De overheid ondersteunt bij het vinden van werk en biedt inkomensondersteuning en aangepaste arbeid aan hen die dat nodig hebben.
Wie kan werken, moet dat ook doen. Dit is in de eerste plaats in het belang van de betrokkene zelf: werk zorgt voor economische en financiële zelfstandigheid, draagt bij aan het gevoel van eigenwaarde en biedt kansen om volop mee te doen in de samenleving. De overheid streeft naar een transparant en activerend sociaal zekerheidsstelsel dat mensen enerzijds ondersteunt en prikkelt om (weer) aan het werk te gaan als dat kan en dat hen anderzijds de zekerheid biedt van een adequaat vangnet als dat echt nodig is.
Mensen hebben de verantwoordelijkheid om in het eigen inkomen te voorzien en nemen daartoe zelf het initiatief. Alleen als het vinden van werk op eigen kracht niet lukt, helpt de overheid hierbij door ondersteuning bij re-integratie of beschut werk aan te bieden. Aan mensen die (tijdelijk) niet in hun eigen levensonderhoud kunnen voorzien biedt de overheid een sociaal vangnet in de vorm van bijstand. Daarbij streeft de overheid ernaar om het aantal loketten waar uitkeringsgerechtigden mee te maken hebben te beperken.
De overheid biedt inwoners van Caribisch Nederland waar nodig re-integratieondersteuning en inkomensondersteuning op grond van de Onderstandsregeling.
De Minister heeft een systeemverantwoordelijkheid. In dit kader stimuleert de Minister het vinden van werk door middelen beschikbaar te stellen aan gemeenten ten behoeve van re-integratie-inspanningen, sociale werkvoorziening en loonkostensubsidies, en financiert de Minister de inkomensondersteuning en de loonkostensubsidies.
De Minister is verantwoordelijk voor:
– de vormgeving, het onderhoud en de werking van het stelsel van wet- en regelgeving;
– de vaststelling van de hoogte van de algemene bijstandsniveaus;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de inkomensvoorziening en de loonkostensubsidies vanuit de Participatiewet, waarin begrepen zijn de IOAW, IOAZ en algemene bijstand voor zelfstandigen;
– het ter beschikking stellen aan en verdelen van middelen onder gemeenten voor de uitvoering van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004;
– het houden van systeemtoezicht; het toepassen van interbestuurlijke toezichtinstrumenten indien de medeoverheden op ernstige wijze onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen. Het verzamelen van informatie om op landelijk geaggregeerd niveau te kunnen beoordelen of het systeem werkt, en zo niet, wanneer en in welke vorm aanpassingen van dat systeem wenselijk zijn;
– de budgetmutaties en de extrapolatie van de meerjarenraming van de integratie-uitkering Participatie en de verdeling daarvan die aansluit bij de gedecentraliseerde taak;
– de sturing van en het toezicht op de rechtmatige, doeltreffende en doelmatige uitvoering door de SVB (AIO, bijstand buitenland) en UWV (TW);
– de organisatie van de eigen uitvoering binnen het verband van de Rijksdienst Caribisch Nederland (RCN).
Het Rijk verschaft gemeenten middelen voor de uitvoering en geeft de wet- en regelgeving vorm waarbinnen deze uitvoering plaatsvindt. Binnen deze wettelijke kaders hebben gemeenten beleidsvrijheid om maatwerk te bieden waarmee participatie zo optimaal mogelijk wordt ondersteund. Het Rijk stelt een toereikend macrobudget aan de gemeenten beschikbaar om loonkostensubsidies en bijstandsuitkeringen te betalen. Het macrobudget wordt zoveel mogelijk op basis van objectieve factoren onder de gemeenten verdeeld, vanaf 2022 wordt het deelbudget voor loonkostensubsidies op basis van historische uitgaven over gemeenten verdeeld. Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de rechtmatige en doeltreffende uitvoering van de Participatiewet en aan genoemde wet verwante wetten en voorzieningen. Gemeenten zijn hiermee onder meer verantwoordelijk voor de handhaving van de naleving van verplichtingen door personen die een beroep doen op deze wetten. Bij ernstig onrechtmatig handelen of nalaten rechtmatig te handelen in de gemeentelijke uitvoering van de Participatiewet kan de Minister een aanwijzing geven aan een college, overgaan tot het optreden namens een nalatige gemeente dan wel een besluit tot vernietiging door de Kroon voordragen. De interbestuurlijke interventie heeft geen betrekking op de doelmatigheid en de doeltreffendheid van de uitvoering, die een louter gemeentelijke aangelegenheid zijn.
Participatiewet in balans
De Participatiewet moet meer in balans worden gebracht. Het kabinet wil de ervaren hardheden in de Participatiewet wegnemen door vertrouwen en menselijke maat te verankeren in de wet en door de uitvoering van de wet eenvoudiger te maken. Het wetsvoorstel Participatiewet in balans is aangenomen in de Tweede Kamer en daarom wordt de implementatie van de aangepaste regelgeving voorbereid voor de inwerkingtreding in 2026 (Kamerstukken II 2024/25, 36 582, nr. 3). Daarnaast onderzoekt het kabinet de opties voor een fundamentele herziening van de Participatiewet en wordt er gewerkt aan het versterken van de vakkundigheid in de uitvoering door gemeenten (Kamerstukken II 2024/25, 34 352, nr. 344). Met het wetsvoorstel Handhaving sociale zekerheid wordt de handhaving in brede zin herzien, zodat mensen de zekerheid krijgen dat kleine foutjes niet tot grote gevolgen leiden (Kamerstukken II 2024/25, 36 785, nr. 3). Met het versterken van de preventieve aanpak wordt bovendien de kans op fouten verkleind. Tot slot wordt gewerkt aan de ambitie om verschillende inkomensondersteunende regelingen binnen de Participatiewet waar mogelijk te harmoniseren en verschillen te verkleinen (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 849).
Uitbreiding vangnet Participatiewet
Binnen de financieringssystematiek van de Participatiewet is een vangnet ingericht voor gemeenten die grote tekorten realiseren op het budget voor bijstand en loonkostensubsidies. Enkele gemeenten realiseren echter meerdere jaren achter elkaar tekorten op het budget, wat leidt tot toenemende financiële druk. Met ingang van 1 januari 2026 verlaagt het kabinet voor deze gemeenten in twee stappen het eigen risico (Stb. 2025, 222). Daardoor hoeven zij minder van het tekort zelf te dragen en wordt een groter deel opgevangen door de vangnetuitkering. Het vangnet wordt gefinancierd vanuit het macrobudget voor bijstand en loonkostensubsidies. Uitbreiding van de regeling is dus budgetneutraal voor SZW. Het kabinet vindt de verlaging van het eigen risico verantwoord onder voorwaarde dat gemeenten zich blijven inspannen om de tekorten te beperken. Wanneer gemeenten vijf jaar achter elkaar aanspraak maken op de verlaagde eigenrisicodrempel, wordt daarom extra toelichting gevraagd op de getroffen maatregelen.
Afsluiten IOAZ voor nieuwe instroom
In 2026 wordt een wetstraject gestart om de IOAZ per 1 januari 2028 af te sluiten voor nieuwe instroom.
Armoede
Het kabinet zet via het Nationaal Programma Armoede en Schulden samen met gemeenten in op een effectief en eerlijk armoedebeleid in Nederland (Kamerstukken II 2024/25, 24 515, nr. 799). Het aantal mensen en het aantal kinderen in armoede neemt naar verwachting af in 2026. De kinderarmoede- en armoedecijfers komen niet uit boven het referentiejaar 2024 waarmee de kabinetsdoelstellng wordt gehaald. Tegelijk laten rapporten van onder meer de Commissie sociaal minimum, Nibud, FNV en IPE zien dat het gemeentelijke armoedebeleid versnipperd is, zowel bij de landelijke als lokale regelingen, en daarnaast zijn er soms grote verschillen tussen gemeenten. Het kabinet wil daarom landelijke regels eenvoudiger en effectiever maken en zo het armoedebeleid verbeteren. Hierbij wordt ingezet op interdepartementale samenwerking om te komen tot samenhangend beleid in het sociaal domein, onder andere via de interdepartementale aanpak kwetsbare gezinnen met jeugdigen van 0-27 jaar vanuit de ministeries VWS, OCW, SZW, JenV en BZK. Door geldzorgen vroegtijdig te signaleren en inwoners te leren omgaan met geld en snel naar passende ondersteuning te leiden, krijgen inwoners meer grip op hun financiële situatie. Het kabinet ondersteunt dit onder andere met financiële educatie.
Het energiefonds
Het kabinet zet zich in voor een rechtvaardige en betaalbare energietransitie. Er is voor 2026 een reservering getroffen van € 60,0 miljoen om een meerjarig publiek energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens met lage inkomens en hoge energielasten. De reservering wordt ingezet als de verplichte cofinanciering voor het Nederlandse plan in het kader van het Social Climate Fund (2026-2032). Hierbij wordt de verbinding gezocht met de verduurzamingsinzet van het Ministerie van VRO, om huishoudens zowel voor de korte als lange termijn te ondersteunen, en met het Ministerie van KGG, verantwoordelijk voor het energiesysteem, om de positie van kwetsbare huishoudens in beleidskeuzes mee te nemen. De aanstaande wijziging van de Regeling afsluitbeleid energie is hier een concreet resultaat van (Kamerstukken II 2024/25, 27 879, nr. 110). De bescherming uit de bestaande regeling wordt overgenomen en vanaf 2026 op bepaalde punten verbeterd. Zo worden de mogelijkheden tot gegevensuitwisseling tussen de leverancier en gemeente ten behoeve van schuldhulpverlening uitgebreid.
Schulden
In het Nationaal Programma Armoede en Schulden zijn de doelstellingen voor het schuldenbeleid geformuleerd (Kamerstukken II 2024/25, 24 515, nr. 799). Minder huishoudens krijgen problematische schulden, minder huishoudens gaan van beginnende naar problematische schulden en meer huishoudens stromen succesvol en duurzaam uit de problematische schulden. Het kabinet zet in op verbetering van de schuldhulpverlening. Met VNG en Divosa zijn bestuurlijke afspraken gemaakt over de basisdienstverlening. Daarmee willen we het hulpaanbod toegankelijker maken en in elke gemeente minimaal dezelfde elementen laten bevatten. Daarnaast versterkt het kabinet ook op andere vlakken de schuldhulpverlening door een kwaliteitskader te ontwikkelen en de aansluiting van het minnelijk traject op het wettelijk traject te verbeteren. Verder wordt gewerkt aan betere borging van het bestaansminimum in geval van beslag, onder meer via de evaluatie van de beslagvrije voet en het wetsvoorstel Stroomlijning keten voor derdenbeslag (Kamerstukken II 2024/25, 24 515, nr. 768). Met nadere invulling van het Afsprakenkader Sociaal Incasseren gaan we met 28 partijen in 2026 door met het verbeteren van het stelsel van publieke en private invordering. Het doel is om schulden zoveel mogelijk in een vroeg stadium te signaleren en op te lossen. Met de betrokken departementen en partijen wordt een voorstel uitgewerkt hoe de tot 2029 beschikbare middelen voor verschillende schuldenmaatregelen, zoals vroegsignalering en een schuldenoverzicht, zo goed mogelijk kunnen worden ingezet.
Infrastructuur sociaal ontwikkelbedrijven
Sociaal ontwikkelbedrijven spelen een belangrijke rol om mensen mee te laten doen. Het kabinet wil dat sociaal ontwikkelbedrijven ook in de toekomst banen kunnen blijven bieden aan mensen voor wie werk niet vanzelfsprekend is. Voor deze toekomstbestendige inrichting ontvangen gemeenten vanaf 2025 een impulsbudget. Dit budget loopt door tot 2034 en loopt af naar € 19,8 miljoen. Ook wordt in 2026 doorgegaan met een ondersteuningsteam dat gemeenten en sociaal ontwikkelbedrijven gericht kan adviseren en ondersteunen. Hiervoor is in de periode 2025-2028 € 3,0 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Tevens zijn er middelen beschikbaar oplopend naar € 90,0 miljoen structureel voor de invoering van een forfaitaire loonkostensubsidie waarmee de loonwaardemeting voor beschut werk in de toekomst kan worden afgeschaft. Verder is in deze begroting te zien dat er compensatie beschikbaar is voor de medewerkers van de sociaal ontwikkelbedrijven voor de jaren 2026 t/m 2028.
Toetreding tot de arbeidsmarkt
De ministeries van SZW en OCW zorgen voor een soepelere overgang van school naar werk en het houden van werk voor jongeren met een (risico op een) structurele achterstand op de arbeidsmarkt, waaronder jongeren met een beperking. De nieuwe wet- en regelgeving van school naar duurzaam werk treedt naar verwachting 1 januari 2026 in werking (Kamerstukken II 2024/25, 36 667, nr. 3). Ook wordt het voor mensen makkelijker gemaakt om te switchen tussen uitkering, dagbesteding, beschut werk, banenafspraak en regulier werk.
Hervorming arbeidsmarktinfrastructuur
Ook in 2026 wordt gewerkt aan de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur. Meer dan de helft van de regio’s hebben of realiseren een Werkcentrum op de korte termijn. De bedoeling is dat begin 2026 alle regio’s een Werkcentrum hebben, zoveel mogelijk vooruitlopend op de voorgenomen inwerkingtreding per 1 januari 2027 van de gewijzigde wet- en regelgeving ter versterking van de arbeidsmarktinfrastructuur (Kamerstukken II 2024/25, 26 448, nr. 849). Werkzoekenden, werkenden en werkgevers kunnen bij een Werkcentrum terecht met vragen over werk, loopbaanontwikkeling, scholing en personeelsvraagstukken. Per 2026 start het Landelijk Beraad en wordt voor het eerst met een landelijke meerjarenagenda gewerkt. Het streven is om in 2026 voor alle arbeidsmarktregio’s een Regionaal Beraad te realiseren, die een regionale meerjarenagenda opstellen. Op dit moment beschikken veel regio’s hier al over. Daarnaast wordt het van-werk-naar-werk-stelsel versterkt om wisselen van baan soepeler te laten verlopen. Verder versterken we de samenwerking tussen de publieke en private partijen. Een goede samenwerking met (private) uitvoerders, opleidingsinstituten en uitzendorganisaties in de arbeidsmarktregio is van belang voor goede matching.
Vereenvoudiging van de Toeslagenwet
In een verkenning zijn uiteenlopende maatregelen onderzocht om de Toeslagenwet (TW) te vereenvoudigen en het beleidsdoel van de TW beter te kunnen behalen. Dit resulteerde in een aantal beleidsopties die soms een aanscherping van de voorwaarden voor een aanvulling betekenen en soms een versoepeling. Alle maatregelen vereisen een aanpassing van wet- of regelgeving. We werken richting de afronding van de uitwerking van een pakket aan concrete maatregelen die op de korte termijn de TW vereenvoudigen. Deze maatregelen verhogen voor mensen de begrijpelijkheid en voorspelbaarheid van de TW.
Banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten
De banenafspraak uit het Sociaal Akkoord van 2013 heeft tot doel om meer mensen met een arbeidsbeperking aan het werk te helpen bij reguliere werkgevers. Met de sociale partners is afgesproken 125.000 banen voor deze doelgroep te creëren. De opgave voor markt en overheid tot en met 2024 was om 115.000 extra banen te realiseren ten opzichte van de nulmeting. In 2024 blijft de realisatie van het aantal banen steken op 89.616 ten opzichte van de nulmeting (Kamerstukken II 2024/25, 34 352, nr. 342). Dit is zeer teleurstellend, want dit is ruim 25.000 banen minder dan de doelstelling was. Hiervoor zijn diverse redenen. Een van die redenen is dat een deel van de werkgevers niet bekend is met de banenafspraak en de regelingen die er zijn voor werkgevers. Ook zien we dat werkgevers het systeem van de banenafspraak en quotumregeling en de bijbehorende financiële instrumenten als complex zien. Ook kan de beschikbaarheid van voldoende kandidaten uit de doelgroep banenafspraak een rol spelen. Het kabinet gaat komende jaren aan de slag om de banenafspraak te verbeteren, en bovenstaande knelpunten zoveel mogelijk op te lossen.
Op 3 juli 2025 heeft de Staatssecretaris Participatie en Integratie de Tweede Kamer geïnformeerd over het verbeteren van de banenafspraak (Kamerstukken II 2024/25, 34 352, nr. 340). Zo werken we aan een langetermijnvisie, waarin de ondersteuningsbehoefte van mensen centraal gesteld wordt. Ook werken we nog aan een verdere verbreding van de doelgroep banenafspraak, waarbij onder andere loonkostensubsidie beschikbaar wordt gesteld in de WIA, de WW en mogelijk ook in de Wajong (Kamerstukken II 2022/23, 34 352, nr. 281). Tot slot is op 22 april 2025 het wetsvoorstel Vereenvoudigde banenafspraak aangenomen door de Eerste Kamer (Stb. 2025, 178).
Realisatie 20241 | Streefwaarde 20242 | Streefwaarde 20252 | Streefwaarde 20262 | ||
---|---|---|---|---|---|
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten marktsector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 77.143 | 90.000 | 100.000 | 90.000 | |
Cumulatief aantal extra banen arbeidsbeperkten overheidssector t.o.v. nulmeting op 1-1-2013 | 12.474 | 25.000 | 25.000 | 25.000 |
Werken met een afstand tot de arbeidsmarkt Caribisch Nederland
Het kabinet heeft de afgelopen jaren incidentele middelen beschikbaar gesteld voor instrumenten die mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt (hiervoor: mensen met een arbeidsbeperking) in Caribisch Nederland nodig hebben om te kunnen werken. Vanaf 2026 wordt hier structureel € 4,0 miljoen voor beschikbaar gesteld. Voor 2026 geldt dat deze middelen via een bijzondere uitkering worden verstrekt aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
Energietoelage voor minimahuishoudens
Vanaf 2022 zijn er voor Caribisch Nederland middelen incidenteel beschikbaar gesteld voor een energietoelage voor minimahuishoudens van $ 1.300 per huishouden per jaar. In 2026 wordt eenmalig € 4,0 miljoen beschikbaar gesteld om de toelage van $ 1.300 ook in 2026 aan minimahuishoudens te kunnen toekennen. De middelen worden via een bijzondere uitkering aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verstrekt.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Verplichtingen | 8.820.771 | 9.079.686 | 9.248.579 | 9.343.225 | 9.467.722 | 9.647.041 | 9.867.992 |
Uitgaven | 8.497.306 | 9.084.717 | 9.256.442 | 9.356.397 | 9.479.178 | 9.658.376 | 9.876.642 | |
2.0 | Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet | 8.497.306 | 9.084.717 | 9.256.442 | 9.356.397 | 9.479.178 | 9.658.376 | 9.876.642 |
Inkomensoverdrachten | 8.296.380 | 8.829.925 | 8.999.432 | 9.115.786 | 9.338.067 | 9.552.045 | 9.771.549 | |
Macrobudget participatiewetuitkering en intertemporele tegemoetkoming | 7.340.912 | 7.780.858 | 7.945.994 | 8.040.663 | 8.205.803 | 8.394.588 | 8.598.433 | |
Tozo en Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004) | 9.855 | 7.276 | 6.306 | 6.517 | 6.517 | 6.517 | 6.517 | |
Aanvullende Inkomensvoorziening Ouderen (AIO) | 455.079 | 518.068 | 532.172 | 550.141 | 562.440 | 580.174 | 598.619 | |
Toeslagenwet (TW) | 479.900 | 511.365 | 502.417 | 505.828 | 550.634 | 558.049 | 555.250 | |
Bijstand overig | 819 | 838 | 795 | 758 | 721 | 678 | 641 | |
Onderstand (Caribisch Nederland) | 9.815 | 11.520 | 11.748 | 11.879 | 11.952 | 12.039 | 12.089 | |
Subsidies (regelingen) | 127.591 | 139.914 | 143.838 | 118.603 | 64.492 | 52.050 | 49.595 | |
Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | 2.800 | |
NIBUD | 484 | 951 | 693 | 693 | 693 | 693 | 693 | |
Overige subsidies algemeen | 38.196 | 33.873 | 32.803 | 19.934 | 16.830 | 11.639 | 13.446 | |
Alle kinderen doen mee | 13.736 | 15.665 | 15.332 | 15.362 | 15.362 | 15.362 | 16.362 | |
Waarborgfonds sanering | 3.048 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Energiefonds | 55.470 | 59.000 | 60.000 | 50.000 | 0 | 0 | 0 | |
Geldzorgen Armoede en Schulden (Gas) | 13.857 | 10.420 | 10.000 | 13.000 | 12.000 | 4.728 | 1.554 | |
Subsidies Arbeidsmarktinfrastructuur | 0 | 17.205 | 22.210 | 16.814 | 16.807 | 16.828 | 14.740 | |
Opdrachten | 19.549 | 47.706 | 36.129 | 41.655 | 34.506 | 35.753 | 36.970 | |
Opdrachten algemeen | 19.549 | 44.195 | 29.016 | 35.215 | 29.807 | 35.048 | 36.264 | |
Opdrachten Arbeidsmarktinfrastructuur | 0 | 3.511 | 7.113 | 6.440 | 4.699 | 705 | 706 | |
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken | 1.078 | 3.479 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | |
Financiën | 1.078 | 3.479 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | 2.200 | |
Bijdrage aan sociale fondsen | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | |
Pensioenfonds Wsw | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | 10.000 | |
Bijdrage aan agentschappen | 39.164 | 870 | 510 | 510 | 510 | 510 | 510 | |
Rijksdienst voor Ondernemend Nederland | 78 | 510 | 510 | 510 | 510 | 510 | 510 | |
DUO | 39.086 | 360 | 0 | 0 | 0 | 0 | 0 | |
Bijdrage aan medeoverheden | 3.544 | 52.814 | 64.324 | 67.634 | 29.394 | 5.809 | 5.809 | |
Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek | 0 | 0 | 28.918 | 37.544 | 0 | 0 | 0 | |
Bijzondere uitkeringen | 2.636 | 11.275 | 9.272 | 4.772 | 4.772 | 4.250 | 4.250 | |
Sociaal ontwikkelbedrijven | 0 | 40.000 | 24.575 | 23.759 | 23.063 | 0 | 0 | |
SPUK Grensinformatiepunten | 908 | 1.539 | 1.559 | 1.559 | 1.559 | 1.559 | 1.559 | |
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties | 0 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | |
Contributie Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) | 0 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | 9 | |
Ontvangsten | 85.215 | 68.293 | 55.357 | 40.442 | 13.929 | 9.069 | 9.008 | |
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | ||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Art. | Ontvangsten | 85.215 | 68.293 | 55.357 | 40.442 | 13.929 | 9.069 | 9.008 |
2.0 | Bijstand, Participatiewet en toeslagenwet | 85.215 | 68.293 | 55.357 | 40.442 | 13.929 | 9.069 | 9.008 |
Ontvangsten | 85.215 | 68.293 | 55.357 | 40.442 | 13.929 | 9.069 | 9.008 | |
Algemeen | 27.061 | 17.930 | 14.157 | 13.542 | 11.929 | 9.069 | 9.008 | |
Tozo retour kapitaal verstrekkingen | 58.154 | 50.363 | 41.200 | 26.900 | 2.000 | 0 | 0 |
Geschatte budgetflexibiliteit
2026 | |
---|---|
juridisch verplicht | 98,3% |
bestuurlijk gebonden | 1,3% |
beleidsmatig gereserveerd | 0,4% |
nog niet ingevuld / vrij te besteden | 0,0% |
De uitgaven op artikel 2 Bijstand, Participatiewet en Toeslagenwet zijn voor 98,3% juridisch verplicht voor het jaar 2026. Per financieel instrument wordt dit onderstaand toegelicht.
Inkomensoverdrachten
De inkomensoverdrachten zijn voor 100% juridisch verplicht. In algemene zin geldt dat inkomensoverdrachten die gebaseerd zijn op wet- en regelgeving voor 100% juridisch verplicht zijn. De inkomensoverdrachten worden gefinancierd door rijksbijdragen aan uitvoerende instellingen, zoals gemeenten (Macrobudget participatiewetuitkeringen, dat vóór oktober 2025 wordt toegekend/verplicht en betrekking heeft op 2026), UWV (Toeslagenwet € 502,4 miljoen) en de SVB (AIO € 532,2 miljoen).
Subsidies
De subsidies zijn voor 21,5% juridisch verplicht en voor 76,2% bestuurlijk gebonden. Er is nog circa 2,4% (€ 3,4 miljoen) aan kasmiddelen waarvoor ruimte is om verplichtingen aan te gaan.
Opdrachten
De opdrachten zijn voor 8,9% juridisch verplicht. Het gaat om circa € 3,2 miljoen. Verder zijn er veel nieuwe reserveringen voor volgende jaren die als beleidsmatig gereserveerd zijn aangemerkt.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
De bijdrage aan het Ministerie van Financiën is 100% juridisch verplicht en vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Bijdrage aan sociale fondsen
De bijdrage aan sociale fondsen is 100% juridisch verplicht en vormt compensatie van gestegen werkgeverslasten, onder de voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw een akkoord bereiken over een structurele oplossing voor het pensioenfonds PWRI. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.
Bijdrage aan agentschappen
De bijdrage aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) is voor 100% bestuurlijk gebonden. De bijdrage aan de RVO vormt een compensatie voor de auditwerkzaamheden in het kader van de uitvoering van het Europees Sociaal Fonds (ESF).
Bijdrage aan medeoverheden
De bijdragen voor de tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek en de specifieke uitkering grensinformatiepunten zijn voor 100% juridisch verplicht. Verder zijn de bijzondere uitkeringen aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor 100% bestuurlijk gebonden.
Bijdrage aan (inter)nationale organisaties
De bijdrage aan het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van Rijnvarenden (CASS) is 100% juridisch verplicht.
Inkomensoverdrachten
Macrobudget participatiewetuitkeringen
Het Macrobudget participatiewetuitkeringen voorziet in de middelen voor bijstandsuitkeringen, loonkostensubsidies, IOAW, IOAZ en bijstand voor levensonderhoud van ondernemers. Voor alle gemeenten tezamen wordt het macrobudget voor 2026 geraamd op € 7,9 miljard. In 2026 wordt hiervan een bedrag van € 4,2 miljoen gereserveerd voor de vangnetregeling 2024. Bij de verdeling van het voorlopig macrobudget wordt hiermee rekening gehouden. De vangnetuitkering is bedoeld voor gemeenten waarvan het tekort op het budget op grond van artikel 69 Participatiewet de geldende eigenrisicodrempel overstijgt. Alle gemeenten met een tekort dat over 2024 meer bedraagt dan 7,5% en over 2022, 2023 en 2024 samen ook meer bedraagt dan 7,5% van het budget 2024, kunnen een beroep doen op de vangnetregeling 2024, gefinancierd uit het macrobudget 2026. Vanaf 1 januari 2026 wordt er ook een uitgebreider vangnet ingericht voor gemeenten met meerjarige tekorten van 5% of hoger. In tabel 26 wordt de opbouw van het budget gespecificeerd.
2024 | 2025 | 2026 | 2027 | 2028 | 2029 | 2030 | |
---|---|---|---|---|---|---|---|
Macrobudget participatiewetuitkeringen en intertemporele tegemoetkoming | 7.340.912 | 7.780.858 | 7.945.994 | 8.040.663 | 8.205.803 | 8.394.588 | 8.598.433 |
Macrobudget participatiewetuitkeringen | |||||||
Algemene bijstand | 6.551.132 | 6.922.127 | 7.069.224 | 7.129.043 | 7.295.339 | 7.478.557 | 7.674.613 |
Loonkostensubsidie | 515.149 | 600.801 | 644.356 | 702.765 | 748.308 | 792.786 | 837.262 |
IOAW | 211.657 | 189.567 | 162.110 | 137.274 | 99.936 | 67.622 | 37.535 |
IOAZ | 31.178 | 31.937 | 34.588 | 35.864 | 26.345 | 19.747 | 13.148 |
Bbz levensonderhoud | 31.047 | 35.364 | 35.716 | 35.716 | 35.875 | 35.875 | 35.875 |
Correctie verdeelmodel | 749 | ||||||
Overig | 1.062 |
Algemene bijstand
De algemene bijstand op grond van de Participatiewet voorziet in een sociaal vangnet voor personen die niet zelfstandig in hun bestaan kunnen voorzien.
Wie komt er voor in aanmerking?
Iedereen die rechtmatig in Nederland verblijft en woont en die hier te lande in zodanige omstandigheden verkeert of dreigt te geraken dat hij niet over de middelen beschikt om in de noodzakelijke kosten van bestaan te voorzien, kan in aanmerking komen voor bijstand. Dat houdt in dat iedereen met een inkomen onder het sociaal minimum en onvoldoende eigen vermogen recht heeft op bijstand.
Hoe hoog is de bijstand?
De hoogte van de bijstandsuitkering is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. In tabel 27 zijn de bijstandsnormen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden/alleenstaande ouders van 21 jaar tot de AOW-gerechtigde leeftijd die niet samenwonen met meerderjarige medebewoners. Voor gehuwden en alleenstaanden van 21 jaar of ouder die samenwonen met één of meer personen van 27 jaar of ouder waarmee kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag. Bijstandsgerechtigden van 18 tot 21 jaar ontvangen een lagere uitkering.
1 juli 2025 | |
---|---|
Gehuwd / samenwonend | 1.955,80 |
Alleenstaande (ouder) | 1.369,06 |
Budgettaire ontwikkelingen
De bijstandsuitgaven worden voor 2026 geraamd op € 7,1 miljard. Op basis van de CPB-raming van de werkloosheid wordt de bijstandsraming naar boven bijgesteld in 2026. Daarnaast leiden een aantal (eerdere) wetswijzigingen tot een oploop in de raming van de bijstandsuitgaven. Dit betreft onder andere de invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in balans, de afloop van de IOAW en de ingroei van de nieuwe doelgroep als gevolg van de invoering van de Participatiewet in 2015.
Beleidsrelevante kerncijfers
Tabel 28 toont de gerealiseerde en geraamde omvang van het aantal bijstandsuitkeringen. De Factsheet Participatiewet bevat meer informatie over de ontwikkeling en samenstelling van het bijstandsvolume.
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume Participatiewetuitkering (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 342 | 347 | 353 |
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||
---|---|---|---|---|
Aantal voorzieningen Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 | 217 | 225 | 244 | |
Aantal personen met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 | 162 | 168 | 177 | |
Aantal gestarte banen na re-integratievoorziening door gemeenten (x 1.000, ultimo)2 | 37 | 32 | 32 | |
Werkenden met een voorziening Participatiewet (x 1.000, ultimo)1 | 57 | 58 | 63 | |
Werknemersbestand Wsw (x 1.000, ultimo)3 | 63 | 60 | 55 | |
Aantal detacheringen als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3 | 36 | 36 | 35 | |
Aantal gerealiseerde plaatsen in begeleid werken als percentage van het totaal aantal arbeidsplaatsen3 | 7,3 | 7,5 | 7,8 |
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||
---|---|---|---|---|
Totaal werkend met een arbeidsbeperking (x 1.000, ultimo) | 178 | 182 | 185 | |
waarvan werkend binnen de Banenafspraak (x 1.000, ultimo)1 | 134 | 139 | 142 | |
waarvan werkend op een interne plaatsing Wsw (x 1.000, ultimo)2 | 36 | 34 | 32 | |
waarvan werkend met positief advies beschut werk (x 1.000, ultimo)3 | 8,0 | 9,4 | 11,0 |
Loonkostensubsidie (LKS)
Het instrument LKS voorziet werkgevers van een compensatie voor de lagere loonwaarde van een werknemer op basis van de Participatiewet.
Wie komt er voor in aanmerking?
Gemeenten kunnen LKS inzetten voor mensen die niet het wettelijk minimumloon kunnen verdienen. Het gaat om mensen voor wie de gemeente verantwoordelijk is om hen te ondersteunen bij het vinden van werk. Dat kan dus gaan om mensen die bijstand ontvangen, mensen die een IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen, mensen die met behulp van een andere voorziening van de gemeente al aan het werk zijn, maar ook om mensen zonder uitkering.
Hoe hoog is de loonkostensubsidie?
De hoogte van de LKS is gelijk aan het verschil tussen het bruto wettelijk minimumloon en de vastgestelde loonwaarde. De LKS bedraagt maximaal 70% van het wettelijk minimumloon (inclusief vakantietoeslag), vermeerderd met een vergoeding voor de werkgeverslasten. De vergoeding bedraagt 25% van de loonkosten waarover loonkostensubsidie wordt verstrekt. Gedurende het eerste halfjaar van een dienstbetrekking kan ook forfaitaire LKS worden ingezet. Deze bedraagt 50% van het wettelijk minimumloon, wederom vermeerderd met een vergoeding voor werkgeverslasten. Tijdens dat halfjaar wordt de loonwaarde van de werknemer bepaald.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven voor LKS worden voor 2026 geraamd op € 644,4 miljoen. De uitgaven aan loonkostensubsidie nemen jaarlijks toe doordat de doelgroep van LKS sinds de invoering van de Participatiewet ingroeit.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume loonkostensubsidie (x 1.000 personen, jaargemiddelde) | 40 | 46 | 49 |
Wetten inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en gewezen zelfstandigen (IOAZ)
De IOAW-uitkering is een aanvulling op het (gezins)inkomen tot bijstandsniveau voor oudere werkloze werknemers. Anders dan bij de Participatiewet hoeven werkloze ouderen, die vaak vermogen in spaargeld of eigen huis hebben, in de IOAW hun vermogen niet aan te spreken.
De IOAZ is een uitkering voor ouderen die noodgedwongen zijn gestopt met hun werk als zelfstandige, omdat de inkomsten daaruit onvoldoende waren. De IOAZ-uitkering vult het (gezins)inkomen aan tot het bijstandsniveau. In de IOAZ wordt rekening gehouden met de bijzondere positie van zelfstandigen en hun (bedrijfs)vermogen.
Wie komt er voor in aanmerking?
De belangrijkste doelgroepen van de IOAW-regeling zijn:
– Werkloze werknemers die op het moment dat zij werkloos worden ten minste 50 jaar zijn en geboren zijn voor 1 januari 1965, die recht hebben op een uitkering op grond van de WW van meer dan drie maanden en die de volledige uitkeringsduur daarvan hebben doorlopen;
– Werknemers die geboren zijn voor 1 januari 1965, na hun 50e verjaardag recht hebben gekregen op een loongerelateerde WGA-uitkering en van wie de WGA-uitkering is beëindigd, omdat zij niet langer ten minste 35% arbeidsongeschikt zijn.
De IOAZ is bedoeld voor oudere zelfstandigen tussen de 55 jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, die hun bedrijf of zelfstandig beroep na hun 55e verjaardag hebben beëindigd. Om in aanmerking te komen voor een uitkering moet de gewezen zelfstandige onder andere voldoen aan voorwaarden betreffende het gemiddeld jaarinkomen in de drie jaar voorafgaand aan de aanvraag, het verwachte inkomen uit beroep of bedrijf bij voortzetting van het bedrijf en het aantal uren en de duur van de werkzaamheden als zelfstandige. De IOAZ wordt vanaf 2028 afgesloten voor nieuwe instroom.
Hoe hoog is de IOAW/IOAZ?
De hoogte van de IOAW/IOAZ uitkering is afhankelijk van de leefsituatie. Een overzicht van de bruto bedragen staat in tabel 32. In de IOAW en IOAZ geldt sinds 2015 de kostendelersnorm voor alleenstaande kostendelers. Voor alleenstaanden en alleenstaande ouders is de norm 50% van de gehuwdennorm, indien zij samenwonen met een of meer medebewoners van 27 jaar of ouder.
1 juli 2025 | |
---|---|
Gehuwd / samenwonend | 2.248,80 |
Alleenstaande (ouder) zonder medebewoners van 27 jaar of ouder | 1.733,22 |
Alleenstaande (ouder) met één of meer medebewoners van 27 jaar of ouder | 1.124,40 |
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven aan IOAW en IOAZ worden in 2026 geraamd op respectievelijk € 162,1 miljoen en € 34,6 miljoen. De IOAW-uitgaven dalen door de beperkende voorwaarde dat het IOAW-recht alleen geldt voor personen geboren voor 1965. In de meerjarenraming wordt rekening gehouden met de doorstroom vanuit de WW naar de IOAW. Een lager gebruik van de WW door oudere werknemers, zorgt ook voor een lager IOAW gebruik. Daarnaast zorgt de stijging van de AOW-leeftijd en invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans voor hogere uitgaven aan de IOAW en IOAZ.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume IOAW (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 12 | 10 | 8 | |
Volume IOAZ (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 1,5 | 1,5 | 1,6 |
Bijstand zelfstandigen levensonderhoud (Bbz 2004)
De toelichting op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 staat later in het artikel. Alleen het deel dat onderdeel is van het Macrobudget participatiewetuitkeringen wordt hier toegelicht. Dit is het onderdeel bijstand dat kan worden verstrekt om te voorzien in de kosten van levensonderhoud voor zelfstandigen.
Wie komt er voor in aanmerking?
Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.
Hoe hoog is de Bbz-uitkering?
De uitkering voor levensonderhoud is gelijk aan die van de algemene bijstand (zie tabel 27) als aanvulling voor levensonderhoud.
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven voor Bbz levensonderhoud worden in 2026 geraamd op € 35,7 miljoen. De invoering van maatregelen uit het wetsvoorstel Participatiewet in Balans zorgt naar verwachting voor hogere uitgaven aan het Bbz in 2026.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume Bbz (x 1.000 huishoudens, jaargemiddelde) | 1,8 | 1,8 | 1,8 |
Handhaving
Het is primair de bevoegdheid en verantwoordelijkheid van het lokale bestuur om een goede invulling te geven aan de handhaving. Waar nodig en mogelijk faciliteert het Ministerie van SZW daarbij, veelal in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en Divosa. Dit doet zich onder andere voor bij de aanpak van complexe misbruikrisico's of wijzigingen in wet- en regelgeving.
De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2024. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | Gepercipieerde detectiekans (%) | 69 | 73 | 67 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 89 | 90 | 90 | |||||
Opsporing2 | Aantal vorderingen in verband met geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 | 20 | 14 | 3,3 | ||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) | 47 | 34 | 8,2 | |||||
Sanctionering2 | Aantal boetes (x 1.000) | 5,8 | 4,3 | 1,0 | ||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 3,7 | 2,9 | 0,7 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||
2022 | 2023 | 2024 | ||||||
Terugvordering4 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) | 31 | 24 | 14 |
Bijstand zelfstandigen bedrijfskrediet (Bbz 2004)
Startende, gevestigde en beëindigende zelfstandigen kunnen voor financiële ondersteuning onder voorwaarden een beroep doen op het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004. Met dit besluit wordt beoogd kansrijke vanuit een uitkering startende ondernemers een steun in de rug te geven en zelfstandigen met tijdelijke financiële moeilijkheden in staat te stellen hun werkzaamheden voort te zetten. De bijstand kan worden verstrekt in de vorm van een uitkering om te voorzien in de kosten van levensonderhoud en in de vorm van bedrijfskredieten.
Wie komt er voor in aanmerking?
Startende ondernemers vanuit een uitkering en gevestigde zelfstandigen die aan de voorwaarden van het Bbz voldoen, zoals wanneer hulp via een andere weg niet meer mogelijk is en het inkomen onvoldoende is.
Hoe hoog is de Bbz-uitkering en het bedrijfskapitaal?
De maximale hoogte van de bijstand voor bedrijfskapitaal wordt in onderstaande tabel vermeld. De bedragen worden jaarlijks aangepast voor gestegen prijzen.
1 juli 2025 | |
---|---|
Startende zelfstandige | 46.656 |
Gevestigde zelfstandige | 253.420 |
Budgettaire ontwikkelingen
De uitgaven voor Bbz bedrijfskrediet in 2026 worden geraamd op € 6,3 miljoen en bestaan uit vergoedingen aan gemeenten voor kapitaalverstrekkingen die zij in 2024 hebben uitgegeven. Het bijstandsonderdeel van het Bbz om te voorzien in de kosten van levensonderhoud is onderdeel van het macrobudget en wordt toegelicht onder Macrobudget participatiewetuitkeringen.
Aanvullende inkomensvoorziening ouderen (AIO)
Ouderen met geen of een onvolledig opgebouwd AOW-pensioen, of ouderen met een volledig opgebouwd AOW-pensioen en een partner jonger dan de AOW-gerechtigde leeftijd kunnen recht hebben op algemene bijstand. Deze bijstand kan worden aangevraagd bij de SVB.
Wie komt er voor in aanmerking?
Personen die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben, rechtmatig in Nederland wonen en niet genoeg inkomen of vermogen hebben om in hun levensonderhoud te voorzien.
Hoe hoog is de AIO?
De AIO is een uitkering op huishoudenniveau en vult aan tot bijstandsniveau. De hoogte van de AIO-uitkering hangt af van het inkomen en de leefsituatie. In onderstaande tabel zijn de normen opgenomen voor gehuwden/samenwonenden en alleenstaanden zonder meerderjarige medebewoners. Voor AIO-gerechtigden die samenwonen met een of meer meerderjarige personen met wie kosten kunnen worden gedeeld, geldt op grond van de kostendelersnorm een lager bedrag.
1 juli 2025 | |
---|---|
Gehuwd / samenwonend | 2.094,98 |
Alleenstaande (ouder) | 1.530,21 |
Budgettaire ontwikkelingen
De begrote AIO-uitkeringslasten bedragen in 2026 € 532,2 miljoen. Naar verwachting zullen de uitkeringslasten tussen 2026 en 2030 toenemen met € 66,4 miljoen. De voornaamste verklaring voor de toename is de verwachte stijging van het aantal AIO-gerechtigden veroorzaakt door de vergrijzing.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Aantal huishoudens AIO (x 1.000, jaargemiddelde) | 53 | 55 | 56 |
Handhaving
De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2024. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Preventie1 | Gepercipieerde detectiekans (%) | 65 | 66 | 64 | ||||
Kennis van de verplichtingen (%) | 94 | 93 | 92 | |||||
Opsporing2 | Aantal onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 0,6 | 0,7 | 0,9 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)3 | 0,5 | 0,7 | 0,6 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) | 1,3 | 1,8 | 1,7 | |||||
Sanctionering2 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,4 | 0,5 | 0,6 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 0,2 | 0,2 | 0,2 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||
2022 | 2023 | 2024 | ||||||
Terugvordering2 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) | 40 | 23 | 13 |
Toeslagenwet (TW)
De TW vult uitkeringen op grond van de werknemersverzekeringen aan tot het normbedrag voor het relevante sociaal minimum als het totale inkomen (exclusief TW-uitkering) van de uitkeringsgerechtigde en diens eventuele partner daaronder ligt.
Wie komt er voor in aanmerking?
Uitkeringsgerechtigden komen in aanmerking voor een toeslag als zij een uitkering ontvangen op grond van een van de zogenoemde moederwetten. Dit zijn de WIA, WAO, WAZ, Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen (Wamil), Wajong, IOW, WW, ZW en WAZO. Ook als een werkgever in het tweede ziektejaar minder loon doorbetaalt dan het voor de werknemer geldende sociaal minimum, komt de betrokkene in aanmerking voor een toeslag. De volgende personen kunnen recht hebben op een toeslag:
– Een gehuwde/samenwonende met een gezamenlijk inkomen dat lager is dan het bruto minimumloon;
– Een alleenstaande met een inkomen dat lager is dan 70% van het netto minimumloon;
– Een alleenstaande van 21 jaar of ouder, die samenwoont met een of meer meerderjarige personen die ouder zijn dan 27 jaar waarmee kosten kunnen worden gedeeld, met een inkomen dat lager is dan 50% van het netto minimumloon.
Hoe hoog is de toeslag?
De toeslag vult de uitkering in beginsel aan tot het TW-normbedrag dat op de uitkeringsgerechtigde van toepassing is. Indien het dagloon lager is dan het TW-normbedrag, dan vult de toeslag aan tot dit lagere dagloon.
1 juli 2025 | |
---|---|
Gehuwd / samenwonend | 103,26 |
Alleenstaande van 21 jaar en ouder | 73,79 |
Alleenstaande van 21 jaar en ouder met een of meer medebewoners van 27 jaar of ouder | 47,87 |
Budgettaire ontwikkelingen
De TW-uitgaven worden in 2026 begroot op € 502,4 miljoen. Op basis van uitvoeringsinformatie van UWV worden de TW-uitgaven meerjarig naar beneden bijgesteld. De neerwaartse bijstelling is het per saldo effect van een hoger aantal TW-aanvullingen en een lagere gemiddelde hoogte van de TW-aanvullingen dan eerder verwacht.
Beleidsrelevante kerncijfers
Handhaving
De handhavingskerncijfers worden niet geraamd. In de begroting zijn de realisatiecijfers opgenomen in lijn met het jaarverslag van SZW van 2024. In het jaarverslag worden de ontwikkelingen op de kerncijfers geduid.
Realisatie 2022 | Realisatie 2023 | Realisatie 2024 | ||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Opsporing1 | Aantal beslissingen op onderzoekswaardige signalen (x 1.000) | 1,1 | 1,1 | 0,5 | ||||
Aantal geconstateerde overtredingen met financiële benadeling (x 1.000)2 | 0,8 | 0,6 | 0,3 | |||||
Totaal benadelingsbedrag (x € 1 mln.) | 3,5 | 3,5 | 1,5 | |||||
Sanctionering1 | Aantal waarschuwingen (x 1.000) | 0,2 | 0,2 | 0,1 | ||||
Aantal boetes (x 1.000) | 0,5 | 0,3 | 0,2 | |||||
Totaal boetebedrag (x € 1 mln.) | 0,4 | 0,2 | 0,1 | |||||
Ontstaansjaar vordering | ||||||||
2022 | 2023 | 2024 | ||||||
Terugvordering1 | Incassoratio vorderingen (boete + benadelingsbedrag) ultimo 2024 (%) | 34 | 21 | 18 |
Bijstand overig
Onder bijstand overig vallen de bijstand buitenland- en de repatriëringsregeling. Verlening van bijstand aan een in het buitenland gevestigde Nederlander wordt alleen nog voortgezet ingeval het recht op uitkering vóór 1 januari 1996 is vastgesteld. Sinds 1996 zijn er dus geen nieuwe gerechtigden meer toegelaten.
Budgettaire ontwikkelingen
De verwachte uitkeringslasten voor de bijstand buitenland nemen de komende jaren af, omdat het aantal gerechtigden verder afneemt. Uitgaven onder de repatriëringsregeling worden dit jaar via de AIO gedaan.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume bijstand buitenland (x 1.000 gerechtigden, ultimo) | 0,1 | 0,1 | 0,1 |
Onderstand (Caribisch Nederland)
De Rijksoverheid biedt aan inwoners van Caribisch Nederland inkomensondersteuning in de vorm van Onderstand. Het betreft zowel algemene als bijzondere onderstand. Laatstgenoemde component heeft betrekking op uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten die de belanghebbende zelf niet kan voldoen.
Budgettaire ontwikkelingen
Door en in navolging van de WML-verhoging op Caribisch Nederland is de Onderstand verhoogd per juli 2024. Dit verklaart de oploop in de uitkeringslasten van de Onderstand tussen 2024 en 2025. Bevolkingsgroei verklaart de beperktere oploop in de uitkeringslasten in de daaropvolgende jaren.
Beleidsrelevante kerncijfers
Realisatie 20241 | Raming 2025 | Raming 2026 | ||
---|---|---|---|---|
Volume Onderstand Caribisch Nederland (x 1.000 huishoudens, ultimo) | 1,2 | 1,2 | 1,2 |
Subsidies
In totaal is er in 2026 € 143,8 miljoen beschikbaar voor subsidies. Hiervan is € 32,8 miljoen beschikbaar voor overige (incidentele) subsidies, zoals subsidies voor armoede en schulden, ondersteuning arbeidsmarktregio's en vakmanschap. Daarnaast is er € 15,3 miljoen beschikbaar voor het armoedebeleid specifiek voor kinderen en € 10,0 miljoen in het kader van Geldzorgen, Armoede en Schulden. Ook is er € 2,8 miljoen beschikbaar voor subsidie aan de Stichting Beheer Collectieve Middelen (SBCM) en € 0,7 miljoen voor NIBUD. Verder wordt er voor 2026 een reservering van € 60,0 miljoen opgenomen om een energiefonds in te richten dat steun biedt aan huishoudens die hun energierekening niet kunnen betalen. Deze reservering wordt ingezet als de verplichte cofinanciering voor het Nederlandse plan in het kader van het Social Climate Fund (2026-2032).
Tot slot is er € 22,2 miljoen beschikbaar voor subsidies arbeidsmarktinfrastructuur. Het tijdelijke budget van € 13,5 miljoen wordt ingezet op een impuls om te komen tot een dekkende infrastructuur van-werk-naar-werk dienstverlening in Nederland. Het structurele budget van € 8,7 miljoen wordt ingezet op het borgen van een goede regionale organisatie van werkgevers- en werknemersorganisaties in de arbeidsmarktregio’s.
Opdrachten
Opdrachten algemeen
Het algemene opdrachtenbudget van € 29,0 miljoen in 2026 is met name bestemd voor activiteiten op de terreinen van bevordering arbeidsparticipatie (€ 9,0 miljoen), armoede en schulden (€ 8,7 miljoen), onderzoek en beleidsinformatie (€ 7,7 miljoen), multiproblematiek (€ 1,4 miljoen), bevordering ondernemerschap (€ 0,1 miljoen) en opdrachten gerelateerd aan de Europese fondsen (€ 2,1 miljoen).
Opdrachten Arbeidsmarktinfrastructuur
Het opdrachtenbudget voor arbeidsmarktinfrastructuur van € 7,1 miljoen in 2026 wordt ingezet voor diverse opdrachten om de hervorming van de arbeidsmarktinfrastructuur en de ontwikkeling van Werkcentra in Nederland te organiseren.
Bijdrage aan (andere) begrotingshoofdstukken
Dit budget van € 2,2 miljoen is beschikbaar ten behoeve van controlewerkzaamheden voor het ESF-programma 2014-2020 en 2021-2027 die uitgevoerd worden door het Ministerie van Financiën.
Bijdrage aan sociale fondsen
Met ingang van 2018 wordt een financiële tegemoetkoming van € 10,0 miljoen beschikbaar gesteld aan het Wsw-programma Pensioenfonds Werk en (re)Integratie (PWRI) onder voorwaarde dat de werkgevers (de gemeenten) en werknemers die verantwoordelijk zijn voor de pensioenen van de Wsw zelf tot een structurele oplossing komen voor het fonds. De financiële compensatie wordt jaarlijks gegeven tot uiterlijk 2057.
Bijdrage aan agentschappen
Jaarlijks is er € 0,5 miljoen beschikbaar voor de controle van de betaalaanvragen uit het Europees Sociaal Fonds, het Europees Globaliseringsfonds en de ESF-programma's uitgevoerd door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
Bijdrage aan medeoverheden
Op grond van artikel 92, lid 2, onder c Wet financiën openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba wordt in 2025 maximaal € 9,3 miljoen aan de openbare lichamen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba verstrekt via een bijzondere uitkering. Hiervan wordt € 4,0 miljoen uitgekeerd voor de energietoelage en € 4,0 miljoen voor werken met een beperking. De overige middelen zijn bestemd voor de financiering van initiatieven van de openbare lichamen met betrekking tot arbeidsbemiddeling en (lokale) armoedebestrijding.
Van 2025 tot en met 2027 zijn gemeenten bereid om een vaste tegemoetkoming te verstrekken aan huishoudens in de alleenverdienersproblematiek. Hiertoe is per 1 januari 2025 de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek in werking getreden. Gemeenten ontvangen financiering voor deze regeling via een decentralisatieuitkering binnen het Gemeentefonds. Hiervoor is in 2026 € 28,9 miljoen beschikbaar. De decentralisatie-uitkering zal in meerdere tranches worden uitgekeerd, zodat de middelen aansluiten op actuele gegevens over het aantal alleenverdienerhuishoudens per gemeente. Elke tranche zal apart worden overgeheveld van de SZW-begroting naar het Gemeentefonds.
Voor de medewerkers van de sociaal ontwikkelbedrijven is er compensatie voor het inkomensverlies als gevolg van een combinatie van fiscale maatregelen en de indexatie van de inkomensbelasting. Bij de Voorjaarsnota 2025 is het amendement Van Kent (SP) aangenomen voor compensatie in 2025. Met deze begroting worden er middelen beschikbaar gesteld voor compensatie in 2026 t/m 2028. Deze middelen worden verstrekt via het Gemeentefonds. In 2026 gaat het om € 24,6 miljoen.
Verder wordt er in 2026 via een specifieke uitkering € 1,6 miljoen beschikbaar gesteld aan gemeenten en provincies voor grensinformatiepunten (GIPs).
Bijdrage aan (inter-)nationale organisaties
Vanaf 2020 is de financiering van de contributie van het Administratief Centrum voor de sociale zekerheid van de Rijnvarenden (CASS) overgegaan van het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat naar het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hiervoor is € 9.000 gereserveerd in 2026.
Ontvangsten
In het Bestuursakkoord Verhoogde Asielinstroom is een intertemporele tegemoetkoming afgesproken voor bijstandsuitgaven aan statushouders. De terugbetaling van de intertemporele tegemoetkoming van 2016 en 2017 vindt in 8 jaar plaats vanaf respectievelijk 2018 en 2019, waarvoor in 2026 € 3,8 miljoen aan ontvangsten zijn geraamd.
Tijdens de coronacrisis hebben gemeenten uitvoering gegeven aan de Tozo, een crisisregeling om uitkeringen voor levensonderhoud en kapitaalverstrekking aan zelfstandigen te verstrekken. Gemeenten dragen met een vertraging van twee jaar terugontvangsten uit de kapitaalverstrekkingen af aan het Rijk. In 2026 wordt € 41,2 miljoen aan ontvangsten verwacht.
Verder worden er vanuit het Bbz terugbetalingen van kapitaalverstrekkingen verwacht van € 10,3 miljoen.