Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Beleidsartikel 4 heeft doelstellingen in het kader van het klimaat- en energiebeleid. Voor het klimaatbeleid, en in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-arme energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd. Op 4 juli 2023 heeft de Eerste Kamer het voorstel aangenomen waarna op 10 juli 2023 de wijziging van de Klimaatwet in de Staatscourant is gepubliceerd met de volgende aanpassing:

  • Het streefdoel van 49% reductie in 2030 is vervangen door een streefdoel van tenminste 55% reductie (inclusief landgebruik) en geldt onverminderd de bindende EU-norm voor 2030.

  • Het doel van 95% reductie in 2050 is aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese klimaatwet tot nul te reduceren.

Figuur 9 Uitstoot broeikasgassen Nederland in mld CO2-equivalenten

Bron CBS. *De cijfers voor 2022 zijn voorlopige cijfers.

In het Coalitieakkoord van 15 december 2021 heeft het kabinet aanvullende maatregelen aangekondigd. Het ontwerp-beleidsprogramma, dat op 2 juni 2022 naar de Tweede Kamer is gestuurd bevat de uitwerking van het klimaatbeleid uit het Coalitieakkoord en is een aanvulling op het Klimaatplan uit 2019 dat werd gebaseerd op het Klimaatakkoord. Dit ontwerp-beleidsprogramma bevat de hoofdlijnen van het klimaatbeleid voor de komende 10 jaar – gericht op het realiseren van de aangescherpte doelen uit de Klimaatwet. Om met volledige zekerheid het aangescherpte doel van 55% reductie in 2030 te realiseren, richt het kabinet zich bij de uitwerking van het klimaatbeleid op 60% emissiereductie. Op deze wijze is er ruimte voor eventuele tegenvallers, zonder het risico dat wettelijke doelen niet worden gerealiseerd. De maatregelen die het kabinet in het beleidsprogramma heeft opgenomen vormen een samenhangend pakket aan maatregelen bestaande uit subsidie, beprijzing en normerende instrumenten voor de verschillende sectoren. In het coalitieakkoord is € 35 miljard gereserveerd voor het Klimaatfonds voor de periode 2022 tot en met 2030. In afwachting van de oprichting van het fonds zijn de middelen gereserveerd op de Aanvullende Post bij het Ministerie van Financiën. Op 4 juli is de tijdelijke wet Klimaatfonds behandeld in de Tweede kamer en na de stemmingen van 6 juli aangenomen door de Tweede Kamer. Gezien de behandeling door Eerste kamer niet voor Prinsjesdag zal plaats vinden presenteert EZK voor 2024, net als vorig jaar, een 'proeve van begroting'. Een deel van de middelen is al overgeheveld naar de verschillende departementale begrotingen om vertraging in het behalen van de klimaatdoelstellingen te voorkomen. Het Klimaatfonds is bedoeld om op middellange termijn middelen te reserveren en beschikbaar te stellen voor een aantal additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet.

Voor de kortere termijn stuurt het kabinet daarnaast nog op het realiseren van de doelstelling van 16% duurzame energie in 2023, die nog voortvloeit uit het Energieakkoord. Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK een mix van normerende en beprijzingsinstrumenten en subsidies in, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren. Om uitvoering te geven aan het Urgendavonnis moet Nederland in 2020 en de jaren daarna de CO2-uitstoot met minimaal 25% reduceren ten opzichte van 1990. Hiertoe heeft het kabinet de afgelopen jaren op verschillende momenten maatregelen aangekondigd.

Het kabinet zal twee keer per jaar over de voortgang van het klimaatbeleid rapporteren, aansluitend bij de begrotingscyclus. In het najaar wordt in de Klimaatnota verantwoording afgelegd over de resultaten van het Klimaatbeleid aan de hand van informatie uit het Dashboard Klimaatbeleid en de cijfers over gerealiseerde emissies en ramingen uit de Klimaat en Energieverkenning (KEV) 2023. Om de begrotingscyclus en de Klimaatwetcyclus beter op elkaar aan te sluiten zal het kabinet dit jaar met Prinsjesdag in een aparte brief reageren op de kerncijfers van het PBL over de emissies, waarin het aanvullend klimaatpakket uit de Voorjaarsbesluitvorming wordt meegenomen. Op 26 oktober verschijnt de definitieve Klimaatnota conform de Klimaatwet en de volledige KEV 2023 die naast de raming voor emissies ook de ramingen voor hernieuwbare energie en energiebesparing bevat.

De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Elektriciteitswet 1998, de Gaswet, de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort.

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2- en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie en het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales zijn hier onderdeel van.

Stimuleren

  • Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

  • Op basis van de concept-Instellingswet voor het Klimaatonds heeft de Minister voor Klimaat en Energie de rol van fondsbeheerder van het Klimaatfonds. De minister biedt de Tweede Kamer elk voorjaar een meerjarenprogramma en -begroting aan van het Klimaatfonds. Om vertraging in het behalen van de klimaatdoelstellingen te voorkomen is in 2023 voor het eerst een meerjarenprogramma aan de Tweede Kamer aangeboden.

Energiebeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale energiebesparingsbeleid op basis van het indicatieve nationale doel en sectorale streefwaarden, met het oog op het door Nederland nakomen van de in EU-verband gemaakte afspraken over energiebesparing (Europese Energie-Efficiency Richtlijn).

  • Het regisseren van de realisatie van grote energieinfrastructuur-projecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; EZK is samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van energieprojecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen.

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde energietransitie, inclusief winning van onze bodemschatten met een daarbij behorend uitvoerings- en kennisprogramma.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen.

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED).

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn energie-efficiëntie (EED).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.

  • Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.

  • Het stimuleren van de transitie naar een schone, betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening.

De voortgang van het Klimaatbeleid wordt gemonitord in de Monitor Klimaatbeleid en (vanaf 2021) in het bijbehorend online dashboard. Hieronder is een selectie van relevante indicatoren opgenomen die specifiek relevant zijn in relatie tot de EZK-begroting. Sommige zijn ook te vinden in de Monitor Klimaatbeleid, andere zijn uit andere bronnen afkomstig.

Tabel 35 Prestatie-indicatoren behorend bij Klimaat- en energiebeleid

Prestatie-indicatoren

2017

2018

2019

2020

2021

20221

Ambitie 2030

Bron

Emissies ETS-sectoren (Mton CO2-eq)

91,4

87,4

83,7

74,1

74,2

68,5

n.v.t.

emissieregistratie.nl

Emissies niet-ETS-sectoren (Mton CO2-eq)

101

99,8

97,7

90,7

93,6

85,5

n.v.t.

emissieregistratie.nl

Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

14,2%

16,4%

18,9%

26,2%

24,9%

30,8%

55%

emissieregistratie.nl

Aandeel duurzame energie (% van het totale energieverbruik)

6,60%

7,40%

8,80%

11,50%

12 ‒ 13,4%

n.n.b.

n.v.t.

PBL, KEV 2022: CBS

Prestatie-indicatoren elektriciteit

        

Gerealiseerd vermogen hernieuwbare elektriciteit op zee (MW)

957

957

957

2.460

2.460

3.160

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid2

Gerealiseerd vermogen hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon-pv in MW)

6.156

8.044

10.753

15.109

22.051

30.622

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid2

Gerealiseerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse (MW)

 

1,1

1,1

2

2

3

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid3

Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh

79

67

68

51

50

51

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid4

Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh

125

110

95

80

66

63

n.v.t.

Monitor klimaatbeleid 2022 en Dashboard Klimaatbeleid4

Prestatie-indicatoren industrie

        

Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton

1.830.466

2.560.195

3.215.997

3.688.000

n.b.

n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (PJ)

32

46

57

66

n.b.

n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in €1000)

275.438

422.999

400.000

348.000

358.000

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid5

Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassa (PJ)

3,10

3,38

4,50

6,35

n.n.b.

n.n.b.

n.v.t.

Dashboard Klimaatbeleid

1

Alle cijfers die genoemd worden voor 2022 zijn voorlopig. De realisatie in 2022 van de indicatoren die gebaseerd zijn op de Klimaatmonitor is pas in november 2023 beschikbaar (KEV2023). Ook de cijfers van het RIVM en ACM over 2022 zijn nog niet beschikbaar.

2

CBS (2022) Hernieuwbare elekticiteit: productie en vermogen (Statline).

3

CBS, Waterstofbalans in relatie tot energiestatistiek.

4

PBL (2022) Eindadvies basisbedragen SDE++ 2022.

5

De convenanten MJA/MEE zijn stopgezet. Er zijn dus geen gegevens meer beschikbaar.

Voor het aandeel duurzame energieproductie is een ambitie geformuleerd voor 2020 (14%) en 2023 (16%).

De gerealiseerde hernieuwbare elektriciteit op land betreft waterkracht, wind op land, zon en biomassa voor elektriciteit. Meer informatie is te vinden bij de NEa (o.a. voor het klimaatbeleid en het Emissions Trading System). Overige informatieve links zijn: EBN, PBL (feiten en cijfers over energie en energievoorziening), CBS (Energiebalans: aanbod, omzetting en verbruik), RVO.nl (publicaties en documenten inzake duurzame energieproductie), energieopwek.nl (online benadering van dagelijks opgewekte duurzame energie).

Tabel 36 Kengetallen in afgelopen jaren verstrekte subsidies (bedragen x € 1.000)

Kengetallen

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Bron

1. Aantal energieprojecten dat subsidie ontvangt op basis van MEP, SDE of SDE+

13.495

15.597

19.034

23.627

27.848

n.n.b.

RVO.nl

waarvan aantal windparken op land

322

416

513

617

773

n.n.b.

 

waarvan aantal windparken op zee

4

4

3

8

8

n.n.b.

 

waarvan aantal zon-PV projecten

12.730

14.715

18.025

22.483

26.450

n.n.b.

 

waarvan aantal biomassa-projecten

397

410

430

445

518

n.n.b.

 

waarvan aantal overige (covergisting, wkk, geothermie e.d.)

42

52

63

74

99

n.n.b.

 

2. Bedrag verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

11.050

0

0

0

8.250

n.n.b.

RVO.nl

Aantal verstrekte garanties garantieregeling aardwarmte

1

0

0

0

1

n.n.b.

 

3. Bedrag uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

24.380

20.988

15.978

8.968

18.853

n.n.b.

RVO.nl

Aantal uitgekochte woningen op basis van uitkoopregeling

64

56

44

24

49

n.n.b.

 

4. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de Tenderregeling Energie-innovatie

105

230

128

721

831

79

RVO.nl

5. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de DEI/DEI+

22

15

87

50

861

36

RVO.nl

6. Aantal gesubsidieerde projecten op basis van de HER

26

21

18

151

161

13

RVO.nl

7. Aantal deelnemende bedrijven bij TKI

1.400

1.800

2.100

2.350

2.555

2.800

RVO.nl

8. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI

1.822

1.951

2.021

1.918

2.026

n.n.b.

ACM

9. Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - C3

72%

74%

75%

72%

72%

n.n.b.

ACM

10. Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI

1.821

1.949

1.949

1.941

2.048

n.n.b.

ACM

11. Concentratiegraad in de retailsector gas - C3

72%

74%

72%

73%

73%

n.n.b.

ACM

12. Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

24

27

20

21

20

n.n.b.

ACM

1

De aantallen projecten voor 2020 en 2021 gecorrigeerd a.d.h.v. de meest recente data.

Beleidswijzigingen Klimaatbeleid

Uitvoering Klimaatakkoord

Het kabinet heeft, via een eerste wijziging van de Klimaatwet, de doelen voor 2030 en 2050 aangescherpt waarmee strijdigheid met de Europese Klimaatwet wordt voorkomen. Het doel van 95% CO2-reductie in 2050 is aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese Klimaatwet tot nul te reduceren. Het streefdoel van 49% CO2-reductie in 2030 is vervangen door een streefdoel van tenminste 55% CO2-reductie en is inclusief landgebruik. In het Coalitieakkoord is afgesproken om het klimaatbeleid te richten op een hogere opgave van circa 60% reductie, zodat het doel in de Klimaatwet met grotere waarschijnlijkheid wordt gehaald.

Met het beleidsprogramma Klimaat, dat een aanvulling is op het Klimaatplan van 2019 en in het voorjaar van 2022 werd aangeboden aan de Tweede Kamer, is het beleid uitgewerkt dat gericht is op de hogere 2030-doelstelling. Hoewel we al veel doen om de uitstoot omlaag te brengen, is méér nodig om de doelstelling te halen: ten opzichte van 1990 stoten we op basis van de KEV 2022 in 2030 39-50% minder broeikasgassen uit. Daarom heeft het kabinet bij Voorjaarsnota 2023 een aanvullend pakket aan maatregelen gepresenteerd dat hieraan invulling geeft. Het pakket bestaat uit subsidies, normering en beprijzing. Onderdeel daarvan is ook het (eerste) ontwerp-Meerjarenprogramma voor de besteding van middelen uit het Klimaatfonds.

Klimaatfonds

In het Coalitieakkoord is afgesproken dat er een Klimaatfonds wordt ingesteld met een omvang van € 35 mld voor de periode tot en met 2030. Het Klimaatfonds is bedoeld om op middellange termijn middelen te reserveren en beschikbaar te stellen voor additionele maatregelen die bijdragen aan het behalen van de reductiedoelstellingen in de Klimaatwet, in aanvulling op bestaande maatregelen als de SDE++. Het Klimaatfonds wordt bij wet ingesteld als begrotingsfonds. Het voorstel voor de instellingswet wordt momenteel behandeld door het parlement.

In de instellingswet worden de bestedingsdoelen van het Klimaatfonds bepaald. Het Klimaatfonds heeft op basis van het wetsvoorstel als doel het faciliteren van maatregelen om de mondiale stijging van de temperatuur en de verandering van het klimaat te beperken door middel van het beschikbaar stellen van financiële middelen voor:

  • 1. een broeikasgas-neutrale energievoorziening in 2050;

  • 2. het stimuleren van de implementatie van technieken voor energie-efficiëntie en het stimuleren van de toepassing van hernieuwbare energie en overige broeikasgasreducerende technieken en maatregelen in het bedrijfsleven;

  • 3. het stimuleren van de toepassing van technieken voor energie-efficiëntie en van hernieuwbare energie in de gebouwde omgeving.

Hoewel het Klimaatfonds nog niet bij wet was ingesteld, heeft het kabinet in de begroting van 2023 voor het fonds gereserveerde middelen beschikbaar gesteld om te voorkomen dat het klimaatbeleid vertraging oploopt. Het kabinet heeft in 2022 circa € 4,0 mld overgeheveld naar departementale begrotingen voor urgente uitgaven voor het klimaatbeleid. De Minister voor Klimaat en Energie heeft dit aan uw Kamer verantwoord in de ‘Proeve van begroting Klimaatfonds’ (Kamerstuk 32 813, nr. 1090). Daarnaast is in de Voorjaarsnota 2022 circa € 0,9 mld aan de voor het fonds gereserveerde middelen onttrokken om budgettaire problematiek elders te dekken (Kamerstuk 36 120, nr. 1). In 2022 werd aan het Klimaatfonds 83 mln toegekend aan loon- en prijsbestelling.

Voorafgaand aan het begrotingsjaar 2024 resteerde daarmee circa € 30,2 mld aan beschikbare middelen voor het Klimaatfonds26. In het voorjaar van 2023 heeft de Minister voor Klimaat en Energie in het ontwerp-meerjarenprogramma Klimaatfonds 2024 aan de Tweede Kamer voorgesteld om middelen uit het Klimaatfonds beschikbaar te stellen voor verschillende voorstellen. Het definitieve meerjarenprogramma is gelijktijdig met de EZK-begroting en de Miljoenennota aan de Tweede Kamer aangeboden. De instellingswet van het Klimaatfonds is op 6 juli 2023 door de Tweede Kamer aangenomen. Aangezien het wetsvoorstel voor de instelling van het Klimaatfonds nog niet door de Eerste Kamer is behandeld, moet opnieuw een proeve van de begroting Klimaatfonds voor het begrotingsjaar 2024 opgesteld worden die ook gelijktijdig met de EZK-begroting aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.

In de proeve van de begroting van het Klimaatfonds 2024 is de stand van de middelen in het Klimaatfonds uitgebreid toegelicht. Het Klimaatfonds werkt op basis van het voorstel voor de instellingswet met een overhevelingssystematiek. De bestedingsdoelen in het wetsvoorstel zijn zoals beschreven in de memorie van toelichting uitgesplitst naar zes percelen: kernenergie, CO₂-vrije gascentrales, energie-infrastructuur, vroegefase-opschaling van hernieuwbare energiedragers, verduurzaming van de industrie en bevordering van innovatie in het mkb en verduurzaming van de gebouwde omgeving. Departementen kunnen voorstellen indienen om in aanmerking te komen voor middelen uit deze percelen.

In de proeve van de begroting van het Klimaatfonds is toegelicht voor welke voorstellen voor de verschillende percelen middelen beschikbaar worden gesteld uit het Klimaatfonds. In totaal gaat het om € 11,8 mld. De middelen worden overgeheveld naar verschillende departementale begrotingen. In bijlage 10 is een overzicht opgenomen van de Klimaatfondsmiddelen die in 2024 aan de EZK-begroting zijn toegevoegd.

Europese Klimaatdoelen

De Europese Unie heeft eind december 2020 een opgehoogd klimaatdoel aangenomen van ten minste netto 55% broeikasgasemissiereductie in 2030 ten opzichte van 1990 en het bereiken van klimaatneutraliteit uiterlijk in 2050. Deze doelstellingen zijn sinds begin 2021 in de Europese Klimaatwet verankerd.

In juli 2021 heeft de Europese Commissie het Fit-for-55-pakket gepresenteerd, bestaande uit een groot aantal voorstellen om nieuwe en bestaande klimaat- en energieregelgeving in lijn te brengen met de opgehoogde emissiereductiedoelen. Het gaat onder meer om voorstellen voor herziening van de richtlijn van het Europese emissiehandelssysteem (ETS), de Effort Sharing Regulation (ESR), de verordening voor landgebruik, verandering in landgebruik en bosbouw (LULUCF), de richtlijnen inzake energie-efficiëntie (EED) en hernieuwbare energie (RED), richtlijnen voor CO2-standaarden aan lichte voertuigen, de richtlijn energiebelasting (ETD) en een Carbon Border Adjustment Mechanism (CBAM). In december 2021 volgden voorstellen voor de Energy Performance of Buildings Directive (EPBD), een verordening voor methaanemissies en de herziening van het derde gaspakket (de interne gasmarkt en waterstof, ook wel het decarbonisatiepakket genoemd).

Voor het grootste deel van de voorstellen zijn de onderhandelingen inmiddels afgesloten. Over enkele voorstellen is een voorlopig akkoord bereikt tussen de Europese Raad en het Europees Parlement en is alleen nog formele goedkeuring nodig. De overige voorstellen bevinden zich nog in de triloogfase of worden nog in de Raad behandeld, waarbij de onderhandelingen dus nog niet zijn afgesloten. Het kabinet heeft tijdens de onderhandelingen ingezet op een ambitieuze invulling van het Fit-for-55-pakket en een snelle afronding van de onderhandelingen, zodat er voldoende tijd blijft voor implementatie richting 2030.

ETS2

De Fit-for-55 herziening van de richtlijn van het Europese emissiehandelssysteem introduceert een tweede emissiehandelssysteem voor de gebouwde omgeving, wegtransport en overige sectoren (ETS2). Voor het berekenen van de verwachtte veilinginkomsten van het ETS2 voor Nederland is het nodig om een raming te maken van het aantal te veilen emissierechten en de prijs van deze rechten. Beide zijn met onzekerheid omringd omdat ze afhangen van toekomstige marktontwikkelingen. De veiling van ETS2-emissierechten zal naar verwachting starten in 2027. Dit kan met maximaal één jaar worden uitgesteld door de Europese Commissie, indien in 2026 de energieprijzen nog te hoog liggen. Op basis van de huidige verwachtingen zal dit uitstel niet plaatsvinden en daarom wordt in deze raming uitgegaan van een start van de veilingen per 2027. Om een soepele start van de veilingen en voldoende liquiditeit op de markt te verzorgen zal in het eerste jaar 30% meer emissierechten geveild worden, welke in opvolgende jaren van de veilingvolumes zullen worden ingehouden om de borgende werking van het emissieplafond veilig te stellen. Het aantal te veilen rechten voor Nederland is gebaseerd op de verwachting van de Commissie van het totale ETS2-plafond, waar een verdeelsleutel (ook berekend door de Commissie) op toe is gepast. Het is nog erg onzeker tegen welke prijs de emissierechten zullen worden geveild. Om meer zekerheid te bieden over de prijs van de emissierechten, bevat het ETS2 diverse prijsbeheersingsmechanismen, waaronder een mechanisme dat in werking treedt wanneer de prijs van emissierechten het niveau van 45 euro bereikt (geïndexeerd op basis van het EU-indexcijfer van de consumptieprijzen voor 2020). In deze begroting wordt daarom uitgegaan van dit prijsniveau - inclusief verwachte ontwikkelingen van het EU indexcijfer - bij de berekening van de verwachtte ETS2-veilinginkomsten voor Nederland. Het is mogelijk dat de prijs hoger of lager zal uitvallen, waardoor de totale veilinginkomsten voor Nederland anders zullen uitvallen.

CO2-heffing

Per 1 januari 2023 is de minimum CO2-prijs industrie geïntroduceerd. Deze minimumprijs beoogt investeringszekerheid te bieden en geldt als bodem voor de verwachte ETS-prijs. Per 1 januari 2024 wordt het tarief van de minimum CO2-prijs aangescherpt naar aanleiding van een tariefstudie.

De nationale CO2-heffing industrie is per 1 januari 2023 aangescherpt door aanpassing van de nationale reductiefactor. Hiermee wordt ten opzichte van de reductiedoelstelling van 14,3 Mton uit het Klimaatakkoord ingezet op een extra CO2-reductie van 4 Mton CO2 in 2030, zoals is afgesproken in het Coalitieakkoord.

Verder is aangekondigd de CO­­2-heffing industrie te verlengen naar 2032. Momenteel wordt bezien en uitgewerkt in welke hoedanigheid deze verlenging kan plaatsvinden.

Beleidswijzigingen Energiebeleid

Nationaal Programma Energiebesparing

Energie die we niet gebruiken, hoeven we ook niet op te wekken, te betalen, te importeren of te transporteren. Energiebesparing is daarom essentieel voor een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam energiesysteem. Het kabinet vindt het belangrijk dat er een meer samenhangende sturing op energiebesparing komt. Het kabinet werkt daartoe aan het Nationaal Programma Energiebesparing. Binnen dit programma wordt invulling gegeven aan het indicatieve nationale doel en de sectorale streefwaarden voor energiebesparing die eind 2023 worden vastgesteld. Zodoende wordt mede invulling gegeven aan de Europese doelstellingen vanuit de Energie Efficiëntie Richtlijn (EED) op het gebied van energiebesparing.

Ondanks de aangescherpte inspanning op het klimaatbeleid die ook effect heeft op energiegebruik is de verwachting dat het huidige beleid nog niet voldoende is om de sectorale streefwaarden te realiseren. De inschatting is dat een aanscherping van beleid nodig is. Hiertoe zal het kabinet in 2024 maatregelen in kaart brengen die, in aanvulling op of als bijstelling van het beleidsprogramma, aanvullende besparing realiseren. In het najaar zal de Kamer geïnformeerd worden over de voortgang van de uitwerking van dit traject.

Windenergie op zee

Een belangrijk onderdeel van de Nederlandse aanpak voor de energietransitie is de inzet op extra windenergie op zee. Om deze extra windenergie op zee mogelijk te maken zijn er in het Programma Noordzee 2022-2027 windenergiegebieden aangewezen waarin ruimte is voor 10,7 GW extra windenergie tot en met 2030: bovenop de huidige plannen komt het dan tot een totaal van circa 21 GW rond 2030. De windparken zelf zijn subsidievrij en de kosten ervan worden verrekend via de energierekening. De kosten voor de aanlanding worden verrekend in de nettarieven van TenneT. Het realiseren van extra windenergie op zee veroorzaakt inpassingskosten voor andere sectoren. Het gaat dan onder andere om kosten die samenhangen met de borging van de scheepvaartveiligheid, de versterking en bescherming van het Noordzee-ecosysteem, sanering en innovatie van de visserijsector en een goede inpassing van de stroomaansluiting op land. Vanuit het Klimaatfonds is € 1,69 mld hiervoor gereserveerd. Het gaat daarbij alleen om incidentele kosten en investeringen. De structurele kosten voor de ruimtelijke inpassing worden doorbelast aan de windparkexploitanten. De precieze vormgeving hiervan in de vergunningssystematiek (tenders) wordt nog uitgewerkt.

Overige verduurzaming van de productie van elektriciteit

De Wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie verbiedt de inzet van kolen bij elektriciteitsproductie in centrales vanaf 2030. Daarnaast wordt ingezet op het ombouwen van gascentrales zodat deze CO2-vrij gas kunnen inzetten, onder andere door de inzet van waterstof. Daarnaast wordt gekeken of het mogelijk is om de kerncentrale Borssele langer open te houden en zet het Kabinet stappen voor de bouw van twee nieuwe kerncentrales.

Energiesysteem

De energietransitie is volop in ontwikkeling. Daarom heeft het kabinet in 2023 het concept van het Nationaal Plan Energiesysteem ontwikkeld, een visie voor het energiesysteem in 2050 en de ontwikkelpaden daar naar toe. Het kabinet geeft daarmee meer samenhangende sturing op de energietransitie om de ontwikkeling naar een circulaire en klimaatneutrale samenleving te faciliteren. Het Nationaal Plan Energiesysteem, dat de vertaling is van deze samenhangende sturing, verscheen in concept voor de zomer van 2023 zodat het mee kon worden genomen in het klimaatplan (INEK). In december 2023 verschijnt de definitieve versie.

Het ontwerp-Programma Energiehoofdstructuur (PEH) is mede namens de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening (VRO) voor de zomer 2023 aan de Tweede Kamer gestuurd. Het PEH bevat de ruimtelijke planning van de energie-infrastructuur van nationaal belang richting 2050 en voedt de nieuwe Nota Ruimte, die het kabinet o.l.v. de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening in 2024 beoogt op te leveren. 

Transitie inzet diepe ondergrond voor de energietransitie

In het verlengde van het Nationaal Plan Energiesysteem en het Programma Energiehoofdstructuur zal voor afbouw van bestaand gebruik en het realiseren van toekomstig gebruik van de diepe ondergrond een transitieplan Noordzee en een transitieplan voor activiteiten op land uitgewerkt worden. Uitgangspunt is betrokkenheid van de samenleving en maatschappelijk en politiek gedragen keuzes, zodat duidelijkheid verschaft wordt over welke activiteiten op welke plaats in Nederland uitgevoerd mogen worden. Hierbij is met name de planning van het gebruik van zoutcavernes en uitgeproduceerde gasvelden voor de opslag van energiedragers van belang.

Hernieuwbare waterstof

Het kabinet werkt aan de opschaling van hernieuwbare waterstof. Daarbij zet het kabinet in op het realiseren van elektrolysecapaciteit in Nederland (500 MW in 2025 en ten minste 4 GW in 2030) en het opzetten van importketens. Er is middels het Meerjarenprogramma 2024 € 2,1 mld uit het Klimaatfonds toegekend. Dit is onder andere bestemd voor de opschalingstender van € 250 mln voor projecten tot 50 megawatt (MW) en ondersteuning van gebruik van hernieuwbare waterstof in raffinaderijen. Het kabinet heeft ook middelen beschikbaar gesteld voor elektrolyse onshore 500 ‒ 100 MW (€ 1 mld), grootschalige waterstof (€ 125 mln) en voor de ontwikkeling van waterstofnetwerk op zee (€ 50 mln). Voor het stimuleren van import van waterstof (dragers), via H2Global, heeft het kabinet € 300 mln toegekend. Ook komt onder het Groeifondsprogramma GroenvermogenNL budget beschikbaar voor innovatieve pilots en demonstratieprojecten. Een eerste deel is sinds deze zomer al onder de DEI+ regeling beschikbaar gesteld. Voor grotere projecten is ondersteuning via de SDE++ al mogelijk. Met het Meerjarenprogramma 2025 is er circa € 5,4 mld gereserveerd voor waterstofmaatregelen uit het Klimaatfonds.

Energie-innovatie en opschaling

Het energie-innovatie instrumentarium is geëvalueerd gedurende 2022-2023. Hierbij gaat het om de subsidieregelingen onder de vlag van de Topsector Energie, MOOI, DEI+ en HER+. De uitkomsten van het evaluatieonderzoek zijn in juli 2023 met de Tweede Kamer gedeeld via een kamerbrief (Kamerstuk 32 813, nr. 1287). Ook is de herijking van de Integrale Kennis en Innovatie Agenda Klimaat en Energie (IKIA) en Meerjarige Missiegedreven Innovatieprogramma’s (MMIP’s) voor de zomer afgerond. De conclusies en aanbevelingen van het evaluatieonderzoek zal tezamen met de herijkte innovatieprogramma’s gebruikt worden om de innovatie-inzet verder te ontwikkelen.

Risicobeleid

De verantwoordelijkheid om randvoorwaarden te creëren voor een veilige en verantwoorde energietransitie krijgt gestalte in de vorm van een set interdepartementale uitgangspunten en handreikingen waarin het huidige niveau van veiligheid ten minste wordt gewaarborgd en zo mogelijk wordt verbeterd, wanneer dat mogelijk is rekening houdend met de andere publieke belangen rond de energietransitie, zoals de voortgang, de betrouwbaarheid, de ruimtelijke inpasbaarheid en de betaalbaarheid. De uitgangspunten en handreikingen zijn gericht op beleidsvorming, vergunningverlening, communicatie en toezicht. De andere overheden zullen worden uitgenodigd deze uitgangspunten ook toe te passen. Een bijpassend uitvoeringsprogramma moet zorgen voor verdere concretisering van de nieuwe werkwijze ten aanzien van onder meer het toepassen van het specifiek vereiste basisveiligheidsniveau bij nieuwe technologieën, het omgaan met onzekerheid en voorzorg, het toepassen van «safe by design» als uitgangspunt, het leren van incidenten zonder beleidsmatige overreactie, het omzetten van de nieuwe werkwijze in beleid en regelgeving voor specifieke technologie en het correct toepassen van de nieuwe werkwijze in grote projecten. Een adviescommissie van bestuurders en wetenschappelijk deskundigen zal door de Minister voor Klimaat en Energie en de Staatssecretaris van Infrastruc-tuur en Milieu worden ingesteld om te adviseren bij dilemma’s rond het omgaan met risico’s en de hiervoor genoemde uitgangspunten. Daarnaast wordt, in samenwerking met de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, een breed meerjarig onderzoeksprogramma opgezet voor verdieping van het begrip van de fysieke risico’s bij alle aspecten van de energietransitie (zoals aangekondigd in Kamerstuk 32 813, nr. 813), naar analogie van het onderzoeksprogramma naar klimaatadaptatie.

Daarnaast wordt een breed meerjarig onderzoeksprogramma opgezet voor verdieping van het begrip van de fysieke risico’s bij alle aspecten van de energietransitie (zoals aangekondigd in Kamerstuk 32 813, nr. 813), naar analogie van het onderzoeksprogramma naar klimaatadaptatie.

Regionale Energiestrategieën

Overal in Nederland hebben RES regio’s een bod gedaan voor hernieuwbare elektriciteit op land (wind en zon) en een regionale energiestrategie opgesteld. Op 1 juli 2021 hebben de 30 RES-regio’s hun RES 1.0 opgeleverd. Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) heeft de RES 1.0 geanalyseerd. De PBL-analyse laat zien dat de RES-regio's op de goede weg zijn. De voorstellen vanuit de RES regio’s tellen op tot circa 55 TWh. PBL geeft aan dat naar schatting tussen 35,4 TWh en 46,4 TWh daadwerkelijk wordt gerealiseerd in 2030, met een middenwaarde van 40,8 TWh.

Met de oplevering van de RES 1.0 komen we in de uitvoerende fase van het RES-proces. Hierin werken de RES’en van plannen op hoofdlijnen naar steeds concretere plannen, richting realisatie van de 35TWh in 2030. In 2023 wordt door PBL wederom een analyse gemaakt om de vorderingen van het RES bod te monitoren nu we richting de uitvoerende fase gaan.

Het Nationaal Programma (NP) RES ondersteunt de regio's bij het maken van de RES'en door kennis te ontwikkelen en te delen, procesondersteuning te bieden en een lerende community te faciliteren.

Energiebelasting en Opslag Duurzame Energie- en klimaattransitie

Over het verbruik van elektriciteit en aardgas moet energiebelasting worden betaald.

Het kabinet verhoogt de energiebelasting voor aardgas en verlaagt de energiebelasting voor elektriciteit vanaf 2024. De overheid wil hiermee stimuleren dat huishoudens vaker kiezen voor elektrische warmteopties, zoals warmtepompen. Of voor duurzame warmteopties, zoals aardwarmte. Dit doet het kabinet door de belasting op aardgas te verhogen en de belasting op elektriciteit te verlagen, de tariefstructuur minder degressief te maken en verschillende specifieke fiscale regelingen af te schaffen. Hierdoor worden investeringen in verduurzaming gestimuleerd en zal de energiebelasting beter bijdragen aan de klimaat- en energietransitie.

Per 2023 zijn de ODE-tarieven opgenomen in de tarieven van de Energiebelasting en vanaf 2024 wordt de ODE opgeheven.

SDE++

De SDE++ levert een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren van de klimaat- en energietransitie. Het kabinet heeft daarom besloten om op basis van de huidige inzichten in de kasramingen een deel van de SDE-middelen in te zetten voor een openstellingsbudget van € 8 mld in 2024. Voor het verbeteren van de SDE++ vanaf 2024 zijn twee nog op te leveren onderzoeken van belang. In de eerste plaats worden de eerste drie jaar van de SDE++ (2020-2022) geëvalueerd. De resultaten van dit onderzoek worden begin 2024 verwacht. In de tweede plaats vindt onderzoek plaats naar hoe zon en wind in de toekomst gestimuleerd kunnen worden. Hiervan worden de resultaten in het najaar van 2023 verwacht. Deze evaluaties worden gebruikt om de SDE++ vanaf 2024 vorm te geven.

Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw)

De verduurzaming van de gebouwde omgeving zal naar verwachting voor ongeveer een derde van de woningen middels collectieve warmtenetten plaatsvinden. De Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) heeft als doel om gemeenten voldoende sturingsmogelijkheden en bevoegdheden te geven ten aanzien van realisatie van collectieve warmtevoorzieningen. Dit zal resulteren in collectieve warmtevoorziening die voor iedereen in de wijk een betaalbaar, betrouwbaar en duurzaam alternatief is voor aardgas. Bewoners, gebouweigenaren, gemeenten en bedrijven hebben behoefte aan duidelijkheid. De planning is om de Wcw 1 januari 2025 inwerking te laten treden. Om de realisatie van warmtenetten te stimuleren is in 2023 de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) opengesteld voor het afdekken van de onrendabele top van het warmtenet. Het betreft een meerjarige openstelling voor cumulatief € 1,6 mld uit het Klimaatfonds.

Leveringszekerheid gas

In 2022 en 2023 is hard gewerkt aan het terugdringen van de afhankelijkheid van de import van aardgas uit Rusland, enerzijds door besparing en versnellen van de energietransitie en anderzijds door het diversifiëren van importstromen en maatregelen om de leveringszekerheid te borgen. Onder meer is de LNG-importcapaciteit in Nederland in 2022 verdubbeld en wordt richting 2025 en 2026 door marktpartijen gewerkt aan verdere uitbreiding van de LNG-importcapaciteit. Daarnaast zijn maatregelen getroffen om de gasopslagen voor ten minste 90% te vullen. Onder meer wordt een subsidiemaatregel ingericht voor het vullen van gasopslag Bergermeer in het vulseizoen 2023 en is een subsidieopdracht verstrekt aan EBN (Kamerstuk 29 023, nr. 394). De kosten hiervoor worden teruggehaald via een heffing. Mogelijk zijn in 2024 vergelijkbare maatregelen nodig om de gasopslagen te vullen.

Als gevolg van de oorlog in Oekraïne zijn ook sancties noodzakelijk. In het In het vijfde sanctiepakket van de Europese Unie van 8 april 2022 is afgesproken dat alle aanbestedende diensten en speciale sectorbedrijven (gemeenten, onderwijsinstellingen, waterschappen etc.) in Nederland hun energiecontracten met Russische partijen moesten opzeggen voor 10 oktober 2022. Voor een specifieke groep aanbestedende diensten die door deze maatregel is getroffen, is een tegemoetkoming voorzien (Kamerstuk 36045, nr. 161).

Uitwerking landenspecifieke aanbevelingen (motie Schouw)

De Europese Commissie heeft in 2020 een landenspecifiekeaanbeveling gedaan om investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie. Het kabinet erkent in zijn reactie dat een ambitieus klimaat- en energiebeleid en digitaliseringsbeleid essentieel is voor het toekomstige verdienvermogen van Nederland (brief van 5 juni 2020, Kamerstuk 21 501-20, nr. 1558). De ontwikkeling van duurzame infrastructuur is de inzet van het Programma Energiehoofdstructuur, waarin een nieuwe ruimtelijke planning van het energiesysteem wordt opgezet. In het Coalitieakkoord is afgesproken een Klimaatfonds in te stellen, met daarin een perceel gericht op de financiering van infrastructuur voor een duurzame energiesysteem. Voor de ontwikkeling van het efficiënt reduceren van CO₂-emissies is de SDE+ in 2020 verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO₂-reductie: de SDE++. Voor maatregelen die kosteneffectief bijdragen aan CO₂-reductie, maar die op dit moment niet onder de SDE++ vallen, is eveneens een specifiek perceel binnen het Klimaatfonds ingericht dat zich richt op de opschaling van hernieuwbare energiedragers. Over de uitwerking hiervan zal de Kamer geïnformeerd worden.

De Europese Commissie heeft in 2021 vooralsnog geen landenspecifieke aanbevelingen gedaan voor het beleid op het gebied van klimaat en energie.

Tabel 37 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

28.512.525

26.544.630

11.775.356

2.473.709

2.269.435

2.017.515

1.899.422

        

Uitgaven

8.880.062

8.375.216

4.543.049

4.074.300

6.525.875

6.467.639

6.433.953

        

Subsidies (regelingen)

4.912.846

7.074.752

3.605.154

2.935.359

5.396.465

5.358.451

5.302.166

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

59.862

63.602

55.465

56.635

49.303

46.855

43.200

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

29.610

45.319

42.000

25.540

0

0

0

Energie-efficiency

1.273

2.624

2.368

2.368

2.368

2.368

2.368

Green Deals

45

462

500

500

500

500

500

Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+)

71.256

77.226

90.251

126.609

87.770

66.937

99.761

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

3.307

3.424

1.696

1.696

1.696

1.696

0

Projecten Klimaat en Energieakkoord

2.227

5.802

13.452

8.490

2.847

4.447

4.447

SDE

474.419

0

200.000

0

530.000

506.000

473.000

SDE+

398.502

485.275

307.428

591.688

2.825.146

2.748.955

2.631.795

SDE++

0

832.375

280.367

91.875

658.286

967.592

1.115.512

Aardwarmte

17.500

30.000

37.500

12.500

12.500

0

0

ISDE-regeling

249.518

591.320

686.290

806.950

272.900

97.700

97.700

Carbon Capture Storage (CCS)

2.677

3.170

4.664

3.780

5.113

5.380

5.380

Hoge Flux Reactor

6.401

6.440

6.925

6.925

6.925

6.925

6.925

Caribisch Nederland

34.887

21.777

13.344

4.144

4.144

4.144

4.144

Overige subsidies

57.565

92.897

62.391

57.391

77.393

75.058

50.133

Opschalingsinstrument waterstof

0

1000

389.000

318.000

268.000

275.000

202.000

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

496

0

0

6.000

7.691

14.839

19.372

Subsidieondersteuning verduurzaming MKB

8.424

5.489

9.000

0

0

0

0

IPCEI waterstof

45

175.724

396.815

354.716

259.271

241.515

178.645

Vulmaatregelen gasopslag

0

70.000

340.400

253.500

0

0

0

MIEK

1.039

5.908

14.450

13.040

1.500

0

0

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

0

3.337

4.087

5.212

5.212

1.000

1.000

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

0

130.000

110.000

60.000

80.000

80.000

40.000

NGF-project NieuweWarmteNu!

0

17.820

37.620

49.500

39.600

25.740

29.084

Tegemoetkoming energieprijzen 2022

3.123.553

9.345

0

0

0

0

0

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

370.240

3.797.830

100.000

0

0

0

0

Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten

0

20.000

50.000

4.000

0

0

0

Tegemoetkoming blokaansluitingen

0

513.335

178.641

0

0

0

0

Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

0

26.551

0

0

0

0

0

Investeringen waterstofbackbone

0

36.700

34.500

53.300

118.300

155.800

277.200

NGF - project Circulaire zonnepanelen

0

0

135.000

0

0

0

0

Geothermie (Klimaatfonds)

0

0

1.000

21.000

80.000

30.000

20.000

        

Leningen

1.061.400

84.000

24.000

17.000

0

0

0

Lening EBN

61.400

19.000

24.000

17.000

0

0

0

Lening EBN voor vullen Bergermeer

1.000.000

0

0

0

0

0

0

Lening InvestNL

0

65.000

0

0

0

0

0

        

Garanties

0

175.600

0

0

0

0

0

Garantie CCS/Porthos

0

175.600

0

0

0

0

0

        

Opdrachten

16.234

96.795

76.433

57.372

49.763

45.163

43.706

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

2.552

3.510

1.590

1.240

1.490

1.490

1.410

SodM onderzoek

1.153

1.914

2.188

2.303

2.481

2.500

2.500

Uitvoeringsagenda klimaat

320

153

473

473

473

473

473

Klimaat mondiaal

139

1.084

370

420

420

420

420

Onderzoek en opdrachten

12.070

65.243

47.507

36.131

28.094

23.475

22.098

Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

0

14.391

16.805

16.805

16.805

16.805

16.805

Energiehulp Oekraïne

0

10.500

7.500

0

0

0

0

        

Bijdrage aan agentschappen

106.102

146.313

131.906

126.998

124.847

121.249

115.802

Bijdrage RVO.nl

90.998

121.214

96.476

93.367

91.255

91.149

91.149

Bijdrage RDI

4.002

4.801

9.041

6.814

7.360

3.885

3.885

Bijdrage NEa

7.197

15.214

18.432

18.860

18.272

18.270

12.823

Bijdrage KNMI

1.424

1.834

2.313

2.313

2.313

2.313

2.313

Bijdrage NVWA

846

968

968

968

968

968

968

Bijdrage RIVM

0

0

2.763

2.763

2.765

2.755

2.755

Bijdrage RWS

1.635

2.282

1.913

1.913

1.914

1.909

1.909

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

134.579

151.872

150.657

149.957

147.968

147.937

147.937

Doorsluis COVA-heffing

96.233

108.639

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

TNO kerndepartement

36.965

41.324

37.580

36.880

34.891

34.860

34.860

TNO SodM

1.381

1.909

2.077

2.077

2.077

2.077

2.077

        

Bijdrage aan medeoverheden

13.236

405.853

543.993

775.121

794.513

782.579

812.082

Uitkoopregeling

2.454

2.861

0

0

0

0

0

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

10.732

13.768

16.760

12.834

10.834

0

0

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

50

389.224

527.233

762.287

783.679

782.579

812.082

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

9.110

14.031

10.906

12.493

12.319

12.260

12.260

Nuclear Research Group (NRG)

7.789

8.382

6.685

8.272

8.272

8.272

8.272

Internationale contributies

1.321

2.208

1.790

1.790

1.790

1.790

1.790

PBL Rekenmeesterfunctie

0

2.441

2.431

2.431

2.257

2.198

2.198

ILT handhaving F-gassen

0

1.000

0

0

0

0

0

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

2.626.555

226.000

0

0

0

0

0

Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

2.626.555

226.000

0

0

0

0

0

        
        

Ontvangsten

6.819.604

2.441.772

1.935.077

1.883.970

2.305.218

5.855.218

4.649.802

Ontvangsten COVA

96.233

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

111.000

Opbrengst heffing ODE (SDE++)

2.825.906

225.000

5.000

0

0

0

0

Ontvangsten zoutwinning

3.288

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

2.511

Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie

1.576.186

454.186

404.186

154.186

304.186

304.186

104.186

ETS-ontvangsten

1.135.862

1.350.000

1.400.000

1.450.000

1.700.000

5.250.000

4.250.000

Diverse ontvangsten

116.008

235.575

12.380

17.798

39.046

39.046

33.630

Heffing gasleveringszekerheid

0

0

0

148.475

148.475

148.475

148.475

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

1.002.656

0

0

0

0

0

0

Opbrengsten tenders Wind op Zee

63.465

63.500

0

0

0

0

0

Tabel 38 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

28.512.525

26.544.630

11.775.356

2.473.709

2.269.435

2.017.515

1.899.422

waarvan garantieverplichtingen

799.000

219.800

     

waarvan overige verplichtingen

27.713.525

26.324.830

11.775.356

2.473.709

2.269.435

2.017.515

1.899.422

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 39 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2024

juridisch verplicht

51%

bestuurlijk gebonden

48%

beleidsmatig gereserveerd

1%

nog niet ingevuld/vrij te besteden

%

Juridisch verplicht

Van het voor 2024 beschikbare budget is 51% juridisch verplicht.

  • Subsidies (regelingen): het percentage juridisch verplicht (40%) wordt vooral veroorzaakt door de langjarige verplichtingen die voor de subsidieregelingen HER+, ISDE, MOOI/TSE en DEI+ zijn aangegaan en die in 2024 uitbetaald dienen te worden. Ook voor het Flankerend beleid Wind op zee, dat vanuit het SDE+-budget gefinancierd wordt, worden met name voor de locatieonderzoeken voor windparken op zee langjarige verplichtingen aangegaan. Daarnaast is ook aan TenneT een langjarige subsidie toegezegd voor de aanleg van het net op zee. Ook wordt een deel van de toezegging aan Denemarken voor de statistische overdracht in 2024 uitbetaald. Voor het waterstof-backbone project wordt naar verwachting in 2023 een omvangrijke subsidieverplichting naar de Gasunie aangegaan die tot een aanzienlijke kasbetaling in 2024 zal leiden. Tenslotte zullen ook de openstellingen van de IPCEI-waterstofprojecten (golf 1, 2, 3 en 4) en doorwerking van de vulmaatregelen gasopslagen en het tijdelijk prijsplafond 2023 leiden tot grote kasgevolgen voor 2024.

  • Leningen: de lening aan EBN is voor 96% juridisch verplicht.

  • Opdrachten: circa 25% van het in 2024 voor opdrachten beschikbare budget is juridisch verplicht, met name bij de energienoodhulp aan Oekraíne, de RCR-projecten en de kernenergieprojecten is een flink deel van het beschikbare budget al jurigisch verplicht.

  • Bijdragen aan agentschappen: de odrachten aan de agentschappen worden voorafgaand aan het begrotingsjaar verstrekt en zijn daarmee 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan ZBO's/RWT's: hier speelt vooral de doorsluis van de COVA-heffing aan de Stichting COVA voor het aanhouden van strategische olievoorraden. Omdat dit een wettelijke taak is, is dit voor 100% juridisch verplicht.

  • Bijdragen aan medeoverheden: dit budget is voor 98% jurigisch verplicht, omdat de verplichtingen hiervoor in 2024 meerjarig zijn aangegaan.

  • Bijdragen aan (inter)nationale organisaties: het voor 2024 beschikbare budget is voor 64% juridisch verplicht, vooral omdat de bijdrage aan NRG voor 2024 juridisch verplicht is.

Bestuurlijk gebonden

Het percentage bestuurlijk gebonden (48%) wordt deels bepaald door de afspraak dat middelen die overblijven op de SDE, de SDE+, de SDE++, de ISDE en de HER+ beschikbaar moeten blijven voor latere investeringen in duurzame energieproductie of CO2-reductie en dus in de reserve duurzame energie en klimaattransitie gestort moeten worden. Ook de middelen die vooruitlopend op de vorming van het Klimaatfonds in 2024 al aan de EZK-begroting zijn toegekend zijn gebonden: eventueel in 2024 overblijvende middelen schuiven door naar 2025, mits de Europese begrotingregels hier ruimte voor bieden, of vloeien terug naar het Klimaatfonds. Hetzelfde geldt voor de middelen die vanuit het Nationaal Groeifonds (NGF) beschikbaar zijn gesteld: ook de onderuitputting op deze middelen schuift of door naar 2025 of vloeit terug naar het NGF.

Beleidsmatig gereserveerd

Het kleine budget aan middelen dat nog resteert (1%) is beleidsmatig gereserveerd, onder andere voor het voeren van publiekscampagnes, het doen van onderzoek ter ondersteuning van het mijnbouwbeleid en het klimaatbeleid en voor het uitvoeren van projecten in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR), op het gebied van de leefomgeving, van het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) en het Meerjarenprogramma Energie en Klimaat (MIEK)

Subsidies

Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

De Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie (MOOI) regeling ondersteunt integrale innovatieve oplossingen die wezenlijk bijdragen aan het realiseren van de doelen uit het Klimaatakkoord. De MOOI stimuleert een brede samenwerking van bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en overheden die samen een consortium kunnen vormen en actief worden uitgedaagd om eindgebruikers, ontwikkelaars en vernieuwers en uitdagers uit het MKB te betrekken. Op die manier hebben innovaties een grotere kans op succes. De MOOI richt zich op de thema’s 'Wind op zee', 'Hernieuwbare energie op land', «Gebouwde omgeving» en 'Industrie'. De Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP's) van de Topsector Energie beschrijven de innovatieopgaven van deze klimaatdoelen en vormen de basis voor de inhoud van de MOOI-regeling. De MOOI-regeling wordt breed opengesteld, mede met een bijdrage vanuit het Ministerie van BZK en vanuit artikel 2 van de EZK-begroting. De MOOI-regeling wordt elke twee jaar opengesteld: in 2024 is een nieuwe openstelling voorzien. De MOOI-regeling is grotendeels in de plaats gekomen van de aparte TSE-subsidiemodules, om zo meer focus te leggen op de ontwikkeling van integrale innovatieve concepten en bredere benodigde samenwerkingsverbanden gericht op CO2-reductie. Er zijn echter nog enkele andere TSE-subsidiemodules waarin kleinere innovatieve projecten gefaciliteerd kunnen worden voor de gebouwde omgeving, de industrie, op het gebied van systeemintegratie en brandstoffen. Hiervoor is een jaarlijkse openstelling voorzien.

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

De subsidie Hernieuwbare Energietransitie (HER+) heeft als doel om de klimaat- en energiedoelstellingen tegen minder kosten te realiseren door innovatieve projecten. De innovaties uit de gesubsidieerde projecten moeten leiden tot een besparing op de toekomstige uitgaven aan subsidies voor de Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en klimaattransitie (SDE++). De regeling werkt daarom als een soort voorportaal van de SDE++ en wordt gefinancierd uit een afgezonderd deel van de SDE-middelen. De regeling is inmiddels verbreed van hernieuwbare energieproductie naar CO2-reductie in lijn met de SDE++.

Energie-efficiëntie

EZK financiert projecten ter realisatie van het Uitvoeringsprogramma Energiebesparing. Het Uitvoeringsprogramma is gericht op de realisatie van CO2-reductie en het behalen van de energiebesparingsdoelen in het Klimaatakkoord.

Green Deals

Green Deals zijn gericht op het ruimte geven aan vernieuwende initiatieven uit de samenleving om de transitie naar een duurzame economie te versnellen. De Green Deal aanpak is sinds 2011 een onderdeel van het groene groei beleid van de opeenvolgende kabinetten. Zij kunnen een waardevolle bijdrage leveren aan de innovatie, opschaling en uitrol van de afspraken in het Klimaatakkoord. De onderwerpen van deze energiedeals zijn zeer divers, variërend van participatie van de omgeving, kennisdeling, technische en juridische verkenningen in relatie tot duurzame energieprojecten, veiligheidsaspecten, energiebesparing, warmtenetten, aardwarmte tot elektrisch vervoer. Green Deals zijn grotendeels budgetneutraal: er is een kleine hoeveelheid procesgeld (€ 0,5 mln per jaar) beschikbaar om initiatieven verder te brengen. Een compleet overzicht van Green Deals is te vinden op: http://www.greendeals.nl/.

Demonstratieregeling Energie-en Klimaatinnovatie (DEI+)

De Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) komt voort uit het Energieakkoord en is vanaf 2019 in lijn gebracht met het Klimaatakkoord. De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van energie- en klimaatinnovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductieopgaven. Flexibilisering van het energiesysteem, omgevingsveiligheid en optimale ruimtelijke benutting van het energielandschap horen daar ook bij. Het Ministerie van BZK maakt tevens gebruik van de DEI+-regeling voor het faciliteren van zijn beleidsterreinen op het gebied van de gebouwde omgeving (stimuleren hybride warmtepompen en isolatiemaatregelen). Ook in 2024 is een openstelling voorzien. Vanuit het Klimaatfonds is totaal € 100 mln toegekend voor het demonstreren van vergassingsprojecten op schaal voor de productie van groen gas, biobrandstoffen en biogrondstoffenvergassing.

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

Bij amendement (Kamerstuk 34 550 XIII, nr. 117 en Kamerstuk 37 775 XIII, nr. 113) heeft de Tweede Kamer gevraagd om de instelling van een Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS) die tot doel heeft innovatieve manieren om de scheepsbouw te verduurzamen te stimuleren. Op basis van de tussentijdse evaluatie (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 83) zijn middelen gereserveerd om deze regeling tot en met 2022 open te stellen voor een bedrag van € 4,6 mln per jaar. Op basis van het bij de begrotingsbehandeling 2023 ingediende amendement-Van Strien c.s. (Kamerstuk 35 200 XIII, nr. 85) over de verlenging van de SDS is voor het jaar 2023 nog eenmalig een openstellingsbudget van € 3 mln beschikbaar gekomen. De in de tabel opgenomen bedragen betreffen de betalingen op de subsidiebeschikkingen die zijn of worden afgegeven op basis van de openstellingen uit de jaren tot en met 2023.

Projecten Klimaat- en Energieakkoord

Vanuit dit budget worden diverse projecten gefinancierd ter ondersteuning van het Klimaatakkoord, zoals publiciteitscampagnes ter ondersteuning van het klimaatbeleid, monitoring en evaluatie van het klimaatbeleid, de Wetenschappelijke Adviesraad Klimaat en het Burgerforum.

Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE)

De regeling Stimulering Duurzame Energieproductie (SDE) is de opvolger van de regeling Milieukwaliteit van de Elektriciteitsproductie (MEP). De SDE is een exploitatiesubsidie die het verschil vergoedt tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. Met ingang van 2013 is de SDE omgevormd en aangepast tot de SDE+. Vanwege de sterk gestegen energieprijzen is de onrendabele top voor 2023 nihil: het voor 2023 beschikbare budget is in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, vandaar dat er voor 2023 geen budget meer beschikbaar is.

Stimulering Duurzame Energieproductie+ (SDE+)

In het Energieakkoord voor duurzame energie is afgesproken dat Nederland in 2020 een aandeel van 14% hernieuwbare energieproductie zou moeten hebben. Verder is afgesproken dat dit aandeel in 2023 16% zal zijn. Het belangrijkste instrument dat het kabinet heeft om dit te realiseren is de SDE+. De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Uit het SDE+-budget wordt ook de aanleg van het net op zee door TenneT en het flankerend beleid rond SDE+ en Wind op Zee gefinancierd.

In 2022 is binnen het SDE+-budget voor de realisatie van 21GW windenergie op zee tot en met 2030 een bedrag van € 150 mln gereserveerd. Hiermee wordt de voorbereiding, inpassing en uitvoering door het Rijk van de uitrol van wind op zee mogelijk gemaakt. Met de middelen worden met name (locatie)onderzoeken gefinancierd: geotechnisch onderzoek naar de bodemcondities en onderzoek naar windsnelheden, morfologie, archeologie en ecologie. De middelen zijn niet alleen voor EZK bestemd, maar ook voor de ministeries van IenW, LNV en (voor een klein deel) J&V: hun aandeel zal al naar gelang hun financieringsbehoefte naar de verschillende departementale begrotingen worden overgeheveld. Naast deze € 150 mln is in 2023 € 127 mln aan opbrengsten van de tenders wind op zee Hollandse Kust (West) aan het beschikbare SDE+-budget toegevoegd. Ook is in 2023 € 72,3 mln aan door RVO terugontvangen SDE-subsidievoorschotten aan het SDE+-budget toegevoegd om de tekorten op het flankerend beleid Wind op Zee te dekken.

Om dezelfde reden als bij de SDE-regeling (onrendabele top die nihil is geworden) is het voor de uitfinanciering op de SDE+-regeling zelf beschikbare budget in de jaren 2023, 2024 en 2025 bij 1e suppletoire begroting 2023 met in totaal € 4,3 mld afgeroomd ter financiering van het tekort dat was ontstaan door het energiepakket (waaronder het prijsplafond 2023). Het budget voor 2025 is daarnaast met € 1,65 mld afgeroomd ter financiering het het pakket aan klimaatmaatregelen dat het huidige kabinet heeft gepresenteerd (Kamerstuk32 813, nr. 1230).

Stimuleringsregeling Duurzame Energieproductie en Klimaattransitie (SDE++)

Met ingang van de najaarsronde 2020 is de SDE+ omgevormd tot de SDE++, zodat naast hernieuwbare energieproductie ook CO₂-reducerende technologieën in aanmerking komen voor subsidie. Doordat in de SDE++ (net als in de SDE+) goedkopere projecten voorrang hebben bij het verkrijgen van subsidie en er concurrentie is tussen verschillende vormen van CO₂-reducerende technologieën, zal op de meest kosteneffectieve wijze de reductie van CO₂ worden gestimuleerd. De totale uitgaven zijn afhankelijk van de beschikbare projecten en de ontwikkeling van de ETS- en de energieprijs. Voor de SDE++ geldt dat de openstelling 2023 (€ 8 mld) geheel in 2023 verplicht zal worden: hiermee is in het beschikbare verplichtingenbudget voor 2023 rekening gehouden. Voor de openstelling 2024 wordt eveneens rekening gehouden met een openstelling van de SDE++ van € 8 mld. Uit het SDE++-budget worden ook de nadeelcompensatie van de productiebeperking van de kolencentrales en de statistische overdracht met Denemarken gefinancierd. In het budget voor 2024 wordt opnieuw uitgegaan van een subsidieloze tender Windenergie op Zee.

Doordat ook bij de SDE++-regeling sprake is van vrijwel geen uit te betalen subsidievoorschotten als gevolg van de gestegen energieprijzen, ontstaat er incidenteel € 300 mln ruimte in de SDE++-middelen voor 2025 die is ingezet ter financiering van het op 26 april 2023 gepresenteerde klimaatpakket (zie ook bij SDE+).

Inclusief de middelen uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie is er in de meerjarencijfers in de periode 2023-2032 € 36,5 mld beschikbaar (€ 33,0 mld aan budget en € 3,5 mld resterend in de reserve ultimo 2032) voor uitgaven voor de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ en de ISDE, alsmede voor de uitvoeringskosten van deze duurzame energietransitieregelingen. Deze beschikbare middelen zijn gebaseerd op:

  • 1. de bij het Energieakkoord gemaakte raming van de benodigde kasmiddelen voor de doelstellingen van 14% duurzame energie in 2020 en 16% in 2023;

  • 2. de middelen die in het kader van het Klimaatakkoord meerjarig zijn toegevoegd;

  • 3. de middelen die van 2023 tot en met 2028 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-III meerjarig uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE+-budget zijn toegevoegd (totaal € 1,7 mld);

  • 4. de middelen die in 2022 conform de afspraak in de startnota van het kabinet Rutte-IV uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie aan het SDE++-budget zijn toegevoegd (€ 1,572 mld).

  • 5. Middelen die vanuit het Klilmaatfonds aan de EZK-begroting zijn toegevoegd.

Tabel 40 Beschikbare middelen en kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

MEP

SDE

SDE+

SDE++

HER+

ISDE

Uitvoeringskosten RVO.nl

Totaal

Meerjarencijfers 2023 t/m 2032

0

2.537

19.4571

7.5932

113

2.945

357

33.002

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie per 1-1-2023

73

702

4.038

92

24

102

 

5.030

Geplande meerjarige stortingen in begrotingsreserve (2023-2032)

 

226

     

226

Geplande meerjarige onttrekkingen aan begrotingsreserve (2023-2032)

 

‒ 700

‒ 1.040

    

‒ 1.740

Totaal beschikbaar 2023-2032

73

2.765

22.455

7.685

137

3.047

357

36.518

Totaal openstaande juridische verplichtingen over periode 2023-2032 per 01/01/2023

0

4.007

30.660

8.647

50

46

36

43.446

- waarvan op subsidiebeschikkingen MEP, SDE of SDE+

0

4.007

28.498

8.447

   

40.952

- waarvan op flankerend beleid

  

151

    

151

- waarvan op subsidie TenneT (aanleg net op zee)

  

2.011

    

2.011

- waarvan statistische overdracht

   

200

   

200

1

Budget SDE+ is inclusief toevoeging van € 1,7 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie.

2

Budget SDE++ is inclusief de toevoeging van € 1,572 mld uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie waarover in de Startnota van het kabinet Rutte-IV afspraken zijn gemaakt.

De tussen 2023-2032 totaal beschikbare € 36,5 mld (inclusief de middelen in de begrotingsreserve) is volgens bovenstaand overzicht 100% juridisch verplicht. Maar omdat lang niet alle juridische verplichtingen (geheel) tot betaling zullen komen, zal bij de huidige inzichten € 4,8 mld nodig zijn voor uitgaven in de periode 2023-2032 op verplichtingen die tot en met 31 december 2022 zijn aangegaan op de SDE-, de SDE+- en de SDE++-regelingen. Naast de betalingen op de subsidieregelingen is ook een bedrag van bijna € 2,4 mln juridisch verplicht op het flankerende beleid, de aanleg van het net op zee door TenneT en de statistische overdracht aan Denemarken. De resterende € 29,3 mld is gereserveerd voor de subsidieverleningen die in 2023 zijn en worden afgegeven en om in de periode 2024-2032 nieuwe subsidiebeschikkingen te kunnen afgeven via de SDE++, de HER+ en de ISDE, om de productiebeperking van kolenecentrales, al het flankerend beleide rond de SDE++ en de windpareken op zee (bijvoorbeeld locatieonderzoeken) en de uitvoeringskosten van RVO te financieren.

Tabel 41 Budget duurzame energietransitieregelingen per jaar (bedragen x € 1 mln)

Beschikbare middelen

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Totaal

MEP

          

0

SDE

0

200

0

530

506

473

459

364

5

 

2.537

SDE+

485

307

592

2.825

2.749

2.632

2.421

2.207

2.648

2.591

19.457

SDE++

832

280

92

658

968

1.116

1.185

1.172

645

645

7.593

HER+

45

42

26

       

113

ISDE

591

686

807

273

98

98

98

98

98

98

2.945

Uitvoeringskosten RVO.nl

46

39

37

35

35

35

35

35

30

30

357

Totaal budget regelingen

1.999

1.554

1.554

4.321

4.356

4.354

4.198

3.876

3.426

3.364

33.002

            

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2022

5.030

         

5.030

Storting in reserve

226

         

226

Onttrekking reserve

‒ 454

‒ 404

‒ 154

‒ 304

‒ 304

‒ 104

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 1.740

Saldo stortingen en onttrekkingen per jaar

‒ 228

‒ 404

‒ 154

‒ 304

‒ 304

‒ 104

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 4

‒ 1.514

Stand reserve duurzame energie en klimaattransitie ultimo 2032

          

3.516

Stand reserve ultimo

4.802

4.398

4.244

3.940

3.636

3.532

3.528

3.524

3.520

3.516

 
            

Beschikbare middelen incl. reserve 2032 (cumulatief)

          

36.518

Tabel 42 Beschikbare middelen en geraamde kasuitloop duurzame energietransitieregelingen (bedragen x € 1 mln)
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

2031

2032

Totaal 2023-2032

SDE, SDE+, SDE++

           

Beschikbaar budget

1.318

788

684

4.013

4.223

4.220

4.065

3.743

3.297

3.235

29.586

Geraamde betalingen

1.331

355

392

345

680

1.491

2.046

2.325

2.263

2.147

13.376

waarvanSDE regelingen

14

9

7

18

353

1.171

1.752

2.045

2.073

1.957

9.399

waarvan flankerend beleid

184

122

133

87

86

91

74

75

  

852

waarvan TenneT aanleg net op zee

301

190

190

190

190

190

190

190

190

190

2.011

waarvan statistische overdracht

102

34

34

       

171

waarvan nadeelcompensatie kolencentrales

730

         

730

Over/tekort

‒ 14

432

292

3.669

3.543

2.729

2.018

1.418

1.035

1.088

16.210

HER+

           

Beschikbaar budget

45

42

26

       

113

Geraamde betalingen

36

42

26

       

104

Over/tekort

9

0

0

       

9

ISDE

           

Beschikbaar budget

591

686

807

273

98

98

98

98

98

98

2.944

Geraamde betalingen

591

686

807

273

98

98

98

98

98

98

2.944

Over/tekort

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Uitvoeringsksoten RVO

           

Beschikbaar budget

46

39

37

35

35

35

35

35

30

30

359

Geraamde betalingen

46

39

37

35

35

35

35

35

30

30

358

Over/tekort

0

0

0

0

0

0

0

0

0

0

1

De geraamde betalingen in de bovenstaande tabel van de SDE-regelingen (SDE, SDE+ en SDE++) gaat niet uit van het maximaal uit te keren bedrag aan subsidies, maar is een realistische inschatting van de verwachte kasuitloop van de afgegeven beschikkingen op basis van de verwachte intrekking van beschikkingen, van de vertraging van energieprojecten en van de ontwikkeling van de basisbedragen van de SDE+ en SDE++ in de toekomst. Budgetten die niet tot besteding komen worden in de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie gestort, zodat deze middelen beschikbaar blijven voor de subsidiëring van toekomstige duurzame energietransitieprojecten. Indien de beschikbare kasmiddelen onvoldoende zijn zal er budget aan de reserve worden onttrokken om de tekorten te dekken.

Aardwarmte

In het SCAN project werken EBN en TNO sinds 2018 samen om de ondergrond in Nederland beter in kaart te brengen, zodat inzicht verkregen kan worden in het volledige potentieel van aardwarmte in Nederland en mogelijke risico’s van geothermie beter te kunnen inschatten. Om de versnelling en ontwikkeling van aardwarmte mogelijk te maken, worden t/m 2026 extra middelen voor dit project gereserveerd om de kennis van de ondergrond verder uit te breiden.

InvesteringsSubsidie Duurzame Energie (ISDE)

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) betreft een tegemoetkoming voor investeringen in zonneboilers, warmtepompen, energiebesparende isolatiemaatregelen, aansluiting op een warmtenet en een elektrische kookvoorziening. In het Klimaatakkoord is afgesproken dat de ISDE jaarlijks voor € 100 mln wordt opengesteld. Bij amendement (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 16) is daarnaast in totaal € 100 mln, verdeeld over de jaren 2021 tot en met 2023, uit de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie toegevoegd aan het ISDE-budget ten behoeve van investeringssubsidies op het gebied van duurzame energie voor het MKB.  Vanuit de € 6,8 mld aan extra klimaatmaatregelen die in 2021 door het vorige kabinet beschikbaar is gesteld is in 2023 € 95 mln en in 2024 € 127 mln toegevoegd voor de subsidiëring van hybride warmtepompen en isolatiemaatregelen. Ook vanuit het Klimaatfonds zijn in totaal € 1.383 mln aan middelen voor de ISDE beschikbaar gekomen voor de periode 2023-2028. Na aftrek van de kosten voor de uitvoering van de regeling en de publiciteitscampagne resteert een totaalbudget voor 2024 van € 591,3 mln.

Carbon Capture and Storage (CCS)

De afvang en opslag van CO2 (CCS) wordt gezien als een onmisbare transitietechnologie in de mix van maatregelen om kosteneffectief CO2-uitstoot te reduceren in bepaalde industriële sectoren. Om CCS breed toe te kunnen passen is het belangrijk om in te zetten op (internationaal) onderzoek, grootschalige demonstratieprojecten, realiseren van kostenreductie en het wegnemen van belemmeringen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies), waarin Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven samenwerken met organisaties in Europa en Noord-Amerika. EZK heeft voor ACT I (2017-2020) ruim € 4 mln aan onderzoeksbudget beschikbaar gesteld en voor ACT II (2019-2022) € 4,5 mln. Voor ACT III (2021-2024) heeft Nederland opnieuw een bijdrage geleverd van € 4 mln. Vanaf 2022 is ACT onderdeel geworden van het Clean Energy Transition Partnership (CETP), een onderzoeksprogramma van de Europese Commissie. In 2022 heeft Nederland met € 4 mln aan de eerste ronde deelgenomen. Vanaf 2024 stelt Nederland hier jaarlijks € 2 mln voor beschikbaar.

Hoge Flux Reactor (HFR)

De HFR in Petten is eigendom van de Europese Commissie en wordt geëxploiteerd door de Nuclear Research and consultancy Group (NRG). De exploitatie van de HFR wordt ondersteund door een reeks aanvullende onderzoeksprogramma’s. De voor de HFR opgenomen middelen betreffen de Nederlandse bijdrage aan het «Aanvullend Programma» van het Gemeenschappelijk Centrum voor Onderzoek (JRC) van de Europese Commissie, dat in de HFR wordt uitgevoerd. Het voornaamste doel van het aanvullend onderzoeksprogramma van de HFR is een constante en betrouwbare neutronenflux voor experimentele doeleinden te leveren.

Caribisch Nederland

De energievoorziening op de eilanden van Caribisch Nederland kent schaalnadelen, anderzijds zijn er zeer goede mogelijkheden voor elektriciteitsproductie met wind en zon. Het Ministerie van EZK zet in op kostprijsverlaging door introductie van duurzame elektriciteitsproductie en op andere ondersteuning van de elektriciteitsbedrijven op Caribisch Nederland. Omdat in de jaren 2021, 2022 en 2023 forse subsidies zijn resp. worden verstrekt voor investeringen in de duurzame elektriciteitsproductie op de eilanden van Caribisch Nederland, zijn de uitgaven in deze jaren flink hoger dan in de jaren 2024 en verder. Ook waren de uitgaven in 2022 hoger omdat in het kader van het corona-herstelpakket er additionele subsidies aan de energiebedrijven van de eilanden zijn verstrekt om de netbeheertarieven op Caribisch Nederland in 2020 en 2021 naar 0 terug te kunnen brengen. Tenslotte zijn begin 2023 ook omvangrijke subsidies verstrekt aan de energiebedrijven van de eilanden, analoog aan de prijsplafondsubsidies in Europees Nederland.

In het kader van het koopkrachtbeleid voor 2024 stelt het kabinet extra budget beschikbaar (€ 6,2 mln) om het vaste elektriciteitstarief op de eilanden van Caribisch Nederland te kunnen verlagen naar € 0 per maand.

Overige subsidies

Vanuit dit budget het subsidiedeel gefinancerd van de WarmtelinQ, het warmtetransportnet dat door Gasunie aangelegd wordt tussen de Rotterdamse haven en Delft/Den Haag/Leiden. Daarnaast zijn vanuit het Klimaatfonds voor verschillende subsidieregelingen budgetten toegevoegd:

  • Van 2023 tot tot en met 2026 is jaarlijks € 11,25 mln beschikbaar gesteld voor het versnellen van CCS-onderzoek door EBN.

  • Van 2023 tot en met 2030 is € 1 mln per jaar toegevoegd voor het programma Verbetering Informatievoorziening Energietransitie(VIVET).

  • Voor de jaren 2024, 2025 en 2026 is € 10 mln per jaar beschikbaar om de arbeidsmarkt voor technici te ondersteunen.

  • Voor 2023 is € 60 mln beschikbaar gesteld voor een tijdelijke Correctieregeling duurzame warmte voor de glastuinbouw (motie Grinwis/Erkens, Kamerstuk 29 030, nr. 322).

  • Voor efficiëntere benutting van elektriciteitsnetten is voor de jaren 2024 e.v. jaarlijks € 23,8 mln toegevoegd t/m 2030.

  • Voor vergassing (expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidsstudies) is voor de jaren 2024 tot en met 2027 in totaal € 25 mln toegevoegd.

  • Tenslotte is voor de realisatie van zon op zee vanaf 2024 jaarlijks € 6,4 mln beschikbaar gesteld t/m 2030.

Opschalingsinstrument waterstof

In de kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) heeft het kabinet het belang onderstreept van de opschaling van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen en het creëren van nieuw, duurzaam verdienvermogen. Vanuit het Klimaatfonds wordt € 1.932 mln toegekend voor de opschaling van de productie van duurzame waterstof door middel van elektrolyse (onshore, offshore en import) en € 100 mln voor vergassingsprojecten. De opschaling moet bijdragen aan kostprijsreductie, zodat elektrolyse op termijn kan concurreren met alternatieven voor CO2-reductie. De vergassingsprojecten moerten bewijzen dat deze techniek op deze schaal werkt.

Naast deze middelen zijn uit het Klimaatfonds ook middelen beschikbaar gekomen voor het waterstofnetwerk op zee (€ 50 mln) en het de-risken van grootschalige waterstofopslag (€ 125 mln).

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

Met de SCE worden energiecoöperaties en Verenigingen van Eigenaren (VvE’s) gestimuleerd om lokaal en in coöperatief verband hernieuwbare elektriciteit op te wekken door middel van zon-PV, wind op land of waterkracht in kleinschalige projecten. Net als de SDE++ dekt de SCE de onrendabele top af door middel van een exploitatiesubsidie. De subsidie wordt uitgekeerd in de vorm van een bedrag per geproduceerde kWh.  

Subsidie ondersteuning verduurzaming MKB

Dit betreft een subsidie voor mkb’ers voor maatregelen gericht op energiebesparing en vermindering van CO₂-uitstoot van bedrijfspanden en bedrijfsprocessen. Er kan subsidie worden aangevraagd voor de kosten van professioneel advies en ondersteuning bij het nemen van dergelijke maatregelen. De subsidie is een uitwerking van de voornemens in de Kamerbrieven MKB-impacttoets Klimaatakkoord (EZK, Kamerstuk 32 637, nr. 423) en Ontwikkelingen verduurzaming bestaande utiliteitsbouw (BZK, Kamerstuk 30 196, nr. 716).

IPCEI Waterstof

In het Klimaatakkoord is opgenomen dat Nederland in IPCEI-verband (Important Projects of Common European Interest) inzet op een sterke rol voor groene waterstof in de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van andere werelddelen. Hiertoe heeft het kabinet middelen gereserveerd voor ondersteuning van Nederlandse IPCEI-projecten. Met de IPCEI-deelname beoogt het Ministerie van EZK een impuls te geven aan de ontwikkeling van de bredere waterstofmarkt en de daarvoor benodigde technologieën. Afhankelijk van een externe toets en de beoordeling van de Europese Commissie komen projecten in aanmerking voor financiële ondersteuning. Voor de eerste ronde van projecten is voor de periode 2023-2025 € 28,7 mln gereserveerd. Voor de tweede ronde is € 785 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2028 en voor de derde en vierde ronde is € 799 mln. gereserveerd tussen 2023 en 2030.

Vulmaatregelen gasopslag

In de zesde incidentele suppletoire begroting op de begroting 2022 is het parlement om autorisatie verzocht voor het aangaan van verplichtingen en doen van uitgaven voor de Vulmaatregel gasopslag, zoals voorgesteld in de Kamerbrief Onafhankelijkheid van Russische olie, kolen en gas met behoud leveringszekerheid van 22 april 2022 (Kamerstuk 29 023, nr. 302). Met een subsidieregeling voor marktpartijen en een aanwijzing aan EBN is de gasopslag Bergermeer gevuld, dit om de voldoen aan de EC-verordening ten aanzien van minimale vulgraden. Voor het vulseizoen 2023-2024 is € 520,5 mln beschikbaar voor EBN en voor het marktpartijen € 240 mln. Vanwege gunstige marktomstandigheden maakt EBN minder gebruik van de subsidie dan is gereserveerd. Om in lijn met de lange termijnvisie gasopslagen EBN de komende jaren in staat te stellen om gas in Bergermeer op te slaan wordt een deel van dit geld naar 2024 en 2025 geschoven voor toekomstige vultaken en valt het restant vrij. De kosten van het vullen van Bergermeer zullen in latere jaren door middel van een heffing op gastransport verhaald worden op de partijen die baat hebben bij het vullen van de gasopslag.

Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK)

Via het nationale MIEK voert de Rijksoverheid regie op de uitbreiding van de energie-en grondstoffeninfrastructuur van nationaal schaalniveau. De energievraag en infrastructuurbehoefte vanuit onder meer de industrieclusters vormt hiervoor de basis en werkt als vliegwiel voor de gehele energietransitie. Andere sectoren (gebouwde omgeving, mobiliteit, landbouw en regionale industrie) hebben voor hun verduurzamingsopgave ook tijdig energie- en grondstoffeninfrastructuur nodig. Omdat deze energievraag en -opwek meer verspreid is over het land, wordt deze infrastructuur provinciaal geprogrammeerd via het provinciale MIEK (pMIEK). De beschikbare middelen in dit artikel worden ingezet voor het instellen van een data safehouse, onderzoek en monitoring, inhuur van expertise, het organiseren van werkgroepen met externen en voor het opzetten van het voorbereidende overleg en coördinatie, om besluiten te nemen over het opnemen van projecten in het MIEK. Vanuit het Klimaatfonds is voor het MIEK, in de periode van 2024 t/m 2026, totaal € 7 mln beschikbaar gesteld.

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

Deze middelen zijn voor de Regeling Mijnbouwschade die gericht is op bewoners en micro-mkb’ers. Schadeherstel vindt plaats nadat is vastgesteld dat de schade veroorzaakt is door mijnbouw in het gebied. In de eerste jaren zal de Regeling Mijnbouwschade vooral mijnbouwschades in Limburg herstellen. Verjaarde mijnbouwschade komt in andere delen van het land op dit moment nauwelijks voor.

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

Het Ministerie van EZK beoogt met de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) de aanleg van warmtenetten in de gebouwde omgeving te stimuleren. In het Klimaatakkoord van 2019 is de belangrijke rol van warmtenetten voor het verduurzamen van woningen en utiliteitsbouw reeds benoemd. Uit de Startanalyse van het PBL (en ECW) en de verrijking daarvan met lokale informatie door gemeenten blijkt dat voor een groot deel van de gebouwde omgeving een warmtenet de warmtestrategie met de laagste nationale kosten is. Warmtenetten zijn daarmee een belangrijk onderdeel om de CO2-reductiedoelstellingen voor de gebouwde omgeving in 2030 te bereiken. Om deze doelen te bereiken wordt op grond van de WIS het onrendabele deel van de investeringskosten, die gemaakt moeten worden voor de aanleg van de infrastructuur van warmtenetten, gesubsidieerd. De WIS-regeling is opengesteld op 1 juni 2023. De subsidieaanvragen zullen in de loop van 2023 worden beoordeeld: ook de eerste voorschotten zullen nog in 2023 worden verstrekt. Voor de WIS is er vanuit het Klimaatfonds in totaal € 600 mln beschikbaar gesteld, waarvan € 500 mln voor de periode 2023-2028.

NGF-projecten NieuweWarmteNu!

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK.

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

Omdat de energieprijzen sinds het begin van 2023 een sterk dalende trend vertonen, is de verwachting dat de kosten gemoeid met het prijsplafond energie voor kleinverbruikers in 2023 sterk zullen dalen. Daarom is het voor het prijsplafond beschikbare (kas)budget 2023 bij 1e suppletoire begroting 2023 met een bedrag van € 6.119 mln naar beneden bijgesteld.

Tegemoetkoming aanbestedende diensten SEFE-contracten

Dit betreft de regeling voor de tegemoetkoming naar aanbestedende dienstenvan gemaakte meerkosten die zij hebben gemaakt door het opzeggen van contracten met SEFE Energie Ltd per 10 oktober 2022. Hiervoor is in totaal € 74 mln gereserveerd

Tegemoetkoming blokaansluitingen

De ongekende prijsstijgingen in de energiemarkt hebben ertoe geleid dat de betaalbaarheid van energie zwaar onder druk is komen te staan. Het kabinet heeft om deze reden voor 2023 een prijsplafond ingesteld voor individuele kleinverbruikersaansluitingen voor warmte, gas en elektriciteit. Maar dit prijsplafond geldt niet of in onvoldoende mate voor de circa 700.000 huishoudens met een blokaansluiting. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om huurders van woningbouwcorporaties of particuliere verhuurders, eigenaarbewoners in een Vereniging van Eigenaren, cliënten van woonzorginitiatieven en studenten. Om ook deze huishoudens in 2023 een passende tegemoetkoming te bieden in de door hen gemaakte energiekosten is de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB) opgesteld. De TTB is een subsidieregeling die wordt uitgevoerd door de Belastingdienst en die werkt met een forfaitaire tegemoetkoming voor zelfstandige en onzelfstandige wooneenheden achter een blokaansluiting voor elektriciteit of warmte. De regeling is opengesteld op 25 april 2023 en sluit op 30 september 2023. Om deze huishoudens tegemoet te komen is er, op basis van de huidige raming, ca. € 692 mln. op de EZK-begroting gereserveerd voor de jaren 2023 en 2024. Om de uitvoeringskosten van de Belastingdienst in 2023 te dekken is bij de Voorjaarsnota 2023  € 10 mln. naar de begroting van het Ministerie van Financiën overgeheveld.

Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

Er is € 26,5 mln. beschikbaar gesteld voor een pilot van het uitbreiden van het Ontwikkelfonds Energiecoöperaties met warmteprojecten. Het aanleggen van een duurzaam warmtenet is voor grofweg 1/3 van de gebouwde omgeving de strategie met de laagste nationale kosten voor het aardgasvrij maken van de gebouwde omgeving. Voor een groot deel zullen dat grotere warmtenetten met warmtebronnen op middentemperatuur worden (m.n. restwarmte en geothermie), maar voor een deel van de gebouwde omgeving zijn netten op (zeer) lage temperatuur met bijv. aquathermie als bron de preferente strategie. Gezien het beperkte vermogen van lage temperatuurwarmtebronnen en de (met de huidige techniek en kosten) beperkte schaalbaarheid zijn (Z)LT-netten momenteel lastig grootschalig te realiseren en moeten deze vooralsnog met name ‘bottom-up’ vanuit lokaal initiatief ontstaan. We constateren dat deze coöperatieve warmteprojecten onmisbaar zijn om een (mogelijk significant) deel van nieuwe duurzame warmtenetten tijdig en op financieel-maatschappelijk optimale wijze te realiseren. Met andere woorden: als de groei van warmtecoöperaties niet van de grond komt moet een deel van de gebouwde omgeving op een andere manier met een minder solide draagvlak en tegen hogere kosten verduurzaamd worden, en raken de doelen voor 2030 mogelijk buiten bereik. De ontwikkeling van een warmteproject wordt door grotere partijen via de balans gefinancierd of op basis van kasstromen uit bestaande projecten. Voor startende coöperaties (burgerinitiatieven) gaat dit niet want zij ontwikkelen vaak maar één project, en hebben beperkt vermogen om aan te wenden. Hierdoor komen ondanks goede projectkansen, te weinig projecten tot een financial close en realisatie. Met de komst van de pilot Ontwikkelfonds Energiecoöperaties zal een landelijk programmabureau opgericht worden en komt er een revolverend fonds waaruit 25 projecten financiering kunnen krijgen voor hun ontwikkelkosten.

Investeringen waterstofbackbone

In navolging van het rapport HyWay27, waarin geconcludeerd werd dat het haalbaar, veilig en kostenefficiënt is om bestaande gasleidingen te hergebruiken voor het transport van waterstof, zet het kabinet in op een transportnet voor waterstof. Het landelijke aardgasnet van Gasunie kan voor een deel ingezet worden voor de realisatie van een dergelijk nationaal waterstofnetwerk. Een waterstofnetwerk draagt bij aan de klimaatdoelen en realiseert een internationale markt voor klimaatneutrale moleculen. Voor de realisatie van dit waterstofnetwerk (de ‘backbone’) is in totaal € 750 mln beschikbaar.

NGF-project Circulaire zonnepanelen

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK.

Geothermie (klimaatfonds)

Lage en Hoge Temperatuur Geothermie (LTG en HTG) kunnen belangrijke en innovatieve technieken zijn als aanvulling op de conventionele geothermie. LTG is geschikt voor kleinschalige toepassingen en is hierdoor in combinatie met lage temperatuur warmtenetten breed en flexibel inpasbaar in o.a. de gebouwde omgeving. HTG is een belangrijke optie voor verduurzaming van de procesindustrie. Voor het opzetten van verschillende pilotprojecten is in de jaren 2024-2028 in totaal € 152 mln beschikbaar uit het klimaatfonds.

Leningen

EBN

Op 21 maart 2019 (Kamerstuk 31 239, nr. 298) is de Tweede Kamer geïnformeerd over de financiële deelname van Energie Bedrijf Nederland (EBN) in aardwarmteprojecten. Om deze taak de komende jaren invulling te geven is cumulatief € 48 mln als lening aan EBN verstrekt. Daarnaast is aan EBN in 2020 een lening verstrekt, zodat EBN vreemd vermogen kan aantrekken en daarmee deel kan nemen aan het Porthos-project in de Rotterdamse haven. In 2023 zal een lening aan EBN worden verstrekt voor deelname in de FEED-fase van Aramis, specifiek voor de ontwikkeling van de opslaglocaties. De door EBN verkregen rendementen op aardwarmteprojecten en de CCS-projecten Porthos an Aramist zullen worden gebruikt om de beide leningen af te lossen.

Lening EBN voor vullen Bergermeer

Voor het maximaal verder vullen van gasopslag Bergermeer was, gegeven de hoge gasprijs in 2022, financiering nodig voor het door EBN in te kopen gas. Voor het gas waarmee gasopslag Bergermeer verder gevuld werd, ontving het staatsbedrijf in 2022 een lening ter hoogte van € 2,3 mld. De lening is eind 2022 volledig terugbetaald.

Lening InvestNL

Met het verstrekken van een lening aan InvestNL wordt € 65 mln aan het leningenbudget toegevoegd. Met dit budget kan InvestNL de SIF Group ondersteunen, een bedrijf dat zich specialiseert in het vervaardigen van fundatiebuizen voor windmolens p zee.

Garanties

Garantie CCS Porthos

Aan de initiatiefnemers van het CCS-project Porthos (EBN, Gasunie, Havenbedrijf Rotterdam) is een garantie verstrekt om vertraging van het project, en in het uiterste geval zelfs mogelijk afstel, te voorkomen. De garantie ziet toe op het scenario dat de benodigde natuurwetvergunning niet verkregen wordt. Op 16 augustus heeft de Raad van State geoordeeld dat het project definitief kan doorgaan. Dit betekent dat de garantieregeling niet getrokken zal worden. De budgettaire verwerking hiervan vindt bij Najaarsnota plaats. De garantie dekt een aanzienlijk deel van de door Porthos aan te gane financiële verplichtingen met externe partijen benodigd voor de bouw van het project in 2023, met een maximum van € 175,6 mln. De garantie is eenmalig en schept geen precedent voor toekomstige projecten.

Opdrachten

Onderzoek mijnbouw-bodembeweging

Dit budget betreft voor het grootste deel onderzoek binnen het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) en (onderzoeks)opdrachten van de Technische commissie bodembeweging (Tcbb) en de Mijnraad gerelateerd aan de aardbevingsproblematiek in Groningen en de na-ijlende effecten van de voormalige steenkolenwinning in Limburg. Ook worden uit dit budget adviezen bekostigd in het kader van de Wet Algemene Bepalingen Omgevingsrecht (WABO). Daarnaast wordt hieruit voorbereidend onderzoek gedaan voor nazorg van verlaten installaties.

SodM onderzoek

Het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) heeft op basis van haar onafhankelijke positie een eigen budget om onderzoek in het kader van het Kennisprogramma Effecten Mijnbouw (KEM) uit te kunnen voeren.

Uitvoeringsagenda Klimaat

Vanuit dit budget worden uitvoerings- en onderzoeksopdrachten voor de ontwikkeling van de klimaatagenda, inclusief onderzoek naar veiligheidsrisico’s en risicoperceptie van de klimaatmaatregelen, gefinancierd.

Klimaat mondiaal

Dit budget is bedoeld om kosten rondom mondiale klimaatprojecten, zoals de jaarlijkse Conference of Parties (COP) klimaatbijeenkomst, te financieren.

Overige onderzoeken en opdrachten

Dit betreft kleinere onderzoeksopdrachten die dienen ter ondersteuning van het klimaat- en energiebeleid en die veelal gericht zijn op beantwoording van één specifieke vraag. Ook worden diverse uitgaven ter uitvoering van de Rijkscoördinatieregeling (RCR) uit dit budget bekostigd, zoals het ondersteunen van Rijksinpassingsplannen, opstellen MER-adviezen ten aanzien van kavelbesluiten, het opstellen en uitvoeren van communicatieplannen, het inschakelen van gebiedscoördinatoren en planschadeadviseurs en het doen van planschade-uitkeringen. Ook worden uit dit budget projecten gefinancierd gericht op omgevingsmanagement en het Programma Energiesysteem (PES). Het budget wordt ook aangewend om de nationale en internationale procedures rond de wet verbod op kolen bij elektriciteitsproductie te financieren, om kennis en innovatie op het gebied van nucleaire technologie te bevorderen en en om diverse projecten voor de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale in Borssele en ter voorbereiding op de bouw van nieuwe kerncentrales te financieren. Vanuit het Klimaatfonds is in de periode 2023-2028 in totaal ruim € 218 mln beschikbaar gesteld, voornamelijk voor onderzoek naar bedrijfsduurverlenging en nieuwbouw van kerncentrales, het ondersteunen van de kennisinfrastructuur rond kernenergie en de ontwikkeling van Small Modular Reactors (SMR's).

Projecten Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

Met het programma Opwek van Energie op Rijksvastgoed levert het Rijk met het eigen vastgoed een bijdrage aan de energietransitie. Hiervoor werkt het Ministerie van EZK samen met Rijkswaterstaat, het Rijksvastgoedbedrijf, RVO, Staatsbosbeheer, ProRail en het Ministerie van Defensie aan het beschikbaar stellen van locaties voor duurzame energieopwek. Bij de keuzes voor deze locaties wordt, in samenwerking met lokaal bevoegd gezag, ingezet op multifunctioneel ruimtegebruik (bijvoorbeeld door te kiezen voor snelwegbermen, langs spoorlijnen en op baggerdepots).

Energiehulp Oekraïne

Russische aanvallen hebben grote schade toegebracht aan de Oekraïense energie-infrastructuur. Daarom draagt het Ministerie van EZK bij aan in-kind leveringen van energietoebehoren en -onderdelen om de elektriciteitsinfrastructuur in Oekraïne te repareren. Hiervoor is in de jaren 2023 en 2024 een bedrag van totaal € 18 mln gereserveerd.

Bijdrage aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)

Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO van energiesubsidieregelingen, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI/TSE, HER+), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie/Energietransitie (SDE/SDE+/SDE++). Voor een deel heeft het budget betrekking op voorbereidende en uitvoerende werkzaamheden van RVO op het gebied van het klimaat- en energiebeleid naar aanleiding van het Klimaatakkoord.

Rijksinspectie Digitale Infrastructuur (RDI)

Het wetsvoorstel afbouw salderingsregeling (Kamerstukken 35 594) ligt ter behandeling in de Eerste Kamer. In dit wetsvoorstel is opgenomen dat deze regeling in de periode 2025-2031 geleidelijk wordt afgebouwd. Om het afbouwpercentage te kunnen toepassen is het noodzakelijk dat kleinverbruikers (burgers en bedrijven met een laag energieverbruik) beschikken over een meetinrichting die afname en invoeding apart kan meten. De RDI is verantwoordelijk voor de handhaving van de in het wetsvoorstel opgenomen verplichting voor kleinverbruikers om een dergelijke meter te accepteren na een aanbod tot plaatsing daarvan door de netbeheerder.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Het Ministerie van EZK verstrekt een jaarlijkse opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van de emissiehandel en daaraan gerelateerde uitvoeringstaken zoals de CO2-heffing industrie, de CO2-minimumprijs, de CO2-grensheffing en het toezicht op duurzaamheid van biogrondstoffen voor energietoepassingen. Daarnaast wordt aan de NEa opdracht verstrekt voor de uitvoering van en advisering over de inframarginale heffing.

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

De werkzaamheden die het KNMI voor het Ministerie van EZK uitvoert betreffen vooral de advisering en ondersteuning van de uitvoering van het mijnbouw-, klimaat- en energiebeleid. De werkzaamheden zijn onder te verdelen in monitoring van seismiciteit (veelvuldigheid en hevigheid waarmee op een bepaalde plaats aardbevingen voorkomen) van de gaswinning en overige mijnbouwactiviteiten, kennisontwikkeling en advisering over aan mijnbouw gerelateerde risico’s en communicatie en informatievoorziening. Daarnaast verricht het KNMI in internationaal verband diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek voor verschillende internationale gremia, waaronder het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC).

Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)

NVWA voert het toezicht uit op de naleving van de Wet Implementatie EU-richtlijnen energie-efficiëntie. De werkzaamheden van NVWA in dat kader betreffen het uitvoeren van inspecties en producttesten, het onderhouden van internationale contacten, interventies bij niet-naleving, het volgen van marktontwikkelingen en het geven van voorlichting.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

De bijdrage vanuit het Ministerie van EZK betreft de uitvoering van twee kennisopdrachten voor de Emissieregistratie (vaststelling van een dataset met eenduidige emissiegegevens) en voor het Montreal Protocol (uitvoering van studies en monitoringsactiviteiten als lid van het Scientific Assessment Panel van het Montreal Protocol). Er zal op dit instrument geen realisatie plaatsvinden, omdat het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) als coördinerend opdrachtgever voor het Ministerie van EZK optreedt en de beschikbare budgetten naar de coördinerende opdrachtgever worden overgeheveld gedurende het uitvoeringsjaar.

Rijkswaterstaat (RWS)

De werkzaamheden die RWS uitvoert voor het Ministerie van EZK op het gebied van klimaat zijn gericht op drie onderdelen:

  • energiebesparing, met name gericht op de ondersteuning en uitvoering van de informatieplicht voor bedrijven en instellingen;

  • ozonlaagafbrekende stoffen en gefluoreerdebroeikasgassen, gericht op de implementatie en ondersteuning van de Europese Ozon- en F-gassenverordening;

  • de klimaatmonitor en secretariaat CO2-emmissiefactoren.

Bijdragen aan ZBO’s/RWT’s

Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA)

Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van het Ministerie van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). De uitgavenreeks op de EZK-begroting betreft de doorsluis van de ontvangen voorraadheffingen naar de stichting COVA. De voorraadheffing is een heffing ingesteld op aan accijns van minerale oliën onderworpen aardolieproducten. De heffing bedraagt momenteel € 8,– per 1.000 liter benzine, diesel, LPG en andere (motor)brandstoffen en wordt door de Minister van Financiën geheven en ingevorderd door de Belastingdienst. De Minister van EZK keert de opbrengst van de heffing uit aan de stichting COVA ter dekking van de operationele kosten en financieringslasten van de stichting.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit het Ministerie van EZK aan de Adviesgroep Economische Zaken van TNO (TNO-AGE) voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De adviserende taak ligt op het vlak van het opsporen en winnen van delfstoffen (olie, gas en steenzout) en aardwarmte en van het opslaan van stoffen in de (diepe) ondergrond van Nederland. Daarnaast wordt uit dit budget het toegepaste duurzame energieonderzoek gefinancierd dat met ingang van 2018 van ECN is overgegaan naar TNO-Energietransitie.

TNO SodM

Dit betreft eveneens de adviestaak van TNO-AGE voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en de Mijnbouwregeling, maar dan de bijdrage vanuit het Staatstoezicht op de Mijnen (SodM).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitkoopregeling

Woningen die loodrecht onder de hoogspanningslijnen staan van 220kV- en 380kV-verbindingen en 110kV- en 150kV-verbindingen buiten de bevolkingskernen, komen sinds 1 januari 2017 in aanmerking voor uitkoop. Het Rijk heeft in de periode 2017-2021 € 140 mln beschikbaar gesteld voor een vrijwillige uitkoopregeling onder de voorwaarde dat de betrokken gemeenten zorgen dat door herbestemming de woonfunctie van het betreffende pand wordt gewijzigd. De regeling is samen met de betrokken gemeenten uitgewerkt en had een looptijd van vijf jaar (Stcrt. 2016, 68302): de regeling is eind 2021 gesloten. De regeling wordt door de betrokken gemeenten uitgevoerd. Gemeenten hebben de juridische mogelijkheid nog wijzigingsverzoeken in te dienen op basis van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Tot en met 2028 kunnen nog uitgaven voor de regeling gedeclareerd worden die hiermee verband houden, vanwege bijvoorbeeld de sloop van uitgekochte woningen.

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

Uit de € 6,8 mld aan extra klimaatmiddelen die het vorige kabinet beschikbaar heeft gesteld zijn middelen aan de EZK-begroting toegevoegd voor een regeling waarbij omgevingsdiensten subsidie kunnen krijgen voor extra toezicht op en handhaving van de energiebesparingsplicht. Het gaat daarbij zowel om toezicht op ETS-bedrijven als niet-ETS-bedrijven. Om het toezicht op en de handhaving van de energiebesparingsplicht aan te scherpen wordt vanuit het Klimaatfonds in de jaren 2024 tot en met 2026 in totaal € 6,7 mln extra budget beschikbaar gesteld.

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

Gemeenten en provincies voeren een groot deel van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid decentraal uit. Dit is een complexe opgave en vergt aanzienlijke uitvoeringskracht. Komende jaren zullen zij daarom veel nieuwe arbeidskrachten moeten aantrekken. Daarvoor is in het Coalitieakkoord in totaal € 5,6 mld uitgetrokken voor de jaren 2023 tot en met 2030. Naast het vergroten van de uitvoeringskracht van provincies en gemeenten wordt ook het Nationale Programma RES met deze middelen gefinancierd. Vanuit het Klimaatfonds zijn daarnaast middelen toegevoegd ter ondersteuning van de toekomstbestendigheid van energienetwerken (€ 84 mln) en voor de uitvoeringslasten rond de levensduurverlenging van de bestaande kerncentrale en de bouw van nieuwe kerncentrales.

Bijdragen aan (inter)nationale organisaties

Nuclear Research and consultancy Group (NRG)

De Nuclear Research and consultancy Group is onderdeel van de Stichting NRG en vormt samen met de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor een personele unie. NRG voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. Centraal daarbij staat de ontwikkeling van kennis, producten en processen voor veilige toepassing van nucleaire technologie voor energie, milieu en gezondheid.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap (IEA, kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (CEM, uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit internationale verplichtingen. Ook ontvangt het Clingendael International Energy Programme jaarlijks € 50.000 subsidie voor het uitvoeren van publieke activiteiten ter ondersteuning van de maatschappelijke discussie over internationale ontwikkelingen in de energiesector. Daarnaast versterken internationale klimaatcontributies de internationale positie van Nederland in het wereldwijde klimaatdebat. Deze contributies gaan onder andere naar het United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC), het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), het Montrealprotocol, het verdrag van Wenen en de OESO.

PBL Rekenmeesterfunctie

Het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL) ontvangt een jaarlijkse bijdrage om als Rekenmeester een drietal taken uit te kunnen voeren:

  • Kerntaken rekenmeester energie- en klimaatbeleid (KEV, beleidsdoorrekeningen, inbreng (Europese en internationale) rapportages, modelontwikkeling en -onderhoud);

  • Beleidsondersteuning;

  • Ondersteuning SDE+/SDE++.

Zie ook het Convenant Rekenmeesterfunctie 2021-2025.

Stortingen in reserves

Voor de stortingen in de verschillende reserves wordt verwezen naar wat hierover is opgenomen onder ‘toelichting op de begrotingsreserves’.

Toelichting op de ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA, zoals toegelicht bij de uitgavenpost «Doorsluis heffing COVA».

Opbrengst heffing ODE

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd, maar wordt met ingang van 2023 afgeschaft en in de Energiebelasting (EB) geïncorporeerd. De nog in 2023 en 2024 geraamde ontvangsten betreffen nog ontvangsten op basis van aangiften van 2022 en eerder: dit verklaart de sterk dalende raming in deze jaren.

Ontvangsten zoutwinning

Deze ontvangsten betreffen opbrengsten uit afgegeven concessies voor de winning van steenzout.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

De onttrekking aan de reserve in 2022 (totaal € 1.576,2 mln) vloeit voort uit de in het Coalitieakkoord van het huidige kabinet gemaakte afspraken. De middelen zijn toegevoegd aan het SDE++-budget. De onttrekking in 2024 van in totaal € 404,2 mln is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • een onttrekking van € 400 mln die samenhangt met de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte-III dat de reserve duurzame energie en klimaattransitie vanaf 2023 tot en met 2028 voor een deel leeggeboekt zou worden. Het gaat om een totaalbedrag van € 1,7 mld, waarvan € 450 mln in 2023, € 400 mln in 2024, € 150 mln in 2025, € 300 mln in 2026 en 2027 en € 100 mln in 2028 wordt onttrokken.

  • de onttrekking van € 4,2 mln om de kasgevolgen van de ophoging van het openstellingsbudget van de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) met € 63 mln naar € 100 mln (amendement-Sienot) te dekken.

ETS-ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten zijn gebaseerd op het verwachte aantal te veilen ETS-rechten en de verwachte prijs per recht. De ontvangsten zullen naar verwachting vanaf 2027 sterk toenemen door de implementatie van het ETS-2, het emissiehandelssysteem voor de CO2-emissies van de gebouwde omgeving, transport en overige sectoren.

Tabel 43 ETS-ontvangsten
 

2023

2024

2025

2026

2027

2028

ETS1

      

P (€/ton) 11

87,5

92,2

96,2

99,8

103,6

107,4

Q (mln)

15,2

15,3

15,2

17,1

17,4

16,3

PxQ (€ mln)

1.326

1.406

1.466

1.707

1.798

1.747

       

ETS2

      

P (€/ton) 22

0

0

0

0

58,7

59,9

Q (mln)

0

0

0

0

58,6

42,1

PxQ (€ mln)

0

0

0

0

3.441

2.519

       

ETS1+ETS2 (€ mln) 33

1.326

1.406

1.466

1.707

5.239

4.266

1

Deze prijs is gebaseerd op stand 12 juni 2023, met de toen geldende forward-prijzen.

2

Er wordt nog niet gehandeld in ETS2-rechten. Om die reden is een redelijke inschatting van de prijs per ton CO2 op dit moment moeilijk te maken. Er is nu gekozen voor een prijs van € 45 per ton CO2 (om precies te zijn € 45 in 2020, die voor de jaren erna gecorrigeerd is voor de verwachte inflatie). De reden hiervoor is dat in de richtlijn waarborgen zijn opgenomen die de kans vergroten dat de prijs per ton CO2 in de eerste jaren onder dit niveau blijft.

3

De ETS-ontvangsten zijn een resultante van de ontwikkeling van de ETS-prijs (P) en het aanbod van ETS-rechten (Q). De bedragen in de budgettaire tabel voor de ETS-ontvangsten zijn afgerond op € 50 mln.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening aan initiatiefnemers van energieprojecten van kosten die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de door RVO terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot.

Heffing gasleveringszekerheid

Gegeven het open en grensoverschrijdende karakter van de Europese gasmarkt dragen de Nederlandse gasopslagen en het vullen ervan bij aan de leveringszekerheid van de gehele Europese Unie en met name van de ons omringende landen. Uitgangspunt is dat de kosten die met de vulmaatregelen gasopslag (zie bij Uitgaven) gemoeid zijn worden gedragen door de gebruikers (de gebruiker betaalt). Dit betreft zowel gebruikers in Nederland als daarbuiten.

Voor het verhalen van de uiteindelijke gemaakte kosten op gebruikers wordt, in samenhang met de uiteindelijke wijze waarop voor de langere termijn invulling wordt gegeven aan de vulverplichting, gewerkt aan een heffing op geboekte capaciteit voor transport via het landelijk gastransportnet van Gasunie Transport Services (bovenop de tarieven voor gastransport). Op die manier kan de rekening worden gelegd bij de gebruikers die profiteren van de vulling van de gasopslagen (leveringszekerheid), inclusief de gebruikers in het buitenland. Deze heffing zal zodanig worden uitgewerkt dat de financiering van voornoemde maatregelen een vorm van voorfinanciering is en de uiteindelijke kosten door de gebruikers van het gastransportnet worden opgebracht.

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

In 2022 is een lening verstrekt aan EBN ter hoogte van € 2,3 mld voor de inkoop van het gas dat nodig is om de gasopslag in Bergermeer verder te vullen. Op deze lening is in 2022 € 1 mld bevoorschot. EBN heeft de lening eind 2022 volledig en met rente terugbetaald.

Ontvangsten tenders Wind op Zee

Het in 2022 ontvangen bedrag betreft de tenderopbrengst van kavel 7 van het windpark Hollandse Kust (West), terwijl het in 2023 te ontvangen bedrag de tenderopbrengst van kavel 6 van hetzelfde windpark betreft.

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 44 Stand begrotingsreserves per 31 december 2022 (bedragen x € 1.000)
  

Waarvan juridisch verplicht

Begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

5.029.599

100%

Begrotingsreserve Aardwarmte

18.056

100%

Begrotingsreserve ECN verstrekte leningen

6.600

0%

Duurzame energie

De begrotingsreserve voor duurzame energie en klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij of het niet doorgaan van projecten waaraan subsidie is toegekend op basis van de MEP, de SDE, de SDE+, de SDE++, de HER+ of de ISDE. Via de reserve blijven deze middelen ook in de toekomst beschikbaar voor het stimuleren van hernieuwbare energieproductie en het bevorderen van CO2-reductie. De afspraken over en de werking van de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie zijn het meest recent toegelicht in de volgende stukken:

  • Kamerstuk 31 865, nr. 79: Brief van Minister van EZ van 25 maart 2016 inzake het behouden van de middelen van de reserve;

  • Kamerstuk 31 239, nr. 218: Brief van Minister van EZ van 1 juli 2016 inzake voor- en nadelen fondsvorming en specificaties begrotingsreserve duurzame energie, waaronder een toelichting op het aandeel «juridisch verplicht».

Tabel 45 Specificatie van begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)
 

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

Totaal

MEP

22,7

15,9

2,0

0,4

33,9

‒ 1,9

‒ 0,3

0,2

0,0

0,0

72,9

SDE

143,4

219,9

277,1

113,6

‒ 13,7

‒ 56,8

12,9

34,5

13,6

‒ 42,7

701,7

SDE+

58,9

133,6

204,3

282,1

236,1

518,6

884,7

965,1

‒ 208,8

963,2

4.037,8

DE++

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

0,0

‒ 0,1

91,8

91,7

HER+

0,0

0,0

0,0

0,0

17,7

‒ 0,4

2,7

‒ 0,7

1,8

2,7

23,8

ISDE

0,0

0,0

0,0

0,0

26,9

5,1

15,6

18,6

0,0

35,5

101,7

Totaal

225,0

369,4

483,4

396,1

300,8

464,7

915,7

1.017,7

‒ 193,6

1.050,4

5.029,6

Eind 2022 bedraagt de stand van de reserve € 5.029,6 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen. Naar de huidige inzichten, onder meer gebaseerd op de meerjarenramingen van RVO (de uitvoerder van de SDE++), zal de begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie in 2023 afnemen met € 228,2 mln (saldo van storting en onttrekking).

Tabel 46 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

5.030

226

‒ 454

4.801

0

‒ 404

4.397

Voor 2024 wordt een onttrekking aan de reserve geraamd van € 404,2 mln. Deze onttrekking maakt voor € 400 mln onderdeel uit van de totale onttrekking van € 1,7 mld in de periode 2023 tot en met 2028 en heeft daarnaast betrekking op de financiering van de kasuitgaven die het gevolg zijn van het amendement-Sienot over € 63 mln extra budget voor de Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE, zie bij Ontvangsten).

De € 4,8 mld die naar verwachting eind 2023 in de begrotingsreserve beschikbaar is zal eind 2024 door bovengenoemde onttrekking in 2024 gedaald zijn naar € 4,4 mld. Deze € 4,4 mld kan gezien worden als een buffer om eventuele tegenvallers in de ontwikkeling van de energieprijs (en daarmee hogere subsidie-uitkeringen op de SDE, de SDE+ en de SDE++) in de periode 2023-2030 op te kunnen vangen. Zie tabel 40 voor het overzicht van alle geplande stortingen in en onttrekkingen aan de reserve.

Aardwarmte

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor het mogelijk uitbetalen van verliesdeclaraties meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten (premies) en uitgaven (verliesdeclaraties) op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een kostendekkende premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de begrotingsreserve. Het uitstaande bedrag aan garanties bedroeg per 1 januari 2023 € 18,1 mln. Uit het toetsingskader van de garantieregeling aardwarmte blijkt dat, rekening houdend met het risicoprofiel van de aardwarmtegaranties (tussen de 1,4% kans op volledige en 7,6% op gedeeltelijke mislukking), de huidige omvang van de begrotingsreserve samen met de over de verstrekte garanties te ontvangen provisies (7%) benodigd is om ook in 2023 een garantieplafond van € 44,2 mln mogelijk te maken. Gelet op de uitstaande garanties en het genoemde risicoprofiel is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% inflexibel.

Voor meer informatie over de ontwikkeling van de garanties en het verloop van de reserve wordt verwezen naar het overzicht van de risicoregelingen in het hoofdstuk Beleidsagenda van deze begroting.

Tabel 47 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve Aardwarmte (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

18.056

0

80

18.136

0

80

18.056

Risicopremie ECN/NRG

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie ECN/NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de afgesloten leningsovereenkomst. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

Tabel 48 Overzicht geraamd verloop begrotingsreserve ECN/NRG (bedragen x € 1.000)

Stand per 1/1/2023

Verwachte toevoegingen 2023

Verwachte onttrekkingen 2023

Verwachte stand per 1/1/2024

Verwachte toevoegingen 2024

Verwachte onttrekkingen 2024

Verwachte stand per 31/12/2024

6.600

0

0

6.600

0

0

6.600

Extracomptabele fiscale regelingen

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage «Fiscale regelingen» in de Miljoenennota.

De fiscale regelingen die niet in onderstaande tabel zijn opgenomen, maar wel op dit beleidsartikel betrekking hebben, zijn:

  • Energiebelasting teruggaaf energie-intensieve industrie

  • Energiebelasting verlaagd tarief openbare laadpalen.

  • Vrijstelling kolenbelasting anders dan brandstof.

Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota "Toelichting op de fiscale regelingen".

Tabel 49 Fiscale regelingen 2022–2024, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (bedragen x € 1 mln)1
 

2022

2023

2024

Energie-investeringsaftrek (EIA)

297

249

259

EB Salderingsregeling

335

607

564

EB Vrijstellingen voor energie-intensieve processen

122

129

194

EB Stadsverwarmingsregeling

74

79

73

Inputvrijstelling energiebelasting voor elektriciteitsopwekking

497

491

861

Inputvrijstelling kolenbelasting voor elektriciteitsopwekking

74

79

73

Inputvrijstelling kolenbelasting voor duaal verbruik

21

23

25

EB Degressieve tariefstructuur elektriciteit

2.730

6.633

5.650

EB Degressieve tariefstructuur gas

2.255

2.387

2.362

EB vrijstelling aardgas ander gebruik dan brandstof (incl. teruggaaf)

79

84

96

1

EB = Energiebelasting

26

In de dummybegroting Klimaatfonds 2023 is eerder gecommuniceerd dat bij de stand van Ontwerpbegroting 2023 € 29,6 mld resteert in het Klimaatfonds. Dit verschil wordt verklaard doordat in 2022 werd uitgegaan van een overheveling van Wind op Zee middelen van € 1,7 mld. Van deze € 1,7 mld is € 500 mln gereserveerd voor het Meerjarenprogramma 2025. Hierdoor is € 500 mln minder overgeheveld in 2022.

Licence