Aantal verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

1

0

0

0

1

 

3. Bedrag uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

24.380

20.988

15.978

8.968

18.853

RVO.nl

Aantal uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

64

56

44

24

49

 

4. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de Tenderregeling Energie-innovatie

105

230

128

71

71

RVO.nl

5. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de DEI/DEI+

22

15

87

50

63

RVO.nl

6. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de HER

26

21

18

6

4

RVO.nl

7. Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

1.400

1.800

2.100

2.350

2.555

RVO.nl

8. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI

1.822

1.951

2.021

1.918

2.026

ACM

9. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - C3

72%

74%

75%

72%

72%

ACM

10. Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI

1.821

1.949

1.949

1.941

2.048

ACM

11. Concentratiegraad in de retailsector gas - C3

72%

74%

72%

73%

73%

ACM

12. Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

24

27

20

21

20

ACM

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-HirschmanIndex (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Uitvoering Klimaatakkoord

Het kabinet is met een voorstel gekomen met een eerste wijziging van de Klimaatwet, waarbij de doelen voor 2030 en 2050 worden aangescherpt en waarmee strijdigheid met de Europese klimaatwet wordt voorkomen. Het doel van 95% CO2-reductie in 2050 wordt aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese klimaatwet tot nul te reduceren. Het streefdoel van 49% CO2-reductie in 2030 wordt vervangen door een streefdoel van tenminste 55% CO2-reductie en is inclusief landgebruik en geldt onverminderd de bindende EU-norm voor 2030.

Het kabinet heeft in het Coalitieakkoord verschillende maatregelen aangekondigd om invulling te geven aan deze aangescherpte doelen. Het ontwerp-beleidsprogramma Klimaat, dat op 2 juni 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstuk 32 813, nr. 1049), bevat de uitwerking van het klimaatbeleid uit het Coalitieakkoord en beschrijft de belangrijkste instrumenten en doelstellingen voor de verschillende sectoren.

Ondanks deze aanscherpingen is de verwachting dat het huidige beleid nog niet voldoende is om 60% emissiereductie te realiseren en, gegeven de onzekerheidsbandbreedte, daarmee met volledige zekerheid 55% reductie te realiseren. De inschatting is dat een substantiële versnelling en aanscherping van beleid nodig is met een meer normerend karakter. Hiertoe zal het kabinet de komende maanden de volgende stappen doorlopen. Allereerst zal in samenwerking met externe onderzoeksbureaus en partijen maatregelen in kaart worden gebracht die, in aanvulling op of als bijstelling van het beleidsprogramma, aanvullende reducties realiseren. Vervolgens zullen deze maatregelen verder worden uitgewerkt onder een onafhankelijk voorzitter, waarbij zonder last en ruggespraak beleidsmaatregelen worden voorbereid ten behoeve van besluitvorming. Daarbij vindt een toets plaats op uitvoeringsaspecten en wetstechnische aspecten.

Om aan te sluiten op de begrotingscyclus vindt de besluitvorming over de aanscherping van het beleidsprogramma plaats in het voorjaar van 2023. Dit najaar zal de Kamer in de Klimaatnota geïnformeerd worden over de voortgang van de uitwerking van dit traject.

Klimaatfonds

Er komt een Klimaatfonds met een omvang van € 35 mld voor de periode tot en met 2030. Het Klimaatfonds is bedoeld om op middellange termijn middelen te reserveren en beschikbaar te stellen voor een aantal additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet. De uitwerking geschiedt via een begrotingsfonds met een instellingswet (Kamerstuk 32 813, nr. 974). Deze wet ligt inmiddels ter internetconsultatie voor en zal in het najaar aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Het Klimaatfonds is additioneel aan andere klimaatmaatregelen. Er is immers een breed scala aan overige klimaatregelingen beschikbaar op de Rijksbegroting, zoals de SDE++, maar ook andere subsidies om verduurzaming te bevorderen. Ook wordt het Klimaatfonds additioneel ten opzichte van andere fondsen, zoals het Nationaal Groeifonds, het Mobiliteitsfonds en met name het Transitiefonds Landelijk Gebied en Stikstof.

Het Klimaatfonds heeft als doel het faciliteren van maatregelen om de mondiale stijging van temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor:

  • 1. Een broeikasgas-neutrale energievoorziening in 2050;

  • 2. het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgas-reducerende technieken en maatregelen in het bedrijfsleven;

  • 3. het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie en van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving.

In het wetsvoorstel wordt voorgesteld om tegelijkertijd met de jaarlijkse ontwerpbegroting een Meerjarenprogramma Klimaat op te stellen en naar het parlement sturen. Het Meerjarenprogramma biedt een overzicht van de uitgaven die uit het Klimaatfonds worden gedaan en wordt een separaat product dat nauw aansluit bij bestaande publicaties van het kabinet in de klimaatcyclus, zoals de jaarlijkse Klimaatnota. Naar verwachting zal het eerste formele Meerjarenprogramma in 2024 aan de Tweede Kamer worden aangeboden.

Op Prinsjesdag is de Kamer een proeve van de fondsbegroting 2023 aangeboden. Deze proeve geeft een doorkijk naar de opzet van het Meerjarenprogramma en bevat een overzicht van de verplichtingen die het kabinet in 2022 en 2023 wil aangaan. Zo heeft het kabinet in de voorjaarsbesluitvorming reeds besloten dat € 1,6 mld uit het Klimaatfonds wordt vrijgemaakt voor de inpassingskosten die samenhangen met de verdubbeling van elektriciteitsproductie door Wind-op-Zee op weg naar een CO2-neutrale elektriciteitsproductie in 2050.

Naar verwachting zal de instellingswet Klimaatfonds pas tot wet worden verheven, en daarmee het fonds formeel in werking treden, nadat de begroting voor 2023 reeds is vastgesteld. Om te voorkomen dat het tijdpad bij uitvoering van het klimaatbeleid op korte termijn in het geding komt, stelt het kabinet voor om al in de begroting voor 2023 middelen beschikbaar te stellen voor urgente verplichtingen die het kabinet in 2022 en 2023 wil aangaan. In bjlage 9 is een overzicht opgenomen van de Klimaatfonds-middelen die al aan de EZK-begroting zijn toegevoegd.

Europese Klimaatdoelen

De Europese Unie heeft eind december 2020 een opgehoogd netto klimaatdoel van ten minste 55% CO2-reductie in 2030 ten opzichte van 1990 aangenomen en deze doelstelling begin 2021 in de Europese Klimaatwet verankerd.

In juli 2021 heeft de Europese Commissie het Fit-for-55%-pakket gepresenteerd, bestaande uit een groot aantal voorstellen om nieuwe en bestaande klimaat- en energieregelgeving in lijn te brengen met de opgehoogde emissiereductiedoelen voor 2030 en 2050. Het gaat onder meer om voorstellen voor herziening van het Emissiehandelssysteem (ETS), de Effort Sharing Regulation (ESR), de verordening voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), de richtlijnen inzake energie-efficiëntie (EED) en hernieuwbare energie (RED), richtlijnen voor CO2-eisen aan voertuigen, de richtlijn energiebelasting (ETD) en een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). In december 2021 volgden voorstellen voor de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD), wetgeving voor methaanemissies en de herziening van het derde gaspakket (de interne gasmarkt en waterstof, ook wel het decarbonisatiepakket genoemd).

De onderhandelingen hiervoor zijn nog gaande. In juni 2022 bereikte de Raad een akkoord op het Fit for 55-pakket (nog exclusief Eisen energieprestatie van gebouwen (EPBD) en richtlijn energiebelasting (ETD)). In het najaar van 2022 zullen de trilogen met het Europees Parlement plaatsvinden. Daarbij zet EZK zich ervoor in dat dit Fit for 55%-pakket op een kosteneffectieve solidaire manier waarbij iedereen kan meekomen, wordt vormgegeven, waarbij zowel de EU als Nederland optimaal gepositioneerd zijn om het 2030-doel als tussenstop naar klimaatneutraliteit in 2050 te kunnen realiseren. Alle sectoren en alle EU-lidstaten zullen een bijdrage moeten leveren aan het overkoepelende doel, conform de integrale aanpak van de Europese Green Deal. Het kabinet zet zich in om het pakket zo ambitieus mogelijk vorm te geven en zo snel mogelijk af te ronden. Dat doet Nederland in samenwerking met andere ambitieuze landen op klimaatgebied en om er voor te zorgen dat het daadwerkelijk resulteert in de ten minste 55% reductiedoelstelling voor 2030 ten opzichte van 1990. Door de oorlog in de Oekraïne en bijbehorende energiecrisis wordt dit eens te meer onderstreept. De leveringszekerheid en onafhankelijkheid in onze energievoorziening kunnen worden vergroot door zowel nationaal als Europees in te zetten op energiebesparing, diversificatie en een versnelde uitrol van hernieuwbare energie, zoals ook is voorgesteld in het RePowerEU-pakket.

CO2-heffing

Per 1 januari 2023 wordt een oplopende CO2-minimumprijs voor de industrie geïntroduceerd. Deze minimumprijs beoogt investeringszekerheid te bieden en geldt als bodem voor de verwachte ETS-prijs. De huidige CO2-heffing voor de industrie aan de marge wordt daarnaast aangescherpt door aanpassing van het aantal dispensatierechten en het tarief. Hiermee wordt ten opzichte van de huidige reductiedoelstelling van 14,3 Mton een extra CO2-reductie gerealiseerd van 4 Mton in 2030.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Windenergie op zee

Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak voor de energietransitie is de inzet op extra windenergie op zee. Om deze extra windenergie op zee mogelijk te maken zijn er in het Programma Noordzee 2022-2027 windenergiegebieden aangewezen waarin ruimte is voor 10,7 GW extra windenergie tot en met 2030: bovenop de huidige plannen komt het dan tot een totaal van circa 21 GW rond 2030. De windparken zelf zijn subsidievrij en de kosten ervan worden verrekend via de energierekening. De kosten voor de aanlanding worden verrekend in de nettarieven van TenneT. Het realiseren van extra windenergie op zee veroorzaakt inpassingskosten voor andere sectoren. Het gaat dan onder andere om kosten die samenhangen met de borging van de scheepvaartveiligheid, de versterking en bescherming van het Noordzee-ecosysteem, sanering en innovatie van de visserijsector en een goede inpassing van de stroomaansluiting op land. Vanuit het Klimaatfonds is € 1,69 mld hiervoor gereserveerd. Het gaat daarbij alleen om incidentele kosten en investeringen. De structurele kosten voor de ruimtelijke inpassing worden doorbelast aan de windparkexploitanten. De precieze vormgeving hiervan in de vergunningssystematiek (tenders) wordt nog uitgewerkt.

Overige verduurzaming van de productie van elektriciteit

De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie verbiedt de inzet van kolen bij elektriciteitsproductie in centrales vanaf 2030. Daarnaast wordt ingezet op het ombouwen van gascentrales zodat deze CO2-vrij gas kunnen inzetten, onder andere door de inzet van groene waterstof. Daarnaast wordt gekeken of het mogelijk is om de kerncentrale Borssele langer open te houden en zet het Kabinet stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales.

Nationaal Plan Energiesysteem

De energietransitie is reeds in ontwikkeling. Het is daarom van belang om snel tot een integrale visie op de ontwikkeling van onze energiesystemen te komen. Het kabinet werkt daartoe aan een Nationaal Plan Energiesysteem dat de visie omvat voor het energiesysteem in 2050 en de ontwikkelpaden daar naar toe. Het kabinet vindt het belangrijk dat er een meer samenhangende sturing op de energietransitie komt die de ontwikkeling naar een klimaatneutrale samenleving faciliteert. Het Nationaal Plan Energiesysteem, dat de vertaling is van deze samenhangende sturing, is voorzien voor de zomer van 2023 zodat dit meegenomen kan worden in het klimaatplan (INEK) waarvan het concept in de zomer 2023 gereed zal zijn. Het expertteam Energiesysteem zal voor het einde van dit jaar een analyse uitbrengen over de knelpunten, een mogelijk beeld voor 2050 en de ontwikkelpaden daar naar toe. Voor de ruimtelijke planning van de energie-infrastructuur van nationaal belang richting 2050, wordt samen met de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) gewerkt aan het Programma Energiehoofdstructuur. Eind 2022 zal naar verwachting een brief naar de Tweede Kamer worden verstuurd met eerste kansrijke ruimtelijke ontwikkelrichtingen. Het ontwerp van het Programma Energiehoofdstructuur zal in de eerste helft van 2023 verschijnen.

Transitie inzet diepe ondergrond voor de energietransitie

In het verlengde van het Nationaal Plan Energiesysteem en het Programma Energiehoofdstructuur zal voor afbouw van bestaand gebruik en het realiseren van toekomstig gebruik van de diepe ondergrond een transitieplan Noordzee en een transitieplan voor activiteiten op land uitgewerkt worden. Uitgangspunt is betrokkenheid van de samenleving en maatschappelijk en politiek gedragen keuzes, zodat duidelijkheid verschaft wordt over welke activiteiten op welke plaats in Nederland uitgevoerd mogen worden. Hierbij is met name de planning van het gebruik van zoutcavernes en uitgeproduceerde gasvelden voor de opslag van energiedragers van belang.

Groene waterstof

Het kabinet werkt aan de opschaling van hernieuwbare waterstof in het energiesysteem. Om het aanbod van hernieuwbare waterstof te verhogen, zet het kabinet in op het realiseren van de elektrolysecapaciteit in Nederland en het opzetten van importketens. Ter stimulering van de binnenlandse productie heeft het kabinet reeds besloten tot een aparte opschalingstender voor projecten tot 50 megawatt (MW) en ondersteuning van gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen. Ook komt onder Groeifondsprogramma GroenvermogenNL budget beschikbaar voor innovatieve pilots en demonstratieprojecten, een eerste deel is sinds deze zomer al onder de DEI+. Voor grotere projecten is ondersteuning via de SDE++ al mogelijk. Daarnaast participeert Nederland met andere Europese lidstaten in waterstofprojecten via de zogenoemde IPCEI-regeling (IPCEI = Important Projects of Common European Interest), gericht op innovaties, grote elektrolyseprojecten ten behoeve van belangrijke procesindustrieën in Nederland en de ontwikkeling van infrastructuur voor waterstofimport en -opslag. Hiervoor is een bedrag van ca. € 1,3 mld gereserveerd uit het Klimaatfonds. Zo brengt het kabinet de beoogde 500 MW elektrolysecapaciteit voor 2025 binnen bereik. De vraag naar hernieuwbare waterstof kan in de periode tot en met 2030 fors toenemen, onder andere doordat er Europese verplichtingen voor het gebruik van hernieuwbare waterstof in de sectoren industrie en transport worden verwacht. Hierbij zullen ook importen nodig zijn om aan de vraag te kunnen voldoen. Hierdoor draagt Nederland bij aan de ontwikkeling van waterstofhubs in Europa en het opzetten van importketens met landen buiten de EU.

Energie-innovatie

De herijking van de Integrale Kennis en Innovatie Agenda Klimaat en Energie (IKIA) en Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) zal samen met bedrijfsleven, kennisinstellingen en overheden worden vormgegeven. Hiermee bepalen we de benodigde innovatie-inzet ten gunste van het Coalitieakkoord.

Risicobeleid

De verantwoordelijkheid om randvoorwaarden te creëren voor een veilige en verantwoorde energietransitie krijgt gestalte in de vorm van een set interdepartementale uitgangspunten en handreikingen waarin het huidige niveau van veiligheid ten minste wordt gewaarborgd en zo mogelijk wordt verbeterd, wanneer dat mogelijk is rekening houdend met de andere publieke belangen rond de energietransitie, zoals de voortgang, de betrouwbaarheid, de ruimtelijke inpasbaarheid en de betaalbaarheid. De uitgangspunten en handreikingen zijn gericht op beleidsvorming, vergunningverlening, communicatie en toezicht. De andere overheden zullen worden uitgenodigd deze uitgangspunten ook toe te passen.

Daarnaast wordt een breed meerjarig onderzoeksprogramma opgezet voor verdieping van het begrip van de fysieke risico’s bij alle aspecten van de energietransitie (zoals aangekondigd in Kamerstuk 32 813, nr. 813), naar analogie van het onderzoeksprogramma naar klimaatadaptatie.

Regionale Energiestrategieën

Overal in Nederland zijn gemeenten, provincies en waterschappen aan de slag met het opstellen van Regionale Energiestrategieën (RES'en). Op 1 juli 2021 hebben de 30 RES-regio’s hun RES 1.0 opgeleverd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de RES 1.0 geanalyseerd. De PBL-analyse laat zien dat de RES-regio's op de goede weg zijn. De voorstellen tellen op tot circa 55 TWh. PBL geeft aan dat naar schatting tussen 35,4 TWh en 46,4 TWh daadwerkelijk wordt gerealiseerd in 2030, met een middenwaarde van 40,8 TWh.

Met de oplevering van de RES 1.0 komen we in de uitvoerende fase van het RES-proces. Hierin werken de RES’en van plannen op hoofdlijnen naar steeds concretere plannen, richting realisatie van de 35TWh in 2030.

Het Nationaal Programma (NP) RES ondersteunt de regio's bij het maken van de RES'en door kennis te ontwikkelen en te delen, procesondersteuning te bieden en een lerende community te faciliteren.

Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie

Over het verbruik van elektriciteit en aardgas moet energiebelasting en de Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie (ODE) worden betaald. De ODE diende voorheen ter dekking van de uitgaven van de subsidieregelingen SDE+ en SDE++, maar deze koppeling is per 2022 afgeschaft. Het kabinet is voornemens om vanaf 2023 de ODE-tarieven volledig te integreren in de tarieven van de energiebelasting.

Het kabinet is daarnaast voornemens om de komende jaren de tarieven in de energiebelasting aan te passen en de grondslag te verbreden. Het doel van deze aanpassingen is om voor huishoudens, bedrijven en maatschappelijke instellingen de prikkel te vergroten om het energieverbruik te verminderen en/of over te stappen van aardgas naar elektriciteit. Dit doet het kabinet door de belasting op aardgas te verhogen en de belasting op elektriciteit te verlagen, de tariefstructuur minder degressief te maken en verschillende specifieke fiscale regelingen af te schaffen. Hierdoor worden investeringen in verduurzaming gestimuleerd en zal de energiebelasting beter bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.

SDE++

De SDE++ wordt vanaf 2023 aangepast door het plaatsen van hekjes. Een hekje zorgt ervoor dat technieken met een hogere subsidie-intensiteit eerder aan bod komen, doordat voor technieken binnen een hekje budget wordt gereserveerd. Hierbij wordt gewerkt met een budget voor de domeinen waar zich nu knelpunten bevinden: lage-temperatuurwarmte, hoge-temperatuurwarmte en moleculen (onder andere groen gas, geavanceerde hernieuwbare brandstoffen en waterstofproductie). Voor elk van deze domeinen wordt een budget van € 750 mln gereserveerd bij een referentie-openstellingsbudget van € 5 mld. Voor CO2-afvang, -opslag of gebruik (CCS/CCU) en hernieuwbare elektriciteit wordt geen budget gereserveerd. Daarnaast wordt binnen de hekjes de maximale subsidie-intensiteit verhoogd van € 300 per ton CO2 naar € 400 per ton CO­2, om meer ruimte te creëren voor technieken met een hogere subsidie-intensiteit (zoals aquathermie, zonthermie en restwarmte).

De komende tijd zijn de praktische uitwerking van de hekjes, verhoging van de subsidie-intensiteit en het verkrijgen van staatssteungoedkeuring van de Europese Commissie belangrijke aandachtspunten. De uiteindelijke invulling van de hekjes is onder voorbehoud van deze goedkeuring. Parallel hieraan zullen de benodigde wijzigingen in de regelgeving worden uitgewerkt; tijdig voor de openstelling van de SDE++ voor de zomer van 2023. De hoogte van de hekjes en verhoging van de maximale subsidie-intensiteit zullen na de openstellingsronde van 2023 worden geëvalueerd.

Leveringszekerheid en vulling gasopslag Bergermeer

Momenteel is sprake van een ongebruikelijke situatie op de gasmarkt: de zomergasprijs is hoger dan wintergasprijs. Dit maakt opslag van gas met het oog op de winter voor marktpartijen onaantrekkelijk. Het zou immers neerkomen op het inkopen tegen een hogere prijs dan de verwachte verkoopprijs in de winter. Dit tast de leveringszekerheid voor aankomende winter aan. Voor een aantal gasopslagen zijn reeds maatregelen getroffen, maar niet voor gasopslag Bergermeer, de grootste vrij toegankelijke hoogcalorische gasopslag van West-Europa en een belangrijk onderdeel van de energie-infrastructuur. Om deze gasopslag toch gevuld te krijgen neemt het kabinet aanvullende maatregelen.

Uitwerking landenspecifieke aanbevelingen (motie Schouw)

De Europese Commissie heeft in 2020 een landenspecifieke aanbeveling gedaan om investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie. Het kabinet erkent in zijn reactie dat een ambitieus klimaat- en energiebeleid en digitaliseringsbeleid essentieel is voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). De ontwikkeling van duurzame infrastructuur is de inzet van het Programma Energiehoofdstructuur, waarin een nieuwe ruimtelijke planning van het energiesysteem wordt opgezet. In het Coalitieakkoord is afgesproken een Klimaatfonds in te stellen, met daarin een perceel gericht op de financiering van infrastructuur voor een duurzame energiesysteem. Voor de ontwikkeling van het efficiënt reduceren van CO2-emissies is de SDE+ in 2020 verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie: de SDE++. Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO2-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE++ vallen, is eveneens een specifiek perceel binnen het Klimaatfonds ingericht dat zich richt op de opschaling van hernieuwbare energiedragers. Over de uitwerking hiervan zal de Kamer geïnformeerd worden.

De Europese Commissie heeft in 2021 vooralsnog geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan voor het beleid op het gebied van klimaat en energie.

Tabel 36 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

6.728.172

14.361.410

13.736.744

1.414.567

1.425.828

1.555.192

1.592.257

        

Uitgaven

3.388.161

6.685.051

6.084.453

5.793.439

6.017.121

5.849.262

5.756.726

        

Subsidies (regelingen)

3.038.233

3.205.652

5.441.611

4.981.029

4.993.425

4.773.741

4.690.957

Missiegedraven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

54.508

61.280

64.334

61.040

54.110

47.475

44.560

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

25.539

35.140

45.540

42.000

25.540

0

0

Energie-efficiency

2.959

2.187

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deals

25

600

500

500

500

500

500

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

53.144

95.138

93.188

58.009

45.402

32.029

33.157

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

4.890

2.475

5.296

1.696

1.696

1.696

1.696

Projecten Klimaat en Energieakkoord

671

2.231

10.345

11.483

10.103

4.360

4.360

SDE

604.440

212.000

591.000

579.000

557.000

530.000

506.000

SDE+

1.933.001

938.375

2.851.461

3.012.753

2.952.461

2.816.606

2.727.931

SDE++

0

1.482.359

52.600

279.600

417.600

701.600

1.032.600

Aardwarmte

15.000

17.500

17.500

25.000

0

0

0

ISDE-regeling

112.141

221.700

387.200

289.000

97.800

97.700

97.700

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

172.739

0

0

0

0

0

0

Carbon Capture Storage (CCS)

3.927

2.780

4.580

6.380

5.380

5.380

5.380

Hoge Flux Reactor

6.401

6.401

6.401

5.401

5.401

5.401

5.401

Caribisch Nederland

32.304

27.620

10.644

4.144

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

16.421

57.600

26.507

15.008

1.008

1.010

1.000

Opschalingsinstrument waterstof

0

250

21.100

15.130

9.080

12.500

15.060

Investeringen waterstofbackbone

0

0

233.320

99.160

99.160

99.160

75.000

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

19

2.200

4.000

7.000

10.100

11.600

13.100

Subsidieondersteuning verduurzaming MKB

104

24.283

0

0

0

0

0

IPCEI waterstof

0

3.000

160.000

305.000

627.000

395.000

120.000

Vulmaatregelen gasopslag

0

0

633.250

0

0

0

0

Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI)

0

9.002

12.140

12.270

12.360

0

0

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

0

1.531

3.337

4.087

5.212

5.212

1.000

Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW)

0

0

130.000

70.000

0

0

0

NGF-project NieuweWarmteNu!

0

0

75.000

75.000

50.000

0

0

        

Leningen

5.000

2.361.400

9.000

10.000

9.000

0

0

Lening EBN

5.000

61.400

9.000

10.000

9.000

0

0

Lening EBN voor vullen Bergermeer

 

2.300.000

     
        

Opdrachten

10.571

23.650

63.500

31.957

31.529

29.312

28.974

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.515

2.647

3.410

1.410

1.410

1.410

1.410

SodM onderzoek

1.193

2.194

2.500

2.500

2.500

2.500

2.500

Uitvoeringsagenda klimaat

163

473

473

473

473

473

473

Klimaat mondiaal

156

890

347

397

397

397

397

Onderzoek en opdrachten

6.544

17.446

41.490

10.372

9.944

7.727

7.389

Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

0

0

15.280

16.805

16.805

16.805

16.805

        

Bijdrage aan agentschappen

89.683

116.809

115.371

115.677

110.906

104.749

104.576

Bijdrage RVO.nl

77.196

94.117

89.611

89.219

87.463

85.472

85.366

Bijdrage Agentschap Telecom

882

4.805

7.492

6.468

3.453

0

0

Bijdrage NEa

7.117

11.944

13.030

13.150

13.150

12.434

12.382

Bijdrage KNMI

2.047

1.969

1.430

1.430

1.430

1.430

1.430

Bijdrage NVWA

841

914

914

914

914

914

914

Bijdrage RIVM

0

1.055

1.061

2.662

2.662

2.664

2.654

Bijdrage RWS

1.600

2.005

1.833

1.834

1.834

1.835

1.830

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

125.186

144.310

146.393

146.466

146.466

145.880

145.849

Doorsluis COVA-heffing

89.426

108.240

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO kerndepartement

34.688

34.279

33.602

33.516

33.516

32.930

32.899

TNO SodM

1.072

1.791

1.791

1.950

1.950

1.950

1.950

        

Bijdrage aan medeoverheden

19.020

14.255

295.804

495.700

711.700

781.648

772.448

Uitkoopregeling

19.020

3.055

0

0

0

0

0

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

0

11.200

13.200

13.200

9.200

9.200

0

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

0

0

282.604

482.500

702.500

772.448

772.448

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

33.578

11.913

12.774

12.610

14.095

13.932

13.922

Nuclear Research Group (NRG)

32.094

8.589

7.930

7.679

9.164

9.164

9.164

Internationale contributies

1.484

1.925

1.681

1.681

1.681

1.681

1.681

PBL Rekenmeesterfunctie

0

399

2.156

2.242

2.242

2.077

2.077

ILT handhaving F-gassen

0

1.000

1.007

1.008

1.008

1.010

1.000

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

66.890

807.062

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

66.333

806.505

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

557

557

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

4.346.787

5.913.219

4.505.077

1.942.827

1.588.577

2.193.577

2.543.577

Ontvangsten COVA

89.426

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE++)

3.077.606

2.906.000

225.000

5.000

0

0

0

Ontvangsten zoutwinning

2.412

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie

259.886

1.576.186

454.186

404.186

154.186

304.186

304.186

ETS-ontvangsten

893.987

1.300.000

1.400.000

1.250.000

1.150.000

1.600.000

1.950.000

Diverse ontvangsten

23.470

17.522

12.380

12.380

12.380

17.380

17.380

Heffing gasleveringszekerheid

0

0

0

157.750

158.500

158.500

158.500

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

  

2.300.000

    
Tabel 37 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

Verplichtingen

6.728.172

14.361.410

13.736.744

1.414.567

1.425.828

1.555.192

1.592.257

waarvan garantieverplichtingen

8.250

44.200

44.200

    

waarvan overige verplichtingen

6.719.922

14.317.210

13.692.544

1.414.567

1.425.828

1.555.192

1.592.257

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 38 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2023

juridisch verplicht

76%

bestuurlijk gebonden

24%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

0%

Juridisch verplicht

  • Subsidies (regelingen): het hoge percentage juridisch verplicht (79%) wordt vooral veroorzaakt door de langjarige verplichtingen die onder de SDE en de SDE+ zijn aangegaan. Ook voor de subsidieregelingen HER+, ISDE, MOOI/TSE en DEI+ zijn verplichtingen aangegaan die in 2023 uitbetaald dienen te worden. Ook voor het waterstof-backbone project wordt naar verwachting in 2022 een omvangrijke subsidieverplichting naar de Gasunie aangegaan die tot een aanzienlijke kasbetaling in 2023 zal leiden. Tenslotte zullen ook de openstellingen van de IPCEI-waterstofprojecten (golf 1, 2 en 3) en de vulmaatregelen gasopslagen leiden tot verplichtingen in 2022 die grote kasgevolgen hebben voor 2023.

  • Leningen: de lening aan EBN is geheel juridisch verplicht.

  • Opdrachten: circa 37% van het in 2023 voor opdrachten beschikbare budget is juridisch verplicht, met name bij het SodM-onderzoek en de RCR-projecten is een flink deel van het beschikbare budget al jurigisch verplicht.

  • Bijdragen aan agentschappen: de pdrachten aan de agentschappen worden voorafgaand aan het begrotingsjaar verstrekt en zijn daarmee 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan ZBO's/RWT's: hier speelt vooral de doorsluis van de COVA-heffing aan de Stichting COVA voor het aanhouden van strategische olievoorraden. Omdat dit een wettelijke taak is, is dit voor 99% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan medeoverheden: dit budget is niet jurigisch verplicht, maar wel bestuurlijk gebonden (zie onder).

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: het voor 2023 beschikbare budget is voor 61% juridisch verplicht, vooral omdat de bijdrage aan NRG voor 2023 voor het grootste deel juridisch verplicht is.

Bestuurlijk gebonden

Het percentage bestuurlijk gebonden (24%) wordt in hoge mate bepaald door de afspraak dat middelen die overblijven op de SDE, de SDE+, de SDE++, de ISDE en de HER+ beschikbaar moeten blijven voor latere investeringen in duurzame energieproductie of CO2-reductie en dus in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort moeten worden. Ook de middelen die vooruitlopend op de vorming van het Klimaatfonds in 2023 al aan de EZK-begroting zijn toegekend (Wind op Zee, ISDE, opwek energie op Rijksvastgoed, projecten rond kernenergie, uitvoeringskosten medeoverheden, uitvoeringskosten agentschappen) zijn gebonden: eventueel in 2023 overblijvende middelen vloeien terug naar het Klimaatfonds.

Beleidsmatig gereserveerd

Het kleine budget aan middelen dat nog resteert is beleidsmatig gereserveerd, onder andere voor het voeren van publiekscampagnes, het doen van onderzoek ter ondersteuning van het klimaatbeleid en het financieren van juridische procedures.

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

De Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) regeling ondersteunt integrale innovatieve oplossingen die wezenlijk bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord. De MOOI stimuleert een brede samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden die samen een consortium kunnen vormen en actief worden uitgedaagd om eindgebruikers, ontwikkelaars en vernieuwers en uitdagers uit het MKB te betrekken. Op die manier hebben innovaties een grotere kans op succes. De MOOI richt zich op de thema’s 'Wind op zee', 'Hernieuwbare energie op land', «Gebouwde omgeving» en 'Industrie'. De Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP's) van de Topsector Energie beschrijven de innovatieopgaven van deze klimaatdoelen en vormen de basis voor de inhoud van de MOOI-regeling. De MOOI-regeling wordt breed opengesteld, mede met een bijdrage vanuit het Ministerie van BZK en vanuit artikel 2 van de EZK-begroting. In 2023 is een nieuwe openstelling voorzien. De MOOI-regeling is grotendeels in de plaats gekomen van de aparte TSE-subsidiemodules, om zo meer focus te leggen op de ontwikkeling van integrale innovatieve concepten en bredere benodigde samenwerkingsverbanden gericht op CO2-reductie. Er zijn echter nog enkele andere TSE-subsidiemodules waarin kleinere innovatieve projecten gefaciliteerd kunnen worden voor de gebouwde omgeving, de industrie, op het gebied van systeemintegratie en brandstoffen. Hiervoor is een jaarlijkse openstelling mogelijk.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

De subsidie Hernieuwbare Energietransitie (HER+) heeft als doel om de klimaat- en energiedoelstellingen tegen minder kosten te realiseren door innovatieve projecten. De innovaties uit de gesubsidieerde projecten moeten leiden tot een besparing op de toekomstige uitgaven aan subsidies voor de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE++). De regeling werkt daarom als een soort voorportaal van de SDE++ en wordt gefinancierd uit een afgezonderd deel van de SDE-middelen. De regeling is inmiddels verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie in lijn met de SDE++. Ook in 2023 is openstelling van de HER+ voorzien.

Energie-efficiëntie

EZK financiert projecten ter realisatie van het Uitvoeringsprogramma Energiebesparing. Het Uitvoeringsprogramma is gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Klimaatakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van het kabinet. Zij kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving, kennisdeling, technische en juridische verkenningen in relatie tot duurzame energieprojecten, veiligheidsaspecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er is een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Demonstratieregeling Energie-en Klimaatinnovatie (DEI+)

De Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van energie- en klimaatinnovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductieopgaven. Flexibilisering van het energiesysteem, omgevingsveiligheid en optimale ruimtelijke benutting van het energielandschap horen daar ook bij. Het Ministerie van BZK maakt tevens gebruik van de DEI+-regeling voor het faciliteren van zijn beleidsterreinen op het gebied van de gebouwde omgeving (stimuleren hybride warmtepompen en isolatiemaatregelen). Vanuit de openstelling van de DEI+ in 2023 worden daarnaast demonstratieprojecten gefaciliteerd op het gebied van waterstof, CCUS en geavanceerde biobrandstoffen.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) zijn middelen gereserveerd om deze regeling tot en met 2022 open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar. De in de tabel opgenomen bedragen betreffen de betalingen op de subsidiebeschikkingen die zijn afgegeven op basis van de openstellingen uit de jaren tot en met 2022.

Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is de opvolger van de regeling Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP). De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. Met ingang van 2013 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+. De voor 2022 en verder geraamde budgetten betreffen de uitfinanciering van verplichtingen die in het verleden in het kader van de SDE zijn aangegaan.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie zou moeten hebben. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Uit het SDE+-budget wordt ook de aanleg van het net op zee door TenneT en het flankerend beleid rond SDE+ en Wind op Zee gefinancierd.

In 2022 is binnen het SDE+-budget voor de realisatie van 21GW windenergie op zee tot en met 2030 een bedrag van € 150 mln gereserveerd. Hiermee wordt de voorbereiding, inpassing en uitvoering door het Rijk van de uitrol van wind op zee mogelijk gemaakt. Met de middelen in 2022 worden met name (locatie)onderzoeken gefinancierd: geotechnisch onderzoek naar de bodemcondities en onderzoek naar windsnelheden, morfologie, archeologie en ecologie. De middelen zijn niet alleen voor EZK bestemd, maar ook voor de ministeries van IenW, LNV en (voor een klein deel) J&V: hun aandeel zal al naar gelang hun financieringsbehoefte naar de verschillende departementale begrotingen worden overgeheveld.

Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++)

Met ingang van de najaarsronde 2020 is de SDE+ omgevormd tot de SDE++, zodat naast hernieuwbare energieproductie ook CO₂-reducerende technologieën in aanmerking komen voor subsidie. Doordat in de SDE++ (net als in de SDE+) goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van CO₂-reducerende technologieën, zal op de meest kosteneffectieve wijze de reductie van CO₂ worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de ETS- en de energieprijs. Voor de SDE++ geldt dat de openstelling 2022 (€ 13 mld) voor het grootste deel pas in 2023 verplicht zal worden: hiermee is in het beschikbare verplichtingenbudget voor 2023 rekening gehouden. Uit het SDE++-budget worden ook de maatregelen rond de productiebeperking van de kolencentrales en de statistische overdracht met Denemarken gefinancierd. In het budget voor 2023 wordt opnieuw uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee.

Door het intrekken van de productiebeperking bij kolencentrales (Kamerstuk 29 023, nr. 312) ontstaat er incidentele ruimte in de SDE+(+) middelen. Het kabinet reserveert hiervan € 500 mln voor het versterken van de kapitaalpositie van Stedin om investeringen in de energietransitie te ondersteunen. Ook wordt € 500 mln ingezet als dekking voor de generale problematiek van de rijksbegroting.

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie is er in de meerjarencijfers in de periode 2022-2032 € 44,9 mld beschikbaar (€ 43,4 mld aan budget en € 1,5 mld resterend in de reserve ultimo 2032) voor uitgaven voor de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ en de ISDE, alsmede voor de uitvoeringskosten van deze duurzame energietransitieregelingen. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op:

  • 1. de bij het Energieakkoord gemaakte raming van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023;

  • 2. de middelen die in het kader van het Klimaatakkoord meerjarig zijn toegevoegd;

  • 3. de middelen die van 2023 tot en met 2028 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-III meerjarig uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE+-budget zijn toegevoegd (totaal € 1,7 mld);

  • 4. de middelen die in 2022 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-IV uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE++-budget zijn toegevoegd (€ 1,572 mld).

Tabel 39 Beschikbare middelen en kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

MEP

SDE

SDE+

SDE++

HER+

ISDE

Uitvoeringskosten RVO.nl

Totaal

Meerjarencijfers 2022 t/m 2032

0

4.276

27.7871

9.1712

149

1.682

351

43.416

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie per 1-1-2022

73

250

3.656

    

3.979

Geplande meerjarige stortingen in begrotingsreserve

 

385

380

 

7

35

 

807

Geplande meerjarige onttrekkingen aan begrotingsreserve

 

‒ 700

‒ 2.616

    

‒ 3.316

Totaal beschikbaar 2022-2032

73

4.211

29.207

9.171

156

1.717

351

44.886

Totaal openstaande juridische verplichtingen over periode 2022-2032 per 01/01/2022

0

4.627

35.641

3.518

50

46

36

43.918

1

Budget SDE+ is inclusief toevoeging van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.

2

Budget SDE++ is inclusief de toevoeging van € 1,572 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie waarover in de Startnota van het kabinet Rutte-IV afspraken zijn gemaakt.

De tussen 2022-2032 totaal beschikbare € 44,9 mld (inclusief de middelen in de begrotingsreserve) is volgens bovenstaand overzicht 98% juridisch verplicht. Maar omdat lang niet alle juridische verplichtingen (geheel) tot betaling zullen komen, zal bij de huidige inzichten € 28,9 mld nodig zijn voor uitgaven in de periode 2022-2032 op verplichtingen die tot en met 31 december 2021 zijn aangegaan. De resterende € 16 mld is nodig voor de subsidieverleningen die in 2022 zijn en worden afgegeven en om in de periode 2023-2032 nieuwe subsidiebeschikkingen te kunnen afgeven via de SDE++, de HER+ en de ISDE en om de uitvoeringskosten van RVO.nl te dekken.

Tabel 40 Budget duurzame energietransitieregelingen per jaar (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen (x € 1 mln)

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Totaal

MEP

           

0

SDE

212

591

579

557

530

506

473

459

364

5

 

4.276

SDE+

938

2.851

3.013

2.952

2.817

2.728

2.609

2.426

2.212

2.649

2.592

27.787

SDE++

1.482

53

280

418

702

1.033

1.204

1.273

1.260

733

733

9.171

HER+

35

46

42

26

       

149

ISDE

222

387

289

98

98

98

98

98

98

98

98

1.682

Uitvoeringskosten RVO.nl

37

36

36

34

32

32

32

32

32

24

24

351

Totaal budget regelingen

2.926

3.964

4.239

4.085

4.179

4.397

4.416

4.288

3.966

3.509

3.447

43.416

            

0

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2021

3.979

          

3.979

Storting in reserve

807

          

807

Onttrekking reserve

‒ 1.576

‒ 454

‒ 404

‒ 154

‒ 304

‒ 304

‒ 104

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 3.316

Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar

‒ 769

‒ 454

‒ 404

‒ 154

‒ 304

‒ 304

‒ 104

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 2.509

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2032

           

1.470

Stand reserve ultimo

3.210

2.756

2.352

2.198

1.894

1.590

1.486

1.482

1.478

1.474

1.470

44.886

Figuur 10 Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)

1

Onder de post overig vallen naast de kolenmaatregelen in het kader van Urgenda en de statistische overdracht naar Denemarken ook de uitvoeringskosten van RVO.

2

Kasmiddelen zijn inclusief toevoeging van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie in de periode 2023-2028.

De geraamde kasuitloop in de figuur van de SDE, SDE+ en SDE++ gaat niet uit van het maximaal uit te keren bedrag aan subsidies, maar is een realistische inschatting van de verwachte kasuitloop van de afgegeven beschikkingen op basis van de verwachte intrekking van beschikkingen, van de vertraging van energieprojecten en van de ontwikkeling van de basisbedragen van de SDE+ en SDE++ in de toekomst. Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor de subsidiëring van toekomstige duurzame energietransitieprojecten. Indien de beschikbare kasmiddelen onvoldoende zijn (zoals in 2021) zal er budget aan de reserve worden onttrokken om de tekorten te dekken.

Aardwarmte

Vanuit de Klimaatenveloppe 2018 is voor de jaren 2018 en 2019 € 36 mln beschikbaar gekomen voor een project van EBN (SCAN) om in samenwerking met TNO de ondergrond in Nederland in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland. Om het project de komende jaren voort te kunnen zetten is daarnaast in de jaren 2020 tot en met 2024 vanuit het SDE+-budget in totaal € 90 mln beschikbaar gesteld.

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De Investeringssubsidie duurzame energie (ISDE) betreft een tegemoetkoming bij de aankoop van zonneboilers en warmtepompen. Deze regeling is beschikbaar voor zowel particulieren als zakelijke gebruikers. Zoals aangekondigd in de Kamerbrief over het Klimaatakkoord is de ISDE-regeling worden verlengd tot 2030. Vanaf 2021 richt de regeling zich naast investeringen in warmtepompen en zonneboilers ook op investeringen in de isolatie van woningen. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ISDE jaarlijks voor € 100 mln wordt opengesteld. Bij amendement (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16) is daarnaast in totaal € 100 mln, verdeeld over de jaren 2021 tot en met 2023, uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie toegevoegd aan het ISDE-budget ten behoeve van investeringssubsidies op het gebied van duurzame energie voor het MKB. Vanuit de € 6,8 mld aan extra klimaatmaatregelen die in 2021 door het vorige kabinet beschikbaar is gesteld is € 95 mln toegevoegd voor de subsidiëring van hybride warmtepompen en € 65 mln voor extra isolatiemaatregelen. Na aftrek van de kosten voor de uitvoering van de regeling en de publiciteitscampagne resteert een totaalbudget voor 2023 van € 288 mln.

Subsidieregeling indirecte emissiekosten ETS

Het vorige kabinet heeft besloten om de ETS-regeling met 1 jaar te verlengen. Hiertoe is in 2022 budget beschikbaar gesteld op artikel 2 van de EZK begroting.

Carbon Capture and Storage (CCS)

De afvang en opslag van CO2 (CCS) wordt gezien als een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies). EZK heeft voor ACT I (2017-2020) ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld en voor ACT II (2019-2022) € 4,5 mln. Voor ACT III (2021-2024) heeft Nederland opnieuw een bijdrage geleverd van € 4 mln. Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven werken hierin samen met organisaties uit Europa en Noord-Amerika.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «Aanvullend Programma» van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van EZK zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland. Omdat in de jaren 2021, 2022 en 2023 forse subsidies zijn resp. worden verstrekt voor investeringen in de duurzame elektriciteitsproductie op de eilanden van Caribisch Nederland, zijn de uitgaven in deze jaren flink hoger dan in de jaren 2024 en verder. Ook zijn de uitgaven in 2021 en 2022 hoger omdat in het kader van het corona-herstelpakket er additionele subsidies aan de energiebedrijven van de eilanden zijn verstrekt om de netbeheertarieven op Caribisch Nederland in 2020 en 2021 naar 0 terug te kunnen brengen.

Overige subsidies

Het voor 2023 beschikbare budget betreft vooral het subsidiedeel van de WarmtelinQ, het warmtetransportnet dat door Gasunie aangelegd wordt tussen de Rotterdamse haven en Delft/Den Haag/Leiden. Daarnaast is structureel € 1 mln beschikbaar voor het Expertisecentrum Warmte (ECW), waarmee onder andere gemeenten in staat gesteld worden extern advies in te winnen voor de Transitievisie Warmte.

Opschalingsinstrument waterstof

In de kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) heeft het kabinet het belang onderstreept van de opschaling van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen en het creëren van nieuw, duurzaam verdienvermogen. Daarbij is een bedrag van € 252,1 mln (inclusief uitvoeringskosten RVO.nl) gereserveerd voor de eerste fase opschaling van de productie van duurzame waterstof door middel van elektrolyse. Dit budget zal naar verwachting in 2023 toegekend worden met een tenderregeling gericht op elektrolyseprojecten tussen de 0,5 en 50 MW. De opschaling moet leiden tot een significante kostprijsreductie, zodat elektrolyse richting 2030 op kostprijs kan concurreren met alternatieven voor CO2-reductie.

Investeringen waterstofbackbone

In navolging van het rapport HyWay27, waarin geconcludeerd werd dat het haalbaar, veilig en kostenefficiënt is om bestaande gasleidingen te hergebruiken voor het transport van waterstof, zet het kabinet in op een transportnet voor waterstof. Het landelijke aardgasnet van Gasunie kan voor een deel ingezet worden voor de realisatie van een dergelijk nationaal waterstofnetwerk. Een waterstofnetwerk draagt bij aan de klimaatdoelen en realiseert een internationale markt voor klimaatneutrale moleculen. Voor de realisatie van dit waterstofnetwerk (de ‘backbone’) is de komende jaren in totaal € 750 mln beschikbaar.

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

Met de postcoderoosregeling konden leden van een coöperatie tot en met 2020 een energiebelastingkorting krijgen op hun energienota voor lokaal en duurzaam opgewekte elektriciteit, waardoor inwoners van een wijk of dorp met elkaar op een financieel rendabele manier aan de slag konden met lokaal opgewekte duurzame energie. De postcoderoosregeling was een fiscale regeling en is vanaf 2021 vervangen door een subsidieregeling (Kamerstuk 31 239, nr. 318): de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE).

Subsidie ondersteuning verduurzaming MKB

Dit betreft een subsidie voor mkb’ers met een laag energieverbruik voor maatregelen gericht op energiebesparing en vermindering van CO₂-uitstoot van bedrijfspanden en bedrijfsprocessen. Er kan subsidie worden aangevraagd voor de kosten van professioneel advies en ondersteuning bij het nemen van dergelijke maatregelen. De subsidie is een uitwerking van de voornemens in de Kamerbrieven MKB-impacttoets Klimaatakkoord (EZK, Kamerstuk 32 637, nr. 423) en Ontwikkelingen verduurzaming bestaande utiliteitsbouw (BZK, Kamerstuk 30 196, nr. 716). De regeling is per 14 juli 2022 tijdelijk gesloten in verband met signalen over oneigenlijk gebruik van de regeling. Het kabinet streft er naar de regeling in aangepaste, verscherpte vorm nog dit jaar weer te openen.

IPCEI Waterstof

In het Klimaatakkoord is opgenomen dat Nederland in IPCEI-verband (Important Projects of Common European Interest) inzet op een sterke rol voor groene waterstof in de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van andere werelddelen. Hiertoe heeft het kabinet middelen gereserveerd voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten. Met de IPCEI-deelname beoogt het Ministerie van EZK een eenmalige impuls te geven aan de ontwikkeling van de bredere waterstofmarkt en de daarvoor benodigde technologieën. Afhankelijk van een externe toets en de beoordeling van de Europese Commissie komen projecten in aanmerking voor financiële ondersteuning. Voor de eerste ronde van projecten is in totaal € 35 mln gereserveerd tussen 2022 en 2025. Voor de tweede ronde is € 785 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2026 en voor de derde en vierde ronde is € 799 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2030.

Vulmaatregelen gasopslag

In de zesde incidentele suppletoire begroting is het parlement om autorisatie verzocht voor het aangaan van verplichtingen en doen van uitgaven voor de Vulmaatregel gasopslag, zoals voorgesteld in de Kamerbrief Onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid van 22 april 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 302). Met een subsidieregeling voor marktpartijen en een aanwijzing aan EBN wordt de gasopslag Bergermeer gevuld, dit om de voldoen aan de EC-verordening ten aanzien van minimale vulgraden. De kosten van het vullen van Bergermeer zullen in latere jaren door middel van een heffing op gastransport verhaald worden op de partijen die baat hebben bij het vullen van de gasopslag.

Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI)

Naar aanleiding van het advies van de Taskforce Infrastructuur Klimaatakkoord Industrie (TIKI) en de kabinetsreactie daarop in 2020 is het Programma Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI) gestart. In het PIDI brengt de Rijksoverheid de bij energie en grondstof-infrastructuren betrokken partijen (industrie, energieproducenten, netwerkbedrijven, regionale overheden) samen met als doel de besluitvorming over de aanleg van infrastructuur te versnellen. Het programma heeft voornamelijk een regierol voor de realisatie van de infrastructuur, nodig om de reductiedoelen van het klimaatakkoord te verwezenlijken. De hiertoe beschikbare middelen worden hoofdzakelijk ingezet voor medefinanciering van Front End Engineering Design (FEED) en haalbaarheidsstudies voor specifieke infraprojecten, alsmede voor het opzetten van het voorbereidende overleg en coördinatie, georganiseerd binnen het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK), het instellen van een safehouse, onderzoek en monitoring.Omdat de PIDI-werkzaamheden aan het directoraat-generaal Klimaat en Energie zijn toegevoegd, is het bijbehorende beleidsbudget) overgeheveld van artikel 2 naar artikel 4.

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

Deze middelen zijn voor de Regeling Mijnbouwschade die gericht is op bewoners en micro-mkb’ers. Schadeherstel vindt plaats nadat is vastgesteld dat de schade veroorzaakt is door mijnbouw in het gebied. In de eerste jaren zal de Regeling Mijnbouwschade vooral mijnbouwschades in Limburg herstellen. Verjaarde mijnbouwschade komt in andere delen van het land op dit moment nauwelijks voor.

Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW)

Het Ministerie van EZK beoogt met de Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW) de aanleg van warmtenetten in de gebouwde omgeving te stimuleren. De regeling bevindt zich nog in de verkennende fase, over de vormgeving ervan vindt nog nadere besluitvorming plaats. In het Klimaatakkoord van 2019 is de belangrijke rol van warmtenetten voor het verduurzamen van woningen en utiliteitsbouw reeds benoemd. Uit de Startanalyse van het PBL (en ECW) en de verrijking daarvan met lokale informatie door gemeenten blijkt dat voor een groot deel van de gebouwde omgeving een warmtenet de warmtestrategie met de laagste nationale kosten is. Warmtenetten zijn daarmee een belangrijk onderdeel om de CO2-reductiedoelstellingen voor de gebouwde omgeving in 2030 te bereiken. Het huidige financieel instrumentarium is voor veel projecten echter onvoldoende voor een positieve business case en deze projecten worden daarom niet verder ontwikkeld. Op grond van de MIW zal daarom subsidie (eventueel in combinatie met een lening of garantie) worden verstrekt voor de investeringskosten van warmtenetten.

NGF-projecten NieuweWarmteNu!

Een twaalftal geselecteerde warmtenetten krijgt subsidie voor het afdekken van de onrendabele top om een vliegwieleffect in gang te brengen. Daarnaast krijgt ook een zestal (technologische) innovaties subsidie, zodat deze in warmtesystemen gerealiseerd kunnen worden met het oog op verdere opschaling. Om leereffecten en kennisdeling te stimuleren wordt een programma ingericht, waar partijen uit de gehele warmtemarkt in participeren.

Leningen

EBN

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in aardwarmteprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven is cumulatief € 48 mln als lening aan EBN verstrekt. Daarnaast is aan EBN in 2020 een lening verstrekt, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. De door EBN verkregen rendementen op aardwarmteprojecten en het Porthos-project zullen worden gebruikt om de beide leningen af te lossen.

Lening EBN voor vullen Bergermeer

Voor het maximaal verder vullen van gasopslag Bergermeer is, gegeven de huidige gasprijs, financiering nodig voor het door EBN in te kopen gas. Voor het gas waarmee gasopslag Bergermeer verder gevuld wordt, ontvangt het staatsbedrijf in 2022 een lening ter hoogte van € 2,3 mld. De lening wordt in 2023 volledig terugbetaald (zie bij Ontvangsten).

Garanties

Aardwarmte

Aardwarmte betreft het winnen van warmte uit diepe aardlagen. Het potentieel van aardwarmte is 15 petajoule (PJ) in 2030. Het ontbreken van een (betaalbare) verzekering is een belangrijk knelpunt voor de toepassing van aardwarmte. De garantieregeling aardwarmte heeft als doel het afdekken van het risico dat het boren van putten voor de toepassing van aardwarmte niet succesvol is. Omdat dit risico in de markt (nog) niet verzekerbaar is, dekt de overheid dit risico af door middel van het verlenen van garanties aan marktpartijen die hiervoor een kostendekkende premie betalen. De uitgaven betreffen uitgekeerde dan wel uit te keren verliesdeclaraties: voor 2023 worden vooralsnog geen verliesdeclaraties geraamd.

Opdrachten

Onderzoek mijnbouw-bodembeweging

Dit budget betreft voor het grootste deel onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de na-ijlende effecten van de voormalige steenkolenwinning in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Daarnaast wordt hieruit voorbereidend onderzoek gedaan voor nazorg van verlaten installaties.

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.

Uitvoeringsagenda Klimaat

Vanuit dit budget worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten voor de ontwikkeling van de klimaatagenda, inclusief onderzoek naar veiligheidsrisico’s en risicoperceptie van de klimaatmaatregelen, gefinancierd.

Klimaat mondiaal

Dit budget is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Ook worden uit dit budget projecten gericht op omgevingsmanagement en het Programma Energiesysteem (PES). Het budget wordt ook aangewend om de nationale en internationale procedures rond de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie te financieren en om kennis en innovatie op het gebied van nucleaire technologie te bevorderen.

Vanuit het Klimaatfonds wordt in 2023 € 20 mln beschikbaar gesteld voor kernenergieprojecten. Deze reservering wordt voor verschillende doelen ingezet. Allereerst is voorzien in een subsidie om de verouderingsonderzoeken te financiering, die noodzakelijk zijn om te bepalen of en onder welke voorwaarden de kerncentrale Borssele kan worden voortgezet. Daarnaast worden deze middelen ingezet voor milieueffectrapportages voor de bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale Borssele en de locatie voor nieuwbouw. Ter voorbereiding van de besluitvorming over de nieuwbouw eind 2023 is het tevens nodig dat een breed onderzoek naar de financiering daarvan wordt uitgezet. Tot slot zullen deze middelen worden ingezet voor de versterking van de kennisinfrastructuur en de extra kosten die ANVS maakt in de uitvoering.

Projecten Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

Met het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed levert het Rijk met het eigen vastgoed een bijdrage aan de energietransitie. Hiervoor werkt het Ministerie van EZK samen met Rijkswaterstaat, Rijksvastgoedbedrijf, RVO.nl, Staatsbosbeheer, ProRail en het Ministerie van Defensie aan het beschikbaar stellen van locaties voor energieopwek. Bij de keuzes voor deze locaties wordt, in samenwerking met lokaal bevoegd gezag, ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik (bijvoorbeeld door te kiezen voor snelwegbermen, langs spoorlijnen en op baggerdepots).

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO.nl van energiesubsidieregelingen, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI/TSE, HER+, de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie/Energietransitie (SDE/SDE+/SDE++). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO.nl op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Agentschap Telecom (AT)

Medio 2019 is afgesproken dat de huidige fiscale salderingsregeling niet wordt opgevolgd met een subsidie-instrument, zoals in het Regeerakkoord Rutte-III stond, maar een fiscale regeling blijft die wordt uitgefaseerd door middel van een geleidelijke afbouw (Kamerstuk 31 239, nr. 305). Voor een geleidelijke afbouw van salderen is het noodzakelijk dat burgers en bedrijven vanaf 1 januari 2023 beschikken over een meetinrichting die afname en invoeding apart kan meten. Agentschap Telecom is verantwoordelijk voor de handhaving van deze verplichting.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Met ingang van 2018 verstrekt het Ministerie van EZK een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel, waaronder de voorbereidingen voor de vierde handelsperiode, voor het register voor biobrandstoffen en voor het toezicht op de bijstook van biomassa bij elektriciteitscentrales. Daarnaast wordt aan de NEa opdracht verstrekt voor de handhaving van en advisering over de CO2-minimumprijs voor elektriciteitsproductie.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor het Ministerie van EZK uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

De bijdrage vanuit het Ministerie van EZK betreft de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol). Er zal op dit instrument geen realisatie plaatsvinden, omdat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als coördinerend opdrachtgever voor het Ministerie van EZK optreedt en de beschikbare budgetten naar de coördinerende opdrachtgever worden overgeheveld gedurende het uitvoeringsjaar.

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden die RWS uitvoert voor het Ministerie van EZK op het gebied van klimaat zijn gericht op drie onderdelen:

  • energiebesparing, met name gericht op de ondersteuning en uitvoering van de informatieplicht voor bedrijven en instellingen;

  • ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerdebroeikasgassen, gericht op de implementatie en ondersteuning van de Europese Ozon- en F-gassenverordening;

  • de klimaatmonitor en secretariaat CO2-emmissiefactoren.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van het Ministerie van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZK-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de stichting COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZK keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de COVA.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit het Ministerie van EZK aan de Adviesgroep Economische Zaken van TNO (TNO-AGE) voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Daarnaast wordt uit dit budget het toegepaste duurzame energieonderzoek gefinancierd dat met ingang van 2018 van ECN is overgegaan naar TNO-Energietransitie.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV- en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017-2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en heeft een looptijd van vijf jaar (Stcrt. 2016, 68302): de regeling is eind 2021 gesloten, 2022 is het laatste jaar dat dat nog uitgaven voor de regeling worden gedaan. De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd.

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

Uit de € 6,8 mld aan extra klimaatmiddelen die het vorige kabinet beschikbaar heeft gesteld zijn middelen aan de EZK-begroting toegevoegd voor een regeling waarbij omgevingsdiensten subsidie kunnen krijgen voor extra toezicht op en handhaving van de energiebesparingsplicht. Het gaat daarbij zowel om toezicht op ETS-bedrijven als niet-ETS-bedrijven.

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

Gemeenten en provincies voeren een groot deel van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid decentraal uit. Dit is een complexe opgave en vergt aanzienlijke uitvoeringskracht. Komende jaren zullen zij daarom veel nieuwe arbeidskrachten moeten aantrekken. Daarvoor is in het coalitieakkoord in totaal € 5,6 mld uitgetrokken voor de jaren 2023 tot en met 2030. Naast het vergroten van de uitvoeringskracht van provincies en gemeenten wordt ook het Nationale Programma RES met deze middelen gefinancierd.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Nuclear Research and consultancy Group is onderdeel van de Stichting NRG en vormt samen met de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor (PALLAS) een personele unie. NRG voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap (IEA, kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (CEM, uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit internationale verplichtingen. Ook ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector. Daarnaast versterken internationale klimaatcontributies de internationale positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.

PBL Rekenmeesterfunctie

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ontvangt een jaarlijkse bijdrage om als Rekenmeester een drietal taken uit te kunnen voeren:

  • Kerntaken rekenmeester energie- en klimaatbeleid (KEV, beleidsdoorrekeningen, inbreng (Europese en internationale) rapportages, modelontwikkeling en -onderhoud);

  • Beleidsondersteuning;

  • Ondersteuning SDE+/SDE++.

Zie ook het Convenant Rekenmeesterfunctie 2021-2025.

Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT)

Vanuit het Klimaatfonds is structureel € 1 mln beschikbaar gesteld aan de ILT als toezichthouder op het Besluit gefluoreerde broeikasgassen en ozonlaagafbrekende stoffen.

Stortingen in reserves

Voor de stortingen in de verschillende reserves wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder ‘toelichting op de begrotingsreserves’.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».

Opbrengst heffing ODE

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd, maar wordt met ingang van 2023 afgeschaft en in de Energiebelasting (EB) geïncorporeerd. De nog in 2023 en 2024 geraamde ontvangsten betreffen nog ontvangsten op basis van aangiften van 2022 en eerder: dit verklaart de sterk dalende raming in deze jaren.

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

De onttrekking aan de reserve in 2022 (totaal € 1.576,2 mln) vloeit voort uit de in het Coalitieakkoord van het huidige kabinet gemaakte afspraken. De middelen zijn toegevoegd aan het SDE++-budget. De onttrekking in 2023 van in totaal € 454,2 mln is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • een onttrekking van € 450 mln die samenhangt met de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte-III dat de reserve duurzame energie en klimaattransitie vanaf 2023 tot en met 2028 voor een deel leeggeboekt zou worden. Het gaat om een totaalbedrag van € 1,7 mld, waarvan dus € 450 mln in 2023 wordt onttrokken.

  • de onttrekking van € 4,2 mln om de kasgevolgen van de ophoging van het budget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) met € 63 mln naar € 100 mln (amendement-Sienot) te dekken.

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het aantal te veilen ETS-rechten en de prijs per recht.

Tabel 41 ETS-ontvangsten
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

P1

91,47

92,81

94,68

98,18

100,58

102,98

Q

14,342

15,254

13,214

11,907

15,973

19,037

PxQ (€ mln)2

1.312

1.416

1.251

1.169

1.607

1.960

1

Getallen in de tabel zijn gebaseerd op stand 15 februari 2022, met de toen geldende forward-prijzen.

2

De ETS-ontvangsten zijn een resultante van de ontwikkeling van de ETS-prijs (P) en het aanbod van ETS-rechten (Q). De bedragen in de budgettaire tabel voor de ETS-ontvangsten zijn afgerond op € 50 mln.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening van kosten, aan initiatiefnemers van energieprojecten, die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de door RVO.nl terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Heffing gasleveringszekerheid

Gegeven het open en grensoverschrijdende karakter van de Europese gasmarkt dragen de Nederlandse gasopslagen en het vullen ervan bij aan de leveringszekerheid van de gehele Europese Unie en met name van de ons omringende landen. Uitgangspunt is dat de kosten die met de vulmaatregelen gasopslag (zie bij Uitgaven) gemoeid zijn worden gedragen door de gebruikers (de gebruiker betaalt). Dit betreft zowel gebruikers in Nederland als daarbuiten.

Voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten op gebruikers wordt, in samenhang met de uiteindelijke wijze waarop voor de langere termijn invulling wordt gegeven aan de vulverplichting, gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (bovenop de tarieven voor gastransport). Op die manier kan de rekening worden gelegd bij de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de gebruikers in het buitenland. Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat de financiering van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is en de uiteindelijke kosten door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

In 2022 wordt een lening verstrekt aan EBN ter hoogte van € 2,3 mld voor de inkoop van het gas dat nodig is om de gasopslag in Bergermeer verder te vullen. Na levering van het gas ontvangt EBN inkomsten en betaalt EBN de lening in 2023 volledig terug.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 42 Stand begrotingsreserves per 31 december 2021 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

3.979.230

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

18.056

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie en klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie en het bevorderen van CO2-reductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

Tabel 43 Specificatie van begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal

MEP (algemene middelen)

23

16

2

0

34

‒ 2

0

0

0

73

SDE (algemene middelen)

143

220

277

114

‒ 14

‒ 57

13

‒ 129

‒ 318

250

SDE+ (ODE gefinancierd)

59

134

204

282

281

523

903

1.146

125

3.657

Totaal

225

369

483

396

301

465

916

1.018

‒ 193

3.979

Eind 2021 bedraagt de stand van de reserve € 3.979 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO.nl (de uitvoerder van de SDE++), zal de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie in 2022 afnemen met € 769,7 mln (saldo van storting en onttrekking).

Tabel 44 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2022

Verwachte toevoegingen 2022

Verwachte onttrekkingen 2022

Verwachte stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 31/12/2023

3.979.230

806.505

‒ 1.576.185

3.209.550

 

‒ 454.186

2.755.364

Voor 2023 wordt een onttrekking aan de reserve geraamd van € 454,2 mln. Deze onttrekking maakt voor € 450 mln onderdeel uit van de totale onttrekking van € 1,7 mld in de periode 2023 tot en met 2028 en heeft daarnaast betrekking op de financiering van de kasuitgaven die het gevolg zijn van het amendement-Sienot over € 63 mln extra budget voor de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE, zie bij Ontvangsten).

Van de € 3,21 mld die naar verwachting eind 2022 in de begrotingsreserve beschikbaar is zal dan eind 2023 nog ruim € 2,76 mld resteren. Deze € 2,76 mld kan gezien worden als een buffer om eventuele tegenvallers in de ontwikkeling van de energieprijs (en daarmee hogere subsidie-uitkeringen) in de periode 2022-2030 op te kunnen vangen. Zie tabel 37 voor het overzicht van alle geplande stortingen in en onttrekkingen aan de reserve.

Aardwarmte

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO.nl) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2022 € 22,2 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, rekening houdend met het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om ook in 2023 een garantieplafond van € 44,2 mln mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

Tabel 45 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2022

Verwachte toevoegingen 2022

Verwachte onttrekkingen 2022

Verwachte stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 31/12/2023

18.056

557

‒ 80

18.533

 

‒ 80

18.453

Risicopremie ECN/NRG

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 46 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2022

Verwachte toevoegingen 2022

Verwachte onttrekkingen 2022

Verwachte stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 31/12/2023

6.600

  

6.600

  

6.600

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota. De fiscale regeling die niet in onderstaande tabel is opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking heeft, is EB Verlaagd tarief openbare laadpalen.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota "Toelichting op de fiscale regelingen".

Tabel 47 Fiscale regelingen 2021–2023, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln)1
 

2021

2022

2023

Energie-investeringsaftrek (EIA)2

198

149

149

EB Salderingsregeling

373

252

230

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

124

122

129

EB Stadsverwarmingsregeling

71

74

58

EB Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

739

751

798

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

72

90

96

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

26

26

28

1

EB = Energiebelasting

2

Voorlopige cijfers van Financiën. De definitieve cijfers zijn te vinden in bijlage 9 van de Miljoenennota 2023.

Overzicht maatregelen in het kader van het klimaatbeleid

Conform de motie Leegte (Kamerstuk 30 196, nr. 278) is onderstaand een totaaloverzicht opgenomen van alle maatregelen van alle ministeries ten behoeve van het klimaatbeleid, inclusief die gericht zijn op de uitvoering van het Urgenda-vonnis. De maatregelen zijn gegroepeerd op basis van de sectorindeling van het Klimaatakkoord waaraan de maatregelen het meest direct bijdragen. Sommige maatregelen dragen echter ook bij aan andere sectoren.

In de begrotingen van Infrastructuur en Waterstaat (IenW), Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) zijn verwijzingen naar dit totaaloverzicht opgenomen. De betreffende maatregelen die op deze begrotingen staan zijn in onderstaand overzicht opgenomen. Achter de maatregelen in dit overzicht wordt aangegeven op welke begroting en beleidsartikel de maatregelen feitelijk staan.

De budgettaire gevolgen van het Klimaatakkoord zijn opgenomen in het Klimaatakkoord (Kamerstuk 32 813, nr. 348). De fiscale maatregelen zijn, met uitzondering van de Energie-InvesteringsAftrek (EIA) en de MIA/VAMIL, niet meegenomen in dit overzicht en worden ook niet apart vermeld in de begroting van Financiën (IX).

Het vorige kabinet heeft besloten om € 6,8 mld extra te investeren in klimaatmaatregelen, bovenop het bestaande klimaatbeleid. Een deel hiervan is nodig voor de uitvoering van het Klimaatakkoord. Bijna het volledige bedrag zal aanvankelijk worden gereserveerd op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën en zal later - onder voorwaarde van een bestedingsplan – worden overgeheveld naar de diverse departementale begrotingen. Zodra dit is gebeurd zullen de bedragen aan onderstaand overzicht worden toegevoegd. Ook zijn al diverse bedragen vanuit de voor het Klimaatfonds beschikbare middelen op de Aanvllende Post toegevoegd, vooruitlopend op de vorming van het Klimaatfonds in 2024.

Tabel 48 Overzicht maatregelen in het kader van het klimaatbeleid (bedragen x € 1.000)
 

2021

2022

2023

2024

2025

2026

2027

ELEKTRICITEIT

2.878.527

3.888.136

4.159.342

4.375.946

4.205.802

4.280.776

4.498.814

SDE (EZK. art. 4)

604.440

212.000

591.000

579.000

557.000

530.000

506.000

SDE+ incl. flankerend beleid en Net op Zee (EZK, art.4)

1.932.881

938.375

2.851.461

3.012.753

2.952.461

2.816.606

2.727.931

SDE++ (incl. kolenmaatregelen en statistische overdracht) (EZK, art. 4)

120

1.482.359

52.600

279.600

417.600

701.600

1.032.600

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (EZK, art. 4)

19

2.200

4.000

7.000

10.100

11.600

13.100

Storting in begrotingsreserve duurzame energie (EZK, art. 4)

66.333

806.505

0

0

0

0

0

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (EZK, art.4)

112.141

221.700

387.200

289.000

97.800

97.700

97.700

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) (EZK, art. 4)

54.508

61.280

64.334

61.040

54.110

47.475

44.560

Demonstratieregeling Klimaat en Energie-innovatie (DEI+) (EZK, art. 4)

53.144

95.138

93.188

58.009

45.402

32.029

33.157

Hernieuwbare Energietransitie (HER+) (EZK, art. 4)

25.539

35.140

45.540

42.000

25.540

0

0

Kernenergieprojecten (EZK, art. 4)

0

1.000

24.000

0

0

0

0

Programma Opwerk Energie op Rijksvastgoed (OER) (EZK, art. 4)

  

15.280

16.805

16.805

16.805

16.805

Retourpremie koel- en vrieskasten (IenW, art. 21)

1.000

0

0

0

0

0

0

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten MEP/SDE/SDE+/SDE++/ISDE/HER+ (EZK, art. 4)

28.402

32.439

30.739

30.739

28.984

26.961

26.961

        

INDUSTRIE

248.864

232.271

590.189

556.369

864.055

624.440

315.340

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 2)

0

87.864

0

0

0

0

0

Compensatie indirecte kosten ETS (EZK, art. 4)

172.739

0

0

0

0

0

0

Verduurzaming industrie (EZK, art. 2)

9.149

51.585

66.609

76.389

82.775

85.100

73.700

Urgenda en industrie (EZK, art. 2)

27.494

2.093

11.700

12.740

0

0

0

Investeringen Verduurzaming Industrie (EZK, art. 2)

  

50.000

    

Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 2)

4.832

1.334

0

0

0

0

0

Infrastructuur Duurzame Industrie (PIDI. EZK, art. 4)

 

9.002

12.140

12.270

12.360

  

Opschalingsinstrument waterstof (EZK, art. 4)

0

250

21.100

15.130

9.080

12.500

15.060

Transport waterstof (backbone) (EZK, art. 4)

 

0

233.320

99.160

99.160

99.160

75.000

IPCEI Waterstof (EZK, art. 4)

 

3.000

160.000

305.000

627.000

395.000

120.000

Stimulering van CO2-reducerende maatregelen Circulaire Economie en Recycling en biobase kunsstoffen en textile(IenW, art. 21 via DEI+)

7.523

10.763

8.640

4.000

2.000

0

0

Chemische recycling (IenW, art. 21)

2.700

0

0

0

0

0

0

Circulaire maatregelen in de Grond, Weg en Waterbouw (IenW, art. 21)

7.500

0

0

0

0

0

0

Maatregelen in de Grond- Weg- en Waterbouw (GWW) (IenW, art. 21)

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Ketenaanpak (IenW, art. 21)

3.000

3.000

5.300

7.300

7.300

8.100

7.000

Klimaatneutraal en circulair inkopen en aanbesteden (IenW, art. 21)

2.000

2.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Kunststof- en textielrecycling (IenW, art. 21)

3.000

3.000

4.000

4.000

4.000

4.000

4.000

Ophoging budget subsidieregeling circulaire ketenprojecten (IenW, art. 21)

3.000

0

0

0

0

0

0

Stimuleringsprogramma recycling (IenW, art. 21)

0

200

6.800

8.000

9.000

9.200

9.200

CCS, leningdeel (EZK, art. 4)

0

53.400

0

0

0

0

0

CCS, subsidiedeel (EZK, art. 4)

3.927

2.780

4.580

6.380

5.380

5.380

5.380

        

GEBOUWDE OMGEVING

372.985

741.147

992.563

832.027

296.868

166.255

192.013

Aardwarmte (SCAN-programma EBN) (EZK, art. 4)

15.000

17.500

17.500

25.000

0

0

0

Expertisecentrum Warmte (EZK, art. 4)

4.421

1.600

1.007

1.008

1.008

1.010

1.000

WarmtelinQ, subsidiedeel (EZK, art. 4)

12.000

56.000

25.500

14.000

0

0

0

Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW) (EZK, art. 4)

0

0

130.000

70.000

   

NGF-project NieuweWarmteNu! (EZK. Art. 4)

  

75.000

75.000

50.000

  

Storting in begrotingsreserve aardwarmte (EZK, art. 4)

557

557

0

0

0

0

0

Bijdragen aan agentschappen (BZK, art. 4)

3.514

4.505

1.236

988

988

523

523

Energiebesparing huursector STEP (BZK, art. 4)

18.225

18.951

0

0

0

0

0

Energietransitie en duurzaamheid (Subsidies en opdrachten) (BZK, art. 4)

19.385

11.282

7.775

7.932

4.077

7.002

3.200

Uitvoeringskosten medeoverheden lokale energietransitie en RES aanpak (BZK art. 4)

 

16.364

    

0

Energiebesparing Koopsector SEEH (BZK, art. 4)

12.326

13.677

18.888

17.100

7.700

5.500

2.500

Bijdrage aan andere begrotingshoofdstukken Innovatieprogamma CO2 (BZK art. 4)

0

2.375

10.233

10.409

8.795

24.970

27.740

GF aardgasvrije wijken (PAW) (BZK, art. 4)

54.677

63.560

0

0

0

0

0

Stimuleringsregeling aardgasvrije huurwoningen (SAH) (BZK, art. 4)

13.986

4.310

42.200

10.500

24.000

17.000

39.500

Renovatieversneller klimaatakkoord (BZK, art. 4)

2633

1.000

26.750

37.750

47.750

4.000

0

Verduurzaming en ontzorging maatschappelijk vastgoed (BZK, art. 4)

15.317

0

0

0

0

0

0

Subsidieregeling energiebesparing eigen huis (SEEH+) en Programma reductie energieverbruik (PRE) (BZK, art. 4)

77.808

0

0

0

0

0

0

Programma regeling reductie energieverbruik Wonen (RREW) (BZK, art. 4)( koop en huur) bijdrage aan medeoverheden

95.736

0

0

0

0

0

0

Warmtefonds (BZK, art. 4)

27.400

80.600

97.390

93.000

77.000

77.000

103.000

Reservering opschaling aardgasvrije wijken (BZK, art. 4)

0

 

0

0

0

7.500

0

Recyclaat in bouwmaterialen (IenW-deel, art. 21)

0

0

1.500

2.000

2.000

1.900

1.900

Nationaal programma lokale warmtetransitie (BZK, art. 4)

  

15.000

15.000

15.000

  

Emissiearm aanbesteden ( bijdrage aan agentschappen) (BZK, art. 4)

 

970

3.640

12.140

6.050

6.250

8.450

Lokale aanpak woonisolatie (BZK, art. 4)

  

250.000

190.500

   

Energiearmoede (BZK, art. 4)

 

358.959

     

Brede verduurzamingscoalitie (BZK, art. 4)

 

5.000

5.000

    

Contigentenaanpak woonisolatie (BZK, art. 4)

 

3.000

3.000

3.000

   

Natuurinclusief en communicatie (BZK, art. 4)

 

5.000

1.000

1.000

   

Woonisolatie verhuurders (BZK, art. 4)

  

50.000

50.000

   

Ontzorging maatschappelijk vastgoed (bijdrage medeoverheden) (BZK, art. 4)

 

17.000

     

maVa Zon op dak (excl. uitvoeringskosten) (BZK, art. 4)

 

400

800

800

   

maVa Verduurzaming gebouwen (excl uitvoeringskosten) (BZK, art. 4)

 

4.200

8.400

8.400

   

Subsidieregeling duurzaam maatschappelijk vastgoed (DUMAVA) (BZK, art. 4)

 

41.500

155.000

144.300

   

Kennis- en innovatieprogramma stikstof (subsidie) (BZK, art. 4)

 

3.900

3.900

    

Kennis- en innovatieprogramma stikstof (bijdrage) (BZK, art. 4)

 

6.698

7.198

    

Subsidieregeling Verduurzaming Onderhoud Huurwoningen (SVOH ) (BZK, art. 4)

 

2.239

34.646

42.200

52.500

13.600

4.200

        

MOBILITEIT

77.068

124.925

180.246

191.036

143.566

88.811

32.616

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (EZK, art. 4)

4.890

2.475

5.296

1.696

1.696

1.696

1.696

Demonstratieregeling Klimaattechnologie - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

8.000

0

0

0

0

0

0

Laadinfrastructuur - Klimaatenveloppe 2019 (IenW, art. 14)

12.106

0

0

0

0

0

0

Duurzame energiedragers zero-emissiebussen (IenW, art. 14)

1.683

11.700

14.200

14.700

12.200

12.200

0

Duurzame energiedragers tankinfra (IenW, art. 14)

526

5.000

6.500

8.700

5.000

5.000

0

Duurzame logistiek (IenW, art. 14)

10.564

15.000

20.000

20.000

15.000

15.000

0

Verduurzaming personenmobiliteit (IenW, art. 14)

1.899

10.000

11.000

11.500

10.000

10.000

0

Klimaatakkoord: Elektrisch Vervoer (IenW, art. 14)

3.972

6.000

6.000

6.940

6.820

0

0

Klimaatakkoord: nieuwe elektrische auto's (IenW, art. 14)

11.159

35.000

43.000

48.000

28.750

23.000

13.000

Klimaatakkoord: 2e hands elektrische auto's (IenW, art. 14)

12.475

14.500

25.500

26.000

7.000

4.275

1.750

Klimaatakkoord: Bestel en Vracht (IenW, art. 14)

6.579

24.500

48.000

53.500

57.100

17.640

16.170

Aanvulling klimaatakkoord: Fietsparkeren (IenW, art. 14)

750

750

750

0

0

0

0

Campagne veilige, zuinige, stille banden op spanning (IenW, art. 14)

1.131

0

0

0

0

0

0

Campagne het nieuwe rijden (IenW, art. 14)

773

0

0

0

0

0

0

Versterken overige gedragsmaatregelen, monitoring en evaluatie (IenW, art. 14)

561

0

0

0

0

0

0

        

LANDBOUW EN LANDGEBRUIK

181.464

111.336

224.067

125.400

158.891

102.272

74.319

Innovatieagenda Energie (LNV, art. 21)

12.922

9.717

31.237

28.590

19.831

15.298

11.476

Marktintroductie energie innovaties (MEI) (LNV, art. 21)

7.879

5.889

5.789

5.539

5.539

5.539

5.539

Energie-efficiency glastuinbouw (EG) (LNV, art. 21)

17.258

51.829

35.829

17.910

27.854

22.561

17.561

Subsidieregeling sanering varkenshouderijen (LNV, art. 21)

41.863

3.000

0

0

0

0

0

Subsidieregeling brongerichte verduurzaming stal- en managementmaatregelen (LNV, art. 21)

9.151

9.837

31.179

36.443

75.307

28.836

17.500

Geïntegreerde aanpak methaan en ammoniak via voer- en dierspoor (LNV, art. 21) pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodel klimaatvriendelijke producten1

2.034

7.580

8.678

8.609

8.805

8.805

8.805

Bodem (bodemkoolstof) en klimaatadaptatie (LNV, art. 21)

2.094

2.219

2.766

1.857

2.017

1.092

917

Kunstmestvervanging (LNV, art. 21)2

0

3.000

6.157

6.157

5.644

11.287

4.104

Advisering ondernemers ikv kringlooplandbouw (LNV, art. 21) en tegengaan voedselverspilling (LNV, art. 21)3

4.822

6.013

7.963

7.948

7.948

4.448

4.448

Versterken bomen, bos, natuur (LNV, art. 22)*

4.202

5.283

5.780

5.805

3.306

3.306

3.306

Aanpak veenweideproblematiek en impuls veenweidegebieden (LNV, art. 22)*

59.239

6.969

8.689

6.542

2.640

1.100

663

Minder intensief landgebruik veehouderijen nabij Natura 2000-gebieden (LNV, art. 22)

20.000

0

80.000

0

0

0

0

        

SECTOROVERSTIJGENDE EN OVERIGE MAATREGELEN

330.594

361.670

622.068

872.368

1.088.068

1.158.068

1.148.868

MJA3 / MEE / Uitvoeringsprogramma Energiebesparing (EZK, art. 4)

1.618

2.187

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Regeling toezicht energiebesparingsplicht (EZK, art. 4)

 

11.200

13.200

13.200

9.200

9.200

0

EIA (FIN, fiscaal)4

198.000

149.000

149.000

199.000

199.000

199.000

199.000

Subsidieregeling verduurzaming MKB (EZK, art. 4)

104

24.283

0

0

0

0

0

uitvoeringskosten klimaat medeoverheden (EZK, art. 4)

  

282.500

482.500

702.500

772.500

772.500

Bijdrage RVO.nl uitvoeringslasten Energieakkoord/Klimaatakkoord (EZK, art. 4)

10.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

MIA/VAMIL (fiscaal, FIN)4

119.000

169.000

169.000

169.000

169.000

169.000

169.000

Uitvoeringskosten voor RVO.nl voor de ophoging van de MIA en de VAMIL (IenW, art. 21)

0

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Verbetering en optimalisatie industriele wasproces van plastic verpakkingen (IenW, art. 21)

1.872

0

0

300

0

0

0

        

Totaal

4.089.502

5.459.485

6.768.475

6.953.146

6.757.250

6.420.622

6.261.970

1

De enveloppegelden voor Integrale aanpak methaan en ammoniak, brongerichte maatregelen pilots en demo's en randvoorwaarden voor verdienmodellen klimaatvriendelijke producten zijn samengevoegd binnen één begrotingsinstrument. De budgetten voor 2021 en verder voor klimaat op dit instrument - gecorrigeerd voor stikstofmiddelen voor extra uren weidegang - zijn weergegeven op stand julibrief 2021; 2020 betreft hoofdzakelijk realisatie middels overboekingen naar andere (kennis- en innovatie-)instrumenten. Ook voor 2021 en 2022 zijn overboekingen verwerkt in het kader van de uitvoering van bestedingenplannen, waardoor het budget lager is. Bij de realisatie zullen telkens de gerealiseerde overboekingen worden weergegeven naast de belasting van het begrotingsinstrument om een goed beeld te geven van de uitgaven.

2

Het betreft hier klimaat- en stikstofmiddelen.

3

Reguliere LNV-middelen, die bijvoorbeeld ook al voor het Voedingscentrum waren bestemd, zijn ook in de reeks opgenomen. Dit omdat bij het desbetreffende begrotingsinstrument ook met reguliere uitgaven onder andere verspilling wordt tegengegaan.

4

Voorlopige cijfers van Financiën. De definitieve cijfers zijn te vinden in bijlage 9 van de Miljoenennota 2023.

Licence