Base description which applies to whole site

3.1 Artikel 1 Arbeidsmarkt

De overheid draagt bij aan evenwichtige arbeidsverhoudingen en -voorwaarden door kaders te stellen en waar van toepassing toe te zien op de naleving daarvan. De overheid bevordert en stimuleert een inclusieve arbeidsmarkt en gezonde en veilige arbeidsomstandigheden.

De overheid bevordert het functioneren van de arbeidsmarkt door bescherming te bieden en de belangen van werknemers te waarborgen in evenwicht met de belangen van de onderneming. De overheid voorziet hierbij in een minimumniveau van arbeidsrechtelijke bescherming, onder andere ten aanzien van de arbeidsomstandigheden, arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden, met inachtneming van de eigen verantwoordelijkheid van werkgevers en werknemers. Daarnaast draagt zij zorg voor een op de arbeidsmarkt toegesneden arbeidsmigratiebeleid.

De overheid vindt het belangrijk dat werknemers en zelfstandigen hun werk onder goede condities kunnen verrichten. Dit is ook van belang voor het vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsproductiviteit, het beperken van uitval door ziekte en arbeidsongeschiktheid, en het bevorderen van de duurzame inzetbaarheid van werknemers.

De overheid geeft invulling aan bovenstaand beleid door de vormgeving van een stelsel van wet- en regelgeving. Ook ziet de overheid toe op de naleving daarvan. Concreet gaat het daarbij om:

  • gezond en veilig werken, waaronder de Arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) en de Arbeidstijdenwet (ATW);

  • arbeidsverhoudingen, waaronder de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst (cao), de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeidsovereenkomsten (avv) en de Wet op de ondernemingsraden (WOR);

  • arbeidsrechtelijke bescherming, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml), wet- en regelgeving met betrekking tot gelijke behandeling en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi);

  • toelating van arbeidsmigranten, waaronder de Wet arbeid vreemdelingen (Wav);

  • de Wet arbeidsvoorwaarden gedetacheerde werknemers in de Europese Unie (WagwEU);

  • maatregelen tegen schijnconstructies van werkgevers, waaronder de Ketenaansprakelijkheid voor loon;

  • de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl);

  • de Wet arbeidsmarkt in balans (Wab).

Bij het realiseren van deze doelstelling is een belangrijke taak weggelegd voor sociale partners. Zij zijn verantwoordelijk voor het maken van onderlinge afspraken over arbeidsvoorwaarden en arbeidsverhoudingen en het bieden van veilige en gezonde werkomstandigheden. De overheid bevordert dat sociale partners hier vorm en uitvoering aan geven en voert hiertoe overleg met hen.

De Minister stimuleert met financiële instrumenten het in dienst nemen van mensen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt, initiatieven die bijdragen aan gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en aan goede arbeidsverhoudingen en arbeidsvoorwaarden. De Minister regisseert met wet- en regelgeving het stelsel van minimumeisen. Zij is in deze rollen verantwoordelijk voor:

  • de vormgeving, het onderhoud en de werking van dit stelsel;

  • de vaststelling van de hoogte van het wettelijk minimumloon (Wml) en het maximumdagloon;

  • het bevorderen van goede arbeidsverhoudingen, onder andere door het recht op onderhandeling door sociale partners te waarborgen en het in stand houden van een adequate overlegstructuur met de sociale partners;

  • het bevorderen dat werkgevers en werknemers gezonde en veilige arbeidsomstandigheden en een goed werktijden- en verzuimbeleid realiseren;

  • het bevorderen dat werkenden gezond en vitaal kunnen doorwerken tot de pensioengerechtigde leeftijd;

  • het zorgdragen voor gelijke kansen voor en tijdens arbeidsdeelname;

  • het stimuleren en faciliteren van postinitiële scholing ten behoeve van het optimaal functioneren van de arbeidsmarkt;

  • de handhaving van de wet- en regelgeving door de Nederlandse Arbeidsinspectie.

De Minister van Financiën is primair verantwoordelijk voor de fiscale wet- en regelgeving. Wanneer fiscale instrumenten worden ingezet om doelstellingen in het kader van het arbeidsmarktbeleid te realiseren, is de Minister van SZW hiervoor medeverantwoordelijk.

Scholingssubsidie STAP afschaffen

Het budget voor scholingssubsidie Stimulans Arbeidsmarktpositie (STAP) wordt vanaf 2024 afgeschaft. Dit wordt gebruikt als bijdrage aan de Rijksbrede dekkingsopgave.

Middelen voor individuele scholing SLIM-regeling

De scholingssubsidie STAP, die per 2024 wordt stopgezet, is in 2023 conform motie Van der Lee gerichter vormgegeven. Hierdoor valt in 2023 een bedrag vrij van € 147 miljoen. Van dit bedrag wordt € 73,7 miljoen aangewend om het budget voor de SLIM incidenteel te verhogen van 2024 tot en met 2027. Het extra budget wordt (eveneens conform motie Van der Lee c.s.) ingezet voor individuele scholing.  

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Kleine werkgevers die de activiteiten van hun onderneming beëindigen vanwege pensionering of overlijden hebben, onder voorwaarden, recht op compensatie van de transitievergoeding. Besloten is dat het onderdeel compensatie bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever niet in werking zal treden. Reden hiervoor is dat na onderzoek is gebleken dat het niet mogelijk is tot een werkbaar sociaal-medisch kader te komen aan de hand waarvan ziekte van de werkgever kan worden beoordeeld.

Invoering van het wettelijk minimumuurloon

Op 1 januari 2024 wijzigt de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (hierna: Wml). Vanaf dan is het verplicht om werknemers per uur minimaal het wettelijke minimumuurloon te betalen. In de huidige Wml geldt één vast minimummaandloon, terwijl de omvang van een voltijds dienstverband per sector kan verschillen (36, 38 of 40 uur). Dat leidt er in de praktijk toe dat bij een dienstverband van 40 uur feitelijk een lager uurloon geldt dan bij een dienstverband van minder dan 40 uur. Met de invoering van het wettelijk minimumuurloon geldt er in alle sectoren één uniform minimum­uurloon en verdwijnen de vaste dag-, week- en maandbedragen. Dat maakt het minimumloon transparanter en eerlijker. Omdat de hoogte van het wettelijk minimumuurloon afgeleid wordt van het huidige feitelijke uurloon bij een dienstverband van 36 uur, leidt de invoering van het wettelijk minimumuurloon ook tot een loonsverhoging voor werknemers die een arbeidsduur van meer dan 36 uur per week hebben.

Lage-inkomensvoordeel (LIV) en Loonkostenvoordelen (LKV)

Het kabinet werkt aan de voorbereidingen voor een wetsvoorstel dat de afschaffing van het LIV per 2025 kan regelen. Hierin wordt tevens een verbetering in het loonkostenvoordeel herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer geregeld. In 2023 is ook besloten om het loonkostenvoordeel oudere werknemer af te schaffen per 2026. De daarvoor benodigde wetswijziging wordt ook in gang gezet.

Aanpak tekort aan bedrijfsartsen

Het demissionair kabinet hecht er waarde aan ook in 2024 te blijven investeren in de kwaliteit van de bedrijfsarts en de arbeidsgerelateerde zorg. Zoals ook blijkt uit het advies van de SER ‘Naar een werkend arbostelsel voor iedereen’ voorkomt goed georganiseerde arbozorg uitval en bevordert het effectieve re-integratie. Het kabinet is daarom voornemens om middelen beschikbaar te stellen om zowel opleidingsuren van praktijkopleiders te compenseren, zodat meer artsen kunnen worden opgeleid, als een bijdrage te leveren aan kosten voor blijvende verbetering van de kwaliteit van de opleidingen. Dit om het oplopende tekort aan praktijkopleiders tegen te gaan. Daarnaast is het kabinet voornemens om de kwaliteit van de arbeidsgerelateerde zorg te verbeteren. Voor de korte termijn gaat het bijvoorbeeld om een efficiëntere samenwerking tussen arbodeskundigen en werken in multidisciplinaire teams. Meer structurele oplossingen worden meegenomen in het traject Arbovisie 2040, dat de komende periode nader wordt uitgewerkt.

Tabel 12 Budgettaire gevolgen van beleid artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

2.152.533

1.362.157

1.431.039

639.387

397.436

330.949

320.569

        

Uitgaven

2.022.690

1.330.816

1.095.313

886.238

685.137

503.210

321.257

        

Inkomensoverdrachten

       

Lage-inkomensvoordeel

361.736

530.554

491.913

333.673

0

0

0

Minimumjeugdloonvoordeel

18.859

14.848

21.915

0

0

0

0

Loonkostenvoordelen

137.017

144.675

147.221

149.992

255.380

200.163

200.526

Subsidies (regelingen)

       

Overige subsidies algemeen

2.613

3.246

3.395

2.940

2.940

2.940

2.940

Duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen

1.944

3.316

14.300

13.937

28.824

11.023

11.023

Stimuleringregeling LLO in MKB

19.547

61.832

89.230

164.241

96.150

63.114

55.114

Stimulans Arbeidsmarktpositie

183.700

112.152

700

0

0

0

0

Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging Werkgelegenheid

1.208.261

316.315

0

0

0

0

0

Compensatie loonkosten en inkomstenverlies CN

25

0

0

0

0

0

0

Nederland leert door

30.296

36.923

120

0

0

0

0

TOFA

7

0

0

0

0

0

0

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

31.726

59.609

270.374

171.389

250.907

174.493

0

Stimulans Arbeidsmarktpositie ontwikkeladvies

1.043

0

0

0

0

0

0

Opdrachten

       

Opdrachten

20.530

40.753

49.616

44.537

40.608

41.149

41.326

Bekostiging

       

Bekostiging

550

100

100

100

100

100

100

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

       

Ministerie van VWS

204

56

56

56

706

706

706

Ministerie van EZK

0

19

121

121

4.270

4.270

4.270

Bijdrage aan agentschappen

       

Agentschap RIVM

4.570

5.265

5.065

5.065

5.065

5.065

5.065

Agentschap CJIB

62

187

187

187

187

187

187

Bijdrage aan medeoverheden

       

SPUK BMIP

0

966

1.000

0

0

0

0

        

Ontvangsten

3.978.434

972.020

14.880

14.880

14.880

14.880

14.880

        

Ontvangsten

       

Algemeen

10.340

11.387

1.180

1.180

1.180

1.180

1.180

Boeten

18.032

18.000

13.700

13.700

13.700

13.700

13.700

Terug ontvangsten NOW

3.950.062

942.633

0

0

0

0

0

Geschatte budgetflexibiliteit

Tabel 13 Geschatte budgetflexibiliteit artikel 1
 

2024

juridisch verplicht

79%

bestuurlijk gebonden

12%

beleidsmatig gereserveerd

9%

nog niet ingevuld / vrij te besteden

0%

De uitgaven op artikel 1 Arbeidsmarkt zijn voor 79% juridisch verplicht voor het jaar 2024. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten zijn gebaseerd op wet- en regelgeving en derhalve voor 100% juridisch verplicht. Het betreft de uitgaven aan de regelingen Lage-inkomensvoordeel (LIV), Loonkostenvoordelen (LKV’s) en Minimumjeugdloonvoordeel (Jeugd-LIV).

Subsidies

Van het programmabudget van MDIEU in 2024 is ongeveer de helft bedoeld om te voldoen aan openstaande verplichtingen en daarmee juridisch verplicht. Het overige deel van het beschikbare budget is gereserveerd voor verplichtingen die aangegaan worden in 2024. Omdat dit onderdeel is van de afspraken in het Pensioenakkoord is deze helft bestuurlijk gebonden.

Van het programmabudget van het Meerjarig Investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid en Leven Lang Ontwikkelen (MIP DI&LLO) is in 2024 € 2,6 miljoen juridisch verplicht en € 11,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het programmabudget van Stimuleringsregeling LLO in MKB van in totaal € 89,2 miljoen in 2024 is € 50,5 miljoen juridisch verplicht en € 38,7 miljoen beleidsmatig gereserveerd.

Van het overige subsidiebudget algemeen is naar schatting 11% juridisch verplicht en 89% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar.

Opdrachten

Van het opdrachtenbudget op artikel 1 is naar schatting 13% juridisch verplicht en 87% beleidsmatig gereserveerd. Deze inschatting is gemaakt op basis van de openstaande verplichtingen per 1 januari van vorig jaar. Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen.

Bekostiging

De jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen is 100% juridisch verplicht.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

De bijdragen aan andere begrotingen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van REACH CLP.

Bijdrage aan agentschappen

De bijdragen aan agentschappen zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit is de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en de bijdrage aan het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB).

Bijdrage aan medeoverheden

De bijdragen aan medeoverheden zijn voor 100% juridisch verplicht. Dit betreft de specifieke uitkering verstrekt aan de provincie Noord-Brabant ten behoeve van het Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP).

Budgettaire gevolgen van beleid premiegefinancierd

Tabel 14 Premiegefinancierde uitgaven en ontvangsten artikel 1 (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2022

2023

2024

2025

2026

2027

2028

Verplichtingen

365.538

424.792

433.889

459.030

484.019

507.362

529.755

        

Uitgaven

365.538

424.792

433.889

459.030

484.019

507.362

529.755

        

Inkomensoverdrachten

       

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

358.301

416.666

398.317

401.368

404.567

407.666

410.788

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

7.237

8.126

7.843

7.843

7.843

7.843

7.843

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte nominaal

0

0

27.194

48.865

70.248

90.120

109.043

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB nominaal

0

0

535

954

1.361

1.733

2.081

        

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten in dit artikel vallen onder de Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl). Onder de Wtl vallen het Lage-inkomensvoordeel, het Minimumjeugdloonvoordeel en de Loonkostenvoordelen. Alle regelingen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten aan werkgevers voor het in dienst nemen van specifieke doelgroepen. De tegemoetkomingen worden na afloop van het kalenderjaar uitbetaald. Werkgevers krijgen bijvoorbeeld in 2024 de tegemoetkoming uitbetaald voor werknemers die in 2023 in dienst zijn. De Wtl-tegemoetkomingen gelden niet voor werknemers boven de AOW-gerechtigde leeftijd.

Lage inkomensvoordeel

Het Lage-inkomensvoordeel (LIV) bestaat sinds 2017 en is een tegemoetkoming in de loonkosten aan werkgevers met als doel banen te creëren en te behouden voor werknemers aan de basis van de arbeidsmarkt. Voorwaarde is dat de werknemer een uurloon heeft tussen de 100% en 125% van het wettelijk minimumloon en een substantiële baan heeft van minimaal 1.248 gewerkte uren in een kalenderjaar. De tegemoetkoming bedraagt € 0,49 per uur en maximaal € 960 per kalenderjaar. In 2022 was de tegemoetkoming eenmalig verhoogd naar € 0,78 per uur en maximaal € 1.520 per kalenderjaar.

Budgettaire ontwikkelingen

Het LIV over 2022 (budgettair effect 2023) is eenmalig verhoogd als compensatie voor de versnelde verhoging van het WML. Hierdoor nemen de uitgaven in 2023 eenmalig toe met € 211 miljoen. Vanaf 2023 (budgettair effect 2024) bestaat deze verhoging niet meer. Voor het LIV over 2023 geldt wel dat door de bijzondere WML-verhoging per 1-1-2023 er meer werknemers aan de voorwaarden van het LIV voldoen. Daardoor nemen de uitgaven aan het LIV naar verwachting toe met € 170 miljoen in 2024. Per 1-1-2024 wordt de bovengrens van het uurlooncriterium verlaagd om het effect van de bijzondere WML-verhoging budgetneutraal op te vangen. Hierdoor zijn er in 2025 geen extra uitgaven meer aan het LIV als gevolg van de bijzondere WML-verhoging. Het kabinet is voornemens het LIV af te schaffen per 1-1-2025, waardoor er vanaf 2026 geen uitgaven meer begroot zijn voor het LIV.

Minimumjeugdloonvoordeel

Het minimumjeugdloonvoordeel (jeugd-LIV) bestaat sinds 2018. Het is geïntroduceerd ter compensatie van de verhoging van het minimumjeugdloon per 1 juli 2017 en per 1 juli 2019. Het jeugd-LIV compenseert werkgevers tijdelijk voor deze loonkostenstijgingen. Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1-1-2024.

Budgettaire ontwikkelingen

Door lagere realisatie dan begroot over het Jeugd-LIV 2022 (uitbetaling 2023) zijn de begrote bedragen over 2023 en 2024, met respectievelijk € 4 en € 6 miljoen bijgesteld. Het jeugd-LIV is afgeschaft per 1-1-2024, waardoor er vanaf 2025 geen uitgaven meer zijn.

Loonkostenvoordelen

De Loonkostenvoordelen (LKV’s) bestaan sinds 2018. Er zijn vier typen LKV: LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer, LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer en LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden. De loonkostenvoordelen zijn tegemoetkomingen in de loonkosten voor werkgevers met als doel werkgevers te stimuleren om specifieke groepen met een kwetsbare positie op de arbeidsmarkt in dienst te nemen.

LKV oudere werknemer, LKV arbeidsgehandicapte werknemer en LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

  • Als een werkgever een uitkeringsgerechtigde aanneemt van 56 jaar of ouder, geeft dat recht op het LKV oudere werknemer.

  • Als een werkgever een werknemer aanneemt met een WIA-uitkering, geeft dat recht op het LKV arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze LKV-doelgroep als zij na afloop van de WIA-wachttijd minder dan 35% arbeidsongeschikt zijn, of als zij een WAO- of WAZ-uitkering hebben.

  • Als een werknemer met een WIA-uitkering de werkzaamheden bij zijn huidige werkgever hervat, geeft dat recht op het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer. Werknemers vallen onder voorwaarden ook onder deze doelgroep als zij een WAO-uitkering hebben en de werkzaamheden bij de oude werkgever hervatten.

De tegemoetkoming voor het LKV oudere werknemer, het LKV arbeidsgehandicapte werknemer en het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is € 3,05 per uur en maximaal € 6.000 per jaar. De maximale duur van het LKV oudere werknemer en het LKV arbeidsgehandicapte werknemer is 3 jaar minus de eventuele tijd dat de werkgever voor de betreffende werknemer een premiekorting ontving. De maximale duur van het LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer is een jaar.

LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden

Als een werkgever een werknemer uit de doelgroep banenafspraak in dienst neemt, is er recht op het LKV banenafspraak en scholingsbelemmerden. Hetzelfde geldt voor zogenoemde scholingsbelemmerden, die de afgelopen 5 jaar door ziekte of gebrek belemmering hebben ondervonden bij het volgen van onderwijs. De tegemoetkoming is € 1,01 per uur en maximaal € 2.000 per jaar en is voor drie jaar geldig.

Budgettaire ontwikkelingen

Het kabinet is voornemens het LKV oudere werknemer per 2026 af te schaffen. De Belastingdienst betaalt de LKV-bedragen in het jaar nadat het recht erop is vastgesteld uit. Daarom leidt dit vanaf 2027 tot een jaarlijkse besparing op de loonkostenvoordelen van € 60,7 miljoen. 

Het kabinet heeft een wetsvoorstel in voorbereiding waarin de voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten worden gewijzigd. Hierdoor kunnen werkgevers vaker aanspraak maken op dit loonkostenvoordeel. De verandering in de voorwaarden van het LKV Herplaatsen Arbeidsgehandicapten werknemer leidt tot een stijging van de uitgaven van naar schatting € 0,6 miljoen structureel.

Daarnaast nemen de uitgaven in 2026 voor bovenstaande loonkostenvoordelen met circa € 28 miljoen af doordat in 2025 (uitbetaling in 2026) de hoogte van de tegemoetkoming van het LKV Ouderen wordt verlaagd.

Tot slot stijgen naar verwachting de uitgaven aan het LKV door de groeiende doelgroep van het LKV Banenafspraak. Daarnaast zijn er vanaf 2026 middelen gereserveerd voor het structureel beschikbaar maken van het LKV Banenafspraak voor iedereen uit de doelgroep.

Transitievergoeding na 2 jaar ziekte

Vanaf 1 april 2020 worden werkgevers gecompenseerd voor de transitievergoeding die zij moeten betalen bij ontslag van een twee jaar zieke werknemer. De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

De uitgaven dalen in 2024 met circa € 18 miljoen ten opzichte van 2023. Dit komt doordat er in 2023 nog uitgaven met terugwerkende kracht plaatsvinden (voor transitievergoedingen waarbij het einde opzegverbod van het dienstverband in de periode van 1-7-2015 tot 1-4-2020 ligt). Daarnaast stabiliseert de voorraad af te wikkelen aanvragen vanaf 2024 op een lager niveau (doordat de voorraad nog af te wikkelen aanvragen in 2023 gedeeltelijk wordt ingelopen, zijn er dit jaar meer uitbetalingen). Vanaf 2025 nemen de uitgaven toe doordat het aantal werknemers dat naar verwachting arbeidsongeschikt raakt de komende jaren stijgt.

Compensatieregeling Transitievergoeding MKB

Op 1 januari 2021 is de compensatieregeling Transitievergoeding MKB bij bedrijfsbeëindiging vanwege pensionering of overlijden van de werkgever in werking getreden. De compensatiemogelijkheid bij bedrijfsbeëindiging vanwege ziekte van de werkgever treedt niet in werking, omdat een uitvoerbaar en effectief uitvoeringskader voor dit onderdeel niet haalbaar blijkt (zie ook onder 'C. Beleidswijzigingen'). De compensatie is afhankelijk van de hoogte van de bij ontslag aan de werknemer betaalde transitievergoeding.

Budgettaire ontwikkelingen

De verwachte uitgaven zijn in 2023 hoger door de afwikkeling van de voorraad nog te beoordelen aanvragen uit 2022. In 2024 stabiliseert de voorraad en blijven de verwachte uitgaven constant.

Subsidies

Maatwerkregeling Duurzame Inzetbaarheid en Eerder Uittreden

Een van de maatregelen uit het pensioenakkoord betreft een tijdelijke subsidieregeling die ziet op het faciliteren van sectorale maatwerkafspraken rondom duurzame inzetbaarheid, langer doorwerken en eerder uittreden. Sociale partners in sectoren kunnen in gezamenlijk overleg subsidieaanvragen indienen met als doel het duurzaam inzetbaar houden van werkenden, het faciliteren van langer doorwerken en het wegnemen van knelpunten bij het realiseren van regelingen die tijdelijk zijn vrijgesteld van de heffing voor regelingen voor vervroegd uittreden (RVU-heffing). Binnen de MDIEU is in de periode 2021-2025 subsidie beschikbaar voor sectoranalyses en activiteitenplannen. Uitbetaling van subsidie vindt gefaseerd plaats in de jaren na subsidietoekenning. Hierdoor is het totale budget van € 1 miljard uitgesmeerd over de jaren 2021 tot en met 2027.

Meerjarig investeringsprogramma Duurzame Inzetbaarheid (DI) / Leven Lang Ontwikkelen (LLO)

In 2020 is het meerjarige investeringsprogramma duurzame inzetbaarheid en leven lang ontwikkelen (MIP) opgezet. Voor dit programma is structureel € 10 miljoen beschikbaar. In 2024 lopen de activiteiten van het MIP door, met als doel om bewustwording te creëren en kennis (door) te ontwikkelen. Naast communicatieactiviteiten en het verbinden van wetenschap en praktijk, is in 2022 de Expeditieregeling gestart om een maatschappelijke beweging te stimuleren waarin interventies, werkwijzen en methodieken op het gebied van DI en LLO vaker, beter en sneller worden toegepast. Het kas- en verplichtingenritme van de Expeditieregeling is aanzienlijk aangepast, enerzijds omdat de tijdvakken van de Expeditieregeling in 2022 en 2024 openen, anderzijds omdat nabetalingen voor de vaak langdurige projecten in latere jaren plaatsvinden.

Stimuleringsregeling LLO in MKB

In 2020 is de Stimuleringsregeling leven lang ontwikkelen in mkb-bedrijven (SLIM) samenwerkingsverbanden en grootbedrijven in de sectoren landbouw, horeca en recreatie gestart. Vanwege de lange doorlooptijd van de projecten financiert het kasbudget in een gegeven begrotingsjaar zowel de openstaande verplichtingen als bevoorschotting van nieuwe projecten. Hierdoor komt het kasbudget niet altijd overeen met het subsidieplafond van de regeling.

Overige subsidies algemeen

Het budget voor «overige subsidies algemeen» betreft verschillende subsidies op het beleidsterrein van arbeidsverhoudingen. Onder andere wordt subsidie verleend aan de SER ten behoeve van het programma Diversiteit in bedrijf, aan Fairwork voor ondersteuning aan (potentiële) slachtoffers arbeidsuitbuiting en aan Netspar ten behoeve van het werkprogramma 2023 ‒ 2027.

Opdrachten

Dit budget wordt divers ingezet voor het stimuleren van gezond en veilig werken en evenwichtige arbeidsverhoudingen. Onder meer zijn er middelen gereserveerd voor onderzoek en voorlichtingscampagnes. Daarnaast worden middelen ingezet voor het beheer van het wagenpark van de Nederlandse Arbeidsinspectie.

Bekostiging

Het bedrag voor bekostiging betreft de jaarlijkse bijdrage aan de SER Commissie Klachtenbehandeling Aanstellingskeuringen.

Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken

Dit betreft de jaarlijkse bijdrage aan EZK en LNV ten behoeve van respectievelijk de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) en aan VWS ten behoeve van REACH CLP.

Bijdrage aan agentschappen

Ten behoeve van de jaarlijkse kennisvraag aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) is ruim € 5 miljoen gereserveerd. Het Centraal Justitieel Incassobureau (CJIB) ontvangt € 0,2 miljoen per jaar.

Bijdrage aan medeoverheden

Aan de provincie Noord-Brabant wordt een specifieke uitkering verstrekt ten behoeve van het Brabants Migratie Informatiepunt (BMIP).

Ontvangsten

De algemene ontvangsten betreffen ontvangsten uit eigen bijdragen van medewerkers van de Nederlandse Arbeidsinspectie ten behoeve van een andere dienstauto dan het standaardaanbod.

De boeteontvangsten betreffen ontvangsten uit boetes opgelegd door de Arbeidsinspectie. De raming van deze ontvangsten is met onzekerheid omgeven. Boeteontvangsten hangen onder andere af van het aantal bedrijven dat wordt bezocht, op welke punten wordt geïnspecteerd en wat bij deze inspecties wordt geconstateerd. Boeteontvangsten zijn niet taakstellend. De Arbeidsinspectie stuurt niet op het behalen van de geraamde boeteontvangsten; zij stuurt uiteraard wel op het innen van de opgelegde boetes.

Naast de in dit begrotingsartikel genoemde instrumenten, zijn er fiscale regelingen die betrekking hebben op dit beleidsterrein. De Minister van Financiën is hoofdverantwoordelijk voor de wetgeving en uitvoering van deze regelingen en voor de budgettaire middelen. In onderstaande tabel is ter informatie het budgettaire belang van deze regelingen vermeld. De cijfers zijn ontleend aan de corresponderende bijlage ‘Fiscale regelingen’ in de Miljoenennota. Naast de fiscale regelingen die in onderstaande tabel zijn opgenomen, heeft ook de Levensloopverlofkorting betrekking op dit beleidsartikel. Voor een beschrijving van de regelingen, de doelstelling, de ramingsgrond, een verwijzing naar de laatst uitgevoerde evaluatie en het beoogde jaar van afronding van de volgende evaluatie, wordt verwezen naar de bijlage bij de Miljoenennota ‘Toelichting op de fiscale regelingen’.

Tabel 15 Fiscale regelingen 2022-2024, budgettair belang op transactiebasis in lopende prijzen (x € miljoen)
 

2022

2023

2024

Arbeidskorting

25.602

31.170

34.924

Inkomensafhankelijke combinatiekorting

1.779

1.836

1.942

Btw Verlaagd tarief arbeidsintensieve diensten

982

1.067

1.109

Arbeidsmarkt

De arbeidsmarkt werd in 2022 gekenmerkt door krapte: het aantal openstaande vacatures was het hele jaar hoger dan het aantal werklozen. Dit ging gepaard met een forse stijging van het aantal mensen dat aan het werk was. Over het hele jaar gemiddeld genomen waren dat er ruim 9,5 miljoen, een toename van bijna 300 duizend ten opzichte van 2021 (tabel 16). Het aantal werklozen lag met 350 duizend juist zeer laag, ook internationaal vergeleken. Met 3,5% heeft Nederland een van de laagste werkloosheidspercentages van de Europese Unie, ruim onder het EU-gemiddelde van 6,2%.

De krappe arbeidsmarkt bood veel mensen een kans. Tussen 2020 en 2022 slonk het aantal langdurig werklozen, nam de groep die niet actief is op de arbeidsmarkt (de niet-beroepsbevolking) af, en daalde de tijdens de coronacrisis opgelopen jeugdwerkloosheid weer richting het niveau van 2018. Het aantal werkenden is in elke opleidingscategorie toegenomen (tabel 17). Die stijging is het grootst bij werkenden met een hoog opleidingsniveau.

De toenemende krapte is terug te zien in de spanning binnen verschillende beroepsklassen zoals gerapporteerd in de spanningsindicator van UWV. Beroepen waarvoor de arbeidsmarkt in 2020 nog werden gekarakteriseerd als ‘gemiddeld’ of ‘ruim’, zoals commerciële of dienstverlenende beroepen, gelden in 2022 als ‘krap’ of ‘zeer krap’. Ook bij beroepen in zorg, techniek, of ICT, waarvoor de arbeidsmarkt in 2020 al krap of zeer krap was, is de spanning fors opgelopen. UWV publiceert dit overzicht van de spanning per beroepsgroep op de gehele arbeidsmarkt op kwartaalbasis.

Een ander periodiek geaggregeerd overzicht van de arbeidsmarkt is de tweejaarlijkse rapportage De arbeidsmarkt naar opleiding en beroep van het Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt (ROA). Dat biedt ook ramingen over verwachte knelpunten op de arbeidsmarkt voor verschillende beroepsklassen tot 5 jaar vooruit.

Het kabinet verwijst naar deze periodieke rapportages om invulling te geven aan de motie Ceder/Smals (Kamerstukken II, 29 544, nr. 1137).

Tabel 16 Kerncijfers arbeidsmarkt
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Beroepsbevolking (x 1.000)

9.581

9.663

9.898

Niet-beroepsbevolking (x 1.000)

3.786

3.483

3.330

Werkzame beroepsbevolking (x 1.000)

9.116

9.255

9.548

Werkloze beroepsbevolking (x 1.000)

465

408

350

Werkloosheidspercentage

4,8

4,2

3,5

 

15 tot 25 jaar (jeugdwerkloosheid)

10,6

9,3

7,6

 

25 tot 45 jaar

3,9

3,3

2,9

 

45 tot 75 jaar

3,4

3,0

2,5

Bron: CBS, Statline. De kerncijfers in de tabel betreffen de leeftijdsgroep 15 tot 75 jaar.

De werkzame beroepsbevolking kan worden uitgesplitst in vaste en flexibele arbeidsrelaties en zelfstandigen. Ruim 1 op de 3 werknemers hebben in 2022 een flexibele arbeidsrelatie. Het aantal flexibele contracten nam sterker toe dan het aantal vaste contracten. Daarbij was er vooral een stijging van het aantal flexibele contracten met relatief veel zekerheid. Dit zijn bijvoorbeeld tijdelijke contracten met uitzicht op een vaste arbeidsrelatie.

Tabel 17 Kerncijfers werkzame beroepsbevolking, aandeel contractvorm naar opleidingsniveau
 

vaste arbeidsrelatie

flexibele arbeidsrelatie

zelfstandigen

totaal

Laag (x 1.000)

2020

827

737

216

1.779

2021

848

714

231

1.792

2022

850

753

248

1.851

Midden (x 1.000)

2020

2.066

1.032

535

3.633

2021

2.058

1.020

552

3.631

2022

2.030

1.066

568

3.665

Hoog (x 1.000)

2020

2.195

746

640

3.581

2021

2.296

831

653

3.779

2022

2.413

858

713

3.984

Totaal (x 1.000)1

2020

5.088

2.515

1.391

9.116

2021

5.202

2.565

1.436

9.202

2022

5.293

2.677

1.529

9.500

Bron: CBS, Statline.

1

Totaal is berekend als de som van laag, midden en hoog opleidingsniveau. De categorie onbekend is niet meegenomen in het totaal waardoor het totaal niet overeenkomt met de tabel op statline.

Gezond en veilig werken

Het ziekteverzuim is gestegen van 4,9% naar 5,6% in 2022. Uit de Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden (NEA) blijkt dat het aandeel werknemers dat heeft verzuimd is gestegen; dat het aantal keer dat er is verzuimd is toegenomen en dat de verzuimduur is gestegen. De coronapandemie en een griepgolf in het najaar van 2022 hebben bijgedragen aan het verzuim. De stijging wordt vooral veroorzaakt door factoren die niet samenhangen met het werk.

Tabel 18 Kerncijfers gezond en veilig werken
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Werknemers met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)1

1,2

1,3

1,3

Zelfstandigen met een arbeidsongeval met ten minste een dag verzuim (%)2

1,1

0,9

Ziekteverzuim (%)3

4,7

4,9

5,6

Aantal incidenten met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen4

0

2

3

Werknemers met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)5

3,2

3,3

Zelfstandigen met een volgens henzelf door een arts vastgestelde beroepsziekte (%)2

1,8

1,9

1

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden.

2

Bron: CBS/TNO, Zelfstandigen Enquête Arbeid. Deze enquête wordt tweejaarlijks uitgevoerd.

3

Bron: CBS, kwartaalenquête ziekteverzuim.

4

Bron: Nederlandse Arbeidsinspectie, administratie.

5

Bron: CBS/TNO, Nationale Enquête Arbeidsomstandigheden. In deze enquête wordt tweejaarlijks gevraagd naar beroepsziekten.

Arbeidsverhoudingen en -voorwaarden

De ontwikkeling van het aantal werknemers dat onder een cao valt hangt samen met het aantal bij SZW aangemelde cao’s in het betreffende onderzoeksjaar. Dit is afhankelijk van de looptijd van cao’s en kan per jaar verschillen, evenals het aantal werknemers dat onder de aangemelde, lopende cao’s valt.

In 2022 is er sprake van een toename van het aantal afgegeven tewerkstellingsvergunningen. De stijging wordt voornamelijk veroorzaakt door een toename in het aantal verleende tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van buitenlandse studenten die bijkomende werkzaamheden verrichten (van 6.115 in 2021 naar 9.497 in 2022) en tewerkstellingsvergunningen ten behoeve van kennismigranten met een kort verblijf in Nederland van maximaal drie maanden (van 390 in 2021 naar 1.550 in 2022).

Tabel 19 Kerncijfers arbeidsverhoudingen en -voorwaarden
 

Realisatie 2020

Realisatie 2021

Realisatie 2022

Aantal werknemers onder cao (x 1.000, ultimo)1

5.764

5.679

5.920

 

bij direct aan bedrijfstak- en ondernemingscao's gebonden werkgevers

4.873

4.799

4.982

 

bij door algemeen verbindendverklaring gebonden werkgevers

891

880

938

Aantal verleende tewerkstellingsvergunningen (x 1.000, ultimo)2

9,2

11,6

17,0

1

Bron: SZW, administratie.

2

Bron: UWV, kwantitatieve informatie. Het gaat hierbij om verleende tewerkstellingsvergunningen en positieve adviezen ten aanzien van een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid.

Handhaving

De Nederlandse Arbeidsinspectie is toezichthouder en opsporingsinstantie van het Ministerie van SZW op de terreinen gezond, veilig en eerlijk werk en bestaanszekerheid voor iedereen. Ook voert de Arbeidsinspectie op het gebied van pgb- en declaratiefraude opsporingstaken uit voor het Ministerie van VWS. Net als de strafrechtelijke opsporing op het terrein van SZW vinden deze onderzoeken plaats onder gezag van het Openbaar Ministerie.

Het kabinet Rutte IV heeft in 2022 structureel extra middelen vrijgemaakt voor onder andere de aanpak van mensenhandel/arbeidsuitbuiting (waaronder toelating van uitzendbureaus) en arbeids(markt)discriminatie. Als gevolg van de daaruit voortvloeiende maatregelen zal de toezichtstaak van de Arbeidsinspectie naar verwachting ook de komende jaren groter worden. Haar formatie wordt daartoe vanaf 2023 in vier jaar structureel uitgebreid.

De Arbeidsinspectie werkt (pro-)actief in programma’s op basis van geprioriteerde arbeidsrisico’s. Zo pakt ze complexe vraagstukken effectief op en kan ze zich snel aanpassen als de maatschappelijke omgeving verandert. Via de afhandeling van meldingen van burgers, organisaties en partners acteert de Arbeidsinspectie waar nodig reactief op niet-geprioriteerde arbeidsrisico’s. De opvolging van meldingen vormt ook de komende jaren een substantieel aandachtsgebied van de Arbeidsinspectie. Ruwweg de helft van al haar inspanningen betreft reactieve activiteiten.

De Arbeidsinspectie komt in de praktijk regelmatig onwenselijke of schadelijke situaties tegen waarbij zij niet bevoegd is om op te treden. De Arbeidsinspectie wil ook de komende jaren over dergelijke situaties een duidelijk signaal afgeven, zodat andere partijen daarop wel actie kunnen ondernemen. Hierin past ook dat zij vroegtijdig waarschuwt voor situaties of constructies die weliswaar legaal zijn, maar toch een schadelijke uitwerking hebben op gezond, veilig en eerlijk werk.

Hardnekkige maatschappelijke problemen op het inspectiedomein zijn vervlochten met andere beleidsterreinen en raken het werk op internationaal, nationaal, regionaal en gemeentelijk niveau. Voor een effectieve aanpak in het programmatisch georganiseerd toezicht wil de Arbeidsinspectie samenwerken met internationale, nationale en regionale toezichthouders.

Kerncijfers

Tabel 20 toont de kerncijfers die in begroting (en jaarverslag) staan voor de door de Arbeidsinspectie beoogde (en behaalde) resultaten. Via deze kerncijfers toont de Arbeidsinspectie hoe zij als gehele organisatie wil bijdragen aan veilig, gezond en eerlijk werk voor iedereen. Haar resultaten en bevindingen per onderwerp beschrijft zij in afzonderlijke publicaties. Zo verschenen onlangs het rapport ‘Staat van gezond werk’ en de rapportages over de programma’s ‘Schijnconstructies, cao-naleving en fraude’ en ‘Uitzendbureaus’.

De Arbeidsinspectie zet blijvend in op een evenwichtige balans tussen reactieve inspecties en actieve op preventie gerichte inspecties op het terrein van Gezond en Veilig en een verhoging van het aandeel gezamenlijke inspecties bij Brzo-bedrijven (Besluit risico's zware ongevallen) naar tenminste 90%. Daarnaast wil de Arbeidsinspectie dusdanig in mensen, processen en techniek investeren dat er in 2026 een beheerst niveau van informatiegestuurd werken wordt gerealiseerd. Bovendien streeft de Arbeidsinspectie naar een interventiedekking eerlijk werk in 2026 naar 5%.

Handhavingspercentages geven een indicatie van de bijdrage van de Arbeidsinspectie aan het beoogde maatschappelijk effect. Het handhavingspercentage bij eerste inspectie biedt inzicht in de mate waarin zij erin slaagt om risicogericht te inspecteren, dus om werkgevers te bezoeken die de regels overtreden. Dit is voldoende het geval als daarvan bij meer dan de helft van de bezochte bedrijven sprake is. Het handhavingspercentage bij herinspectie zegt iets over de mate waarin de Arbeidsinspectie erin slaagt om een gedragsverandering te realiseren bij werkgevers die de regels niet naleefden. Als de Arbeidsinspectie daarin voldoende slaagt, ligt het handhavingspercentage bij herinspectie onder de 50%.

Tabel 20 Kerncijfers Nederlandse Arbeidsinspectie
 

Realisatie 2022

Raming 2023

Raming 2024

Inspectie Control Framework

   

Verhouding actief/reactief in Gezond en Veilig (excl. Brzo; %)

47:53

50:50

50:50

Deelname Nederlandse Arbeidsinspectie aan gezamenlijke Brzo-inspecties (%)

89

>90

>90

Niveau informatiegestuurd werken (schaal 0-5)12

3

3

Interventiedekking Eerlijk werk (%)34

4,3

3,8

Effect

   

Handhavingspercentage eerste inspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

45

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Gezond en Veilig (excl. Brzo)

24

<50

<50

Handhavingspercentage Brzo5

42

<40

<40

Handhavingspercentage eerste inspectie Eerlijk

54

>50

>50

Handhavingspercentage herinspectie Eerlijk

29

<50

<50

1

Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen 2023 en voor 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.

2

Definitie niveau 3: "Interne en externe informatie wordt gestructureerd verzameld en geanalyseerd. Informatie heeft een sturende rol".

3

Voor deze kerncijfers kent de Arbeidsinspectie alleen doelen voor 2023 en 2026. Voor de tussenliggende jaren zijn geen doelen geformuleerd.

4

Dit betreft het aandeel van alle bedrijven waar oneerlijk werk een potentieel risico is en waar de Arbeidsinspectie toezicht houdt via de interventieclusters 1 (rechtstreekse beïnvloeding) en 3 (beïnvloeding via anderen).

5

Bij het inspecteren van bedrijven op grond van het Brzo wordt geen onderscheid gemaakt tussen eerste inspecties en herinspecties. De Nederlandse Arbeidsinspectie blijft inspecteren totdat een onvolkomenheid of overtreding is opgeheven.

Licence