Base description which applies to whole site

Artikel 53. Klimaat en Luchtkwaliteit

Algemene beleidsdoelstelling

Het tegengaan van klimaatverandering door menselijke beïnvloeding, als ook de vermesting van het milieu en aantasting van de gezondheid door luchtverontreiniging.

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

In 2011 is aangetoond dat Nederland op koers ligt voor de Europese klimaatdoelstelling voor 2020 (20% CO2 reductiedoelstelling ten opzichte van 1990). Met de uitgebrachte Klimaatbrief 2050 heeft Nederland invulling gegeven aan het verzoek van de Europese Commissie om per lidstaat aan te geven hoe de omslag naar een klimaatneutrale economie kan worden gemaakt.

Op het succesvolle klimaatcongres in november is de Lokale Klimaatagenda 2011–2014 gepresenteerd. Deze agenda helpt de lokale en regionale overheden doordat succesvolle, kansrijke klimaatinitiatieven meer bekendheid krijgen voor de rest van Nederland.

De verbetering van de luchtkwaliteit van de afgelopen 20 jaar is ook in 2011 voortgezet. Dit is positief voor de gezondheid van de burger en ook hebben bouwprojecten geen stagnatie ondervonden vanwege de luchtkwaliteit. Om emissies van vluchtige organische stoffen van tankstations te verminderen, wat belangrijk is voor luchtkwaliteit, is de implementatie van benzinedampretourrichtlijn afgerond.

De Taskforce Verlichting heeft haar eindrapportage (Kamerstukken II, 2011/12, 30 196, nr. 152), eind 2011 uitgebracht. Er is veel bereikt, bijvoorbeeld het percentage gemeenten dat werkt aan energiebesparing in de openbare verlichting steeg van 11% naar 85%. Alle provincies werken inmiddels aan energiezuinige verlichting.

Supermarkten zijn bezig met duurzame koeling door het afdekken van koelvakken en het tegengaan van emissies van koudemiddelen.

De Richtlijn hernieuwbare energie en de regeling brandstofkwaliteit zijn geïmplementeerd in de Nederlandse regelgeving. Hierdoor is onder andere de duurzaamheid van biobrandstoffen goed verankerd.

De CO2 norm bestelauto’s is in Europa aangenomen. De ervaring met personenauto’s leert dat de industrie hierop zal anticiperen en met zuiniger voertuigen zal komen. De Europese regelgeving Euro VI, vrachtauto’s is afgerond, waardoor er kan worden gestart met een stimuleringsregeling voor deze voertuigen. Nederland verwacht hiermee de schoonste vrachtwagens versneld in ons wagenpark te verkrijgen, wat goed is voor de luchtkwaliteit.

Externe factoren

In 2011 is veelvuldig gebruik gemaakt van de verschillende overlegstructuren om samen met de Europese Commissie scherpe en adequate afspraken te maken op het gebied van klimaat en luchtkwaliteit. Op nationaal niveau zijn succesvolle prestaties afgerond of in gang gezet door draagvlak te creëren bij andere overheden, zoals bij de Lokale Klimaatagenda en bij de Routekaart klimaat 2050 waar het bedrijfsleven veelvuldig als gesprekpartner fungeerde.

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

53 Klimaat en luchtkwaliteit

       

Realisatie

Vastgestelde begroting 1

Verschil

 

Slotwetmutaties

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

 

2011

Verplichtingen

49 581

23 573

21 275

125 160

99 219

64 605

34 614

2

40 292

Uitgaven

50 733

59 633

46 584

150 023

84 692

91 580

– 6 888

 

966

53.08 Tegengaan klimaatverandering

       

11 992

12 003

– 11

 

679

53.08.02 Tegengaan klimaatverandering

       

11 992

12 003

– 11

 

679

53.14 Verbeteren luchtkwaliteit

       

50 009

50 538

– 529

 

– 2

53.14.10 Verbeteren luchtkwaliteit

       

50 009

50 538

– 529

 

– 2

53.16 Stimuleren van duurzame mobiliteit

       

17 966

15 336

2 630

 

– 196

53.16.16 Stimuleren van duurzame mobiliteit

       

17 966

15 336

2 630

3

– 196

53.18 Bevorderen duurzame industrie

       

4 725

13 703

– 8 978

 

485

53.18.18 Bevorderen duurzame industrie

       

4 725

13 703

– 8 978

4

485

Van de totale uitgaven:

                 

– Apparaatsuitgaven

       

0

 

 

 

 

– Baten-lastendiensten

       

0

 

 

 

 

– Restant

       

84 692

 

 

 

 

53 Ontvangsten

1 382

927

1 163

89 687

3 769

0

3 769

5

569

1

incl. stand ISB (+/–) dep.herindeling

2

De hogere verplichtingen zijn met name veroorzaakt door de vastlegging van verplichtingen naar aanleiding van een midterm review (herziening van de toezeggingen) van de 4e fase NSL-projecten. Binnen het gereserveerde verplichtingenbudget voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit |(NSL) wordt dit gecompenseerd uit latere jaren.

3

De uitgaven vallen met name hoger uit als gevolg van een versnelling in de toekenningen Verkeersmaatregelen.

4

De uitgaven vallen hoofdzakelijk lager uit dan geraamd omdat een aantal middelen is overgeheveld naar artikel 61 (Algemeen) ten behoeve van de centraal gecoördineerde opdracht aan AgentschapNL.

5

In 2010 is in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) een bedrag van circa € 4,1 miljoen ten onrechte niet uitbetaald aan de provincie Zuid-Holland, maar aan een derde. In 2011 is van dit bedrag in totaal € 3,2 miljoen terugontvangen.

Operationele doelstellingen

53.08 Tegengaan klimaatverandering

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Realisatie Kyoto-doelstelling inclusief verzorgen van internationale rapportages. De realisatie Kyoto ligt op koers. Zie brief 18 november 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 30 495, nr. 14). Realisatie Kyoto blijkt pas definitief na afloop Kyotoperiode (na 2012). De jaarlijkse broeikasgas inventarisatie (NIR) en de tweejaarlijkse rapportage onder Artikel 3.2 van het Monitoring Besluit (nr. 280/2004/EC) zijn tijdig gerapporteerd.

  • Uitvoering van het Reductieprogramma overige broeikasgassen. Alles is volgens planning gerealiseerd. Uitzondering: Verkenning klimaatvriendelijke alternatieven voor industriële koeling. Door voortschrijdend inzicht is onderzoek anders opgezet en gericht op andere doelgroepen. Hierdoor is het onderzoek later gestart (eind 2011).

  • Uitvoering van de klimaatakkoorden met gemeenten en provincies en de uitvoering van de regeling Innovatie Klimaatneutrale Steden. De klimaatakkoorden met IPO en VNG zijn in 2011 afgelopen. De Lokale Klimaatagenda is in samenwerking met de klimaatambassadeurs van gemeenten en waterschappen vastgesteld. (Kabinetsaanpak klimaatbeleid op weg naar 2020 «werk maken van klimaat, Lokale Klimaatagenda 2011–2014) (Kamerstukken II 2011/12, 32 813, nr. 2). Er zijn innovatieve projecten bij decentrale overheden van start gegaan op het gebied van gebouwde omgeving, duurzame mobiliteit, duurzame bedrijven, decentrale energieproductie, de klimaatneutrale stad en er is kennis uitgewisseld zodat opschaling plaats kan vinden. Verder zijn verschillende instrumenten ontwikkeld zoals een uniforme monitoringsprotocol voor CO2 uitstoot in gemeenten, in provincies en de Gereedschapskist Energieaanpak Particuliere Woningeigenaren. Vanuit het innovatieprogramma Klimaatneutrale Steden zijn acht gemeenten bezig met het in de praktijk brengen van hun route naar klimaatneutraliteit. Zij vormen een koplopersgroep die kennis- en ervaringen delen met andere gemeenten. De Lokale Klimaatagenda is eind 2011 gestart en er zijn nog geen effecten bekend.

  • Verdwijning van de 45W gloeilamp. Vanaf september 2011 is het in de Europese Unie verboden om voor huishoudelijk gebruik gloeilampen van meer dan 45 Watt in de handel te brengen (Kamerstukken II 2011/12, 30 196, nr. 152; Eindrapportage Taskforce Verlichting).

  • De realisatie van het afgesproken emissieplafond doordat de bedrijven onder het Emission Trading System (ETS) al hun emissies hebben moeten afdekken met emissierechten, onder toezicht van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa). Realisatie is door het ETS zelf gegarandeerd

  • Implementatie van de herziening van het emissiehandelssysteem in de Wet milieubeheer (Wm). In 2011 is de behandeling van de wet afgerond en het Besluit handel in emissierechten afgerond (Stb. 2011, 425).

  • In Europees verband is bijgedragen aan de totstandkoming van een handleiding voor de transparante toepassing van de Europese benchmarks voor de toewijzing van gratis rechten. Nederland heeft een belangrijke bijdrage aan deze handleiding geleverd, in het bijzonder door een geslaagd pleidooi tegen het afpakken van rechten bij energiebesparing.

  • Vaststelling van het nationaal toewijzingsbesluit voor emissierechten voor de periode 2013–2020. In mei en december 2011 zijn 2 wijzigingen van de ministeriële regeling voor gegevenslevering voor toewijzing afgerond. In 2011 zijn alle gegevens voor de toewijzing verzameld.

  • Afronding van toewijzingsprocedures voor de nieuwkomers die in 2010 zijn gestart. Van de 20 verzoeken die in september 2010 in behandeling zijn genomen, zijn er met ondersteuning van de NEa uiteindelijk 9 toegewezen, 10 afgewezen en 1 ingetrokken. Er zijn vervolgens 3 beroepen ingesteld bij de Raad van State.

  • Afronding van eventuele beroepszaken tegen de toewijzingen aan nieuwkomers in 2008 en 2009. In de zaak van het beroep van Biopetrol volgde in februari 2011 uitspraak. Lopende beroepszaken betreffen nieuwkomers uit de ronde van 2010.

  • Veilingen van emissierechten voor in totaal tussen de 4 en 8 miljoen emissierechten. Er zijn twee veilingen gerealiseerd in oktober en november 2011. Alle rechten zijn verkocht zoals gepland.

  • Afronding van regelgeving voor vroege opname van Carbon Capture and Storage (CCS) in het Emission Trading System (ETS) voor de periode tot en met 2012. Door uitstel van CCS-projecten bleek dit resultaat niet langer nodig.

  • Implementatie van de Europese ozonverordening EG1005/2009 in nationale regelgeving. Het besluit is geplaatst in Staatscourant 2011, 15768.

  • Jaarlijkse voortgangsrapportage aan de Europese Commissie en het United Nations Environmental Programme (UNEP Ozon-secretariaat) en bijdragen aan (aanscherping van de) internationale afspraken over de bescherming van de ozonlaag. Er is in 2011 tijdig aan Europese Commissie en UNEP Ozon secretariaat gerapporteerd.Tevens heeft de Nederlandse inzet in EU verband geresulteerd in afspraken over vermindering gebruik methylbromide en CFK’s, voortzetting van een bijdrage aan het fonds voor implementatie Montreal Protocol, onderzoek naar beschikbaarheid klimaatvriendelijke alternatieven voor HCFK’s en goedkeuring van enkele nieuwe technieken voor vernietiging van ozonlaag afbrekende stoffen.

  • Het nationale doel is om een reductie van 1,4 Mton CO2 in 2011 te bereiken. Met het verwachte behalen van de doelstelling van een gebruik van 4,25% aan biobrandstoffen in de vervoerssector wordt ook het nationale doel van de reductie van 1,4 Mton CO2 behaald. De doelstelling van een gebruik van 4,25% aan biobrandstoffen in de vervoerssector is in het Besluit Hernieuwbare Energie Vervoer opgenomen. Brandstofleveranciers dienen voor 1 maart 2012 hun biobrandstofboekhouding in te leveren om daarmee aan te tonen dat zij in 2011 aan hun verplichting hebben voldaan. Na ontvangst van alle biobrandstofboekhoudingen kan er een uitspraak worden gedaan over het behalen van de 4,25% doelstelling.

  • Verbreding van de toepassing van hernieuwbare energie voor het wegverkeer naar andere vervoersmodaliteiten zoals mobiele werktuigen, landbouwvoertuigen en binnenvaart. In het in 2011 gepubliceerde besluit hernieuwbare energie vervoer (Stb. 2011, nr. 197) is de toepassing van hernieuwbare energie voor wegverkeer verbreed met mobiele machines. Over het meetellen van de geleverde energie aan de binnenvaart bestaat momenteel nog discussie. Daarnaast is op 15 november 2011 het ontwerpbesluit tot wijziging van het besluit hernieuwbare energie vervoer gepubliceerd (Stb. 2011, nr. 548).

  • Vanaf 2011 is de Nederlandse Emissieautoriteit verantwoordelijk voor het toezicht op de uitvoering van het vervoersdeel van de Richtlijn hernieuwbare energie en de Richtlijn brandstofkwaliteit

  • Verzending van de jaarrapportage over de bijmengverplichting biobrandstoffen 2010 aan de Tweede Kamer. In het eerste kwartaal van 2011 heeft de Tweede Kamer de rapportage «Duurzaamheid biobrandstoffen 2010» ontvangen. Deze rapportage bevat vrijwillig door het bedrijfsleven verstrekte geaggregeerde gegevens over geheel 2010 en dekt circa tweederde van de biobrandstoffen die onder de verplichting in 2010 op de Nederlandse markt gebracht zijn. Bij 64% van de gerapporteerde biobrandstoffen is – al voor de inwerkingtreding van het nieuwe beleid met duurzaamheidseisen – gebruik gemaakt van een manier om duurzaamheid aan te geven. In juli 2011 is aan de Europese Commissie gerapporteerd over de behaalde doelstelling van 4% biobrandstoffen voor de vervoersector in 2010.

  • De Europese Commissie heeft het voorstel gedaan om de indirecte verschuiving van landgebruik voor de productie van biobrandstoffen mee te nemen in de duurzaamheidsbeoordeling. De Europese Commissie is daarom in augustus 2010 een consultatie gestart over «Indirect Land Use Change» (ILUC) voor de productie van biobrandstoffen. De Nederlandse inzet, het uitbreiden van de duurzaamheidscriteria op Europees niveau met maatregelen om ILUC te minimaliseren, is in oktober 2010 aan de Europese Commissie gemeld. In december 2010 heeft de Europese Commissie een rapport gepubliceerd waarin een viertal beleidsopties worden genoemd die verder uitgewerkt zullen worden in een Impact Assessment. De publicatie van dit Impact Assessment en een mogelijk wetsvoorstel van de Europese Commissie heeft vertraging opgelopen en is daardoor niet in 2011 gepubliceerd.

  • Ontwikkeling van een vrijwillig afwegingskader om de indirecte effecten van biobrandstoffen vast te stellen. In 2011 hebben de werkzaamheden van het Global Bio Energy Partnership zich vooral gericht op het finaliseren van de eerste wereldwijd door overheden geaccepteerde lijst van 24 duurzaamheidsindicatoren voor biobrandstoffen en bio-energie. Daarbij is ook een indicator over landgebruiksveranderingen opgenomen. Dit is een eerste aanzet voor de verdere ontwikkeling van een afwegingskader voor indirecte effecten van biobrandstoffen voor nationaal gebruik.

  • Conferentie met betrokken maatschappelijke organisaties over de duurzame productie en toepassing van biomassa voor energie met als doel de implementatie van de richtlijn en de toepassing van de duurzaamheidscriteria te evalueren. In 2011 heeft veelvuldig afstemming plaatsgevonden met bedrijfsleven, wetenschap en maatschappelijke organisaties over de duurzame productie en toepassing van biomassa voor energie. Hiervoor is geen aparte conferentie belegd.

Meetbare gegevens

Indicator: Doelstelling en realisatie hernieuwbare energie

Jaar

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2020

% Doelstelling

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

10

% Realisatie

2,00

3,26

  3,75

  4,01

           

Bron: NEa

De resultaten over het jaar 2011 worden voor de zomer 2012 bekend. Verwacht wordt dat de doelstelling van 4,25% wordt behaald.

53.14 Verbeteren Luchtkwaliteit

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Jaarlijkse rapportage luchtkwaliteit aan de Europese Commissie. De rapportage is op 29 september 2011 naar de Europese Commissie gezonden

  • De tweede monitoringsrapportage Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is met brief van 20 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 30 175, nr. 130) aangeboden aan de Tweede Kamer.

  • Besluitvorming over eventuele herschikking van NSL subsidies. Na een midterm review over besteding middelen en resterende knelpunten luchtkwaliteit, heeft besluitvorming plaatsgevonden over verdeling 4e tranche middelen voor lokale luchtkwaliteit in het Bestuurlijk Koepel Overleg.

  • Rapportage over de definitieve emissiecijfers van 2009 die onder de National Emission Ceilings (NEC-richtlijn vallen. De betreffende rapportage is op 23 december 2011 naar de Europese Commissie gezonden.

  • Vaststelling van nieuwe emissieplafonds voor 2020. Door vertraging in het VN-proces zijn de onderhandelingen in december 2011 niet afgerond.

Kengetal: Emissies 1990, 2000, en 2009, doelstellingen en prognoses 2012 en 2015 (kton/jr)
 

1990

2000

2009

2010

2010

Realisatie 2009

Realisatie 20101

2012

2015

       

Gotenburg Protocol

NEC-Richtlijn

 

Raming PBL

Raming BL

SO2

192

73

38

50

50

38

33

41

41

NOx

563

394

279

266

260

279

280

259

237

NH3

356

162

125

128

128

126

124

 

124

VOS

464

232

154

191

185

155

155

 

146

Bron: CBS, PBL, WUR (2011). Compendium voor de Leefomgeving, indicator 0 183, versie 16, 2 september 2011.

1

voorlopige schatting

53.16 Stimuleren Duurzame Mobiliteit

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Inzet van de onderhandelingen was om het ambitieniveau van het Commissievoorstel uit 2009 (175 g/km in 2016 en 135 g/km in 2020) op peil te houden of aan te scherpen, waarmee 0,9 Mton CO2-reductie kan worden bereikt. Het resultaat van de onderhandelingen was infasering van de norm van 175 g/km tussen 2014 (70%) en 2017 (100%), en 147 g/km in 2020.

  • Mondiale CO2-reductiedoelen die minimaal op het niveau liggen van de EU-inzet in Kopenhagen. In 2011 zijn nog geen afspraken gemaakt; het proces over de te maken mondiale afspraken voor CO2 reductiedoelen voor lucht- en zeescheepvaart loopt nog.

  • Aanpassing aan Euro V. Op verzoek van Nederland heeft de Europese Commissie een workshop belegd waarin de industrie en de lidstaten elkaar hebben geïnformeerd over de problemen met vrachtwagens die in de praktijk een veel hogere uitstoot van NOx hebben dan op grond van de typekeuringseisen werd verwacht. Onderzoek naar de mogelijkheden tot aanpassing van de bestaande Euro V regelgeving heeft uitgewezen dat dit zoveel tijd zou gaan kosten dat het te laat zou komen om nog effect te hebben op de techniek van de Euro V voertuigen die voor de inwerkingtreding van Euro VI nog worden geproduceerd. Het was dus effectiever om de aandacht op Euro VI te richten, en de Europese Commissie heeft daarom op aandringen van Nederland voor aanvullende wetgeving voor Euro VI gezorgd, waarmee het probleem van «off cycle emissies» bijna niet meer voorkomt.

  • Demonstratieprojecten zouden worden opgestart om ervaring op te doen met het terugdringen van de uitstoot van NOx en fijn stof door de binnenvaart. Er is in 2011 een prijsvraag georganiseerd om innovatieve emissiearme binnenvaartschepen te stimuleren. Hieruit zijn vier winnaars naar voren gekomen die met verassende technieken demonstratieprojecten gaan geven voor een schone binnenvaart.

  • Inzet op inhaalslag emissienormen voor mobiele machines, binnenvaartschepen en twee- en driewielers ten opzichte van personenauto’s en vrachtwagens. De Commissievoorstellen ten aanzien van emissieaanscherping voor mobiele machines en binnenvaartschepen zijn in 2011 nog niet gepubliceerd c.q. behandeld. De discussie over emissieaanscherping voor twee- en driewielers is nog niet afgerond.

  • Evaluatie experimenteerwet parkeertarieven differentiëren naar milieukenmerken. Op 18 november heeft de ministerraad op voorstel van de staatssecretaris besloten om geen experimenteerwet gedifferentieerde parkeertarieven bij de Kamer in te dienen.

Meetbare gegevens

Indicator

Basiswaarde 1990

Peiljaar 2009

Realisatie 2011

Streefwaarde 2012

NOx

327,0 Kton

173 Kton

164 

158,0 Kton

SO2

18 Kton

2 Kton

4,0 Kton

PM10

20 kton

10 kton

NH3

1 Kton

3 Kton

3,0 Kton

NMVOS

181 Kton

40 Kton

37 

55,0 Kton

CO2

30 Mton

38 Mton

38,2 

38,7 Mton

Gemiddelde CO2- emissie nieuwe personenauto’s

170 g/km (2005)

147 g/km

136 

120 g/km (2015)

       

95 g/km (2020)

Bron:PBL/CBS/WUR, Compendium voor de leefomgeving (CO2 emissie)Emissieregistratie, Nederlandse rapportage aan de Europese Commissie onder richtlijn 2001/81/EG (emissies luchtverontreinigende stoffen)

Toelichting:

De luchtverontreinigende stoffen NOx, SO2, PM10, NH3 en NMVOS zijn ten opzichte van het peiljaar afgenomen. Voornaamste redenen hiervoor zijn het op de markt komen van steeds schonere voertuigen als gevolg van Europese emissienormen. Deze eisen hebben geresulteerd in de toepassing van driewegkatalysatoren bij personen- en bestelauto’s op benzine en LPG. Nieuwe dieselpersonenauto’s worden uitgerust met een oxidatiekatalysator. De daling van fijn stof emissies is vooral te danken aan schonere dieselmotoren in zware bedrijfsvoertuigen. Dat CO2 emissies niet afnemen ondanks steeds zuiniger auto’s, heeft te maken met de stijging van het aantal auto’s met +23% (ten opzichte van het jaar 2000) en een beperkte afname van het kilometrage per auto van – 9% waardoor er een stijging is van de voertuigkilometers.

53.18 Het bevorderen van duurzame industrie

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • De Nederlandse emissierichtlijn lucht (NeR) zou worden gewijzigd en vereenvoudigd als gevolg van de invoering van de Industrial Emissions Directive (opvolger IPPC-richtlijn), de 3e tranche van het Activiteitenbesluit en de actualisatie van het VOS-beleid. In 2011 is overleg gestart met overheden en bedrijfsleven over een vereenvoudiging van de NeR en een beleidsdoorlichting uitgevoerd. In het kader van het programma Eenvoudig Beter wordt bezien of de normen van de NeR kunnen worden opgenomen in het Activiteitenbesluit.

  • Bijdrage van Nederland aan de totstandkoming in de EU van nieuwe BREF’s (BAT Referentiedocumenten) voor de raffinaderijen en de non-ferrometalen. Voor een gelijk speelveld in Europa zijn de Europese referentiedocumenten voor de beste beschikbare technieken (is de totstandkoming van BREF’s) van groot belang. Voor de herziening van de BREF’s voor de raffinaderijen en de non-ferrometalen heeft Nederland informatie geleverd aan en vindt overleg plaats met het IPPC-Bureau van de Europese Commissie, andere lidstaten en het bedrijfsleven. In 2011 zijn voor de ijzer- en staalindustrie en de glasindustrie de BREF’s aangepast mede op basis van Nederlandse informatie. Deze zijn goedgekeurd door het zogenoemde artikel 75-Comité van lidstaten op grond van artikel 75 van de Richtlijn industriële emissies, dat de Europese Commissie adviseert over de vervanging van de oude BREF’s.

  • Een geactualiseerd Besluit Emissie-eisen Stookinstallaties A en Besluit Verbranden Afvalstoffen zou medio 2011 in werking treden. De wijziging van beide besluiten is in werking getreden op 28 april 2011 (Stb 2011, 158). Daarnaast zijn er nog twee kleine wijzigingen aangebracht in het Besluit emissie-eisen stookinstallaties A (Stb. 2011, nrs 406 en 425). In het kader van de implementatie van de Richtlijn industriële emissies wordt een vergaande vereenvoudiging en actualisatie voorbereid.

  • De nieuwe regelgeving met emissie-eisen voor kleine ketels (< 1 MWth) zou eind 2011 in werking treden. Het concept van de regelgeving is gepubliceerd en besproken met het bedrijfsleven. De inwerkingtreding zal samenvallen met de derde tranche van het Activiteitenbesluit op 1 januari 2013, waarbij ook andere regelgeving inzake luchtemissies wordt overgeheveld naar het Activiteitenbesluit. De betreffende ontwerpwijziging van het Activiteitenbesluit is 11 november voorgepubliceerd en voorgehangen (Staatscourant 2011, 19962)

  • Een wijziging van het Besluit NOx-emissiehandel met aanpassing van de zgn. Performance Standard Rates (PSR) vanaf 2014 en de opt-out-regeling zou eind 2011 gepubliceerd worden en in werking treden. De wijziging in de opt-out-regeling is in werking getreden op 1 januari 2011 (Stb 2010, 786). Het Programma Milieu & Technologie (middels subsidie en kennisuitwisseling wegnemen knelpunten voor innovaties), waardoor milieuinnovatieprojecten door het midden- en kleinbedrijf sneller en effectiever worden uitgevoerd, is door bezuinigingen op de innovatieregelingen afgebouwd.

  • De Regeling Groenprojecten, waardoor goedkope financieringsmogelijkheden worden geschapen voor zeer milieuvriendelijke investeringen die bijdragen aan de doelen van het milieu- en natuurbeleid, is in uitvoering.

  • Het driejarig onderzoek- en innovatieprogramma (2010–2013) naar verdere aanscherping van emissienormen NOx, methaan en VOS bij middelgrote stookinstallaties is in 2011 voortgezet. De resultaten zullen gebruikt worden bij de evaluatie van het Besluit emissie-eisen middelgrote stookinstallaties.

  • De uitvoering van het Actieplan fijn stof en industrie door bedrijven en andere overheden is gefaciliteerd door nadere afspraken over de concretisering van maatregelen bij bedrijven. Voor de fijnstofemissie door de industrie zijn in het Actieplan fijn en industrie als onderdeel van het Nationaal Samenwerkingprogramma Luchtkwaliteit de emissieplafonds vastgesteld.

  • De invoering van de emissiegrenswaarde van 5 mg/Nm3 voor alle grote industriële installaties is gevorderd. Voorbeelden zijn de nieuwbouw van doekfilters op de sinterfabriek van Tata Steel en de overschakeling van de inzet van afvalgas op aardgas als brandstof voor vier van de vijf raffinaderijen. In de Europese Technische Werkgroepen voor herziening van de Europese BREF’s is door Nederland informatie over de best beschikbare technieken voor stofreductie ingebracht.

Meetbare gegevens

Indicator: Sectorplafond fijnstof
 

Realisatie 2008

Doelstelling 2010

Realisatie 2010

Realisatie 2011

Doelstelling 2015

Doelstelling 2020

PM10 emissie industrie (incl. op- en overslag) in Kton

9,3

10

  8,5

  8,7

10,5

10

Bron:Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)

Het cijfer voor de realisatie 2011 wordt eind 2012 verwacht. De uitvoering van het Actieplan fijnstof en industrie door bedrijven en andere overheden wordt gefaciliteerd door nadere afspraken over de concretisering van maatregelen bij bedrijven. Voor de fijnstofemissie door de industrie zijn in het Actieplan fijnstof en industrie, als onderdeel van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit, de emissieplafonds vastgesteld zoals weergegeven in de tabel.

Incidentele subsidies

Aan het Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten is voor het jaar 2012 een subsidie verstrekt van € 1,581 miljoen. Deze subsidie is bestemd voor de continuering van het milieuonderzoek van ECN. Het onderzoek richt zich met name op klimaatverandering, verzuring, luchtkwaliteit (met name fijnstof), technologieverkenning verkeer en industrie en risicobeoordeling van uitloging van stoffen uit afval in de bodem. Via deze subsidie wordt gewaarborgd dat bij het ECN de specifieke kennis op deze terreinen behouden blijft.

Overzicht afgeronde onderzoeken
 

Onderzoek onderwerp

Algemeen of operationeel doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Beleidsdoorlichting

Verbeteren luchtkwaliteit NEC Plafonds

OD 53.2.2.

2010

2010

Kamerstukken 2010/11 28 663, nr. 54

 

Bevorderen duurzame industrie Herrijking Nederlandse emissierichtlijn (NeR)

OD 53.2.4.

2010

2011

wordt meegenomen in Nota van Toelichting 4e tranche Activiteitenbesluit. Eind 2012 een voorpublicatie en 1 januari 2014 in werking.

Overig evaluatieonderzoek

Verbeteren luchtkwaliteit Monitoring NSL

OD 53.2.2.

2010

2011

Kamerstukken 2011/12 30 175, nr. 130

 

Bevorderen duurzame industrie Monitoring MIA-VAMIL

OD 53.2.4.

2010

2011

In de loop van 2012 volgt een rapportage aan de Tweede Kamer

Beleidsconclusies

In de publicatie «Zure regen, een analyse van dertig jaar verzuringproblematiek in Nederland» is geconcludeerd dat de maatregelen om de verzuring terug te dringen terecht zijn genomen en dat de schade aan de Nederlandse natuur aanzienlijk groter zou zijn geweest als de depositie van zuur en stikstof op het hoge niveau van 1980 was gebleven. De Nederlandse emissies van stikstofoxiden, ammoniak, fijn stof en vluchtige organische stoffen zijn met meer dan 50% teruggedrongen. De emissie van zwaveldioxide is zelfs met 90% verminderd sinds 1980.

Jaarlijks wordt de voortgang van het Nationale Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) via een monitoringsrapportage bewaakt. Doel is dat op tijd de grenswaarden worden gehaald voor fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2). Evenals in 2010 resteert er in de monitoring 2011 nog een aantal knelpunten. In de brief aan de Tweede Kamer van 20 december 2011 (Kamerstukken II 2011/12, 30 175, nr. 130) wordt hier nader op ingegaan.

Daarnaast wordt in de monitoringsrapportage aandacht besteed aan de gemiddelde blootstelling van de bevolking. Daaruit blijkt dat het aantal personen dat wordt blootgesteld aan hoge concentraties gedurende de looptijd van het NSL afneemt.

Licence