Base description which applies to whole site

3.4 Artikel 6 en 7. Hoger onderwijs

Het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek zorgt dat studenten en (wetenschappelijk) personeel hun talenten en onderzoekend vermogen maximaal kunnen ontwikkelen. Het leidt hen op voor een positie op de nationale en internationale arbeidsmarkt die optimaal aansluit bij hun talenten.

De minister is verantwoordelijk voor een stelsel van hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek dat zodanig functioneert dat het onderwijs aansluit bij de talenten en ambities van individuele studenten en (wetenschappelijk) personeel en bij de behoefte van de maatschappij.

Financieren

De minister financiert het stelsel van hoger onderwijs en onderzoek door bekostiging van de onderwijsinstellingen. Mede hierdoor wordt de toegankelijkheid van het hoger onderwijs gewaarborgd.

Stimuleren

De minister stimuleert specifieke beleidsonderwerpen via de bekostiging, subsidies en de inzet van andere instrumenten, zoals kwaliteitsafspraken, bestuurlijke afspraken, voorlichting en wet- en regelgeving.

Regisseren

De verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hoger onderwijs vult de minister in via een regisserende rol. De normeisen van kwaliteit zijn vastgelegd in wet- en regelgeving. De kwaliteit van de individuele opleidingen in het hoger onderwijs wordt bewaakt met het accreditatiestelsel. Dit is belegd bij de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO). De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de naleving van wettelijke voorschriften en op de recht- en doelmatigheid. Zij ziet ook toe op de kwaliteit van het stelsel van hoger onderwijs, waaronder het accreditatiestelsel.

Kengetallen
Tabel 32 Studenten hoger onderwijs (aantallen x 1.000)
 

2024/25

2025/26

2026/27

2027/28

2028/29

2029/30

2030/31

Hbo voltijd associate degree

17,0

17,8

18,2

18,3

18,4

18,4

18,5

Hbo voltijd bachelor

367,9

356,8

348,7

343,3

339,4

336,1

333,4

Hbo voltijd master

7,2

7,3

7,4

7,4

7,4

7,4

7,4

Hbo deeltijd associate degree

9,8

10,1

10,2

10,3

10,4

10,4

10,4

Hbo deeltijd bachelor

39,4

38,3

37,8

37,5

37,4

37,3

37,3

Hbo deeltijd master

8,0

8,0

8,1

8,1

8,1

8,2

8,2

Totaal hbo

449,2

438,5

430,4

425,1

421,1

417,9

415,2

Wo voltijd bachelor

214,6

210,3

206,3

203,4

200,9

199,1

197,2

Wo voltijd master

120,7

122,0

121,2

119,6

118,0

116,5

115,1

Wo deeltijd bachelor

1,3

1,2

1,2

1,1

1,1

1,1

1,1

Wo deeltijd master

3,0

2,9

2,8

2,8

2,8

2,8

2,8

Totaal wo

339,6

336,3

331,5

327,0

322,8

319,5

316,2

Tabel 33 Gediplomeerden (aantallen x 1.000)
 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Hbo voltijd associate degree

3,5

4,0

4,3

4,4

4,4

4,4

4,4

Hbo voltijd bachelor

64,9

62,3

59,1

56,9

55,8

54,9

54,0

Hbo voltijd master

3,0

3,2

3,3

3,3

3,3

3,3

3,3

Hbo deeltijd associate degree

2,3

2,4

2,6

2,6

2,7

2,7

2,7

Hbo deeltijd bachelor

6,8

6,6

6,4

6,3

6,2

6,2

6,2

Hbo deeltijd master

2,2

2,1

2,2

2,2

2,2

2,2

2,2

Totaal hbo

82,7

80,7

77,8

75,7

74,7

73,7

72,9

Wo voltijd bachelor

48,3

47,5

46,2

45,1

44,3

43,4

42,9

Wo voltijd master

52,4

52,2

53,2

53,4

52,6

51,9

51,2

Wo deeltijd bachelor

0,2

0,2

0,1

0,1

0,1

0,1

0,1

Wo deeltijd master

1,0

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

0,9

Totaal wo

101,9

100,8

100,5

99,5

98,0

96,4

95,1

Tabel 34 Uitgaven per student (bedragen x € 1.000)

1.

Onderwijsuitgaven per student (bedragen x € 1.000)

2025

2026

2027

2028

2029

 

Hbo

10,8

10,5

10,5

10,6

10,6

 

Wo

9,6

9,6

9,6

9,5

9,5

2.

Wettelijk collegegeld (hbo en wo voltijd, bedragen x € 1)

2024/25

    
  

2.601

0

0

0

0

In het onderdeel beleidsprioriteiten (paragraaf 2.1) staan de belangrijkste wijzigingen op het terrein van hoger onderwijs beschreven.

Tabel 35 Budgettaire gevolgen van beleid art. 6 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Begroting

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verplichtingen

4.652.287

4.846.880

4.385.669

4.338.291

4.285.347

4.185.746

4.196.055

        

Uitgaven

4.705.811

4.727.266

4.593.812

4.434.437

4.308.244

4.196.484

4.185.767

        

Bekostiging

4.538.365

4.474.899

4.397.857

4.217.570

4.142.359

4.125.291

4.113.331

Bekostiging onderwijsdeel

3.906.661

4.268.086

4.191.603

4.011.394

3.936.285

3.919.200

3.907.477

Bekostiging ontwerp en ontwikkeling

159.532

165.939

165.680

165.602

165.500

165.517

165.280

Fonds onderzoek en wetenschap

38.986

40.574

40.574

40.574

40.574

40.574

40.574

Bekostiging flexibel hoger onderwijs voor volwassenen

1.078

300

0

0

0

0

0

Studievoorschot kwaliteitsafspraken

432.108

0

0

0

0

0

0

Subsidies (regelingen)

86.231

167.717

108.993

141.590

97.326

1.043

569

NGF Katalysator

34.305

91.676

23.964

6.029

2.934

632

0

NGF Digitale impuls

45.474

66.889

52.924

103.098

93.453

0

0

NGF Aanpak professionalisering leraren

227

4.552

29.904

30.694

0

0

0

Tegemoetkoming 2e lerarenopleiding

607

2.273

365

0

0

0

0

Overige subsidies

5.618

2.327

1.836

1.769

939

411

569

Bijdrage aan agentschappen

19.004

21.003

24.113

23.738

23.398

25.014

26.731

Dienst Uitvoering Onderwijs

19.004

21.003

24.113

23.738

23.398

25.014

26.731

Bijdrage aan ZBO's/RWT's

62.211

63.647

62.849

51.539

45.161

45.136

45.136

NWO: Promotiebeurs voor leraren

11.956

12.443

12.443

2.812

0

0

0

NWO: NRO-programma HO

29.647

28.781

28.692

27.663

24.122

24.122

24.122

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

6.225

7.301

6.590

5.940

5.915

5.890

5.890

Bijdrage RWT Nuffic

10.155

10.494

10.496

10.496

10.496

10.496

10.496

Bijdrage RWT Landelijk Centrum Studiekeuze

4.228

4.628

4.628

4.628

4.628

4.628

4.628

        

Ontvangsten

2.860

508

16

16

16

16

16

Tabel 36 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Begroting

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verplichtingen

4.652.287

4.846.880

4.385.669

4.338.291

4.285.347

4.185.746

4.196.055

Waarvan garantieverplichtingen

‒ 16.073

21.187

0

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen

4.668.360

4.825.693

4.385.669

4.338.291

4.285.347

4.185.746

4.196.055

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Tabel 37 Budgettaire gevolgen van beleid art. 7 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Begroting

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verplichtingen

7.556.079

7.693.583

7.266.797

7.201.639

7.147.744

7.150.641

7.137.522

        

Uitgaven

7.413.441

7.409.621

7.369.217

7.266.405

7.203.609

7.149.804

7.157.662

        

Bekostiging

7.400.830

7.394.607

7.354.973

7.251.765

7.189.657

7.135.853

7.143.352

Bekostiging onderwijsdeel

3.144.000

3.459.151

3.426.423

3.326.386

3.260.966

3.232.954

3.242.262

Bekostiging onderzoeksdeel

2.990.087

2.951.081

2.943.743

2.939.472

2.941.781

2.940.084

2.936.589

Bekostiging ondersteuning geneeskunde onderwijs en onderzoek

844.371

877.636

878.068

879.168

880.171

882.000

883.686

Fonds onderzoek en wetenschap

160.083

106.739

106.739

106.739

106.739

80.815

80.815

Studievoorschot kwaliteitsafspraken

262.289

0

0

0

0

0

0

Subsidies (regelingen)

7.503

8.015

7.632

7.804

7.601

7.600

7.748

Vluchteling Studenten UAF

1.834

2.665

2.665

2.665

2.665

2.665

2.665

Expertisecentrum inclusief onderwijs (ECIO)

1.051

1.095

944

923

918

918

918

Interstedelijk Studentenoverleg (ISO)

464

391

434

360

431

360

360

Landelijke Studenten Vakbond (LSVb)

308

351

351

351

351

351

351

Open & online onderwijs

480

0

0

0

0

0

0

Overige subsidies

3.366

3.513

3.238

3.505

3.236

3.306

3.454

Opdrachten

2.083

3.669

3.282

3.506

3.021

3.021

3.232

Opdrachten

2.083

3.669

3.282

3.506

3.021

3.021

3.232

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

3.025

3.330

3.330

3.330

3.330

3.330

3.330

Europees Universitair Instituut Florence (EUI)

1.836

2.141

2.141

2.141

2.141

2.141

2.141

United Nations University (UNU)

1.189

1.189

1.189

1.189

1.189

1.189

1.189

        

Ontvangsten

8

16

16

16

16

16

16

Tabel 38 Uitsplitsing verplichtingen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie

Begroting

 

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Verplichtingen

7.556.079

7.693.583

7.266.797

7.201.639

7.147.744

7.150.641

7.137.522

Waarvan garantieverplichtingen

120.876

‒ 12.774

0

0

0

0

0

Waarvan overige verplichtingen

7.435.203

7.706.357

7.266.797

7.201.639

7.147.744

7.150.641

7.137.522

De garantieverplichtingen hebben betrekking op leningen/rekening-courantkredieten aan onderwijsinstellingen. Deze leningen worden door middel van schatkistbankieren verstrekt. Het Ministerie van OCW staat voor deze leningen garant. Deze verplichtingen worden niet geraamd.

Budgetflexibiliteit artikel 6
Tabel 39 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2026

Juridisch verplicht

97,40%

Bestuurlijk gebonden

2,40%

Beleidsmatig gereserveerd

0,20%

Nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,00%

Van het totale budget voor artikel 6 is in 2026 97,4 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2026 is bijna 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van hogescholen voor onderwijs, ontwerp en ontwikkeling. Ten grondslag hieraan liggen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW), het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Het resterende budget is aan te merken als bestuurlijk gebonden en beleidsmatig verplicht in het kader van met name de 10 procent-middelen studievoorschot.

Subsidies

Het budget voor 2026 is 30,0 procent juridisch verplicht. Het resterende deel is bestuurlijk gebonden in het kader van de Nationale Groeifondsprogramma’s Leven Lang Ontwikkelen (LLO) Katalysator, Npuls en de Nationale aanpak professionalisering leraren (NAPL).

Bijdrage aan agentschappen

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Op basis van managementafspraken tussen bestuursdepartement en de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) zijn afspraken vastgelegd voor het komende jaar.

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Het betreft de bijdrage aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) voor de onderdelen promotiebeurs voor leraren en Nationaal Regieorgaan Onderwijsonderzoek-programma's (NRO), de bijdrage aan de NVAO, de bijdragen aan Netherlands Universities Foundation For International Cooperation (Nuffic) en de bijdragen aan Landelijk Centrum Studiekeuze (LCSK) voor de wettelijke taken op het gebied van internationale studenten en studiekeuze. De middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Budgetflexibiliteit artikel 7

Tabel 40 Geschatte budgetflexibiliteit
 

2026

Juridisch verplicht

99,80%

Bestuurlijk gebonden

0,10%

Beleidsmatig gereserveerd

0,10%

Nog niet ingevuld/vrij te besteden

0,00%

Van het totale budget voor artikel 7 is in 2026 99,8 procent juridisch verplicht.

Bekostiging

Het budget voor 2026 is bijna 100 procent juridisch verplicht. De verplichtingen hebben betrekking op de bekostiging van universiteiten en academische ziekenhuizen voor onderwijs en onderzoek. Hieraan ten grondslag liggen de WHW, het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs. Het moment van juridisch verplichten vindt plaats voorafgaand aan het jaar waarop de bekostiging betrekking heeft. Het resterende budget is aan te merken als bestuurlijk gebonden en beleidsmatig verplicht in het kader van met name de 10 procent-middelen studievoorschot.

Subsidies

Het budget voor 2026 is voor 81,6 procent juridisch verplicht. Dit betreft enerzijds de bijdragen voor Vluchteling-Studenten UAF, Expertisecentrum inclusief onderwijs (Ecio), Interstedelijk Studentenoverleg (ISO) en Landelijke Studenten Vakbond (LSVb). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht. Anderzijds betreft het de financiering van de verplichtingen die voortvloeien uit de afstudeerregeling, de subsidieregeling kandidaten Europees Universitair Instituut en de subsidies in het kader van stagediscriminatie, student centraal, mkb-route en studentenwelzijn. Het restant is beleidsmatig gereserveerd ten behoeve van ad-hocsubsidies.

Opdrachten

Het budget voor 2026 is voor circa 20 procent juridisch verplicht op grond van in 2025 of eerder gesloten overeenkomsten. De ervaring leert dat in de loop van het jaar het resterende deel van het budget wordt verplicht.

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Het budget voor 2026 is 100 procent juridisch verplicht. Dit betreft de verdragsrechtelijke bijdragen aan de United Nations University (UNU) en het Europees Universitair Instituut Florence (EUI). Deze middelen worden in het jaar voorafgaand aan het begrotingsjaar verplicht.

Bekostiging

Universiteiten (wetenschappelijk onderwijs (wo)) en hogescholen (hoger beroepsonderwijs (hbo)) ontvangen bekostiging voor onderwijs, onderzoek (wo) en ontwerp en ontwikkeling (hbo). De rijksbijdrage wordt jaarlijks aan de universiteiten en hogescholen toegekend als een lumpsum. De rijksbijdrage is gebaseerd op de WHW. In het Uitvoeringsbesluit WHW 2008 en de Regeling financiën hoger onderwijs zijn de bepalingen, bedragen en percentages opgenomen op basis waarvan de rijksbijdrage wordt berekend.

Onderwijsdeel (hbo en wo)Het onderwijsdeel bestaat uit:

  • 1. een studentgebonden deel gebaseerd op het aantal ingeschreven bekostigde studenten en graden (diploma’s). Er zijn hierbij drie bekostigings-niveaus (laag, hoog en top);

  • 2. een onderwijsopslag in bedragen op basis van afspraken voor kwaliteit, kwetsbare opleidingen en bijzondere voorzieningen;

  • 3. een onderwijsopslag in percentages.

Deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) en onderzoeksdeel (wo)

Universiteiten en hogescholen ontvangen een rijksbijdrage vanwege onderwijs. De rijksbijdrage is gebaseerd op de nominale studieduur van de opleiding en het volgen en succesvol afronden van één bachelor- en één masteropleiding.

Deel ondersteuning geneeskundig onderwijs en onderzoek (wo)

De bekostiging van het onderwijs en onderzoek bij de acht academische ziekenhuizen loopt via de universiteiten. Hier kunnen studenten geneeskunde onderwijs volgen en praktijkervaring opdoen. De rijksbijdrage bestaat uit een deel dat is gebaseerd op het aantal ingeschreven studenten en graden, een procentueel deel en een bedrag vanwege rente en afschrijving (voor huisvesting).

Fonds Onderzoek en Wetenschap (hbo en wo)

In het coalitieakkoord van kabinet Rutte IV was voor de periode 2023-2031 in totaal € 5,0 miljard beschikbaar gesteld voor een Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. Een deel van dit budget is ingezet via de beleidsartikelen van het hoger onderwijs. In het hoofdlijnenakkoord is omgebogen op het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap en de gevolgen hiervan zijn verwerkt in de begroting 2025. Vanuit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap is € 40,6 miljoen per jaar beschikbaar op artikel 6 voor praktijkgericht onderzoek. Hierop is niet gekort door dit kabinet. Op artikel 7 is een bezuiniging op de stimuleringsbeurzen doorgevoerd van € 82,1 miljoen per jaar. Het restant van het budget bedraagt € 80,8 miljoen per jaar en blijft beschikbaar voor het verlagen van werkdruk. Bij de behandeling van de begroting van het Ministerie van OCW 2025 is het amendement Eerdmans aangenomen (Kamerstukken II, 2024/25, 36600 VIII, nr. 140). Daarin is voor 2025 tot en met 2028 € 25,0 miljoen vrijgemaakt op artikel 7 voor het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap. In totaal is het restant van de stimuleringsbeurzen, dat ingezet mag worden voor het verlagen van werkdruk, nu € 106,7 miljoen in 2025-2028, en € 80,8 miljoen in 2029-2031.

Taskforce Toekomstbestendig StelselDe beleidsbrief vervolgonderwijs, onderzoek en wetenschap van 14 maart 2025 (Kamerstukken II, 2024/25, 31288, nr. 1185) beschrijft hoe wordt gewerkt aan het mitigeren van negatieve effecten van dalende studentenaantallen in het hbo en wo via een integrale krimpaanpak. De integrale aanpak werkt langs drie lijnen: het onderzoeken van meer stabiliteit in het bekostigingssysteem, een beleidskader om meer richting te geven aan een landelijk dekkend opleidingsaanbod en het verkennen van het in de wet verankeren van een gezamenlijke verantwoordelijkheid van onderwijsinstellingen voor het opleidingsaanbod. Met het beleidskader en de wettelijke verankering worden hogescholen en universiteiten beter in staat gesteld om collectieve verantwoordelijkheid te nemen voor een doelmatig opleidingsaanbod dat goed aansluit bij de maatschappij en arbeidsmarkt. Eind 2025 zal de Kamer geïnformeerd worden over de vorderingen binnen de integrale krimpaanpak. Eind 2026 volgt een Kamerbrief met voorkeursscenario(s) voor de bekostigingssystematiek. Ook volgt dan de oplevering van het beleidskader.

Bezuinigingen internationale studentenDit kabinet zet in op het beperken van internationale studenten en koppelt daar vanaf 2026 een bezuinigingsopgave aan die oploopt tot structureel € 168,0 miljoen. In de begroting van 2025 is het budget voor het ho daarom verlaagd en is de bezuiniging pro forma verdeeld over het hbo en wo. In de ontwerpbegroting 2026 zijn de uitkomsten van de referentieraming 2025 verwerkt en is deze verdeling aangepast. De neerwaartse bijstelling van het aantal niet-Nederlandse EER-studenten die volgt uit de referentieraming 2025 is op totaalniveau eerst verrekend met de opgave volgens de bezuiniging. Hiermee blijven de prijzen per student binnen beide sectoren stabiel. De opgave die vervolgens resteert is verdeeld op basis van het aantal internationale EER-studenten. In 2026 resteert een bezuinigingsopgave van € 6,0 miljoen (hbo: € 1,9 miljoen, wo: € 4,1 miljoen). Dit leidt tot een beperkte verlaging van de onderwijsuitgaven per student voor 2026. De bezuinigingsopgave voor 2027 en verder kan conform de afspraken met het Ministerie van Financiën aanvullend worden verrekend indien het aantal internationale studenten bij komende referentieramingen verder daalt.

Tabel 41 Resterende bezuinigingsopgave internationale studenten
 

2026

2027

2028

2029

2030

2031

hbo

‒ 2

‒ 12

‒ 20

‒ 21

‒ 10

‒ 2

wo

‒ 4

‒ 25

‒ 43

‒ 47

‒ 21

‒ 4

Totaal

‒ 6

‒ 37

‒ 63

‒ 68

‒ 31

‒ 6

Praktijkgericht onderwijs (hbo)

Binnen het deel ontwerp en ontwikkeling (hbo) zijn de coalitieakkoordmiddelen van het vorige kabinet ondergebracht ten behoeve van het praktijkgericht onderzoek. Door de hogescholen toe te rusten om hun rol als kennisinstellingen te verstevigen en verder uit te bouwen, worden zij in staat gesteld om met hun praktijkgericht onderzoek het onderwijs, onderzoek en de (regionale) beroepspraktijk te verbinden en zo bij te dragen aan Nederlandse kennisontwikkeling en groei. Daarnaast zorgt de aansluiting van het onderzoek van hogescholen op maatschappelijke vraagstukken voor vernieuwend beroepsonderwijs en versterkt het de aansluiting op de (regionale) arbeidsmarkt. Om deze doelstellingen te bereiken is vanaf 2023 een investering ter beschikking gesteld en aan de eerste geldstroom van de hogescholen toegevoegd via de post ontwerp en ontwikkeling uit artikel 6 (hoger onderwijs) en verdeeld naar rato van het onderwijsdeel conform de bekostigingssystematiek zoals vastgelegd in de WHW. In totaal gaat het om € 99,8 miljoen op prijspeil 2025. Hiervan is € 59,2 miljoen uit de coalitieakkoord-envelop versterken hoger onderwijs en onderzoek afkomstig en € 40,6 miljoen uit het Fonds voor Onderzoek en Wetenschap.

Sectorplannen en startersbeurzen (wo)

Het hoofdlijnenakkoord beschrijft een budgettaire opgave voor de bijstelling van de sectorplannen van structureel € 215,0 miljoen per jaar vanaf 2026. De sectorplannen zijn een effectief middel om via samenwerking en profilering van universiteiten de kwaliteit van onderzoek en onderwijs te vergroten en meer zekerheid te bieden aan wetenschappers in Nederland door het aanbieden van vaste aanstellingen. Universiteiten hebben de sectorplannen omarmd en zijn voortvarend bezig met de implementatie.

Het kabinet heeft bovenstaande in overweging genomen en ontziet de sectorplannen in de invulling van de ombuigingsopgave. Om de sectorplannen in stand te houden, worden in plaats daarvan de startersbeurzen stopgezet: de beurzen bleken in de praktijk uitvoeringstechnisch complex, en er is geen eenduidige evidentie dat zij een effectief middel zijn om de werkdruk voldoende te verlagen. Het stopzetten van de startersbeurzen levert € 175,0 miljoen per jaar op. Het restant van de invulling (oplopend tot € 40,0 miljoen structureel) van de opgave vindt plaats met een ombuiging op de bekostiging van NWO op artikel 16 (Onderzoek en Wetenschapsbeleid). De startersbeurzen worden stopgezet per 2025; de ombuiging op de bekostiging van NWO gaat vanaf 2030 in.

Subsidies

Tegemoetkoming tweede lerarenopleiding (hbo)

De subsidieregeling tweede lerarenopleiding maakt het voor leraren financieel aantrekkelijker om een tweede lerarenopleiding (bachelor of master) te volgen die opleidt tot een bevoegdheid en waarvoor instellingscollegegeld moet worden betaald, indien zij geen aanspraak mogen of kunnen maken op een andere subsidieregeling. Voor de subsidie komen bijvoorbeeld leraren in aanmerking die na een eerdere opleiding moeizaam een baan kunnen vinden in het onderwijs en die geen aanspraak hebben op een regeling zoals de lerarenbeurs of de subsidie voor zij-instromers. Ook leraren die na het onderwijs in een andere sector zijn gaan werken, maar terug willen naar het onderwijs en hiervoor een ander vak willen leren kunnen voor deze subsidie in aanmerking komen. De subsidie tweede lerarenopleiding is vanaf het studiejaar 2020/2021 aan te vragen. Vanaf 2021/2022 is het subsidiebedrag verhoogd en is het mogelijk gemaakt om voor twee studiejaren in plaats van één jaar subsidie aan te vragen. Vanwege de tegenvallende deelnemersaantallen is bij Voorjaarsnota 2023 besloten om de regeling na het collegejaar 2025/2026 niet voort te zetten. Deelnemers die starten in 2024/2025 hebben nog wel de mogelijkheid voor een tweede jaar subsidie aan te vragen voor 2025/2026.

Stichting voor Vluchteling-Studenten UAF (UAF) (wo)

De stichting richt zich op ondersteuning en begeleiding gericht op het verhogen van niveau Nederlands en het wegwerken van eventuele deficiënties, zodat instroom in het reguliere onderwijs soepel verloopt. De rol van het UAF is aanvullend op voorliggende voorzieningen. 

De activiteiten betreffen onder andere: 

  • het UAF vergoedt studiekosten en bijbehorende reiskosten, waaronder taalcursussen, cursussen om deficiënties weg te werken en kosten om studievaardigheden op te doen; 

  • begeleiding middels voorlichting en advies over Nederlands onderwijssysteem, begeleiding bij studiekeuze en opstellen studieplan;

  • bemiddeling waar nodig met onder andere studentdecanen, casemanagers sociale diensten, toelatingscoördinatoren onderwijsinstellingen;

  • samenwerken met diverse gemeenten zodat voorbereiden op een studie en studeren met behoud van uitkering mogelijk is onder begeleiding van het UAF. 

Studentenwelzijn Ecio (wo)

Het Ecio bouwt aan inclusief onderwijs en het versterken van het zelfvertrouwen van studenten met een ondersteuningsvraag. Onder andere, adviseert en ondersteunt Ecio universiteiten, hogescholen en het mbo om belemmeringen voor studenten met een functiebeperking en met een ondersteuningsbehoefte weg te nemen en hen succesvol te laten studeren en doorstromen naar de arbeidsmarkt. Ecio coördineert daarnaast bijvoorbeeld ook de bijeenkomsten van het Landelijk Netwerk en de Landelijke Werkgroep Studentenwelzijn.

ISO en LSVb (wo)

Het betreft hier de (structurele) bekostiging van een tweetal organisaties die beleidsmatig activiteiten uitvoeren die betrekking hebben op de belangenbehartiging van studenten.

Nationaal Groeifonds-project Nationale LLO-katalysator (hbo)

Het doel van de nationale LLO-katalysator is een forse impuls te geven aan de ontwikkeling van bij-, op- en omscholingsaanbod. In regionale samenwerkingsverbanden van bedrijfsleven, onderwijs (mbo, hbo en wo; publiek en privaat) en overheid vindt vraaggerichte ontwikkeling van het scholingsaanbod plaats en worden afspraken gemaakt over uitvoering en deelname.

Het programma is opgeknipt in twee tranches: tranche 1 loopt tot eind 2026, tranche 2 loopt tot 2031. In tranche 1 ligt de focus op scholing die benodigd is voor het realiseren van de ambities op het vlak van de energie- en grondstoffentransitie. Vervolgens wordt de aanpak in de tweede tranche verbreed naar andere (tekort)sectoren. Onderdeel van het plan is het opzetten van een LLO-Radar, waarmee continu de (toekomstige) behoefte aan vaardigheden op de arbeidsmarkt in beeld wordt gebracht, zodat tijdig kan worden voorzien in passend scholingsaanbod. Daarnaast wordt in de LLO-katalysator gewerkt aan het versterken van de leercultuur bij bedrijven en instellingen, aan professionalisering van de onderwijsorganisaties op het gebied van LLO-dienstverlening en vindt op landelijk niveau onderzoek en ontwikkeling plaats.

Het budget voor de LLO-katalysator is in totaal € 392,0 miljoen. Hiervan is € 167,0 miljoen onvoorwaardelijk toegekend (tranche 1 tot eind 2026), voor de periode daarna (tranche 2 tot 2031) is € 225,0 miljoen voorwaardelijk toegekend. De middelen die gemoeid zijn met dit programma zijn bedoeld voor de mbo-, hbo- en wo-instellingen. De precieze verdeling van de middelen dient nog uitgewerkt te worden.

NGF-project Npuls (hbo)

Npuls is een samenwerkingsprogramma van het (publieke) mbo-, hbo en wo-onderwijs in Nederland, en de IT-coöperatie SURF. Door het programma kunnen zij de kwaliteit van het onderwijs verbeteren, de wendbaarheid en toegankelijkheid van het onderwijs(aanbod) vergroten en de digitale vaardigheden van lerenden en docenten verbeteren. Het programma biedt experts uit verschillende onderwijsinstellingen (en daarbuiten) de mogelijkheid om samen te werken aan experimenten, pilots en opschaling/verbreding op het gebied van (bijvoorbeeld) het veilig en verantwoord inzetten van Artificiële Intelligentie (AI), studiedata, extended reality, overige digitale leermaterialen, betrouwbare certificaten voor kortlopend onderwijs (microcredentials). In gesprek met (big) tech en commerciële aanbieders van onderwijsmateriaal treedt de publieke sector gezamenlijk op. Digitale oplossingen hiervoor worden gezamenlijk en volgens de principes van de gezamenlijke sectorarchitectuur ontwikkeld, waardoor ze interoperabel zijn en voldoen aan de publieke waarden voor IT. Door in te zetten op kennisdeling en ontwikkeling van docenten op landelijk niveau én in iedere instelling (Centers for teaching and learning) wordt nieuwe kennis en ervaring snel beschikbaar gemaakt voor alle docenten. Zo kunnen de professionals in onderwijsinstellingen het onderwijs (blijven) verbeteren, en aanbieden aan alle lerenden. Zij zijn beter toegerust op (steeds nieuwe) vragen van de samenleving. Op deze manier maakt het gehele vervolgonderwijs zich via deze transitie klaar voor de toekomst. Door die duurzame inzetbaarheid draagt het programma bij aan de Nederlandse economie en heeft het een positief effect op de kwaliteit en doelmatigheid van het mbo, hbo en wo.

Het budget voor Npuls is in totaal € 560,0 miljoen. Hiervan is € 384,7 miljoen onvoorwaardelijk toegekend (tranche 1 en 2 tot en met 2027), voor de periode daarna (tranche 3 tot 2031) is € 175,3 miljoen voorwaardelijk toegekend. De middelen van het programma zijn bedoeld voor de mbo-, hbo- en wo-instellingen. De precieze verdeling van de middelen dient te worden uitgewerkt. 

NGF-project Nationale aanpak professionalisering leraren (NAPL) (hbo)De NAPL is in januari 2024 gestart, heeft een looptijd van tien jaar en is gefinancierd uit het NGF. Het programma heeft als doel een belangrijke impuls te leveren aan de professionalisering van leraren in het primair onderwijs (po), voortgezet onderwijs (vo) en mbo. Het programma NAPL bestaat uit vier pijlers met de volgende beoogde opbrengsten:

  • 1. ontwikkelpaden. Voor elk van de drie sectoren worden tenminste zes ontwikkelpaden ontwikkeld, getoetst en publiek beschikbaar gesteld. Eén ontwikkelpad betreft de ontwikkeling van start- naar vakbekwaamheid. De andere ontwikkelpaden betreffen de daaropvolgende expertrollen waarin leraren zich kunnen specialiseren;

  • 2. digitaal platform. Er wordt een digitaal platform ontwikkeld dat leraren een overzicht biedt van kwalitatief hoogwaardige professionaliseringstrajecten en een platform voor uitwisseling;

  • 3. co-creatielabs waarin aan professionaliseringstrajecten vorm wordt gegeven en een tegemoetkoming in de kosten van deelname aan professionalisering door leraren;

  • 4. kwaliteitsborging. Er wordt een kwaliteitskader en een landelijk kwaliteitszorgsysteem ontwikkeld voor professionaliseringstrajecten. Trajecten die onderdeel zijn van het digitale platform voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen en de kwaliteit ervan wordt structureel geborgd. Met deze vier pijlers bouwt NAPL aan een landelijk geheel van voorzieningen voor en door leraren, waarbinnen de professionalisering van leraren toekomstgericht kan gaan plaatsvinden, doorgroeimogelijkheden voor leraren worden gecreëerd in de klas en de kwaliteit van het onderwijs wordt versterkt.

Het totale budget voor het programma bedraagt € 159,6 miljoen. Van dit totaalbedrag is € 73,1 miljoen onvoorwaardelijk toegekend voor 2024-2027, de resterende € 86,5 miljoen van het totaalbedrag is voorwaardelijk toekend voor 2028-2033. Het grootste deel van het totaalbedrag komt, als onderdeel van pijler 3, in twee subsidieregelingen beschikbaar voor het onderwijsveld ten behoeve van het ontwikkelen en/of het laten deelnemen van leraren aan professionaliseringstrajecten.

Overig (hbo en wo)

Bij dit financiële instrument zijn afzonderlijk voor de sectoren hbo en wo overige toekenningen opgenomen die gelijk dan wel kleiner zijn dan € 1,0 miljoen. Het gaat hier om middelen die deels juridisch en deels bestuurlijk verplicht zijn bijvoorbeeld op basis van de afstudeerregeling, de subsidieregelingen virtuele internationale samenwerkingsprojecten hoger onderwijs, kandidaten Europees Universitair Instituut en diverse ad-hocsubsidies.

Opdrachten

Voor de beleidsontwikkeling worden opdrachten verstrekt voor het uitvoeren van diensten. Het gaat hierbij met name om opdrachten voor diverse beleidsgerichte activiteiten/onderzoeken en de communicatie rondom beleidsontwikkelingen.

Bijdrage aan agentschappen 

Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO)

DUO is een uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van OCW en levert producten en diensten op het terrein van bekostiging van instellingen, financiering van studenten en informatievoorziening. Het betreft het aandeel in de uitvoeringskosten van DUO voor de begrotingsartikelen 6 en 7 (hoger onderwijs).

Bijdrage aan ZBO’s en RWT’s 

NWO Promotiebeurs voor leraren

Leraren in het po, vo, mbo en hbo worden in staat gesteld om promotieonderzoek te verrichten dat uitmondt in een proefschrift. Jaarlijks kan via NWO aan circa 50 leraren een nieuwe beurs voor een periode van vijf jaar worden verstrekt. Vanaf 2027 worden er geen nieuwe beurzen meer toegekend.

NWO NRO-programma's ho

Vanaf 2023 is de volledige uitvoering van zowel het Comeniusprogramma (circa 60 beurzen per jaar) als de Nederlandse Onderwijspremie (zes premies per jaar) bij het NRO komen te liggen, inclusief het verstrekken van de beurzen en premies aan de instellingen. Daarnaast wordt via het NRO ook onderzoek naar het hbo en wo gefinancierd en kennisdeling gefaciliteerd. 

Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie (NVAO)

De NVAO is als onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie, opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid. Deze organisatie geeft een deskundig en objectief oordeel over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. In deze begroting is de bijdrage opgenomen die de Nederlandse overheid rechtstreeks aan de NVAO vergoedt voor de uitvoering van haar reguliere taken en voor haar aanvullende taken. zoals in het kader van de kwaliteitsafspraken.

NufficNuffic is het expertise- en dienstencentrum voor internationalisering in het Nederlandse onderwijs; van primair en voortgezet onderwijs tot beroepsgericht en hoger onderwijs. De afgelopen jaren heeft een heroverweging plaatsgevonden van de subsidie aan Nuffic wat betreft de grondslag van de subsidie en de sturingsrelatie van het Ministerie van OCW richting Nuffic. Met het wetsvoorstel Wet wettelijke taken internationalisering onderwijs is een aantal taken van Nuffic in het kader van diplomawaardering, bevordering van de internationalisering en de advisering rondom beursverlening wettelijk geborgd. Door middel van het wetsvoorstel is de Wet subsidiëring landelijke onderwijsondersteunende activiteiten (SLOA) aangepast, op grond waarvan een bijdrage aan Nuffic kan worden verstrekt voor haar wettelijke taken. Daarnaast voert Nuffic sinds 2021 op grond van een opdrachtverlening, de dienstverleningsactiviteiten voor (met name) po, vo en mbo uit (zie artikel 8 Internationaal beleid).

Landelijk Centrum voor Studiekeuze (LCSK)Het LCSK is door de minister aangewezen als partij om objectieve, betrouwbare en vergelijkbare studiekeuze-informatie te verzamelen en te verspreiden en onderzoek te doen naar studenttevredenheid en –betrokkenheid. Voor dit laatste organiseert de stichting jaarlijks de Nationale Studentenenquête (NSE). Aanvullend op de reguliere subsidie die LCSK ontvangt hiervoor, wordt jaarlijks (maximaal) € 1,0 miljoen extra beschikbaar gesteld ten behoeve van het verbeteren van de arbeidsmarktinformatie richting studenten. Het LCSK zet deze middelen in voor de (door)ontwikkeling van een webpagina waarmee studiekiezers beroepen kunnen verkennen welke carrièremogelijkheden ze hebben en welke studies daar bij passen. Hiermee moet het voor studiekiezers duidelijker worden welk toekomstperspectief, inclusief verwachtingen rond de arbeidsmarkt, past bij een studie. 

Bijdrage aan (inter)nationale organisaties

Europees Universitair Instituut Florence (EUI) en United Nations University (UNU)

Het betreft hier de (structurele) bijdrage aan een tweetal internationale organisaties die taken uitvoeren die voortkomen uit verdragsrechtelijke verplichtingen.

Ontvangsten

Bij de ontvangsten is een raming opgenomen voor terugvorderingen bij instellingen en andere subsidieontvangers, bijvoorbeeld als gevolg van eindafrekeningen op in eerdere jaren toegekende subsidies.

Licence