Base description which applies to whole site

Beleidsartikel 4 Een doelmatige energievoorziening en beperking van de klimaatverandering

Beleidsartikel 4 heeft doelstellingen in het kader van het klimaat- en energiebeleid. Voor het klimaatbeleid, en in internationaal verband, betreft dit de bijdrage aan het realiseren van de doelen van de klimaatovereenkomst van Parijs en, in Europees verband, het realiseren van een netto-reductie van broeikasgassen in 2030 van ten minste 55% ten opzichte van 1990 en klimaatneutraliteit in 2050.

In het kader van het energiebeleid werken we toe naar een CO2-vrije energievoorziening die veilig, betrouwbaar, betaalbaar en schoon is, op zodanige wijze dat economische kansen worden verzilverd en energie in het ruimtelijk beleid is geïntegreerd. De belangrijkste maatschappelijke uitdagingen waarop gefocust wordt zijn de klimaat- en energietransitie en de goede technische en veilige invulling van de afbouw van de winning uit het Groningenveld.

Nationaal worden de doelen uit de Klimaatwet nagestreefd. Op 4 juli 2023 heeft de Eerste Kamer het voorstel aangenomen waarna op 10 juli 2023 de wijziging van de Klimaatwet in de Staatscourant is gepubliceerd met de volgende aanpassing:

  • Het streefdoel van 49% reductie in 2030 is vervangen door een streefdoel van tenminste 55% reductie (inclusief landgebruik) en geldt onverminderd de bindende EU-norm voor 2030.

  • Het doel van 95% reductie in 2050 is aangescherpt tot een verplichting voor Nederland in 2050 de netto-uitstoot van broeikasgassen overeenkomstig de Europese klimaatwet tot nul te reduceren.

Om deze doelstellingen te bereiken zet EZK een mix van normerende en beprijzingsinstrumenten en subsidies in, maar ook niet-financiële instrumenten zoals het transitiegericht maken van energieregelgeving om de werking van de energiemarkt te verbeteren.

De Minister voor Klimaat en Energie is op basis van de Klimaatwet verantwoordelijk voor het nationale klimaatbeleid en de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid.

De Minister voor Klimaat en Energie is verder op grond van de Energiewet, de Warmtewet en de Mijnbouwwet verantwoordelijk voor het energiebeleid. Hieruit vloeien de volgende verantwoordelijkheden voort.

Klimaatbeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale klimaatbeleid op basis van de nationale doelen en de werkwijze zoals deze is vastgelegd in de Klimaatwet, met het oog op het door Nederland nakomen van de (onder andere) in United Nations Framework Convention on Climate Change (UNFCCC) en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van CO2- en overige broeikasgasemissies. Hieronder valt ook het emissiehandelssysteem, waarin CO2-emissierechten worden toegewezen en geveild.

  • De regie op de internationale aspecten van het klimaatbeleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daaronder vallen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten.

(Doen)Uitvoeren

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies, op de productie en de inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

  • De opdracht aan de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het handelssysteem in CO2-emissierechten, waaronder het toewijzen en doen veilen van CO2-emissierechten. Ook het toezicht op de bijstook van duurzame biomassa bij energiecentrales is hier onderdeel van.

Stimuleren

  • Om de klimaatdoelen te behalen worden maatschappelijke partners proactief betrokken. De Minister van EZK stimuleert het in stand houden, aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden, burgers en kennisorganisaties rondom de doelen uit de Overeenkomst van Parijs, het Klimaatakkoord en het Energieakkoord.

  • Op basis van de Instellingswet voor het Klimaatfonds heeft de Minister voor Klimaat en Energie de rol van fondsbeheerder van het Klimaatfonds. De minister biedt de Tweede Kamer elk voorjaar een meerjarenprogramma en -begroting aan van het Klimaatfonds. Om vertraging in het behalen van de klimaatdoelstellingen te voorkomen is in 2023 voor het eerst een meerjarenprogramma aan de Tweede Kamer aangeboden.

Energiebeleid

Regisseren

  • Regisseren van het nationale energiebesparingsbeleid op basis van het indicatieve nationale doel en sectorale streefwaarden, met het oog op het door Nederland nakomen van de in EU-verband gemaakte afspraken over energiebesparing (Europese Energie-Efficiency Richtlijn).

  • Het regisseren van de realisatie van grote energieinfrastructuur-projecten die onder de Rijkscoördinatieregeling (RCR) vallen; EZK is samen met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), verantwoordelijk voor de ruimtelijke inpassing van energieprojecten en voor de coördinatie van benodigde vergunningen.

  • Het versneld uitrollen van windenergie op zee richting 2030 en verder.

  • Het actief participeren in Europese en internationale netwerken ten behoeve van energy governance, kennis brengen naar en leren van andere landen en instellingen, inclusief de bijdrage aan het internationale oliecrisisbeleid.

  • Het creëren van randvoorwaarden waardoor de energievoorziening internationaal kan concurreren en het verdienpotentieel van de energiesector in relatie tot de energietransitie ten volle wordt benut.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een doelmatige, veilige en verantwoorde energietransitie, inclusief winning van onze bodemschatten met een daarbij behorend uitvoerings- en kennisprogramma.

  • Het bieden van mogelijkheden aan, en het faciliteren van, lokale duurzame energie-initiatieven.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor de ontwikkeling van innovatie-ecosystemen.

  • Het uitvoeren van de vergunningverlening voor de mijnbouw.

  • Het creëren van randvoorwaarden voor een goede nucleaire (kennis)infrastructuur en veilige uraniumverrijking, met inbegrip van de taken die hierover zijn opgenomen in internationale verdragen, met het oog op de bewaking en beveiliging van de hierbij betrokken kennis en technologie.

Financieren

Het voeren van het financieel instrumentarium op de beleidsterreinen hernieuwbare energie, energiebesparing, energie-infrastructuur, mijnbouwklimaat en klimaat- en energie-innovatie, gericht op het realiseren van CO2-reductie en een goed werkend energiesysteem.

Stimuleren

  • Het vergroten van het aandeel hernieuwbare energie conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn Hernieuwbare Energie (RED III).

  • Het stimuleren van energiebesparing (conform afspraken Energieakkoord respectievelijk Klimaatakkoord en de Richtlijn energie-efficiëntie (EED).

  • Het stimuleren van de ontwikkeling en gebruik van klimaat- en energie-innovaties.

  • Het stimuleren van de verdergaande reductie van CO2-uitstoot van en energiebesparing bij energiebedrijven en industrie.

  • Het stimuleren van goed werkende nationale en Europese energiemarkten met een adequate infrastructuur en bijbehorende wetgeving.

  • Het stimuleren van de transitie naar een schone, betrouwbare, veilige en betaalbare energievoorziening.

  • De aanpak van netcongestie via het Landelijk Actieprogramma Netcongestie.

De voortgang van het Klimaatbeleid wordt gemonitord in de Monitor Klimaatbeleid en (vanaf 2021) in het bijbehorend online dashboard. Hieronder is een selectie van relevante indicatoren opgenomen die specifiek relevant zijn in relatie tot de EZK-begroting. Sommige zijn ook te vinden in de Monitor Klimaatbeleid, andere zijn uit andere bronnen afkomstig.

Tabel 19 Prestatie-indicatoren klimaat- en energiebeleid
 

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

20241

Ambitie 2024

Bron

Algemene Prestatie-indicator

          

Emissies ETS-sectoren

91,4

87,4

83,7

74,1

74,1

68,5

58,92

n.n.b.

n.v.t.

Emissieregistratie.nl

Emissies niet-ETS-sectoren

100,6

99,4

97,2

90,3

92,9

84,9

84,12

n.n.b.

n.v.t.

Emissieregistratie.nl

Reductie van de emissies van broeikasgassen t.o.v. 1990

12,6%

15,1%

17,8%

25,2%

24,9%

30,5%

36%

n.n.b.

2030: 55%

Emissieregistratie.nl

Aandeel duurzame energie (% van het totale energieverbruik)

6,5%

7,4%

8,9%

11,5%

13,0%

14,9%

17,2%

n.n.b.

2030: 42.5%

Dashboard Klimaatbeleid

           

Prestatie-indicatoren Elektriciteit

          

Gerealiseerde vermogen windenergie op zee in MW

957

957

957

2.460

2.460

2.571

4.740

n.n.b.

2030: 21.000 MW

Dashboard Klimaatbeleid

Gerealiseerd vermogen wind op land en zon-PV in MW

6.156

8.044

10.753

15.296

20.009

23.487

28.032

n.n.b.

2030: 35 TWh

Dashboard Klimaatbeleid

Gerealiseerd vermogen in waterstofprojecten uit elektrolyse in MW

 

1,1

1,1

2

2,0

3,0

3,6

6,5

n.v.t.

RVO

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit - HHI

1.822

1.951

2.021

1.918

2.026

1.984

1.958

1.717

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector elektriciteit -C3

72%

74%

75%

72%

72%

71%

68%

68%

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector gas - HHI

1.821

1.949

1.949

1.941

2.048

2.005

1.961

1.740

n.v.t.

ACM

Concentratiegraad in de retailsector gas - C3

72%

74%

72%

73%

73%

71%

68%

68%

n.v.t.

ACM

Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

24

27

20

21

20

22

22

24

n.v.t.

Netbeheer Nederland

Ontwikkeling kostprijs hernieuwbare Wind op Land EUR/MWh

79

67

68

51

50

51

n.n.b

n.n.b.

49

Dashboard Klimaatbeleid

Ontwikkeling kostprijs Zon-PV EUR/MWh

125

110

95

80

66

63

n.n.b

n.n.b.

63

Dashboard Klimaatbeleid

           

Prestatie-indicatoren Industrie

          

Cumulatieve vermeden CO₂ vanaf 2015 door procesefficientie-maatregelen uit MJA/MEE in kton)

1.830.466

2.560.195

3.215.997

3.688.000

n.b.3

n.b.3

n.b.3

n.b.3

n.v.t.

 

Gerealiseerde cumulatieve energiebesparing van EIA en MJA/MEE (in PJ)

31,9

45,5

57,0

663

n.b.3

n.b.3

n.b.3

n.b.3

n.v.t.

 

Toegekende duurzame investeringen in de industrie via EIA en MIA-Vamil (bedragen in € 1.000)

275.438

421.000

400.000

347.000

439.000

394.000

n.n.b.

n.n.b.

n.v.t.

RVO.nl

Groengasproductie in relatie tot de productie van elektriciteit en warmte uit biomassa (in PJ)

3,21

3,57

4,30

5,24

5,73

5,164

1,20

n.n.b.

n.v.t.

 
1

Vaststelling 2024 cijfers vindt pas in de zomer van 2025 plaats.

2

Op basis van voorlopige cijfers, vastgesteld in juli 2024

3

De convenanten MJA/MEE zijn stopgezet. Er zijn dus geen gegevens meer beschikbaar.

4

Voorlopige waarde.

Kengetal HHI en C3

De C3 is het gezamenlijk marktaandeel van de drie grootste leveranciers. De mate van concentratie op de kleinverbruikersmarkt voor elektriciteit en gas vormt een indicatie voor de concurrentie op die markten. Een indicator hiervoor is de Herfindahl-Hirschman Index (HHI). Een markt met een HHI onder de 1.800 punten wordt gezien als een competitieve markt en een markt met een index tussen de 1.800 en 8.000 punten wordt gezien als een geconcentreerde markt. Het is vele jaren beleid van het ministerie geweest om de concentratiegraad te verlagen en dat beleid is nu geëffectueerd, zodat er geen actief beleid meer op gevoerd wordt. Wel wordt de concentratiegraad nog jaarlijks door ACM gemonitord.

Tabel 20 Uitstoot broeikasgassen (mld CO2-equivalenten)
 

Realisatie 1990

Realisatie 2005

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Raming 20301

Brandbreedte 20301

Elektriciteit

39,6

52,1

32,5

32,4

30,5

23,5

n.n.b.

12,9

9,6-19,9

Industrie

86,8

66,7

53,3

53,6

49,2

46,6

n.n.b.

38,5

33,3-42,5

Gebouwde omgeving

29,7

29,3

21,6

24,3

19,6

17,3

n.n.b.

15,6

12,6-18,2

Mobiliteit

33,4

40,6

29,8

29,7

29,5

30,6

n.n.b.

23,2

20,6-25,4

Landbouw

33,0

26,1

27,0

27,0

24,5

24,9

n.n.b.

22

20,0-24,7

Landgebruik

5,4

5,6

4,4

4,4

5,1

3,8

n.n.b.

4,8

4,7-5,3

Totaal2

228,1

220,4

168,8

171,5

158,4

146,8

n.n.b.

117,0

110-1273

1

Klimaat- en Energieverkenning (PBL, 2024)

2

Door afrondingen is er een verschil tussen het totaal en de som van de individuele sectoren.

3

De sectorale bandbreedtes laten zich niet bij elkaar optellen tot de nationale totale bandbreedte, vanwege de toegepaste methodiek die rekening houdt met de interacties tussen onzekerheden in sectoren.

Figuur 3 Kengetal: Elektriciteitsstoringen in minuten per jaar

Bron: Netbeheer Nederland

Beleidsconclusies Klimaatbeleid

Uitvoering Klimaatbeleid

Op basis van de Klimaatwet legt het kabinet in de Klimaatnota 2024 verantwoording af over het gevoerde klimaatbeleid, op basis van de Klimaat en Energieverkenning (KEV) van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Volgens de KEV van 2024 komt de emissiereductie in 2030 uit op ca. 45-52% ten opzichte van 1990. Het doel van 55% is daarmee buiten bereik. Het kabinet zal in het voorjaar tot alternatief beleid besluiten zodat de doelen conform het Regeerprogramma binnen bereik komen. Hierbij kijkt het kabinet ook naar extra inspanningen om bestaande belemmeringen weg te nemen, randvoorwaarden te versterken en het gelijke speelveld (waaronder ten aanzien van energiekosten) te verbeteren.

Klimaatfonds

Het Klimaatfonds draagt bij aan het behalen van klimaatdoelen en wordt tot 2030 uitgevoerd via een begrotingsfonds met een instellingswet. In het voorjaar van 2024 is het concept-Meerjarenprogramma 2025 (MJP 2025) gepresenteerd, gevolgd door het definitieve MJP 2025 bij de Miljoenennota. Het programma geeft een integraal overzicht van de investeringen die worden gedaan uit de zes percelen die binnen het Klimaatfonds gedefinieerd zijn: Kernenergie, CO₂-vrije gascentrales, Energie-infrastructuur, Vroege fase opschaling, Verduurzaming industrie en innovatie mkb, en Verduurzaming gebouwde omgeving.

In MJP 2025 is voorgesteld € 4,7 mld over te hevelen naar departementale begrotingen, waardoor € 26 mld resteert voor MJP 2026. Hiervan is € 10,9 mld reeds toegekend of gereserveerd voor specifieke maatregelen die nader worden uitgewerkt voor het MJP 2026, terwijl € 15,1 mld nog niet specifiek is bestemd. Voor een groot deel betreft dit de € 9,5 mld die in het Hoofdlijnenakkoord is toegevoegd voor kernenergie. Tevens is in het MJP 2025 de naar rato bezuiniging van € 1,2 mld op de ontwikkeling van groene waterstof en batterijen uit het Hoofdlijnenakkoord verwerkt.

De Miljoenennota omvat tevens de begroting 2025 van het Klimaatfonds, waarin budgettaire gevolgen en uitgaven per perceel zijn opgenomen. De maatregelen die middelen hebben ontvangen uit het Klimaatfonds zijn ook opgenomen in de begroting van het verantwoordelijke departement. Tot slot wordt zowel in het jaarverslag van het Klimaatfonds zelf, als in de jaarverslagen van de verantwoordelijke Rijksdepartementen ingegaan op de uitputting en voortgang van de maatregelen die middelen hebben ontvangen uit het fonds.

Europese klimaatdoelen

De Europese Commissie heeft begin 2024 een mededeling gepubliceerd met daarin de aanbeveling dat het tussendoel voor 2040 op weg naar klimaatneutraliteit in 2050 uit zou moeten komen op netto 90% broeikasgasreductie ten opzichte van 1990. De Tweede Kamer is middels een BNC-fiche55geïnformeerd over de Nederlandse positie. Het kabinet zet zich in voor een tussendoel dat haalbaar is, in lijn met de wetenschap en de afspraken in het Parijsakkoord. Daarmee onderschrijft het kabinet het door de Commissie aanbevolen tussendoel van netto 90%. Daarbij pleit het kabinet conform motie Erkens56 voor een stevig uitvoeringspakket voor het wegnemen van knelpunten in de transitie, waaronder netcongestie, langdurige en complexe vergunningsverleningsprocedures en beschikbaarheid van voldoende financiering, betaalbare duurzame energie en grondstoffen. In verschillende Milieuraden is dit besproken. De Europese Commissie zal in 2025 met een wetgevend voorstel komen voor het EU-klimaatdoel van 2040 en een Clean Industrial Deal om de uitvoering te versterken. Naar verwachting zal de Europese Commissie vervolgens in 2026 een pakket maatregelen presenteren om het tussendoel te realiseren, terwijl ook andere prioriteiten van Nederland voor de invulling van de klimaatarchitectuur, zoals voorstellen voor koolstofvastlegging, en een ontwikkeling van een raamwerk voor uitfasering van fossiele subsidies zijn opgenomen.

ETS2

De Fit-for-55 herziening van de richtlijn van het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) uit 2023 heeft een tweede emissiehandelssysteem voor brandstoffen geleverd aan de gebouwde omgeving, wegtransport en overige sectoren (ETS2) geïntroduceerd. Deze richtlijn is in 2024 omgezet in nationale wetgeving.57 Vanaf 2027 zal het ETS2 volledig in werking treden. Vanaf dat moment zullen er emissierechten worden geveild en zullen brandstofleveranciers deze emissierechten moeten inleveren voor de CO2-inhoud van de brandstoffen die zij leveren. Het is nog niet bekend tegen welke prijs emissierechten zullen worden geveild. Om meer zekerheid te bieden over de prijs van de emissierechten, bevat het ETS2 diverse prijsbeheersingsmechanismen, waaronder een mechanisme dat in werking treedt wanneer de prijs van emissierechten het niveau van € 45 bereikt (geïndexeerd op basis van het EU-indexcijfer van de consumptieprijzen voor 2020). In de begroting wordt daarom uitgegaan van dit prijsniveau - inclusief verwachte ontwikkelingen van het EU indexcijfer - bij de berekening van de verwachte ETS2-veilinginkomsten voor Nederland. Het is mogelijk dat de prijs hoger of lager zal uitvallen, waardoor de totale veilinginkomsten voor Nederland anders zullen uitvallen.

Beleidsconclusies Energiebeleid

Nationaal Programma Energiebesparing

Om de sturing op het behalen van de nationale energiebesparingsdoelen te versterken, is het kabinet in 2024 gestart met het in kaart brengen van de effecten van maatregelen op energiegebruik ten behoeve van de voorjaarsbesluitvorming over klimaat- en energiebesparingsmaatregelen en bij bestedingen uit het Klimaatfonds. Over de uitkomsten van de besluitvorming over maatregelen en fondsen wordt de Kamer bij de Voorjaarsnota 2025 geïnformeerd. Daarnaast is in het najaar een grootschalige publiekscampagne gelanceerd die zich richtte op het bewuster omgaan met energie.

Windenergie op zee

Het kabinet geeft in het Regeerprogramma aan de routekaart voor 21 gigawatt (GW) windenergie op zee (hierna: routekaart) onverkort uit te voeren. In april 2024 is de planning van de routekaart geactualiseerd, via een aanpassing van het Ontwikkelkader windenergie op zee. In de herijkte planning wordt voorzien om uiterlijk Q2 2027 20,7 gigawatt (GW) aan windparken op zee te vergunnen, met geplande realisatie van de laatste windparken van deze routekaart eind 2032. (Kamerstuk 33 561, nr. 61)

In december 2024 is het Ontwikkelkader opnieuw geactualiseerd, maar nu het deel dat ziet op het net op zee. Middels deze actualisatie is onder meer opdracht aan TenneT gegeven voor het ontwikkelen van een hybride interconnectie met het Verenigd Koninkrijk (LionLink) en het uitvoeren van voorbereidende activiteiten voor de netaansluiting van Doordewind, Kavel II. Ook zijn de duurzaamheidseisen aan TenneT geactualiseerd. Daarnaast zijn kavels in omvang van 2GW naar 2x1GW gesplitst, zijn klantaansluitingen gereserveerd en wijzigingen gemaakt in de aansluitmogelijkheden van kabels (Kamerstuk 33 561, nr. 66 en nr. 67). In juni 2024 zijn de kavels Alpha en Beta van windenergiegebied IJmuiden vergund (Kamerstuk 33 561, nr. 65). Deze windparken van elk 2GW capaciteit zijn subsidievrij vergund middels een vergelijkende toets met financieel bod. Deze windparken zullen respectievelijk in Q3 en Q4 2029 worden gerealiseerd. Met de succesvolle vergunning van deze windparken op zee is een significante bijdrage geleverd aan realisatie van de routekaart voor 21 GW.

In november 2024 zijn de concept kavelbesluiten en concept tenderregelingen voor de kavels Gamma-A en Gamma-B van windenergiegebied IJmuiden Ver en kavel 1-A van windenergiegebied Nederwiek (samen 3 GW capaciteit) in de Staatcourant gepubliceerd, zoals in juni 2024 was aangekondigd (Ref. Kamerstuk 33 561, nr. 62). Voor deze kavels is opnieuw gekozen voor de procedure van een vergelijkende toets met financieel bod. Deze kavels zijn ingeschaald op elk 1 GW capaciteit, waarbij het aantal kostenverhogende maatregelen is beperkt om de verslechterde businesscase van windparken op zee niet verder onder druk te zetten. In april 2024 zijn de voorbereidingsbesluiten voor kavel I van windenergiegebieden Doordewind en kavel II en III van windenergiegebied Nederwiek genomen, waarna er gestart is met de voorbereiding van de kavelbesluiten van deze windenergiegebieden. Gedurende 2024 is gewerkt aan de voorbereiding van besluitvorming over een Partiële Herziening van het Programma Noordzee 2022-2027, waarmee het kabinet nieuwe windenergiegebieden aanwijst voor de periode vanaf 2033 richting 2040 (Kamerstuk35 325, nr. 8). Besluitvorming is voorzien voor 2025. Met het oog op de toekomst bereidt het kabinet waterstofproductie op zee voor middels twee demonstratieprojecten. De Tweede Kamer is in juni 2024 geïnformeerd over de vormgeving en voorbereiding van beide projecten. In november is de Kamer geïnformeerd over de selectiewijze van het consortium voor het eerste demonstratieproject en over de manier waarop de subsidie zal worden toegekend.

Overige verduurzaming van de productie van elektriciteit

Kernenergie

In 2024 is verder gewerkt aan de bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale Borssele en zijn de volgende stappen gezet voor de realisatie van nieuwe kerncentrales, waarvoor de ambitie verhoogd is van 2 naar 4 nieuwe centrales. Voor de bedrijfsduurverlenging van de kerncentrale Borssele heeft in 2024 het ontwerpwetsvoorstel voor de wijziging van de Kernenergiewet, samen met het milieueffectrapport, ter inzage gelegen (ontwerp-wetsvoorstel voor het mogelijk maken van het langer openhouden van kerncentrale Borssele | Platform Participatie). De reacties op deze ter inzage legging worden begin 2025 verwerkt, waarna het ontwerpwetsvoorstel voor advies naar de Raad van State wordt gestuurd. Daarnaast hebben de publieke aandeelhouders van EPZ hun voorkeur aangegeven om hun aandelen te verkopen aan de Staat. Hierop zijn in 2024 verkennende gesprekken gestart over overname van de aandelen in EPZ.

Voor de bouw van nieuwe kerncentrales zijn in 2024 stappen gezet op het gebied van financiering, techniek en locatie. De marktconsultatie voor de financieringsstructuur is afgerond (Kamerstuk32 645, nr. 132), net als de technische haalbaarheidsstudies voor de bouw van twee kerncentrales op de locatie Borssele. Er is bovendien gestart met de review van de marktconsultatie en de technische haalbaarheidsstudies door een extern consortium. Ook is het Voornemen en Voorstel voor participatie ter inzage gelegd, waarmee de rijksprojectenprocedure voor de locatiekeuze van de eerste twee van vier centrales formeel is gestart. Hierop zijn ruim 1.300 reacties gekomen. Ook heeft de minister een intentieverklaring ondertekend voor de start van het proces om te komen tot een Rijk-Regiopakket voor de nieuwbouw en is een gebiedsverbinder aangesteld. Daarnaast is in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en Klimaat, de netinpassing van nieuwe kernenergie op de locaties Borssele en de Maasvlakte onderzocht. Tot slot zijn in 2024 de eerste stappen gezet voor de oprichting van een projectorganisatie, die uiteindelijk belast zal worden met de bouw van de nieuwe kerncentrales.

Voor de nodige impuls in de nucleaire kennisinfrastructuur is eind 2023 kernenergie als afzonderlijke missie toegevoegd aan het Missiegedreven Topsectoren- en Innovatiebeleid. In 2024 is een start gemaakt met de uitwerking van het Meerjarig Missiegedreven Innovatieprogramma (MMIP) Kernenergie. Dit MMIP levert een programmatische aanpak van essentiële investeringen in onderwijs, onderzoek en innovatie in het nucleaire domein, ook internationaal. In 2024 zijn de eerste concrete stappen gezet, zoals het instellen van zes PhD-posities en leerstoelen aan de TU Delft en het instellen van nucleaire minors bij een hbo- en mbo-instelling in samenwerking met de Nuclear Academy, een samenwerking tussen NRG en TU Delft (met middelen uit het MMIP). Met deze stappen wordt een essentiële bijdrage geleverd aan de versterking van de kennisbasis. De uitvoering van het MMIP ligt op schema. De internationale context en ervaringen van andere landen zijn cruciaal om de opbouw van de nucleaire kennis en kunde in Nederland mogelijk te maken. Om de technische samenwerking op kernenergie en uitwisseling van kennis en expertise te stimuleren, zijn, afzonderlijke samenwerkingsverbanden aangegaan met Zuid Korea, Frankrijk en de Verenigde Staten. Tevens hebben in 2024 de eerste concrete activiteiten plaatsgevonden, zoals een beleidsuitwisseling en een innovatiemissie naar Zuid-Korea, waaraan meer dan twintig vertegenwoordigers vanuit de nucleaire sector hebben deelgenomen.

In 2024 is het SMR programma gepubliceerd (kamerstuk 32 645 nr. 123), waarbij in stappen wordt toegewerkt naar een Nederland dat goed is voorbereid op de mogelijke komst van SMR's. Hiervoor is er, naast capaciteitsopbouw binnen de directie voor de uitvoering van het programma, de afgelopen periode een Europese aanbesteding afgerond voor een consortium dat de eerste lijn van het SMR programma, simulaties, zal gaan uitvoeren. Op 12 december 2024 en op 16 januari 2025 vonden de eerste voorbereidende bijeenkomsten plaats waar ruim 150 geïnteresseerden werden meegenomen in de aanpak van het simulatietraject. Naast de simulaties heeft het kabinet ook de nodige stappen gezet voor de tweede programmalijn, zoals het verdiepen van internationale samenwerking, het overzichtelijk maken van bestaande kennis en informatie over SMR’s (waarvoor een SMR-module is gepubliceerd op www.overkernenergie.nl, en is begonnen met het in kaart brengen van energetische en ruimtelijke voorwaarden.

Energiesysteem

Op 4 maart 2024 hebben de Ministers voor Klimaat en Energie en van Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening het Ontwerpprogramma Energiehoofdstructuur (PEH) gepubliceerd, samen met een uitvoeringsagenda (Kamerstuk 31 239, nr. 388). Het PEH betreft de ruimtelijke visie voor de energiehoofdstructuur van nationaal belang voor Nederland in 2050. De vertaling van PEH naar het Besluit Kwaliteit Leefomgeving ligt op schema. Naar verwachting start de publieksconsultatie begin 2025. Op 24 oktober 2024 is, samen met de Klimaatnota, conform planning ook de eerste Energienota gepubliceerd (Kamerstuk 32 813, nr. 1416). De Energienota is aangekondigd in het Nationaal Plan Energiesysteem dat eind 2023 naar de Tweede Kamer is gestuurd en zal vanaf nu jaarlijks aan de Tweede Kamer gestuurd worden. In de Energienota rapporteert het Kabinet over de voortgang van de energietransitie, benoemt de meest relevante nieuwe ontwikkelingen en agendeert waar nodig nieuw beleid.

Transitie inzet diepe ondergrond

Met de formele start in 2024 van de bouwwerkzaamheden van Porthos is een belangrijke mijlpaal behaald. Dit voor het Nederlandse klimaatbeleid cruciale project kende een intensieve voorbereiding, maar Nederland laat nu zien dat er ook concrete stappen worden gezet. Om de verdere uitrol van CCS te versnellen, is in 2024 subsidie aan EBN verstrekt om de realisatie van opslaglocaties te versnellen. Om de Noordwest Europese markt verder op gang te brengen heeft Nederland met Noorwegen een Memorandum of understanding bilateraal overeenkomst getekend, waardoor er in 2025 CO2 van Nederland naar Noorwegen kan worden getransporteerd om daar te worden opgeslagen. Om internationaal onderzoek naar CO2-afvang, -transport en -opslag te bevorderen, neemt Nederland deel aan het Europese onderzoeksprogramma ACT (Accelerating CCS Technologies), waarin Nederlandse onderzoeksinstellingen en bedrijven samenwerken met organisaties in Europa en Noord-Amerika. In 2024 liep ACT III af. Vanaf 2022 is ACT onderdeel geworden van het Clean Energy Technology Partnership, een onderzoeksprogramma van de Europese Commissie. Nederland draagt hier vanaf 2024 € 2 mln per jaar aan bij.

Voor de afhandeling van mijnbouwschade door voormalige steenkoolwinning in Limburg is in 2024 is samen met de regio gewerkt aan een technische onderbouwing van de gebiedsafbakening, het concept schadeprotocol en de concept garantieregeling. In juni 2024 zijn twee kwartiermakers aan de slag gegaan. Zij hebben in december 2024 hun advies voor de inrichting van de schadeafhandeling gegeven. Hierbij hebben zij ook de wensen van de Limburgers centraal gesteld. De daadwerkelijke schadeafhandeling is in 2024 nog niet opgestart. In 2024 is een bijdrage overgemaakt aan de provincie Limburg voor het uitvoeren van het pakket van maatregelen. Dit betreft onder andere het saneren van schachten, het monitoren van het mijnwater, bodembeweging en de uitvoering van het informatiecentrum Nazorg Steenkoolwinning.

Er is veel kennis van de ondergrond opgedaan tijdens opsporings- en ontwikkelactiviteiten voor olie- en gaswinning. Deze data is publiek beschikbaar. Hier profiteert geothermie van mee. In grote delen van Nederland is echter weinig tot geen data acquisitie geweest, omdat deze gebieden weinig potentie hebben voor olie- en gaswinning. Door het gebrek aan die data is het risico op een mislukte geothermieboring in die gebieden veel groter. In de SCAN projecten brengen EBN en TNO de ondergrond in Nederland beter in kaart. Die kennis verlaagt de investeringsrisico’s voor geothermieprojecten. In de eerste fase van het SCAN programma is de ondergrondstructuur in kaart gebracht. Daarbij lag de focus op de zogenaamde witte gebieden. In aanvulling op de seismische onderzoeken vinden nu diepboringen plaats om de eigenschappen van de ondergrond verder in beeld te brengen. De focus ligt op locaties waar data acquisitie implicaties heeft voor grote gebieden. De eerste drie boringen (Amstelland, Heijningen en Heesch) zijn afgerond en EBN heeft een vergunning gekregen voor de volgende boring, ditmaal bij de Bilt. In het vervolg wordt verder ingezoomd zodat op lokaal niveau data-acquisitie kan plaats vinden, de zogenaamde SCAN 4.

Lage en Hoge Temperatuur Geothermie (LTG en HTG) zijn innovatieve technieken als aanvulling op de conventionele geothermie. In 2024 is een projectteam gestart om te verkennen hoe de middelen uit het klimaatfonds optimaal aangewend worden voor de realisatie van LTG en HTG. HTG is relevant voor verduurzaming van de procesindustrie. Deze techniek is niet eerder in Nederland toegepast. Daarom is inzet voorzien op kennisontwikkeling als ook een eerste proefboring. LTG is geschikt voor kleinschalige(re) toepassingen in de gebouwde omgeving. Inzet is voorzien op innovatie en implementatie.

De opslag van waterstof vormt een essentiële schakel in het waterstofsysteem, als buffer voor wanneer vraag en aanbod niet met elkaar samenvallen. Zuidwending (project Hystock) is de enige plek in Nederland waar waterstofopslag tijdig gerealiseerd kan worden. In 2024 zijn gesprekken gestart zodat in 2025 een maatwerkbeschikking mogelijk is voor de ontwikkeling van dit project. Financiële risicodeling tussen Hystock en de overheid is nodig omdat er nog geen markt is voor de handel in waterstof en de investerende partijen daardoor voor de markt uit hun investeringen moeten doen.

Vulmaatregelen gasopslagen

Op 1 oktober 2024 waren de gasopslagen in Nederland voor bijna 93% gevuld. Dit was in lijn met de ambitie van het kabinet en het advies van Gasunie Transport Services (Kamerstuk 29 023, nr. 442) en ruim boven de vulverplichting voor Nederland van 74% die op 1 november gold op grond van de EU-verordening gasleveringszekerheid. Dit was met name te danken aan marktpartijen. Daarnaast heeft EBN – in opdracht van EZK – aanvullend gas in gasopslag Bergermeer opgeslagen. In het voorjaar 2025 kan het kabinet met zekerheid zeggen wat de vultaak van EBN in 2024 gekost heeft. EBN krijgt ook in 2025 de taak om (net als in de jaren 2022, 2023 en 2024) tot 20 TWh aan gas op te slaan, voor het geval marktpartijen dat onvoldoende doen (Kamerstuk 29 023, nr. 519 en 531).

Het wetsvoorstel van de Wet collectieve warmtevoorziening (Wcw) is op 19 juni 2024 aan de Kamer verzonden. Daarmee is de planning van inwerkingtreding van de wet momenteel afhankelijk van de snelheid van de Kamerbehandeling. Verder is de Kamer op 16 oktober 2024 middels een technische briefing verder geïnformeerd over het wetsvoorstel. Naar verwachting wordt het wetsvoorstel dit voorjaar in de Tweede Kamer behandeld.

Warmtenetten

De Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) betreft een meerjarige openstelling voor cumulatief € 1,6 miljard uit het Klimaatfonds en heeft als doel om de realisatie van warmtenetten te stimuleren door het verlagen van de onrendabele top. De WIS is tot nu toe tweemaal opengesteld, voor het eerst in 2023 en voor de tweede keer in 2024. Ten tijde van het schrijven van dit Jaarverslag zijn er in totaal 14 projecten beschikt en zijn er 6 aanvragen nog in behandeling. In 2024 is het mogelijk gemaakt om een korting op het vastrecht in rekening te brengen, waardoor warmtebedrijven een beter aanbod aan verhuurders kunnen maken. Toch is slechts een kwart van het totale opengestelde budget aangevraagd. Dat komt door de terughoudendheid van de grote private warmtebedrijven om in nieuwe projecten te investeren, in afwachting van opheldering over de publieke marktordening van het wetsvoorstel Wet collectieve warmte.

Hernieuwbare waterstof

Transportnet waterstof: Gasunie dochter Hynetwork Services (HNS) ontwikkelt het transportnet voor waterstof. Met de bouw ervan is in het Rotterdamse havencluster gestart en voor een groot deel van de tracés lopen de ruimtelijke procedures. De planning van de ontwikkeling van het net (uitrolplan) is in 2024 geactualiseerd, op delen van het net wordt vertraging opgelopen. HNS is voor de ontwikkeling en het beheer van het transportnet door de minister van KGG belast met het uitvoeren van een Dienst van Algemeen Economisch Belang. Hierbij is een subsidie verstrekt van maximaal € 750 mln om de verliezen in de aanloopfase af te dekken waarin de opbrengsten de kosten nog niet kunnen dekken. Op termijn wordt HNS gereguleerd beheerder van het transportnet voor waterstof.

Begin mei 2024 zijn de resultaten van de eerste ronde van de subsidieregeling Opschaling volledig hernieuwbare waterstofproductie via elektrolyse (OWE) gepubliceerd. Zeven projecten zijn gehonoreerd voor in totaal meer dan 100 MW, met een budget van € 245 mln. Bedrijven hebben tot 2028 om hun project te realiseren.

OWE2: Elektrolyseprojecten konden zich tot eind november 2024 aanmelden voor de tweede ronde van de OWE. Er waren ruim 30 aanmeldingen met een totaal gevraagd budget van ruim € 3 mld. Het beschikbare budget is € 1 mld. RVO verwacht de uitkomsten in april 2025 bekend te maken.

IPCEI Waterstof is een meerjarig traject met vier verschillende thema’s (golven). Deze golven lopen ieder een afzonderlijk traject door bij de Europese Commissie en hebben ieder een aparte nationale subsidietender. De samenloop van de tijdlijnen van het Europese en het nationale proces blijft een uitdaging bij de uitvoering van het IPCEI-traject. Het goedkeuringstraject bij de Europese Commissie is voor alle vier de golven afgerond: voor golven 3 en 4 is dit in 2024 gebeurd. Door vertragingen bij de Europese Commissie is dit later dan initieel verwacht. Naast Europese goedkeuring moet ook een nationaal proces doorlopen worden voordat er subsidie uitgekeerd kan worden aan de geselecteerde projecten. Voor de eerste drie golven heeft het nationale proces in 2021 en 2022 plaatsgevonden, voor de vierde en laatste golf heeft dit proces langer geduurd dan vooraf gedacht en wordt het naar verwachting in 2025 afgerond.

H2Global: Voor het stimuleren van waterstofimport heeft het kabinet € 300 mln toegekend. Eind 2024 heeft de Europese Commissie goedkeuring gegeven en naar verwachting wordt de tender na de zomer geopend voor aanmeldingen.

Energie innovatie

Met het missiegedreven innovatiebeleid is ook in 2024 richting en ondersteuning geboden om het innovatieproces aan te jagen en te versnellen. Dit gebeurde onder andere door het programmeren van energie-innovatie in de Meerjarige Missiegedreven Innovatie Programma’s (MMIP’s) in samenwerking met de Topsector Energie en andere stakeholders, zoals kennisinstellingen en universiteiten.

Daarnaast is energie-innovatie ondersteund door middel van de openstelling van de verschillende subsidieregelingen. In 2024 is de DEI+ (Demonstratie Energie- en Klimaatinnovatie regeling) opengesteld met € 141 mln, dit budget raakte volledig uitgeput. De MOOI (Missiegedreven Onderzoek, Ontwikkeling en Innovatie) is opengesteld met een bedrag van aanvankelijk € 64,1 mln (waarvan € 10,5 mln vanuit BZK) en later opgehoogd tot in totaal € 91,1 mln. Ook verschillende onderdelen van de EKOO subsidiemodules (Energie & Klimaat Onderzoek en Ontwikkeling) zoals de TSE Elektriciteit (€ 5 mln) en de TSE industrie Onderzoek en Ontwikkeling (€ 3 mln) zijn in 2024 opengesteld. Als laatste is de HEP regeling opengesteld met een budget van ongeveer € 4,3 mln. Middels de HEP (Horizon Europe Partnership) regeling kunnen Nederlandse partijen deelnemen aan internationale projecten onder het Clean Energy Transition Partnership. Elke partij krijgt nationale financiering waarna er een top-up vanuit de Europese Commissie volgt.

In 2024 zijn de regelingen voor het eerst opengesteld sinds de doorontwikkeling die heeft plaatsgevonden in 2023 (naar aanleiding van de beleidsevaluatie). In de DEI+ regeling konden voor het eerst aanvragen ingediend worden met een maximaal subsidiebedrag van € 30 mln (in plaats van de oorspronkelijke € 15 mln). In 2024 was er grote belangstelling voor de DEI+. Er is voor ruim € 400 mln aan subsidie aangevraagd. Hierdoor moesten helaas ook inhoudelijk goede aanvragen afgewezen worden vanwege budget tekort. Deze aanvragen kunnen wel wederom terecht in de DEI+ openstelling van 2025. Tevens werd voor het eerst de EKOO-regeling opengesteld. Deze regeling is een samenvoeging van de voorgaande TSE tenderregelingen. De eerste feedback is dat het bundelen van al deze losse regelingen tot één instrument als prettig en overzichtelijk wordt ervaren, waarmee het voorgenomen doel is bereikt. De MOOI-regeling is ervaren als een succesvolle regeling waarbij het beschikbare budget ook ruim overtekend is door aanvragen. Door het budget van de MOOI op te hogen konden alle inhoudelijk goede aanvragen gehonoreerd worden. Uit het Nationaal Plan Energiesysteem (NPE) is gebleken dat systeemintegratie en digitalisering belangrijke thema’s zijn in de ontwikkeling van het toekomstige energiesysteem. In de doorvertaling van het NPE naar het energie-innovatie instrumentarium is hier in 2024 meer geld beschikbaar voor gesteld in de innovatie programmering. Dit komt bijvoorbeeld tot uiting bij het project SynergyS waarin een opensource energie managementsysteem wordt ontwikkeld dat bijdraagt aan vermindering van de netcongestieproblematiek zonder de aanwezige energie-infrastructuur te verzwaren. Dit zogenaamde multi-commodity energiesysteem (MCES) wordt opgepakt door een breed consortium van bedrijven en onderzoeksinstellingen onder penvoering van de Hanze Hogeschool.

Risicobeleid

De uitgangspunten voor het risicobeleid zijn in de zomer 2024 interdepartementaal vastgesteld. Deze uitgangspunten bouwen voort op bestaand beleid en moeten helpen om allerhande risicovraagstukken in de energietransitie op te lossen, zoals het omgaan met onzekerheid, leren van incidenten en goede risicocommunicatie. Ten tijde van het opstellen van het jaarverslag vindt er afstemming plaats met koepelorganisaties IPO en VNG over toepassing van de uitgangspunten in de uitvoering. Daarna zal het geheel aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De visie op waterstofdragers is conform de uitgangspunten opgesteld. Ook is een eerste versie van een veiligheidsrichtsnoer voor waterstofdragers gepubliceerd. Het werk speelt in op vraagstukken die opkomen in de energietranstie zoals die in de projecten als Delta Rhine Corridor en Porthos. Voor de doorontwikkeling van het denken over omgaan met risico’s zijn meerdere onderzoeken uitgevoerd, zoals opgavegericht werken door de Universiteit Utrecht.

Regionale Energiestrategieën

Sinds 2019 werken dertig regio’s aan een Regionale Energiestrategie (RES). Dit houdt in dat ze plannen maken voor het opwekken van elektriciteit uit zonne- en windenergie in hun regio. Gezamenlijk moet het bod van alle regio’s optellen tot ten minste 35 TWh in 2030. Het door de decentrale overheden in de dertig regio’s vastgestelde opgetelde bod komt hier met in totaal 55 TWh ruim bovenuit. Zoals blijkt uit de PBL-voortgangsmonitor en de RES-foto van december 2024 is de doelstelling van 35 TWh in 2030 binnen bereik. Tegelijkertijd droogt de pijplijn met nieuwe zonne- en windenergieprojecten op, door onzekerheid over strengere milieunormen voor windturbines, de aangescherpte voorkeursvolgorde zon, maatschappelijke en politieke druk en netcongestie. Ook lopen door negatieve stroomprijzen inkomsten van wind- en zonneprojecten terug. Hierdoor is het totale bod van 55TWh van de RES-regio’s op dit moment niet binnen bereik in 2030.

Energiebelasting

In het Belastingplan 2023 is vastgelegd dat de energiebelastingtarieven op aardgas tussen 2023 en 2030 jaarlijks worden verhoogd, en de tarieven op elektriciteit worden verlaagd. Dit draagt eraan bij dat de aantrekkelijkheid van elektrische warmteopties zoals warmtepompen wordt verhoogd ten opzichte van verwarming met aardgas, en verlaagt de benodigde subsidiering ten behoeve van elektrificatie. In het Belastingplan 2024 is opgenomen dat diverse vrijstellingen en verlaagde tarieven in de energiebelasting worden afgebouwd en ingeperkt. Het gaat hierbij om geleidelijke afschaffing van het verlaagd tarief voor de glastuinbouw, en inperking van de inputvrijstelling in de energiebelasting op aardgas gebruikt voor elektriciteitsproductie. De implementatie is zoals voorgenomen gerealiseerd, met uitzondering van de voorgestelde afschaffing van de vrijstelling in de energiebelasting voor metallurgische en mineralogische procedés, die niet door de Eerste Kamer is aanvaard. Op verzoek van de Eerste Kamer is een onderzoek uitgevoerd naar de impact van de stapeling van deze maatregel met een aantal andere beprijzingsinstrumenten. Dit onderzoek is in september 2024 aan beide Kamers aangeboden.

SDE++

Van 10 september tot en met 10 oktober 2024 vond de openstelling van de SDE++ plaats. Hiervoor was een openstellingsbudget van € 11,5 mld beschikbaar. Gedurende de openstelling zijn aanvragen ingediend met een budgetclaim van in totaal circa € 10,5 mld.

Hoewel er nog steeds grote interesse is in de SDE++, kan tegelijkertijd worden vastgesteld dat het beschikbare openstellingsbudget helaas niet is uitgeput. Uitputting van het budget is wel het streven, omdat dit zorgt voor aanvullende competitie tussen aanvragen en daarmee de kosteneffectiviteit van de regeling ten goede komt.

Net als in 2023, zijn er in de openstellingsronde van 2024 hekjes gehanteerd. Een hekje reserveert budget voor technieken met een - op korte termijn - hogere subsidie-intensiteit, waardoor deze eerder aan bod komen. Deze technieken dragen op langere termijn bij aan een kosteneffectieve transitie. Voor aanvragen binnen de domeinen moleculen, lagetemperatuurwarmte en hogetemperatuurwarmte was er per domein € 1 mld budget gereserveerd. In elk van deze domeinen is een hoger bedrag aangevraagd dan het gereserveerde bedrag, maar deze technieken zijn alsnog aan bod gekomen. Tenslotte is het traject toekomst SDE++ gestart, waarover eind 2024 een Kamerbrief is gestuurd om de transitie passend te stimuleren.

Doordat RVO heeft gestuurd op terugbetaling van te veel betaalde voorschotten is het openstaande bedrag gedaald van circa € 600 mln naar circa € 285 mln per 16 december 2024.

Het afgelopen jaar is uitgebreid onderzoek verricht naar verschillende ontwerpopties voor contracts for difference (CfD) en de effecten hiervan op de elektriciteitsmarkt en hernieuwbare energiesector. Hieruit is een eerste advies voortgekomen voor een CfD voor zon-PV en windenergie, dat de komende tijd verder wordt uitgewerkt. Tenslotte is ook gekeken naar aanpassingen in de SDE++ zodat deze nog beter kan bijdragen aan de energietransitie, waarover de Kamer tussentijds is geïnformeerd.

Uitwerking landspecifieke aanbevelingen (motie-Schouw)

De Europese Commissie heeft in 2020 een landspecifieke aanbeveling gedaan om investeringen toe te spitsen op de groene en digitale transitie, onder andere op de ontwikkeling van duurzame infrastructuur en het schoon en efficiënt opwekken en gebruiken van energie. Het kabinet zet onverminderd in op het klimaat- en energiebeleid en digitaliseringsbeleid. Dit draagt namelijk ook bij aan het toekomstige verdienvermogen van Nederland. De ontwikkeling van duurzame infrastructuur is de inzet van het Programma Energiehoofdstructuur. Voor de ontwikkeling van het efficiënt opwekken van energie bestaat de SDE++ voor ondersteuning van hernieuwbare energieproductie en CO2-reductie. Ook zijn er verschillende regelingen beschikbaar voor investeringen in innovatie voor de energietransitie. Daarnaast is het Klimaatfonds officieel opgericht na goedkeuring door de Eerste Kamer in december 2023. Met het Klimaatfonds wordt geïnvesteerd in het behalen van de klimaat- en energiedoelen, waarbij er ook middelen specifiek zijn geoormerkt voor de ontwikkeling van de energie-infrastructuur voor de transitie en de opschaling van hernieuwbare energietechnieken. Het Klimaatfonds kent een begroting en een eigen Jaarverslag.»

Tabel 21 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 4 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

9.775.219

6.728.172

28.512.525

18.448.402

13.030.134

11.957.256

1.072.878

        

Uitgaven

3.674.944

3.388.161

8.880.062

7.707.014

4.205.697

4.655.349

‒ 449.652

        

Subsidies (regelingen)

2.160.036

3.038.233

4.912.846

5.725.251

2.270.182

3.715.154

‒ 1.444.972

Missiegedreven Onderzoek Ontwikkeling en Innovatie (MOOI)

40.675

54.508

59.862

66.176

54.385

55.465

‒ 1.080

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

38.427

25.539

29.610

31.114

30.617

42.000

‒ 11.383

Energie-efficiency

3.260

2.959

1.273

2.435

759

2.368

‒ 1.609

Green Deals

141

25

45

2.284

6

500

‒ 494

Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+)

33.605

53.144

71.256

49.777

41.352

90.251

‒ 48.899

Subsidieregeling Duurzame Scheepsbouw (SDS)

2.834

4.890

3.307

2.939

1.228

1.696

‒ 468

Projecten Klimaat en Energieakkoord

1.612

671

2.227

706

1.940

13.452

‒ 11.512

MEP

429

0

0

0

0

0

0

SDE

587.388

604.440

204.728

701

217.850

200.000

17.850

SDE+

1.192.654

1.932.881

666.705

397.600

612.579

307.428

305.151

SDE++

0

120

1488

102.375

35.414

280.367

‒ 244.953

Aardwarmte

15.000

15.000

17.500

30.000

37.500

37.500

0

ISDE-regeling

101.383

112.141

249.518

510.696

460.485

706.290

‒ 245.805

Compensatie Energie-intensieve bedrijven (ETS)

110.083

172.739

0

0

0

0

0

Carbon Capture Storage (CCS)

6.285

3.927

2.677

2.786

2.242

4.664

‒ 2.422

Energiebesparing en duurzame energie sportaccomodaties EDS

32

0

0

0

0

0

0

Hoge Flux Reactor

7.451

6.401

6.401

6.401

5.440

6.925

‒ 1.485

Caribisch Nederland

14.460

32.304

34.887

19.064

15.099

13.344

1.755

Overige subsidies

4.014

16.421

57.565

49.134

12.492

32.258

‒ 19.766

Opschalingsinstrument waterstof

0

0

0

2.150

46.321

389.000

‒ 342.679

Maatregelen voor CO2-reductie

303

0

0

0

614

0

614

Ombouw grootverbruikers

0

0

0

1.949

0

0

0

Subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE)

0

19

496

0

1.871

0

1.871

Subsidieondersteuning verduurzaming MKB

0

104

8.424

655

1

9.000

‒ 8.999

IPCEI waterstof

0

0

45

124.282

0

396.815

‒ 396.815

Vulmaatregelen gasopslag

0

0

0

67.921

112.999

340.400

‒ 227.401

MIEK

0

0

1.039

5.821

838

14.450

‒ 13.612

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

0

0

0

27

141

9.087

‒ 8.946

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

0

0

0

78

3.116

110.000

‒ 106.884

NGF-project NieuweWarmteNu!

0

0

0

10.153

17.470

37.620

‒ 20.150

Tegemoetkoming energieprijzen 2022

0

0

3.123.553

9.366

1.092

0

1.092

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

0

0

370.240

3.668.290

206.408

100.000

106.408

Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten

0

0

0

0

31.836

50.000

‒ 18.164

Tegemoetkoming blokaansluitingen

0

0

0

496.880

229.666

178.641

51.025

Uitbreiding ontwikkelfonds energiecoöperaties warmteprojecten

0

0

0

26.791

0

0

0

Investeringen waterstofbackbone

0

0

0

36.700

34.503

34.500

3

NGF - project Circulaire zonnepanelen

0

0

0

0

15.614

135.000

‒ 119.386

Geothermie (Klimaatfonds)

0

0

0

0

0

1.000

‒ 1.000

Ondersteuning energiehubs

0

0

0

0

0

55.000

‒ 55.000

Kwaliteitsbudget energieprojecten

0

0

0

0

93

25.000

‒ 24.907

Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie

0

0

0

0

29

5.000

‒ 4.971

Subsidie project Djewels

0

0

0

0

15.146

0

15.146

Correctieregeling duurzame warmte

0

0

0

0

20.348

0

20.348

Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten

0

0

0

0

2.688

23776

‒ 21.088

Realisatie Zon op Zee

0

0

0

0

0

6357

‒ 6.357

        

Leningen

4.000

5.000

1.061.400

83.800

29.654

24.000

5.654

Lening EBN

4.000

5.000

61.400

19.000

24.000

24.000

0

Lening EBN voor vullen Bergermeer

0

0

1.000.000

0

0

0

0

Lening InvestNL

0

0

0

64.800

370

0

370

Leningen NGF - project Circulaire zonnepanelen

0

0

0

0

5.284

0

5.284

        

Garanties

4.475

0

0

0

0

0

0

Verliesdeclaraties aardwarmte

4.475

0

0

0

0

0

0

        

Opdrachten

20.845

10.571

16.234

34.309

84.468

78.733

5.735

Onderzoek mijnbouwbodembeweging

1.938

2.515

2.552

1.352

1.598

1.590

8

SodM onderzoek

1.059

1.193

1.153

1.781

1.843

2.188

‒ 345

Uitvoeringsagenda klimaat

203

163

320

275

167

473

‒ 306

Klimaat mondiaal

275

156

139

330

1.996

370

1.626

Onderzoek en opdrachten

17.370

6.544

12.070

23.056

13.362

14.033

‒ 671

Programma Opwek Energie op Rijksvastgoed (OER)

0

0

0

7

7.071

11.805

‒ 4.734

Energiehulp Oekraïne

0

0

0

7.508

27.476

7.500

19.976

Projecten Kernenergie

0

0

0

0

30.955

40774

‒ 9.819

        

Bijdrage aan agentschappen

84.148

89.683

106.102

140.635

172.751

131.906

40.845

Bijdrage RVO.nl

71.171

77.196

90.998

119.398

146.573

96.476

50.097

Bijdrage RDI

397

882

4.002

4.621

4.834

9.041

‒ 4.207

Bijdrage NEa

8.766

7.117

7.197

12.843

16.104

18.432

‒ 2.328

Bijdrage KNMI

1.437

2.047

1.424

1.872

2.952

2.313

639

Bijdrage NVWA

703

841

846

0

339

968

‒ 629

Bijdrage RIVM

0

0

0

0

0

2.763

‒ 2.763

Bijdrage RWS

1.674

1.600

1.635

1.901

1.949

1.913

36

        

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

128.307

125.186

134.579

148.464

155.316

150.657

4.659

Doorsluis COVA-heffing

94.845

89.426

96.233

104.973

97.803

111.000

‒ 13.197

TNO kerndepartement

32.547

34.688

36.965

41.718

56.119

37.580

18.539

TNO SodM

915

1.072

1.381

1.773

1.394

2.077

‒ 683

        

Bijdrage aan medeoverheden

8.971

19.020

13.236

367.187

579.038

543.993

35.045

Uitkoopregeling

8.971

19.020

2.454

2.749

932

0

932

Regeling toezicht energiebesparingsplicht

0

0

10.732

12.858

12.849

16.760

‒ 3.911

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

0

0

50

351.580

565.257

527.233

38.024

        

Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties

10.446

33.578

9.110

9.344

61.590

10.906

50.684

Nuclear Research Group (NRG)

9.207

32.094

7.789

8.194

45.199

6.685

38.514

Internationale contributies

1.239

1.484

1.321

1.150

16.391

1.790

14.601

PBL Rekenmeesterfunctie

0

0

0

0

0

2.431

‒ 2.431

        

Storting/onttrekking begrotingsreserve

1.253.716

66.890

2.626.555

1.198.024

852.697

0

852.697

Storting in begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

1.253.716

66.333

2.626.555

1.198.024

852.697

0

852.697

Storting in begrotingsreserve aardwarmte

0

557

0

0

0

0

0

        

Ontvangsten

3.738.266

4.346.787

6.819.604

2.407.827

2.912.495

2.095.077

817.416

Ontvangsten COVA

94.845

89.426

96.233

104.973

97.803

111.000

‒ 13.197

Opbrengst heffing ODE (SDE++)

2.542.250

3.077.606

2.825.906

259.779

‒ 33.203

5.000

‒ 38.203

Ontvangsten zoutwinning

2.391

2.412

3.288

2.536

2.254

2.511

‒ 257

Onttrekking reserve duurzame energie en klimaattransitie

236.020

259.886

1.576.186

454.186

1.218.529

564.186

654.343

ETS-ontvangsten

441.408

893.987

1.135.862

1.281.353

927.960

1.400.000

‒ 472.040

Onttrekking begrotingsreserve maatregelen voor CO2-reductie

395.210

     

0

Diverse ontvangsten

26.142

23.470

116.008

241.535

637.932

12.380

625.552

Ontvangsten NGF-project NieuweWarmteNu!

0

0

0

0

301

0

301

Ontvangsten lening EBN Bergermeer

0

0

1.002.656

0

0

0

0

Opbrengsten tenders Wind op Zee

0

0

63.465

63.465

60.857

0

60.857

Maatschappelijke Investeringssubsidie Warmtenetten (MIW)

0

0

0

0

60

0

60

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, de tweede suppletoire begroting, de tweede incidentele suppletoire begroting en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, niet zijn opgeteld bij de stand vastgestelde begroting. Bij de bovengenoemde begrotingsstukken is dat wel het geval.

Tabel 22 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Vastgestelde begroting12

Verschil

 

2020

2021

2022

2023

2024

2024

2024

Verplichtingen

9.775.219

6.728.172

28.512.525

18.448.402

13.030.134

11.957.256

1.072.878

waarvan garantieverplichtingen

 

8.250

799.000

140.000

110.000

0

110.000

waarvan overige verplichtingen

9.775.219

6.719.922

27.713.525

18.308.402

12.920.134

11.957.256

962.878

1

Stand inclusief amendementen, moties en NvW.

2

NB de stand zoals gepresenteerd onder de stand vastgestelde begroting wijkt af van de stand vastgestelde begroting bij de eerste suppletoire begroting, de tweede suppletoire begroting, de tweede incidentele suppletoire begroting en de slotwet. De reden hiervoor is dat in het jaarverslag de ISB's, die zijn ingediend tussen de vaststelling van de ontwerpbegroting en de vaststelling van de eerste suppletoire begroting, niet zijn opgeteld bij de stand vastgestelde begroting. Bij de bovengenoemde begrotingsstukken is dat wel het geval.

Verplichtingen

Garantieverplichtingen

Garantieregeling aardwarmte

Voor de garantieregeling aardwarmte zijn in 2024 geen garantieverplichtingen afgegeven, zodat het gehele garantieplafond van € 44,2 mln niet is benut.

Garantstelling lening COVA

De garantstelling aan de Stichting COVA is eind 2024 met € 110 mln verhoogd voor de herfinanciering van een lopende lening aan COVA binnen het afgesproken leenplafond van € 1,465 mld. In 2024 heeft COVA € 135 mln aan leningen afgelost. Op 31 december 2023 was het saldo van de leningen daarmee € 25 mln lager dan een jaar eerder. Per eind 2024 is het totaal aan openstaande leningen van COVA € 1,096 mld.

Overige verplichtingen

Het hogere bedrag aan overige verplichtingen (€ 1.072,9 mln) heeft een aantal oorzaken. De belangrijkste hiervan zijn bedragen boven de € 10 mln):

Verhogingen

  • De realisatie voor de Demonstratieregeling Energie- en Klimaatinnovatie (DEI+) is hoger dan geraamd (+ € 29,7 mln). Bij de eerste suppletoire begroting is het budget voor de DEI+ verhoogd met een overboeking vanuit artikel 2 van de EZK-begroting (+ € 40 mln). Er is echter minder verplicht dan eerder was geraamd voor de subsidie voor de module voor vergassing van reststromen (- € 11,1 mln). De projecten die in aanmerking kwamen hadden meer voorbereidingstijd nodig dan eerder werd voorzien.

  • Voor het budget voor de SDE(+(++)) zijn alle verplichtingen voor openstellingen in 2023 aangegaan in 2024. De verplichtingen voor de openstellingen in 2024 worden bijna allemaal in 2025 aangegaan. Ook is de reservering voor de kolenmaatregelen verplicht. Dit zijn de grootste verklaringen van het verschil tussen de ontwerpbegroting en de definitieve realisatie.

  • De realisatie voor opschaling waterstof is hoger dan geraamd (+ € 199,4 mln). Met de eerste suppletoire begroting is het budget opgehoogd met € 1.826,6 mln. Met de suppletoire begroting september zijn diverse verplichtingenschuiven naar 2025 en verder toegepast, omdat verplichtingen voor de regelingen die hieronder vallen voor een groot deel pas na 2024 worden aangegaan (- € 499 mln). Bij de realisatie is naar voren gekomen dat in de ontwerpbegroting op diverse waterstofmiddelen geen rekening is gehouden met het schuiven van verplichtingenruimte. De regeling is daardoor in 2024 niet volledig verplicht. Tot slot is de openstellingsperiode voor de OWE vertraagd als gevolg van de vertraging in de uitrol van het waterstofnetwerk op land (- € 1.003,7). Het restant van de realisatie is veroorzaakt door overige mutaties in dit budget (- € 23,5 mln).

  • De realisatie voor de vulmaatregelen gasopslag is hoger dan geraamd (+ € 263 mln) wat met name is veroorzaakt door de verplichting die hiervoor moest worden aangegaan om EBN binnen de gestelde kaders maximaal de ruimte te geven om gas in de opslag te houden (+ € 233 mln). Het restant van het verschil is veroorzaakt door een subsidieverstrekking aan EBN waarmee EZK EBN in staat heeft gesteld om een investering van € 30 mln te doen in het onderhoud in de Piekgasinstallatie (PGI) Alkmaar. Deze opslag is nog jaren nodig om de gasleveringszekerheid in Nederland te garanderen.

  • De realisatie voor de Tegemoetkoming blokaansluitingen is in 2024 € 30,1 mln hoger dan geraamd. Dit is met name veroorzaakt door een ophoging van het budget met de eerste suppletoire begroting (+ € 49,1 mln) en vanwege een overboeking van middelen naar de Belastingdienst en het ministerie van BZK voor gemaakte uitvoeringskosten (- € 4,6 mln).

  • De realisatie voor Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers is hoger dan geraamd (+ € 174,2 mln) wat met name is veroorzaakt door het ophogen van het budget met de eerste suppletoire begroting. Op basis van de verwachtingen van RVO moest er nog € 200 mln aan nabetalingen plaatsvinden. Het overige verschil is te verklaren door de uiteindelijk realisatie die lager was verwacht waardoor er per saldo € 25,8 mln minder is uitgegeven dan begroot. De daadwerkelijke prijzen van eind 2023 bleken lager te liggen dan waar rekening mee is gehouden in de raming bij de eerste suppletoire begroting.

  • Ter financiering van het waterstofproject Djewels in Groningen is bij de eerste suppletoire begroting € 80 mln verplichtingenbudget toegevoegd.

  • De realisatie voor Energiehulp Oekraïne is hoger dan geraamd (+ € 27,5 mln) wat is veroorzaakt door een incidentele verlenging van het eerste en tweede steunpakket aan Oekraïne.

  • De realisatie voor de bijdrage aan RVO is hoger dan geraamd (+ € 50,1 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor TNO Kerndepartement is hoger dan geraamd (+ € 26,5 mln) wat met name is veroorzaakt door het aangaan van de subsidie voor de Nij Begin middelen voor toezicht, kennis en monitoring in het voorjaar (maatregelen 49 t/m 50) (+ € 35 mln). Daarnaast is verplichtingenruimte vanuit het budget voor Aardwarmte overgeboekt om een opdracht te kunnen verstrekken aan TNO-AGE (+ € 9,6 mln). Veder is het budget verhoogd voor het Rijswijk Center for Sustainable Geo-Energy (+ € 2 mln) en ter financiering van het door TNO in 2024 uit te voeren Toegepast Kennisprogramma Kernenergie (+ € 1,7 mln). Er is echter minder gerealiseerd in verband met de rijksbijdrage aan TNO die via het Ministerie van EZ loopt (- € 23,2 mln). Omdat deze verplichting tegen het einde van 2024 is aangegaan, is het volledig geadministreerd op het budget van die begroting. Het restant van de realisatie is veroorzaakt door overige mutaties binnen dit budget (+ € 1,4 mln).

  • De hogere realisatie voor uitvoeringskosten klimaat medeoverheden (+ € 172,6 mln) is met name veroorzaakt door een verhoging van het budget voor de gebiedsinvesteringen voor netten op zee (+ € 210 mln). Daarnaast is met de tweede suppletoire begroting het budget voor de uitvoeringskosten voor klimaat bij medeoverheden verhoogd (+ € 27,3 mln). Verder zijn middelen naar latere jaren geschoven, omdat de CDOKE-regeling naar verwachting meer wordt gebruikt in 2025 (- € 20,2 mln) en is er onderuitputting op het verplichtingenbudget afgeboekt (- € 40,2 mln). Het restant van de realisatie is veroorzaakt door overige mutaties in dit budget (- € 4,3 mln).

  • De realisatie voor Nuclear Research Group (NRG) is hoger dan geraamd (+ € 26,8 mln) wat met name is veroorzaakt door een gemiste productiecyclus afgelopen najaar (+ € 25 mln): zie toelichting onder uitgaven.

Verlagingen

  • Het budget Aardwarmte is met de tweede suppletoire begroting 2024 ingezet voor de opdrachtcyclus voor de TNO-AGE opdracht (- € 9,6 mln). Overige mutaties op dit budget en onderuitputting verklaren de rest van het verschil (- € 2,9 mln).

  • De realisatie voor de ISDE-regeling is lager dan geraamd (- € 199,7 mln) wat met name is veroorzaakt door het verschuiven van het budget met de suppletoire begroting september verschoven naar latere jaren.

  • De doorgaans meerjarige verplichting voor het aanvullende programma Hoge Flux Reactor is in 2024 alleen verplicht voor het bedrag dat ook in 2024 is uitbetaald. De rest van het programma (2025-2027) zal in 2025 worden verplicht (- € 19,1 mln).

  • De realisatie voor overige subsidies is lager dan geraamd (- € 33,4 mln) wat met name is veroorzaakt doordat met de suppletoire begroting september een overboeking heeft plaatsgevonden naar artikel 2 van € 30 mln voor 'randvoorwaarden technische arbeidsmarkt', omdat het beleid vanuit dit artikel wordt uitgevoerd. Verder zijn middelen voor het Klimaatfonds instrument, Vergassing expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidsstudies naar latere jaren geschoven (- € 10 mln). Het restant van de realisatie is veroorzaakt door overige mutaties in dit budget (+ € 6,6 mln).

  • De realisatie voor de subsidieregeling Coöperatieve Energieopwekking (SCE) is lager dan geraamd (- € 89,7 mln) wat met name is veroorzaakt door lagere totale subsidieverlening dan was geraamd. De basisbedragen voor de openstellingsronde van 2024 zijn vastgesteld op basis van een advies van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL), die bij de voorbereiding van dit advies de sector heeft geconsulteerd. Er zijn veel aanvragen voor projecten ingediend, maar ook veel aanvragen afgewezen.

  • De realisatie voor IPCEI waterstof is lager dan geraamd (- € 112,6) wat met name is veroorzaakt door een lagere hoeveelheid aan aanvragen voor IPCEI Golf 3 dan vooraf is geraamd.

  • De realisatie voor MIEK is lager dan geraamd (- € 13,8 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor Warmtenetten investeringssubsidie (WIS) is lager dan geraamd (- € 350,5 mln) wat met name is veroorzaakt door een correctie op de eerder onjuist uitgekeerde eindejaarsmarge 2023 (- € 129,6 mln). Daarnaast is er verplichtingenbudget naar latere jaren geschoven, omdat de middelen niet in het juiste ritme op de begroting stonden (- € 196 mln). Het overige verschil is veroorzaakt door het opvragen van niet bestede middelen uit 2023 (+ € 24,9 mln).

  • De realisatie voor de Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten is lager dan geraamd (- € 18,2 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor het NGF Project Circulaire zonnepanelen (SolarNL) is lager dan geraamd (- € 77,8 mln) wat met name is veroorzaakt door een schuif van het budget naar 2025 (- € 44 mln). Daarnaast is € 5,3 mln overgeboekt naar een lening voor circulaire zonnepanelen. Tot slot is er minder gerealiseerd onder andere vanwege een niet verleende subsidie voor Hyet Solar, die naar verwachting in 2025 wordt verleend (- € 28,5 mln).

  • De realisatie voor Energiecoöperaties en burgerbetrokkenheid energietransitie is lager dan geraamd (- € 19,9 mln) wat met name is veroorzaakt door verplichtingen die in 2024 zouden worden aangegaan, maar geen doorgang hebben gevonden. Het budget is daarom verlaagd met de tweede suppletoire begroting (- € 18,7 mln). Het restant is veroorzaakt door een bijdrage voor een subsidieregeling reguliere ondersteuning Paticipatiecoalitie (- € 1,2 mln).

  • De realisatie voor Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten is lager dan geraamd (- 20,4 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor de ondersteuning Energiehubs is lager dan geraamd (- € 55 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor het Kwaliteitsbudget energieprojecten is lager dan geraamd (- € 24,9 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor Projecten Kernenergie is lager dan geraamd (- € 63,8 mln) wat met name is veroorzaakt door een kasschuif naar latere jaren om het budget in het juiste ritme te zetten (- € 67,9 mln). Er heeft daar tegenover een hogere realisatie plaatsgevonden op onderzoeken nieuwbouw kerncentrales (Kernenergie) (+ € 4,1 mln).

  • De realisatie voor Doorsluis heffing Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) is lager dan geraamd (- € 13,2 mln): zie toelichting onder uitgaven.

  • De realisatie voor Regeling toezicht energiebesparingsplicht is lager dan geraamd (- € 16,7 mln) wat met name is veroorzaakt doordat met de tweede suppletoire begroting dit verplichtingenbudget deels werd ingezet om een tegenvaller elders te dekken (- € 14,5 mln). Tegelijkertijd is budget verschoven naar latere jaren (- € 2,7 mln). Het restant is veroorzaakt door overige mutaties (+ € 0,5 mln).

Uitgaven

Subsidies

Hernieuwbare Energietransitie (HER+)

De subsidie Hernieuwbare Energietransitie (HER+) heeft als doel om de klimaat- en energiedoelstellingen tegen minder kosten te realiseren door innovatieve projecten te subsidieren. De lagere realisatie dan initieel geraamd (- € 11,4 mln) is veroorzaakt door inzet van dit budget voor tekorten die waren ontstaan bij het SDE+-domein en voor het Loss and Damage Fund.

Demonstratieregeling Klimaat- en Energie-innovatie (DEI+)

De DEI+ is gericht op de commercialisering van pilot- en demonstratieprojecten van energie- en klimaatinnovaties die een bijdrage kunnen leveren aan Nederlandse CO2-reductieopgaven. Er is in 2025 minder gerealiseerd dan begroot (- € 48,9 mln). Met de Miljoenennota is een deel van het kasbudget (- € 12 mln) van de DEI+ naar 2025 en verder verschoven vanwege vertraging van diverse projecten en de complexiteit van de dossiers. Ook werd er budget gebruikt om tekorten elders te dekken (€- 16,7 mln). Tot slot is aanvullend gebleken dat een deel van het resterende budget niet gerealiseerd kon worden in 2024 (- € 20 mln). De oorzaak van de onderuitputting binnen het instrument DEI+ is dat er meerdere projecten vertraagd zijn en de eerder geplande mijlpalen van projecten niet worden behaald. De vertragingen en uitval van projecten hebben (groten)deels te maken met de uitdagende marktomstandigheden op het moment, zoals stijgende arbeids- en materialenkosten als gevolg van inflatie en schaarste. Diverse kleinere mutaties verklaren per saldo het resterend verschil (+ € 0,2 mln).

Projecten Klimaatakkoord (-€ 9,6 mln)

Vanuit dit budget worden diverse projecten gefinancierd ter ondersteuning van het Klimaatakkoord, zoals publiciteitscampagnes ter ondersteuning van het klimaatbeleid, monitoring en evaluatie van het klimaatbeleid, de Wetenschappelijke Adviesraad Klimaat en het Burgerforum. De lagere realisatie (- € 11,5 mln) komt met name door een overheveling met de eerste suppletoire begroting van € 5,7 mln naar artikel 40 voor activiteiten rond klimaatcommunicatie. Het restant is ontstaan door lagere realisatie op verschillende kleinere subsidieregelingen (- € 5,8 mln).

SDE

De SDE is een exploitatiesubsidie waarbij het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs (de onrendabele top) wordt vergoed voor projecten op het gebied van hernieuwbaar gas en hernieuwbare elektriciteit. Door de lage energieprijzen in 2024 was de onrendabele top van veel energieprojecten groter geraamd, waardoor de subsidiebehoefte groter werd. Dit alles heeft geleid tot een hogere realisatie op het SDE-budget van € 17,9 mln.

SDE+

De SDE+ richt zich op de opties hernieuwbare elektriciteit, hernieuwbaar gas en hernieuwbare warmte en subsidieert het verschil tussen de kostprijs van hernieuwbare energie en de marktprijs, de zogenaamde onrendabele top. Uit het SDE+-budget wordt ook de aanleg van het net op zee door TenneT en het flankerend beleid rond SDE+ en Wind op Zee gefinancierd. Evenals bij de SDE is hier sprake van een hogere realisatie (+ € 305,2 mln) dan waar bij de Ontwerpbegroting 2024 rekening mee was gehouden. Ook hier is een belangrijke oorzaak dat de lage energieprijzen geleid hebben tot hogere subsidievoorschotten. Op basis van de prognoses is met de tweede suppletoire begroting, conform de systematiek van het SDE-domein, onderuitputting afgestort in de reserve duurzame energie en klimaattransitie.

SDE++

De SDE++ levert een belangrijke bijdrage aan het kosteneffectief realiseren van de klimaat- en energietransitie. De lagere realisatie (- € 245,0 mln) is met name veroorzaakt door de Subsidieregeling Stimulering Duurzame Energie SDE++ (- € 240,4 mln). Met de eerste suppletoire begroting is het SDE++-budget enerzijds opgehoogd met middelen vanuit de reserve duurzame energie en klimaattransitie ter financiering van de kosten in 2024 voor de nadeelcompensatie van kolencentrales (+ 497,1 mln). Anderzijds vond een verschuiving van budget plaats naar de SDE en de SDE+ (- € 189,6 mln) en zijn hogere uitgaven op andere posten binnen het SDE-domein gedekt.

ISDE-regeling

De Investeringssubsidie duurzame energie en energiebesparing (ISDE) betreft een tegemoetkoming voor investeringen in zonneboilers, warmtepompen, energiebesparende isolatiemaatregelen, aansluiting op een warmtenet en een elektrische kookvoorziening. Er is in 2024 € 245,8 mln minder gerealiseerd dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een kasschuif bij de suppletoire begroting september waarmee € 208,8 mln van 2024 naar latere jaren is geschoven. Bij de tweede suppletoire begroting en de Slotwet is gebleken dat het resterende budget ook niet volledig is gerealiseerd (- € 39 mln), omdat de uitfinanciering van enkele subsidies niet meer heeft kunnen plaatsvinden in 2024. Diverse kleinere mutaties verklaren per saldo het resterend verschil (+ € 2,9 mln).

Overige subsidies

Aan overige subsidies is in 2024 € 19,8 mln minder uitgegeven dan oorspronkelijk geraamd. Met de suppletoire begroting september heeft een overboeking plaatsgevonden naar artikel 2 van € 10 mln voor 'randvoorwaarden technische arbeidsmarkt', omdat het beleid vanuit dit artikel wordt uitgevoerd. Verder zijn middelen voor Vergassing expertisecentrum, organisatie, haalbaarheidsstudies naar latere jaren geschoven (- € 10 mln).

Opschalingsinstrument waterstof

In de kabinetsvisie waterstof (Kamerstuk 32 813, nr. 485) heeft het kabinet het belang onderstreept van de opschaling van waterstof voor het behalen van de klimaatdoelen en het creëren van nieuw, duurzaam verdienvermogen. Er is in 2024 minder uitgegeven dan geraamd (- € 342,7 mln). Dit wordt met name verklaard door een verschuiving van 2024 naar latere jaren bij de suppletoire begroting september, om de budgetten in lijn te brengen met de verwachte uitgaven (- € 368,7 mln). Dit betrof uitgaven voor Hystock (grootschalige ondergrondse opslag van waterstof), uitgaven voor het waterstofnetwerk op zee, de import van groene waterstof en diverse elektrolyse-regelingen (onshore en offshore). Voor een deel van deze budgetten was bij de eerste suppletoire begroting het in 2023 niet bestede budget aan de begroting 2024 toegevoegd (+ € 19,1 mln). Aanvullende lagere realisatie is ontstaan door een vertraging van de openstelling van de OWE als gevolg van een vertraging in de uitrol van het waterstofnetwerk op land (- € 6,1 mln). Daar tegenover staat een verhoging van het budget met de loon- en prijsbijstelling (€ 12,1 mln).

IPCEI Waterstof

In het Klimaatakkoord is opgenomen dat Nederland in IPCEI-verband (Important Projects of Common European Interest) inzet op een sterke rol voor groene waterstof in de concurrentiepositie van Europa ten opzichte van andere werelddelen. Er is in 2024 minder uitgegeven dan geraamd (- € 396,8 mln). Met de eerste suppletoire begroting zijn de in 2023 niet bestede middelen op de Klimaatfondsmiddelen (+ € 49,3 mln) van de IPCEI Waterstof golf 2 en golf 3 aan het budget 2024 toegevoegd. Dit is echter niet volledig gerealiseerd in 2024. Met de suppletoire begroting september is € 441,8 mln naar latere jaren geschoven, vanwege vertraagde uitvoering als gevolg van gestegen rentelasten en inflatie. Daarnaast is ter financiering van het waterstofproject Djewels in Groningen € 7,5 mln overgeboekt vanuit het IPCEI Waterstof budget. Verder is er loon-prijsbijstelling toegevoegd (+ € 11,5 mln) en zijn er middelen uit IPCEI golf 1 gebruikt om diverse tekorten te dekken bij onder andere de RVO-uitvoeringskosten (- € 0,7 mln) en het Nationaal Programma Regionale EnergieStrategie (- € 7,5 mln).

Vulmaatregelen gasopslag

Met deze subsidieregeling voor marktpartijen en een aanwijzing aan EBN is de gasopslag Bergermeer gevuld om te voldoen aan de EC-verordening voor minimale vulgraden. Er is in 2024 per saldo € 227,4 mln minder gerealiseerd dan begroot. Dit wordt met name veroorzaakt door een verlaging van het budget in 2024 bij de eerste suppletoire begroting (- € 240 mln). Omdat de regeling van RVO voor het vullen van gasopslagen niet meer zou worden opengesteld, viel het hiervoor in 2024 gereserveerde kasbudget vrij. Het restant is veroorzaakt door een hogere realisatie op vulmaatregelen gasopslagen als gevolg van een subsidie die EBN heeft ontvangen voor investeringen in de Piekgas Installatie Alkmaar (+ € 12,6 mln).

MIEK

Voor het Meerjarenprogramma Infrastructuur Energie en Klimaat (MIEK) is in 2024 minder gerealiseerd dan begroot (- € 13,6 mln). Het MIEK-budget is overgeheveld naar het apparaatsbudget (- € 5,4 mln ) op artikel 40 ter dekking van de formatie van de directie Verduurzaming Industrie, de projectdirectie Delta Rhine Corridor (DRC) en de formatie benodigd bij de directie Realisatie Energietransitie voor werkzaamheden voor de DRC in het kader van de Rijkscoördinatieregeling. Daarnaast werd budget overgeheveld naar artikel 2 (Bedrijvenbeleid, Innovatie en duurzaam ondernemen) ter financiering van het beleidsbudget en de RVO-uitvoeringskosten van de directie Verduurzaming Industrie (- € 2,9 mln). Er werden ook middelen met de tweede suppletoir begroting gebruikt om tekorten op te lossen op andere budgetten (- € 3,7 mln) en werden middelen verschoven naar latere jaren (- € 1,2 mln). Diverse kleinere mutaties verklaren per saldo het resterend verschil (+ € 0,4 mln).

Schadeafhandeling mijnbouw Limburg

Deze middelen zijn voor de Regeling Mijnbouwschade die gericht is op bewoners en micro-mkb’ers. Schadeherstel vindt plaats nadat is vastgesteld dat de schade veroorzaakt is door mijnbouw in het gebied. Er is in 2024 minder uitgegeven dan geraamd (- € 9 mln). Dit is met name veroorzaakt vanwege een vertraging in de openstelling van de regeling voor schadeafhandeling waardoor middelen in 2024 naar latere jaren zijn verschoven.

Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS)

Het Ministerie van EZK beoogt met de Warmtenetten Investeringssubsidie (WIS) de aanleg van warmtenetten in de gebouwde omgeving te stimuleren. Er is in 2024 minder uitgegeven dan geraamd (- € 106,9 mln). Dit is met name veroorzaakt door een kasschuif om de middelen in het juiste ritme te zetten en beter aan te laten sluiten bij de lagere kasverwachtingen voor 2024 als gevolg van vertraging van projecten.

NGF-project NieuweWarmteNu!

Voor een toelichting op de projecten die worden gefinancierd uit het NGF wordt verwezen naar Bijlage 8: Nationaal Groeifondsprojecten EZK. Er is in 2024 minder uitgegeven dan geraamd (- € 20,2 mln). Dit is met name veroorzaakt doordat het budget met de tweede suppletoire is verlaagd om dit in lijn te brengen met de verwachting (- € 26,4 mln). Verder zijn de niet bestede middelen uit 2023 toegevoegd aan het budget van 2024 (+ € 7,7 mln.) Bij de uiteindelijke realisatie in 2024 zijn minder voorschotten uitbetaald dan eerder voorzien vanwege vertraging van projecten (- € 1,3 mln). Diverse kleinere mutaties verklaren per saldo het resterend verschil (+ € 0,2 mln).

Tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023

Met ingang van 2024 is het prijsplafond niet meer van kracht. Leveranciers leveren maandelijks nog jaar- en eindnota’s aan, zodat RVO de definitieve prijsplafondkortingen kan verrekenen met het door de leverancier ontvangen subsidievoorschot. Voor het prijsplafond was de realisatie in 2024 hoger dan geraamd (+ € 106,4 mln). Met de eerste suppletoire begroting is het budget € 200 mln opgehoogd, vanwege een nieuwe raming van betalingen aan energiebedrijven. De uiteindelijk realisatie was echter lager dan verwacht waardoor er per saldo € 94,6 mln minder is uitgegeven dan begroot. Dit komt doordat de daadwerkelijke prijzen van eind 2023 lager bleken te liggen dan waarmee rekening was gehouden in de raming bij de eerste suppletoire begroting.

Compensatie aanbestedende diensten SEFE-contracten

Dit is een regeling voor tegemoetkoming voor aanbestedende diensten van gestegen energiekosten door opzegging van contracten met SEFE Energy Ltd voor de levering van aardgas. Er is in 2024 € 18,2 minder gerealiseerd dan geraamd, omdat het aantal aanvragen over het jaar 2024 lager is gebleken dan was verwacht. Omdat subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 1 november 2023 tot 31 maart 2025 is het lastig in te schatten voor RVO wanneer de aanbestedende diensten hun aanvragen zullen indienen.

Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen

Om huurders van woningbouwcorporaties of particuliere verhuurders, eigenaarbewoners in een Vereniging van Eigenaren, cliënten van woonzorginitiatieven en studenten in 2023 een passende tegemoetkoming te bieden in de door hen gemaakte energiekosten is de Tijdelijke Tegemoetkoming Blokaansluitingen (TTB) opgesteld. In 2024 is € 51 mln meer gerealiseerd dan geraamd. Dit is met name veroorzaakt door een ophoging van het budget met de eerste suppletoire begroting (+ € 48,5 mln), vanwege een aanpassing van de raming van de Belastingdienst. Het restant is veroorzaakt door overige mutaties (+ € 2,5 mln).

Project Circulaire zonnepanelen (SolarNL)

Dit betreft een NGF-project voor de ontwikkeling en industrialisatie van drie innovatieve zon-pv-technologieën. Het SolarNL project wordt uitgevoerd door een consortium van negen Nederlandse zon-pv-bedrijven, zes universiteiten, NWO-Instituut AMOLF, TNO en vier hogescholen. Hiervoor zullen door RVO maatwerkbeschikkingen worden afgegeven aan de individuele deelnemers van het consortium. Er is in 2024 € 119,4 mln minder gerealiseerd dan begroot. RVO heeft op basis van de subsidieverzoeken en gesprekken met het consortium een inschatting gemaakt van het benodigde bestedingsritme voor de verschillende bedrijven uit het consortium. Met de suppletoire begroting september bedroeg daarom de totale kasschuif van 2024 naar latere jaren € 113 mln. Daarnaast heeft een overboeking plaatsgevonden naar een lening voor circulaire zonnepanelen (- € 5,3 mln). Diverse kleinere mutaties verklaren per saldo het resterend verschil (- € 1,1 mln).

Ondersteuning energiehubs

De realisatie voor ondersteuning van energiehubs is € 55 mln lager dan geraamd, wat met name is veroorzaakt door een kasschuif met de suppletoire begroting september van € 45 mln naar latere jaren. Dit zijn middelen die oorspronkelijk zijn toegevoegd met een amendement door lid Erkens (Kamerstuk 36410-XIII, nr. 20). Met deze kasschuif blijven deze middelen in latere jaren beschikbaar. Verder is € 7,3 mln gebruikt voor dekking voor de formatie van de programmadirectie Netcongestie.

Kwaliteitsbudget energieprojecten

Op basis van het amendement Kröger-Boucke is bij de behandeling van de EZK-begroting 2024 € 25 mln aan de EZK-begroting toegevoegd als kwaliteitsbudget voor energieprojecten. Omdat een deel van de uitgaven doorlopen naar 2025, is met de eerste suppletoire begroting € 10,3 mln kasbudget verschoven van 2024 naar 2025. Met de tweede suppletoire begroting is € 14,6 mln via een Decentralisatie Uitkering (DU) overgeheveld naar het gemeente- en provinciefonds. De RES regio’s kunnen dit budget dan inzetten bij projecten voor hernieuwbare energie op land.

Subsidie project Djewels

Djewels past een innovatieve elektrolyse–technologie toe met hoge druk. Dat scheelt in het ruimtegebruik, waardoor elektrolyse op zee dichterbij komt en er op land minder ruimte nodig is voor elektrolyse. Ter financiering van het innovatieve waterstofproject Djewels in Groningen is bij de eerste suppletoire begroting € 26 mln beschikbaar gesteld in 2024. Met de tweede suppletoire begroting was de gedachte dat definitieve goedkeuring van het project Djewels later plaats zou vinden dan oorspronkelijk gepland, waardoor het budget neerwaarts is bijgesteld (- € 18,5 mln). Eind 2024 is echter gebleken dat er toch een hogere realisatie zou plaatsvinden (+ € 7,6 mln).

Correctieregeling duurzame warmte

Ten opzichte van de begroting 2024 is € 20,3 mln meer gerealiseerd dan begroot. Op basis van de motie Grinwis-Erkens is vanuit het Klimaatfonds budget toegevoegd voor de Correctieregeling duurzame warmte. In de begroting 2024 werd dit budget verantwoord onder Overige subsidies. Bij de eerste suppletoire begroting is dit apart inzichtelijk gemaakt (+ € 31,1 mln). Dit budget is niet volledig gerealiseerd en deels (- € 8,7 mln) naar latere jaren verschoven met de tweede suppletoire begroting.

Efficiëntere benutting elektriciteitsnetten

In de begroting 2024 werd dit budget verantwoord onder Overige subsidies. Bij de suppletoire begroting september is dit apart inzichtelijk gemaakt (+ € 21,9 mln). Vanuit het budget voor de efficiëntere benutting van elektriciteitsnetten werden er in 2024 middelen overgeheveld naar ‘Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden’ (- € 20 mln) om in te zetten voor de tijdelijke regeling CDOKE. Verder is er minder gerealiseerd dan geraamd (- € 1,1 mln).

Opdrachten

Energiehulp Oekraïne

Russische aanvallen hebben grote schade toegebracht aan de Oekraïense energie-infrastructuur. Daarom draagt het Ministerie van EZK bij aan in-kind leveringen van energietoebehoren en -onderdelen om de elektriciteitsinfrastructuur in Oekraïne te repareren. De hogere realisatie op dit onderdeel (+ € 20 mln) is veroorzaakt door een incidentele verlenging van het eerste en tweede steunpakket aan Oekraïne (zoals verwerkt in de incidentele suppletoire begroting inzake energiehulp Oekraïne).

Project Kernenergie

DIt omvat projecten voor kennis en innovatie in nucleaire technologie, onderzoeken naar nieuwbouw kerncentrales, bedrijfsduur-verlenging Borssele, onderzoek naar kennisinfrastructuur en kernenergie en ondersteuning ontwikkeling SMR's. De lagere realisatie op dit onderdeel (- € 9,8 mln) is met name veroorzaakt door lagere uitgaven voor kennisinfrastructuur en ondersteuning van projecten voor kernenergie. Er heeft een hogere realisatie plaatsgevonden op Onderzoeken nieuwbouw kerncentrales Klimaatfonds (Kernenergie), maar de totale realisatie voor projecten Kernenergie is lager dan begroot.

Bijdragen aan agentschappen

Rijksdienst voor Ondernemend Nederland

Bijdrage RVO Dit budget betreft vooral de kosten van uitvoering door RVO van energiesubsidieregelingen, waaronder de innovatieregelingen (DEI+, MOOI/TSE, HER+), de ISDE en Stimulering Duurzame Energieproductie/Energietransitie (SDE/SDE+/SDE++). De hogere realisatie op dit onderdeel (+ € 50,1 mln) is veroorzaakt doordat de uitvoeringskosten hoger waren dan rekening mee gehouden in de begroting. Bij de eerste en tweede suppletoire begroting 2024 is het budget voor de uitvoeringskosten RVO verhoogd.

Bijdragen aan ZBO / RWT

Doorsluis heffing Centraal

Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) Het crisisbeleid gericht op de olievoorzieningszekerheid dient verstoringen in de olieaanvoer op te vangen. De Stichting Centraal Orgaan Voorraadvorming Aardolieproducten (COVA) en het oliebedrijfsleven houden in opdracht van het Ministerie van EZK strategische olievoorraden aan in lijn met wat hierover geregeld is in de Wet voorraadvorming aardolieproducten (Wva 2012). Met de tweede suppletoire begroting zijn op basis van prognoses middelen afgeboekt, omdat deze naar verwachting niet meer tot realisatie zouden komen in 2024 (- € 9 mln). Het restant is veroorzaakt door een lagere realisatie.

TNO Kerndepartement

Dit betreft een bijdrage vanuit het Ministerie van EZK aan de Adviesgroep Economische Zaken van TNO (TNO-AGE) voor de adviestaak voortvloeiend uit de Mijnbouwwet en Mijnbouwregeling. De hogere realisatie op dit onderdeel (€ 18,5 mln) is met name veroorzaakt door een bijdrage vanuit de Nij Begin middelen voor toezicht, kennis en monitoring in het voorjaar (maatregelen 49 t/m 50) (+ € 7,3 mln) en door een ophoging van het budget voor het Rijswijk Center for Sustainable Geo-Energy (+ € 2 mln). Daarnaast zijn er op basis van de prognoses de TNO met de eerste suppletoire begroting extra middelen vrijgemaakt en zijn de niet bestede middelen van 2023 opgevraagd (+ € 9,2 mln).

Bijdragen aan medeoverheden

Uitvoeringskosten klimaat medeoverheden

Gemeenten en provincies voeren een groot deel van het Nederlandse klimaat- en energiebeleid decentraal uit. De hogere realisatie op dit onderdeel (+ € 38 mln) is met name veroorzaakt door een toevoeging vanuit het Klimaatfonds met de eerste suppletoire begroting (+ € 50 mln) voor gebiedsinvesteringen rond de aanlandplekken van netten op zee en zijn voor extra taken voor provincies en gemeenten op het gebied van energietransitie middelen van 2026 en 2027 naar 2024 geschoven (+ € 21 mln). In de tweede suppletoire begroting hebben er overboekingen plaatsgevonden naar het BTW-compensatiefonds, IenW en BZK voor personeelskosten in de RES-regio's via het Gemeentefonds (totaal ‒ € 52,6 mln). In het najaar is er loon- en prijsbijstelling toegevoegd (+ € 31,8 mln) aan het budget, is er budget voor een tekort op het Nationaal Programma Energie Strategie (NPRES + € 8,6 mln) toegevoegd en heeft er een afdracht aan het BTW-compensatiefonds plaatsgevonden (- € 5 mln). Tot slot is een betaling aan Groningen voor het Nationaal Programma Regionale Energie Strategie (NPRES) niet is doorgegaan (- € 19,7 mln). Overige mutaties zorgen voor het resterende verschil (+ € 3,9 mln).

Bijdragen aan (internationale) organisaties

Nuclear Research Group (NRG)

De NRG is onderdeel van de Stichting NRG en vormt samen met de Stichting Voorbereiding Pallas-reactor een personele unie. NRG voert onderzoeksactiviteiten uit op het gebied van onder meer de nucleaire veiligheid, radioactief afval en stralingsbescherming. De hogere realisatie op dit onderdeel (+ € 38,5 mln) is met name veroorzaakt door een liquiditeitsfaciliteit die is opgesteld als gevolg van een gemiste productiecyclus dit najaar (- € 25 mln) Het restant betreft een ophoging die bij de eerste suppletoire begroting is verwerkt voor de opvraag van NRG voor de laatste tranche van een in 2014 verstrekte lening aan NRG.

Internationale contributies

Nederland kiest voor een actieve participatie in met name de internationale netwerken van het Internationaal Energieagentschap (IEA, kennissamenwerking en oliecrisisbeleid), het International Renewable Energy Agency (IRENA, hernieuwbare energie), Clean Energy Ministerial (CEM, uitrol van bestaande duurzame energie-technologie), Mission Innovation (vergroten van inzet op energie-innovatie) en het Energy Charter (investeringsbescherming en energietransit). De contributies volgen uit internationale verplichtingen. De hogere realisatie op dit onderdeel (+ € 14,6 mln) is veroorzaakt door het beschikbaar komen van € 15 mln voor de Nederlandse bijdrage aan het Loss and Damage Fund met de eerste suppletoire begroting.

Stortingen begrotingsreserves

De volledige onderuitputting op de voor de SDE, SDE+, SDE++, HER+ en ISDE beschikbare budgetten (€ 852,7 mln) is aan de reserve duurzame energie en klimaattransitie toegevoegd.

Ontvangsten

COVA

Deze ontvangsten betreffen ontvangsten uit hoofde van de voorraadheffing COVA. De lagere ontvangst op dit onderdeel (- € 13,2 mln) is veroorzaakt door een lager ontvangen voorraadheffing (€ 0,08 per liter benzine/diesel) dan geraamd met de begroting voor 2024.

Opbrengst heffing ODE

Het uitgaveninstrument voor de SDE+-subsidie is tegelijkertijd ingesteld met een opslag op de energierekening, de Opslag Duurzame energie- en klimaattransitie (ODE). Deze opslag is in 2013 ingevoerd, maar is met ingang van 2023 afgeschaft en in de Energiebelasting (EB) geïncorporeerd. De lagere ontvangst op dit onderdeel (- € 38,2 mln) is veroorzaakt doordat geld moest worden teruggestort van eerder geïnde ODE-heffingen. Deze betalingen worden als negatieve ontvangsten verantwoord.

Onttrekking begrotingsreserve duurzame energie en klimaattransitie

Conform de reguliere systematiek worden tegenvallers binnen het SDE-domein onttrokken uit de reserve duurzame energie en klimaattransitie. De middelen zijn toegevoegd aan het SDE++-budget. De onttrekking in 2024 (totaal € 1.218 mln) is opgebouwd uit de volgende onderdelen:

  • Een onttrekking van € 564 mln die samenhangt met de afspraak in de Startnota van het kabinet Rutte-III dat de reserve duurzame energie en klimaattransitie vanaf 2023 tot en met 2028 voor een deel leeg geboekt zou worden. Het gaat om een totaalbedrag van € 1,7 mld.

  • Met de eerste suppletoire begroting 2024 is € 541 mln onttrokken ter dekking van diverse hogere uitgaven. De subsidie aan TenneT voor de aanleg van het net op Zee was hoger dan geraamd. Ook zijn de uitgaven voor de nadeelcompensatie kolenmaatregelen in 2024 gedaan, waardoor deze ook onttrokken moesten worden uit de reserve. Tevens werden in 2024 middelen onttrokken aan de reserve voor de continuering van de HER+ via de DEI+ en TSE/MOOI.

  • Met de suppletoire begroting september werd € 113,0 mln extra onttrokken uit de SDE-reserve in 2024. De onttrekking was nodig omdat er enerzijds minder terugontvangsten voor verstrekte voorschotten werden verwacht en anderzijds bleken de uitgaven binnen het SDE-domein als gevolg van de gedaalde energieprijzen hoger uit te vallen.

ETS-Ontvangsten

De ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS). De geraamde ontvangsten (€ 1,4 mld) zijn gebaseerd op het verwachte aantal te veilen ETS-rechten en de verwachte prijs per recht. Met de eerste suppletoire begroting is de raming verlaagd (- € 550 mln). Met de suppletoire begroting september heeft er wederom een actualisatie van de ETS-prijs plaatsgevonden. Toen is de raming naar boven bijgesteld (+ € 50 mln). Het bij Slotwet resterende verschil (+ € 28 mln) is ontstaan doordat de door prijsschommelingen en kwantiteitsschommelingen de exacte ontvangsten nooit met volledige zekerheid te ramen zijn.

Diverse ontvangsten

Deze ontvangsten hebben voor een deel betrekking op doorberekening aan initiatiefnemers van energieprojecten van kosten die het Ministerie van EZK maakt in het kader van de Rijkscoördinatieregeling (RCR). Daarnaast worden ook de door het ministerie betaalde planschade-uitkeringen verhaald op deze initiatiefnemers. Ook de door RVO terugontvangen subsidievoorschotten worden ten gunste van dit budget begroot. De realisatie op deze ontvangsten is hoger dan geraamd in de ontwerpbegroting 2024 (+ € 625,3 mln). Dit wordt met name verklaard door de ontvangsten voor de SDE(+(++)) (+ € 547,1 mln). Dit betreffen terugvorderingen van eerder verstrekte middelen aan exploitanten die gebruik maken van de SDE. Verder zijn er meer ontvangsten gerealiseerd in 2024 vanwege correcties en terugvorderingen op uitgekeerde middelen voor het tijdelijk prijsplafond energie kleinverbruikers 2023.

Met de suppletoire begroting september is er verder een opwaartse bijstelling (+ € 65 mln) gedaan vanwege een ontvangst voor een lening verschaft door Invest-NL die oorspronkelijk in de periode 2025-2028 zou worden terugbetaald, maar in 2024 al is ontvangen. Daarnaast zijn hogere ontvangsten gerealiseerd vanwege terugontvangen uitvoeringskosten van RVO uit 2023 (+ € 6,2 mln). Het restant (+ € 7 mln) zijn diverse kleinere ontvangsten die hoger zijn dan geraamd met de Ontwerpbegroting.

Ontvangsten tenders Wind op Zee

Voor wind op zee is in totaal in 2024 € 60,9 mln aan ontvangsten gerealiseerd waar in de begroting geen rekening mee gehouden was. De bedrijven die de tenders voor de windparken IJmuiden Ver Alpha en Beta hebben gewonnen, betalen de kosten die door RVO gemaakt zijn voor de locatieonderzoeken en de MER-rapportages terug. Voor zowel IJmuiden Ver Alpha als voor IJmuiden Ver Beta gaat het om een eenmalige terugbetaling in 2024 van totaal € 39,7 mln. Daarnaast leveren de windparken tenderopbrengsten op over een periode van 40 jaar, deze opbrengsten bedragen € 21 mln per jaar, deze zijn in 2024 voor het eerst ontvangen

Toelichting op de begrotingsreserves

Tabel 23 Stand begrotingsreserves per 31 december 2024 (bedragen x € 1.000)

Begrotingsreserve Aardwarmte

17.773

Begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie

5.407.604

Begrotingsreserve aan NRG verstrekte leningen

6.600

De begrotingsreserve voor de garantieregeling Aardwarmte is bedoeld om het budget voor deze regeling meerjarig in te kunnen zetten en een eventuele mismatch in de tijd tussen inkomsten en uitgaven op te vangen. Om gebruik te kunnen maken van de garantieregeling Aardwarmte betalen marktpartijen een premie aan de uitvoerder van de regeling (RVO) die wordt gestort in de begrotingsreserve. In 2024 zijn er geen nieuwe verliesdeclaraties op basis van de garantieregeling bij RVO ingediend en zijn ook geen nieuwe garanties afgegeven, zodat er ook geen provisie-inkomsten zijn geweest. Gelet op de uitstaande garanties is de gehele reserve benodigd om mogelijke verliesdeclaraties op te kunnen vangen en is daarmee voor 100% juridisch verplicht.

De begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie is bestemd voor onbesteed gebleven middelen als gevolg van vertraging bij projecten waaraan reeds subsidie is toegekend en reeds verplichte projecten die niet tot uitvoering komen en door andere projecten worden vervangen met het oog op het bereiken van de doelstelling voor duurzame energieproductie of CO2-reductie. Het gaat hier om middelen ten behoeve van de MEP, SDE, SDE+, SDE++, ISDE en de HER+. Via de begrotingsreserve blijven de middelen beschikbaar tot het moment dat ze alsnog zullen worden uitbetaald. In 2023 is € 852,7 mln in de reserve gestort en € 1.218,5 mln aan de reserve onttrokken, zodat het saldo van de reserve met € 365,8 mln is afgenomen.

Eind 2023 bedraagt de stand van de reserve € 5.407,6 mln. Daarvan is 100% juridisch verplicht. Bij de huidige inzichten is de in de meerjarencijfers beschikbare uitgavenruimte voorlopig toereikend voor de kasuitloop van de afgegeven beschikkingen.

Tabel 24 Ontwikkeling begrotingsreserve Duurzame Energie en Klimaattransitie (bedragen x € 1 mln)

Stand 1/1/2025

5.407,6

– Geplande onttrekking 2025-2035 (ophoging budget postcoderoosregeling/amendement-Sienot)

‒ 46,0

– Geplande onttrekking 2025-2028 (toevoeging aan SDE+-budget)

‒ 850,0

– Dekking tekorten SDE-domein

‒ 83,8

Resterend voor SDE/SDE+/SDE++-beschikkingen

4.427,7

De middelen in de begrotingsreserve risicopremie NRG zullen worden aangesproken als NRG – al dan niet tijdelijk – (gedeeltelijk) niet kan voldoen aan de terugbetalingsverplichtingen volgens de in 2014 afgesloten leningsovereenkomst. De lening heeft een looptijd tot 1 juli 2023. Deze reserve betreft uitsluitend een zekerstelling binnen de rijksbegroting. Derden kunnen geen beroep op deze middelen doen en daarmee zijn de middelen op deze reserve niet juridisch verplicht.

55

Kamerstukken II 2023-2024, 22 112 nr. 3916.

56

Kamerstuk II 2023-24, 31 793 nr. 257

57

Staatsblad 2024, 65.

Licence