Base description which applies to whole site

5.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. De Minister is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Arbeidsmarktpakket

Middels de wetsvoorstellen Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden (Vbar) en Meer zekerheid flexwerkers wordt schijnzelfstandigheid tegengegaan en wordt aan werknemers meer zekerheid geboden. Beide wetsvoorstellen zijn onderdeel van het arbeidsmarktpakket. In de beleidsagenda wordt hier nader op ingegaan.

Herziene EU-asbestrichtlijn

In 2026 worden de uitvoeringstechnische aspecten die volgen uit de herziene EU-asbestrichtlijn verder ingericht. Dit betreft onder andere de inrichting van de vergunningverlening door Dienstverlening, Samenwerkingsverbanden en Uitvoering (Kamerstukken II 2024/25, 25 883, nr. 527) en ICT-systemen die regelgeving ondersteunen. De ambitie is om de gewijzigde regelgeving en uitvoerende aspecten op 1 januari 2027 in werking te laten treden.

Beperking Compensatieregeling transitievergoeding bij langdurig arbeidsongeschiktheid tot kleine werkgevers

Het kabinet streeft ernaar om per 1 juli 2026 de compensatieregeling transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (Compensatieregeling LAO) te beperken tot kleine werkgevers. Alleen kleine werkgevers kunnen dan nog een beroep doen op deze compensatieregeling wanneer zij een transitievergoeding hebben betaald aan een werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is beëindigd. Met deze maatregel wordt een besparing gerealiseerd wat bijdraagt aan houdbare overheidsfinanciën.

Voor de definitie van «kleine werkgever» wordt aansluiting gevonden bij de definitie die krachtens artikel 36, tweede lid, van de Wet financiering sociale verzekeringen (Wfsv) wordt gehanteerd in artikel 2.19d van het Besluit Wfsv: degene die als kleine werkgever wordt aangemerkt voor de gedifferentieerde premie Arbeidsongeschiktheidsfonds (Aof). Deze definitie van kleine werkgever zal per 1 juli 2026 ook worden gehanteerd voor de compensatieregeling transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming vanwege pensionering of overlijden van de werkgever.

Lage-inkomensvoordeel (LIV) en loonkostenvoordelen (LKV)

Op 1 januari 2025 is het LIV afgeschaft. In 2025 vinden de laatste betalingen plaats over het LIV van 2024. Op 1 januari 2025 zijn de bedragen van het LKV oudere werknemer verlaagd van € 3,05 per verloond uur met een maximum van € 6.000 per jaar naar € 1,35 per verloond uur met een maximum van € 2.600 per jaar. Op 1 januari 2026 wordt het LKV oudere werknemer afgeschaft. Deze verlaging van het LKV oudere werknemer geldt alleen voor dienstbetrekkingen die zijn begonnen op of na 1 januari 2024.

Per 1 januari 2026 treden onderdelen van de Wet banenafspraak (Kamerstukken II 2024/25, 36 449, A) in werking, die het LKV doelgroep banenafspraak vereenvoudigen. Ten eerste hoeven werknemers voor dit loonkostenvoordeel geen doelgroepverklaring meer aan te vragen. Daarnaast wordt het recht op het LKV doelgroep banenafspraak verlengd van maximaal drie jaar naar structureel, waardoor het recht op dit LKV blijft doorlopen zolang de dienstbetrekking voortduurt. Ten slotte wordt de doelgroep van het loonkostenvoordeel (LKV) voor de banenafspraak gelijkgetrokken met de doelgroep van de banenafspraak zelf.

Er wordt daarnaast gewerkt aan een wetsvoorstel met onder andere als doel om mensen in de WIA en WW die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen op te nemen in het doelgroepregister banenafspraak en om loonkostensubsidie voor deze groepen beschikbaar te maken. We bevinden ons in de beleidsvoorbereidende fase. Het streven is om nog in 2025 de uitgangspunten voor dit wetsvoorstel vast te stellen.

Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Verplichtingen

2.262.892

602.524

259.545

532.493

339.193

334.084

333.771

         
 

Uitgaven

2.061.879

676.336

587.419

551.603

395.018

346.022

334.459

         

1.0

Arbeidsmarkt

2.061.879

676.336

587.419

551.603

395.018

346.022

334.459

 

Inkomensoverdrachten

610.964

258.678

112.245

219.384

213.894

214.284

215.036

 

Lage-inkomensvoordeel

461.659

131.960

0

0

0

0

0

 

Minimumjeugdloonvoordeel

16.423

0

0

0

0

0

0

 

Loonkostenvoordelen

132.882

126.718

112.245

219.384

213.894

214.284

215.036

 

Subsidies (regelingen)

1.413.490

368.929

414.110

273.496

119.722

67.869

55.979

 

Overige subsidies algemeen

6.580

8.968

6.314

4.650

4.461

3.390

3.390

 

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

7.361

3.167

14.065

14.431

11.674

13.574

11.674

 

Stimuleringregeling LLO in MKB

56.962

78.869

71.900

76.930

58.697

43.430

40.915

 

Stimulans Arbeidsmarktpositie

250

0

0

0

0

0

0

 

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

1.155.793

133.742

0

0

0

0

0

 

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

186.013

139.243

317.128

172.724

40.000

0

0

 

Subsidie meer uren werkt

531

4.940

4.703

4.761

4.890

7.475

0

 

Opdrachten

31.217

42.082

50.560

48.419

44.148

45.965

45.540

 

Opdrachten

31.217

42.082

50.560

48.419

44.148

45.965

45.540

 

Bekostiging

100

100

100

100

100

100

100

 

Bekostiging

100

100

100

100

100

100

100

 

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

0

185

4.131

4.131

4.131

4.781

4.781

 

Ministerie van VWS

0

56

56

56

56

706

706

 

Ministerie van EZ en LVVN

0

129

4.075

4.075

4.075

4.075

4.075

 

Bijdrage aan agentschappen

5.108

5.462

4.973

4.973

4.973

4.973

4.973

 

Agentschap RIVM

5.027

5.364

4.875

4.875

4.875

4.875

4.875

 

Agentschap CJIB

81

98

98

98

98

98

98

 

Bijdrage aan medeoverheden

1.000

900

1.300

1.100

8.050

8.050

8.050

 

SPUK Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP)

1.000

0

0

0

0

0

0

 

DU Work in NL

0

900

1.300

1.100

8.050

8.050

8.050

         
 

Ontvangsten

24.304

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

         
Tabel 13 Uitsplitsing ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Ontvangsten

24.304

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

         

1.0

Arbeidsmarkt

24.304

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

 

Ontvangsten

24.304

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

17.680

 

Algemeen

8.806

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

 

Boeten

15.498

16.500

16.500

16.500

16.500

16.500

16.500

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 14 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 1
 

2026

juridisch verplicht

92%

bestuurlijk gebonden

8%

beleidsmatig gereserveerd

0%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 92% juridisch verplicht voor het jaar 2026. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regeling Loonkostenvoordelen (LKV’s).

Subsidies

Van het programmabudget van MDIEU is in 2026 100% juridisch verplicht. Verplichtingen die vrijvallen zijn bestuurlijk gebonden als onderdeel van de afspraken in het pensioenakkoord. Resterende middelen worden ingezet voor de uitwerking van de beleidsagenda duurzame inzetbaarheid, die het kabinet en sociale partners zijn overeengekomen als onderdeel van het akkoord ‘Gezond naar het pensioen’ van oktober 2024.

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2026 49% juridisch verplicht en 4% beleidsmatig gereserveerd. 47% is bestuurlijk gebonden.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB is 51% juridisch verplicht. 49% is bestuurlijk gebonden.

Van het programmabudget van Meer Uren Werkt is in 2026 66% juridisch verplicht. Het overige budget is bestuurlijk gebonden.

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting 85% juridisch verplicht. 15% is beleidsmatig gereserveerd.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 35% juridisch verplicht en 62% bestuurlijk gebonden. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen en bestedingsplannen in 2026. Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken, evenwichtige arbeidsverhoudingen en handhaving.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en aan ‘Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals and Classification, Labelling and Packaging’ (REACH CLP) van VWS. Verder betreft dit een bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) van LVVN en aan EZ ten behoeve van TNO/MAPA.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Bijdrage aan medeoverheden

De bijdrages aan medeoverheden betreffen reserveringen voor de verlenging van decentrale uitkeringen ten behoeve van het programma Work in NL. Dit budget is 100% bestuurlijk gebonden.

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 15 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)
  

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

Art.

Verplichtingen

594.388

636.451

601.110

215.314

228.663

242.369

256.642

         
 

Uitgaven

594.388

636.451

601.110

215.314

228.663

242.369

256.642

         

1.0

Arbeidsmarkt

594.388

636.451

601.110

215.314

228.663

242.369

256.642

 

Inkomensoverdrachten

594.388

636.451

601.110

215.314

228.663

242.369

256.642

 

Compensatieregeling transitievergoeding na langdurige AO

584.770

625.751

564.735

187.911

193.035

198.298

203.705

 

Compensatieregeling transitievergoeding bij pensionering

9.618

10.700

10.700

10.700

10.699

10.699

10.700

 

Compensatieregeling transitievergoeding na langdurige AO nominaal

0

0

25.198

15.803

23.620

31.664

40.129

 

Compensatieregeling transitievergoeding bij pensionering nominaal

0

0

477

900

1.309

1.708

2.108

         
 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

         
Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). De Wtl bestaat uit het LKV (loonkostenvoordeel). Voorheen vielen hier ook het Minimumjeugdloonvoordeel en Lage-inkomensvoordeel onder. Deze zijn respectievelijk per 1 januari 2024 en 1 januari 2025 afgeschaft.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. De loonkostenvoordelen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald, het zogeheten t+1 principe. Werkgevers krijgen in 2026 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2025 in dienst waren. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

In 2026 zijn er drie typen LKV: LKV arbeidsgehandicapte werknemer, LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer en LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. Het LKV oudere werknemer wordt per 1 januari 2026 afgeschaft. De laatste uitbetalingen vinden in 2027 plaats, omdat er vanwege het overgangsrecht een groep is die ook in 2026 recht heeft op LKV werknemer.

LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat (tot en met 2025) recht op het LKV oudere werknemer. Dit indien de werknemer in de 6 maanden voor hij in dienst kwam niet in dienst was bij deze werkgever en de werkgever verzekerd is voor een of meer van de werknemersverzekeringen.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben. Dit indien de werknemer in de 6 maanden voor hij in dienst kwam niet in dienst was bij deze werkgever en de werkgever verzekerd is voor een of meer van de werknemersverzekeringen.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten. Dit indien de werknemer in de 6 maanden voor hij in dienst kwam niet in dienst was bij deze werkgever.

De tegemoetkoming voor het LKV oudere werknemer (dienstverbanden die zijn gestart voor 2024), het LKV arbeidsgehandicapte werknemer en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer waren in 2025 € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer is 3 jaar. De maximale duur van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is een jaar. Voor dienstverbanden die zijn begonnen op of na 1 januari 2024 geldt dat de bedragen van het LKV oudere werknemer per 1 januari 2025 zijn verlaagd van € 3,05 per uur naar € 1,35. Het maximumbedrag per jaar is sinds 2025 verlaagd van € 6.000 naar € 2.600. Het LKV oudere werknemer wordt per 1 januari 2026 afgeschaft.

LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs en mensen met een Wajong DGA uitkering. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar. Per 1 januari 2026 wordt dit LKV aangepast en geldt dit LKV alleen nog voor personen die in het doelgroepregister banenafspraak zijn opgenomen. Vanaf dat moment heet dit LKV ook het ‘Loonkostenvoordeel banenaf­spraak’, en vervalt de toevoeging ‘en scholingsbelemmerden’. Tevens wordt de duur van het LKV banenafspraak gewijzigd van maximaal drie jaar naar structureel, zolang het dienstverband duurt. Zolang de werknemer in het doelgroepregister staat, kan ook een volgende werkgever aanspraak maken op het LKV banenafspraak, als hij dit aangeeft in de polisadministratie.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LKV oudere werknemer wordt stapsgewijs afgeschaft. Dit leidt tot een besparing van € 49 miljoen per jaar vanaf 2027. In de begroting 2025 was de bezuiniging op € 60 miljoen per jaar geschat, maar omdat een deel van de groep recht krijgt op LKV arbeidsgehandicapten is de bezuiniging € 11 miljoen lager dan aanvankelijk gedacht.

In het arrest van 24 mei 2024 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij overgang van onderneming het recht op loonkostenvoordeel mee overgaat naar de nieuwe verkrijger. Dit was in tegenstelling tot de toenmalige uitvoering van de loonkostenvoordelen. Doordat UWV na de uitspraak van de Hoge Raad ook loonkostenvoordeel toekent aan werkgevers na een overgang van onderneming stijgen de uitgaven in 2025 en 2026 met € 2,2 miljoen per jaar. Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarbij een nieuwe systematiek wordt geïntroduceerd waarbij werknemers bij wisseling van werkgever en een overgang van onderneming van de werkgever een nieuwe doelgroepverklaring kunnen aanvragen, waardoor het resterende recht op loonkostenvoordeel kan doorlopen naar de nieuwe werkgever. De beoogde inwerkingtredingsdatum voor dit wetsvoorstel is 1 januari 2027. Hierdoor zullen de uitgaven aan het LKV vanaf 2028 nog toenemen met een additionele € 1,1 miljoen structureel.

Tot slot stijgen de uitgaven aan het LKV doelgroep Banenafspraak doordat de maximale duur van drie jaar wordt verlengd naar structureel en daarnaast door de verbreding van de doelgroep van het LKV Banenafspraak. Op 22 april 2025 is het wetsvoorstel Vereenvoudiging van de banenafspraak en de quotumregeling voor mensen met een arbeidsbeperking aangenomen door de Eerste Kamer. De uitgaven nemen in 2027 toe met € 121 miljoen en structureel met € 102 miljoen.

Indien het wetsvoorstel wordt aangenomen waarin geregeld wordt dat mensen in de WIA en WW die niet zelfstandig het wettelijk minimumloon kunnen verdienen per 1 januari 2028 worden toegevoegd aan het doelgroep­register banenafspraak, stijgen de uitgaven aan het LKV met € 0,4 miljoen in 2029 en € 0,7 miljoen structureel vanaf 2030.

Compensatieregeling transitievergoeding na langdurige arbeidsongeschiktheid

Vanaf 1 april 2020 worden alle werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding. Het kabinet streeft ernaar om per 1 juli 2026 de compensatieregeling transitievergoeding bij ontslag wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (CRTV LAO) te beperken tot kleine werkgevers. Alleen kleine werkgevers kunnen dan nog een beroep doen op deze compensatieregeling wanneer zij een transitievergoeding hebben betaald aan een werknemer waarvan de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid is beëindigd.  

Budgettaire ontwikkelingen

Door een verwachte toename van het aantal langdurig arbeidsongeschikte werknemers neemt het aantal toekenningen van de CRTV LAO toe. De beperking van de CRTV LAO tot kleine werkgevers leidt echter tot een sterke daling van het aantal toekenningen vanaf 2026 en 2027 waarna deze weer langzaam toeneemt. Naar verwachting leidt de beperking van de CRTV LAO tot kleine werkgevers tot een daling van de uitgaven met circa 70%.

Compensatieregeling transitievergoeding bij pensionering of overlijden

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling transitievergoeding bij beëindiging van de werkzaamheden van de onderneming vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

Het aantal werkgevers dat elk jaar stopt vanwege pensionering of overlijden is redelijk constant. Het is niet de verwachting dat dit in de nabije toekomst verandert. De verwachting is daarom dat de uitgaven elk jaar circa € 11 miljoen bedragen.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden (MDIEU)

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren en bedrijven kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU­-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar gesteld voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Het totale budget van € 1 miljard is verspreid over de jaren 2021 tot en met 2028.

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid (DI) & Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Voor dit programma is structureel € 11,6 miljoen beschikbaar. In 2026 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Dit gebeurt onder andere via communicatieactiviteiten en bijeenkomsten, maar voornamelijk via de Expeditie-regeling. Deze regeling is opgezet om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van het MIP loopt aanzienlijk uiteen, enerzijds omdat er niet jaarlijks maar tweejaarlijks een aanvraagtijdvak van de Expeditie-regeling wordt geopend, anderzijds omdat het bij deze regeling gaat om meerjarige projecten waarvoor de betalingen veel later plaatsvinden dan de subsidietoekenning.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de subsidieregeling Leren en ontwikkelen in het MKB (SLIM) gestart. Met deze regeling wil het kabinet leren en ontwikkelen in het MKB vanzelfsprekend maken. De subsidieregeling is bedoeld voor twee groepen aanvragers: individuele mkb-ondernemingen en samenwerkingsverbanden in het mkb. Ondernemingen kunnen subsidie aanvragen voor het onderzoeken van scholings- en opleidingsbehoeften in een onderneming. Of het inkopen (of verkrijgen) van loopbaanadviezen voor werkenden in de onderneming. Tot slot biedt de regeling ook ruimte voor initiatieven gericht op het ontwikkelen of invoeren van een L&O- methode die werknemers in de onderneming stimuleert kennis, vaardigheden en beroepshouding verder te ontwikkelen. Bijvoorbeeld door het oprichten van een bedrijfsschool of het ontwikkelen en realiseren van een systeem van periodieke ontwikkelgesprekken met werknemers in de onderneming. Initiatieven van samenwerkingsverbanden moeten minimaal het ondersteunen en begeleiden bij het ontwikkelen of invoeren van een L&O-methode bevatten. Op basis van een positieve tussenevaluatie is de regeling eind 2024 voor een periode van 5 jaar verlengd. Voor de regeling is in 2026 € 71,9 miljoen beschikbaar. Structureel is er circa € 41 miljoen beschikbaar.

Daarnaast is de tijdelijke SLIM-scholingssubsidie sinds maart 2025 beschikbaar voor opleidingen voor maatschappelijk cruciale sectoren. Werkgevers kunnen nieuwe of huidige medewerkers met subsidie scholing laten volgen die bijdraagt aan instroom in, doorstroom binnen en overstappen naar maatschappelijk cruciale sectoren. De subsidie is voor praktijkgerichte opleidingen waarbij mensen tegelijkertijd werken en leren. Het subsidiepercentage hangt af van het niveau van de betreffende opleiding. Met deze subsidie wil het kabinet geld gerichter inzetten om de tekorten in deze sectoren aan te pakken en bijdragen aan duurzame inzetbaarheid van personeel. De subsidie kan vrijwel doorlopend worden aangevraagd door individuele werkgevers. Daarnaast zijn er tijdvakken waarin paritaire collectieven een projectbudget kunnen aanvragen om de deelname aan de gesubsidieerde scholing te stimuleren en faciliteren. Arbeidsmarktregio’s die dat willen, kunnen zich bij zo’n collectieve aanvraag aansluiten om daarmee bij te dragen aan de instroom van werkzoekenden in de sector. Voor de tijdelijke regeling is € 73,8 miljoen beschikbaar voor de periode 2025-2027.

Meer Uren Werkt!

Het subsidiebudget voor het Groeifondsproject Meer Uren Werkt! is enerzijds bestemd voor de projectsubsidie aan Groeifondspartner Universiteit van Utrecht, en anderzijds voor de Tijdelijke subsidieregeling onderzoek interventies ter uitbreiding arbeidstijd.

Overige subsidies algemeen

Het budget voor «overige subsidies algemeen» betreft verschillende subsidies op de beleidsterreinen van arbeidsverhoudingen en gezond en veilig werken. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting, voor het werkprogramma Lexces 2023-2028 en aan Netspar ten behoeve van het werkprogramma 2023-2027.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Daarnaast worden middelen ingezet voor het beheer van het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bekostiging

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en aan ‘Registration, Evaluation, Authorisation and restriction of Chemicals and Classification, Labelling and Packaging’ (REACH CLP) van VWS. Verder betreft dit een bijdrage aan het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) van LVVN en aan EZ ten behoeve van TNO/MAPA (maatschappelijk programma arbeidsomstandigheden).

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is € 4,9 miljoen gereserveerd. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ontvangt € 0,1 miljoen per jaar.

Bijdrage aan medeoverheden

Dit betreft reserveringen voor de verlenging van decentrale uitkeringen ten behoeve van het programma Work in NL.

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Arbeidsinspectie. De raming van deze ontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidsinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten; zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota.

Voor een beschrijving van de regeling, de doelstelling, verwijzing naar de wettekst, verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en de ramingsgrond wordt verwezen naar de paragraaf ‘Toelichting op de fiscale regelingen’ in de bijlage ‘Fiscale regelingen’.

Tabel 16 Fiscale regelingen 2024-2026, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)1
 

2024

2025

2026

Arbeidskorting

36.016

36.921

38.107

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

2.014

2.129

2.230

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

1.170

1.233

1.308

1

[-] = regeling is in dat jaar niet van toepassing; [0] = budgettair belang van de regeling bedraagt in dat jaar afgerond nihil.

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt in 2024 was stabiel. De beroepsbevolking is licht toegenomen en de niet-beroepsbevolking licht afgenomen. Dit is een trend die al langere tijd gaande is. De werkzame beroepsbevolking is minder toegenomen dan de jaren ervoor. De werkloze beroepsbevolking is iets meer toegenomen dan de jaren ervoor. Historisch gezien is het werkloosheidspercentage nog steeds laag. Gedurende het jaar schommelde het werkloosheidspercentage tussen 3,6% en 3,7%. Dit is iets hoger dan in 2023, wat past bij het beeld van een iets minder krappe arbeidsmarkt. Voor alle kwartalen gold dat het aantal vacatures hoger lag dan het aantal werklozen, maar was de krapte lager dan in 2023. Eind 2024 ging het om 108 vacatures per 100 werklozen.

Zowel de lagere krapte als de iets hogere werkloosheid past bij het algemene conjunctuurbeeld. Hier speelt de toename van de beroepsbevolking een grotere rol dan baanverlies. De beroepsbevolking bestaat uit personen van 15 tot 75 jaar die ofwel betaald werk hebben (werkzame beroepsbevolking), of recent naar betaald werk hebben gezocht en daarvoor direct beschikbaar zijn (werkloze beroepsbevolking). In 2024 was het aantal mensen dat vanuit niet-beroepsbevolking toetrad tot de arbeidsmarkt maar niet meteen een baan vond en dus werkloos was, groter dan het aantal mensen dat werkloos werd vanuit werk.

De ontwikkeling van het werkloosheidspercentage verschilt per leeftijdsgroep. Jeugdwerkloosheid is verder gestegen. Jongeren hebben vaker bijbanen en beschikken vaker over flexibele contracten. Daardoor reageert het werkloosheidscijfer en de participatiegraad van deze groep sterker op conjuncturele schommelingen. Onder oudere werkenden is werkloosheid licht afgenomen. Oudere werkenden hebben vaker vaste contracten, waardoor werkloosheidscijfers minder snel en vertraagd meebewegen met de conjunctuur.

Tabel 17 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.898

10.096

10.170

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.330

3.230

3.217

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.548

9.737

9.798

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

350

359

372

Werkloosheidspercentage

3,5

3,6

3,7

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

7,6

8,2

8,7

 

25 tot 45 jaar

2,9

2,9

3

 

45 tot 75 jaar

2,5

2,2

2,1

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

Werkzame beroepsbevolking

Het totaal aantal werkenden is toegenomen, maar dit verschilt per opleidingsniveau. Bij de laagste opleidingscategorie bleef het totaal aantal werkenden nagenoeg gelijk. Het aantal werkenden in de middelste opleidingscategorie is gedaald. Deze daling komt vooral door een daling in het aantal werkenden met een flexibele arbeidsrelatie. Het aantal werkenden met een vaste arbeidsrelatie steeg bij die groep en het aantal zelfstandigen bleef nagenoeg gelijk.

In 2024 waren er bijna 8,2 miljoen werknemers, van wie de meeste een vaste arbeidsrelatie hadden. Dat wil zeggen: een contract voor onbepaalde tijd en een vast aantal uren per week. Vanaf 2016 steeg het aantal vaste werknemers en die stijgende trend zette in 2024 door voor elke opleidingscategorie. Het aantal flexwerknemers nam in 2024 af. De rest van de werkenden, ongeveer 1,6 miljoen, werkte als zelfstandige. Sinds 2013 is het aantal zelfstandigen jaarlijks gestegen. Deze stijging is in 2024 alleen zichtbaar bij de hoogopgeleide beroepsbevolking, wat ook de grootste groep zelfstandigen is. Voor het eerst zette in het 1e kwartaal van 2025 deze trend niet door en was er een daling van het aantal zzp’ers. Dit past bij het beeld dat bedrijven naar verwachting minder zzp’ers zullen inhuren in 2025, waarbij de controle op schijnzelfstandigheid een rol speelt. Het aantal laag opgeleiden met een flexibele arbeidsrelatie is relatief groot. Onder deze groep valt ook een groep jonge flexwerknemers (15-25 jaar) waarvan een groot deel (80%) nog bezig is een diploma te halen.

Tabel 18 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2022

850

753

248

1.851

2023

897

807

267

1.971

2024

908

804

259

1.972

Midden (x 1.000)

2022

2.030

1.066

568

3.665

2023

2.051

1.087

582

3.720

2024

2.066

1.042

580

3.688

Hoog (x 1.000)

2022

2.413

858

713

3.984

2023

2.447

830

730

4.007

2024

2.506

824

768

4.097

Totaal (x 1.000)1

2022

5.293

2.677

1.529

9.500

2023

5.395

2.724

1.579

9.698

2024

5.480

2.670

1.607

9.757

Bron: CBS, Statline.

1

Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is na een piek in 2022 gedaald naar 5,2% in 2024, maar het verzuimpercentage is nog altijd hoog ten opzichte van 2020 en de jaren daarvoor. Het percentage werknemers met een beroepsziekte is in 2023 en 2024 hoger dan de jaren daarvoor, maar is in 2024 wel iets gedaald ten opzichte van een jaar eerder. In de periode 2020-2024 is het aandeel werknemers met een arbeidsongeval vrijwel stabiel en het aantal incidenten met gevaarlijke stoffen ligt tussen 0 en 3 per jaar.

Tabel 19 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,3

1,3

1,2

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

0,9

1,2

Ziekteverzuim (%)3

5,6

5,3

5,2

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

3

2

2

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5

3,3

3,9

3,6

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,9

2,1

1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

5

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

Aantal werknemers onder cao

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen

In 2024 is het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen (twv’s) ten opzichte van 2023 sterk toegenomen. De toename komt grotendeels voor rekening van de verleende twv’s voor asielzoekers en kennismigranten kort verblijf. Nadat door de uitspraak van de Raad van State op 29 november 2023 de beperking dat asielzoekers maximaal 24 weken in een periode van 52 weken mogen werken onverbindend is verklaard, is een forse stijging in de arbeidsparticipatie van asielzoekers merkbaar. In 2024 zijn 9.207 vergunningen verleend, ruim 7.000 meer dan in 2023. De groei na de coronajaren in aantal verleende twv’s voor buitenlandse werkstudenten die bijkomende werkzaamheden verrichten, heeft zich ook dit jaar verder doorgezet (van 4.215 in 2020, naar 11.030 in 2023 en 12.509 in 2024). Een vergelijkbare ontwikkeling laat de toename in twv’s voor kennismigranten kort verblijf zien (van 771 in 2021, naar 2.013 in 2023 en 2.532 in 2024). Daarnaast lijken de arbeidsmarkttekorten in verschillende sectoren ertoe te leiden dat werkgevers vaker buiten Nederland en Europa naar personeel zoeken. Het aantal afgegeven arbeidsmarktadviezen voor deze vergunningen (ruim 721) is bijna verdubbeld ten opzichte van coronajaar 2020 (381) en met bijna 50% toegenomen ten opzichte van 2023 (484).

Tabel 20 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2022

Realisatie 2023

Realisatie 2024

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.917

6.184

6.142

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.979

5.184

5.227

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

938

1.001

915

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

17,0

20,2

29,4

1

Bron: SZW, administratie.

2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie (NLA) is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de NLA op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

In 2026 zal de NLA verder uitbreiden als gevolg van de invoering van nieuwe wetgeving. In aanloop naar de invoering van de Wet toelating terbeschikkingstelling van arbeidskrachten (Wtta) wordt het toezicht op de uitzendsector door de NLA uitgebreid. Daarnaast gaat het om een kleine uitbreiding voor het uitvoeren van de Wet gegevensverwerking door samenwerkingsverbanden (WGS).

De NLA werkt (pro-)actief in programma’s op basis van geprioriteerde arbeidsrisico’s. Zo pakt ze complexe vraagstukken gericht en effectief op en kan ze zich snel aanpassen als de maatschappelijke omgeving verandert. Daarnaast acteert de NLA waar nodig reactief via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners en acteert de NLA waar nodig reactief op niet-geprioriteerde arbeidsrisico’s. De opvolging van meldingen vormt ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de NLA. Circa de helft van al haar inspanningen betreft reactieve activiteiten.

De NLA komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De NLA wil ook de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen vanuit hun bevoegdheden daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht werkt de NLA samen met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

Kerncijfers

Tabel 21 toont de kerncijfers die staan voor de door de NLA beoogde resultaten via welke zij bijdraagt aan gezond, veilig en eerlijk werk voor iedereen.

De NLA zet in 2026 (het laatste jaar van het meerjarenplan 2023-2026) blijvend in op een evenwichtige balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Seveso-bedrijven (voorheen Brzo) naar ten minste 90%. Daarnaast wil de NLA dusdanig in mensen, processen en techniek investeren dat er in 2026 een beheerst niveau van informatiegestuurd werken wordt gerealiseerd. Bovendien streeft de NLA naar een interventiedekking eerlijk werk in 2026 van 5%.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de NLA aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de NLA erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de NLA daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 21 Kerncijfers Nederlandse Arbeidsinspectie
 

Realisatie 2024

Raming 2025

Raming 2026

Resultaat

   

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Seveso; %)

52:48

50:50

50: 50

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Seveso-inspecties (%)1

98

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken2

beheerst

Interventiedekking Eerlijk werk (%)3

4,4

5%

Effect

   

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Seveso)

47

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Seveso)

17

<50

<50

Handhavingspercentage Seveso4

38

<40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

54

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

38

<50

<50

1

Betreft de deelname van de Arbeidsinspectie aan periodieke (geplande en aangekondigde) inspecties bij Sevezo-bedrijven.

2

Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.

3

De interventiedekking betreft de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding), 2 (beïnvloeding via anderen) en 3 (communicatie).

4

Bij het inspecteren van Seveso-bedrijven wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Licence