Base description which applies to whole site

Artikel 54. Duurzaam produceren

Algemene beleidsdoelstelling

Het zorgen dat nu en in de toekomst verstandig wordt omgegaan met de aarde, haar natuurlijke hulpbronnen en biodiversiteit, gericht op een planeetvriendelijke economie

Doelbereiking en maatschappelijke effecten

Met het opleveren van de Duurzaamheidsagenda in oktober 2011 zet dit Kabinet uiteen wat het doet om de economie te verduurzamen en geeft het aan wat de speerpunten zijn bij het creëren van een groene economie.

De Duurzaamheidsagenda omvat een aantal speerpunten met daarbinnen een breed scala aan activiteiten die door het Kabinet worden uitgevoerd. Daarbij versterkt het Kabinet de inzet op een klimaatneutrale economie in bestaande initiatieven zoals de Green Deal en de topsectoren, met het oog op het bereiken van een klimaatneutrale economie Voor al deze activiteiten zijn of worden in aparte beleidsdocumenten doelstellingen opgenomen.

Ten aanzien van de invoering van duurzaam inkopen blijkt dat overheden hun doelstellingen voor 2010 hebben bereikt. Ook de private sector maakt in toenemende mate gebruik van de duurzaamheidcriteria bij hun inkoopprocessen.

Externe factoren

Het werken aan duurzaamheid wordt zoveel mogelijk gekoppeld aan de aanwezige maatschappelijke dynamiek. Er zijn vele partijen in de samenleving die de stadia «duurzaamheid als last» en «duurzaamheid als noodzaak» al lang voorbij zijn en samen met de overheid invulling willen geven aan het uitgangspunt «duurzaamheid als kans». Dit blijkt uit de vele businesscases van diverse partners in de markt, maar ook uit de opstelling van andere overheden en non-gouvernementele organisaties waar we mee samen werken.

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1 000)

54 Duurzaam produceren

       

Realisatie

Vastgestelde begroting 1

Verschil

 

Slotwetmutaties

 

2007

2008

2009

2010

2011

2011

2011

 

2011

Verplichtingen

84 002

50 579

102 345

17 556

18 152

17 395

757

 

– 2 226

Uitgaven

154 842

161 219

177 140

145 055

142 567

136 370

6 197

 

8 115

54.14 Reductie v milieubel door (ketengericht) afvalproducten

       

128 394

124 262

4 132

 

9 619

54.14.01 Reductie van milieubel door (ketengericht) afvalproducten

       

128 394

124 262

4 132

 

9 619

54.16 Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem

       

5 939

5 227

712

 

– 295

54.16.02 Verbeteren van de milieukwaliteit van de bodem

       

5 939

5 227

712

 

– 295

54.26 Duurzaam gebr ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen

       

8 234

6 881

1 353

 

– 1 209

54.26.12 Duurzaam gebruik ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen

       

8 234

6 881

1 353

 

– 1 209

Van de totale uitgaven:

                     

– Apparaatsuitgaven

       

0

 

 

 

 

– Baten-lastendiensten

       

0

 

 

 

 

– Restant

       

142 567

 

 

 

 

54 Ontvangsten

20 471

16 172

24 259

3 722

450

0

450

2

450

1

incl. stand ISB (+/–) dep.herindeling

2

De ontvangsten hebben betrekking op afrekeningen van vastgestelde projecten.

Operationele doelstellingen

54.14 Reductie van milieubelasting door (ketengericht) afval- en productenbeheer

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Met het verpakkende bedrijfsleven, gemeenten (VNG) wordt op basis van de gedane evaluatie over de Raamovereenkomst verpakkingen onderhandeld over de afspraken na 2012. De Tweede Kamer zal naar verwachting in het eerste kwartaal van 2012 geïnformeerd worden. De monitoringscijfers over 2011 op basis waarvan het percentage materiaalhergebruik vastgesteld kan worden zijn pas na de zomer 2012 bekend. De cijfers over 2010 worden op dit moment nog getoetst door de Inspectie voor Leefomgeving en Transport. De rapportage hierover zal naar verwachting ook eerste kwartaal 2012 naar de Kamer gestuurd worden.

  • Op 29 december 2011 is in de Staatscourant 23914 de Regeling Bouwbesluit 2012 gepubliceerd. Deze regeling is van kracht vanaf 1 januari 2012 en regelt welke categorieën bouw- en sloopafval gescheiden gehouden moeten worden. De ontwikkeling van een integraal beleid voor het duurzaam omgaan met materialen, heeft geleid tot een interdepartementaal (EL&I, BuZa en IenM) opgestelde grondstoffennotitie, waarin de uitvoeringsroutes «aanbod», «vraag» en «duurzaam gebruik» in acties zijn uitgewekt. Zie ook de Grondstoffennotitie (Kamerstukken II 2010/11, 32 852, nr. 1).

  • In het kader van het ketenprogramma voor verduurzaming zijn in 2011 de meeste projecten afgerond. Er lopen nog enkele projecten door tot in 2012. Daarnaast is binnen een aantal stromen (m.n. textiel, grof huishoudelijk afval, voedselverspilling en papier) gewerkt aan de opschaling van resultaten van succesvolle projecten naar de hele markt. In de afvalbrief (Kamerstukken II 2010/11, 30 872, nr. 79) is uitgebreid gerapporteerd over de ketenprojecten.

  • De extra impuls voor duurzame innovatie is gegeven door het MKB Doe Mee-programma en ook uit te voeren voor de sectoren Bouw en Logistiek. Doel van het programma is duurzaam innoveren te stimuleren bij 100 MKB koplopers in de beide voornoemde sectoren. In deze sectoren is duurzaam innoveren een zeer belangrijk thema en er liggen veel innovatie kansen216.

  • IenM maakt zich sterk voor eco-innovatie in samenwerking met industrie en wetenschap en vertegenwoordigt Nederland onder meer in het 7e Kaderprogramma. De Minister van IenM heeft een bijzondere verantwoordelijkheid voor het storten. In 2010 is een onderzoek uitgevoerd naar de economische situatie van de stortsector, waarna in de eerste helft van 2011 is bezien of er maatregelen moeten worden genomen om ervoor te zorgen dat er voldoende en voor iedereen toegankelijke stortcapaciteit beschikbaar blijft;

  • Om invulling te geven aan de bijzondere verantwoordelijkheid voor het storten van afval is een brief aan Tweede Kamer gezonden, met daarbij het rapport «De toekomst van de stortsector: op weg naar 2030» en het standpunt van de staatssecretaris op basis van conclusies van het onderzoek (Kamerstukken II 2011/12, 30 872, nr. 81).

  • In 2011 zijn de duurzaamheidscriteria ten behoeve van duurzaam inkopen van 13 productgroepen geactualiseerd. Daarnaast zijn ook bij alle andere productgroepen wijzigingen doorgevoerd.217 Het voorgenomen proces van actualisering is in 2011 aangepast naar aanleiding van het op verzoek van de staatssecretaris uitgebrachte advies van VNO-NCW, MKB-NL, MVO-NL, NEVI en De Groene Zaak. Zie Kamerstukken II, 2011/12, 30 196, nrs. 141 en 147.

  • Voor ondernemers in het midden- en kleinbedrijf in de metaal is een praktisch en ketengerichte MVO-monitor ontwikkeld waarmee het niveau van duurzaamheid transparant kan worden gemaakt. Het project wordt formeel afgerond in het 1e kwartaal van 2012. Doel van het project is om d.m.v. een verduurzaming van de bedrijfsvoering en van de producten binnen de industrie, bij te dragen aan milieu- en CO2-doelstellingen van het MKB-metaal en de concurrentiepositie van het MKB-metaal te versterken en werkgelegenheid te behouden. 218

Meetbare gegevens

In de jaren 2008, 2009 en 2010 werd circa 80% van het Nederlands afval gerecycled. Uitschieters daarbij zijn de industrie met ruim 90% en de bouw/sloopsector met circa 98%. Achterblijver is de doelgroep consumenten met een percentage van ongeveer 50%.

De monitoringsgegevens over de ontwikkeling van het afvalaanbod en toepassing over het jaar 2011 komen medio 2012 beschikbaar.

54.16 Verbeteren van milieukwaliteit van bodem en water

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

  • Het verzamelen van digitale bodemkwaliteitskaarten bij de afzonderlijke gemeenten is in volle gang. Mede dankzij de Impuls Lokaal Bodembeheer (ILB) hebben veel gemeenten in regio verband een nieuwe (regionale) bodemkwaliteitskaart opgesteld. De regionale aanpak biedt veel voordelen: kosteneffectiever en meer eenduidigheid van beleid voor het bedrijfsleven en burgers. Nadeel is echter dat het opstellen en vaststellen van regionale kaarten door de afzonderlijke gemeenteraden meer tijd kost. Er zijn nu ruim 100 kaarten vastgesteld.

  • Op verzoek van het Interprovinciaal Overleg (IPO) is de beleidsmatige voorbereiding van het Ontwerpbesluit aangehouden, omdat IPO eerst advies wilde vragen aan het Expertise Netwerk Stortbesluit (ENS) over de huidige verwachte functionele levensduur van onderafdichtingen van stortplaatsen. Dit advies wordt medio 2012 verwacht.

  • De publicatie van de ontwerp AMvB Experimentenparagraaf Duurzaam Stortbeheer. Bij brief van 7 juli 2011 aan de Tweede Kamer is de Ontwerp-AMvB voorgehangen. Het Ontwerp is gepubliceerd op 20 juli 2011 (Staatscourant. 2011 nr. 12755). Hierop heeft een schriftelijk overleg plaatsgevonden (Kamerstukken II 2011/12, 32 127, nr. 147).

  • In 2011 is een monitoringsrapportage opgesteld over de implementatie van het Besluit bodemkwaliteit. In overeenstemming met de regelgeving is daarna de Tweede Kamer geïnformeerd over de doeltreffendheid van het Besluit bodemkwaliteit en de effecten in de praktijk (Kamerstukken II, 2011/12 30 015 nr. 44). Naar aanleiding hiervan wordt thans gewerkt aan een viertal speerpunten ter eerdere versterking van de effectiviteit van het bodemkwaliteitsbeleid.

  • De landelijke regels voor het toepassen van zware metalen in de gebouwde omgeving zijn nog niet verwerkt in de regelgeving, omdat overleg met de sector meer tijd kostte dan vooraf ingeschat en er (door noodzakelijke herprioritering) in 2011 minder personele capaciteit op dit dossier ingezet is.

  • Met alle betrokken maatschappelijke partijen is in 2011 gewerkt aan de voorbereiding (waaronder een inventarisatie van knelpunten en wensen) van de nieuwe Zwemwaterwet.

  • De Drinkwaterwet, het Drinkwaterbesluit en de Drinkwaterregeling zijn op 1 juli 2011 in werking getreden. De beleidsnota Drinkwater zal in de loop van 2012 uitkomen.

  • Het Besluit lozen buiten inrichtingen van 16 maart 2011 is gepubliceerd in Staatsblad 2011, 153. Het besluit is op 1 juli 2011 in werking getreden (inwerkingtredingsbesluit van 9 juni 2011, Stb. 2011, 298).

Meetbare gegevens

Ten aanzien van de prestatie- en effectindicatoren milieukwaliteit bodem en water zijn – voorzover de data waar de indicatoren op gebaseerd zijn voor 2011 al beschikbaar zijn – de meeste prestaties gerealiseerd, danwel deels gerealiseerd.

Nagenoeg alle gemeenten in Nederland hebben ondertussen hun bodembeleid op orde. Dit resulteert erin dat in kaart is gebracht welke kwaliteiten bodem en grondwater aanwezig zijn. Hierdoor kan bij ruimtelijk ingrijpen de optimale en voor het milieu meest gunstige combinatie van functie en de bijbehorende bodemkwaliteit worden gemaakt (door grondverzet). De kwaliteit op gebiedsniveau komt daarmee steeds beter overeen met de functie ter plaatse.

54.26 Duurzaam gebruik van ecosystemen en natuurlijke hulpbronnen

Operationele doelstelling

Doelbereiking

De belangrijkste prestaties in 2011 zijn geweest:

Voor alle varkens- en pluimveebedrijven waarvoor het zeker is dat zij een vergunning nodig hebben, is de vergunningsprocedure gestart. Maar voor het overgrote deel van de bedrijven die onder het gedoogbeleid van het Actieplan vallen, zal de vergunningplicht worden opgeheven. De wijziging van het Besluit Algemene Regels voor Inrichtingen Milieubeheer, waarin dit wordt geregeld, is in 2011 behandeld door de Tweede Kamer en voor advies aan de Raad van State aangeboden.

De methodiek voor een toetsingskader voor het College toelating gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) is opgeleverd door middel van een rapport van het bureau Alterra begin 2011. Op dit moment wordt de methodiek getest aan de hand van vier probleemstoffen door de toelatinghouders, onder regie van de werkgroep monitoring. Deze proeffase wordt in de loop van 2012 afgerond inclusief eventuele kleine aanpassingen aan de methodiek. De methodiek zal waarschijnlijk in de Tweede Nota duurzame gewasbescherming worden opgenomen als een van de maatregelen om een duurzame gewasbescherming te bewerkstelligen.

Basismonitoring Landelijk MestMeetnet (LMM) is ook in 2011 uitgevoerd. Zie ook onderdeel 3 van de effectindicator duurzame landbouw. Rapportage vindt plaats in het kader van de Evaluatie van de Meststoffenwet 2012 (april 2012) en in de Nitraatrichtlijnrapportage aan de EC (juni 2012).

Het was oorspronkelijk de bedoeling het gewijzigde besluit huisvesting veehouderij fijn stof in 2011 inwerking te laten treden. Dit bleek echter niet haalbaar, omdat medio 2011 nog onvoldoende emissiereducerende technieken voor fijn stof beschikbaar waren die als BBT kunnen worden aangemerkt. Voorts zou de wijziging van de AMvB gecombineerd worden met het aanscherpen van de emissiegrenswaarden voor ammoniak in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) (zie Kamerstukken II, 2010/11 30 175 nr. 130).

Duurzaamheid van het gebruik van ecosysteemdiensten en natuurlijke hulpbronnen staat aan het begin van de beleidslevenscyclus. Er wordt op dit moment in veldexperimenten (o.a. zogenaamde FAB- en ILG-pilots) onderzoek gedaan naar de effecten van maatregelen. De resultaten worden verzameld op de Spade-website219.

Het opstellen van het Handboek Referenties Biologische Bodemkwaliteit heeft vertraging opgelopen en is op 28 februari 2012 op de Conferentie Bodem en Ecosysteemdiensten (georganiseerd door de provincie Drenthe) gepresenteerd.

De in de begroting 2011 opgenomen planning voor het moderniseren en integreren van wetgeving landbouwbedrijven is niet gehaald. Inwerkingtreding is een jaar doorgeschoven en is nu voorzien voor medio 2012.

Bijdrage aan het interdepartementale programma duurzame voedselsystemen is in 2011 verstrekt.

Meetbare gegevens

Effectindicatoren duurzame landbouw:

  • 1. Ammoniak: totale emissie van alle doelgroepen. Doel minder dan 118 kton in 2020. Over 2011 zijn geen meetgegevens bekend.

  • 2. Gewasbeschermingsmiddelen: procentuele vermindering van de milieubelasting t.o.v. 1998. Streefwaarde = 95% in 2011. Op 15 februari 2012 heeft het PBL de Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming uitgebracht. He PBL trekt de volgende conclusie: Om het doel van «geen normoverschrijdingen» te halen, is gesteld dat de milieubelasting van het oppervlaktewater door gebruik van gewasbeschermings-middelen in de land- en tuinbouw in 2010 met 95 procent moet zijn afgenomen ten opzichte van 1998. Milieubelasting is hier gedefinieerd als (een maat voor) de vergiftigende werking van gewasbeschermingsmiddelen op het waterleven. Telers hebben deze milieubelasting niet weten terug te dringen met de beoogde 95 procent, maar met ongeveer 85 procent.220

  • 3. Meststoffen. nitraatgehalte in grondwater: 50 mg/l in 2015

    Weergave van de nitraatconcentraties uitspoelend uit de wortelzone per grondsoortregio in de opeenvolgende meetjaren221.

  • 4. Fijn stof: aantal overschrijdingen van de normen. 0% veehouderijbedrijven. Nu resteren er nog 60 van de 145 knelpunten. 85 knelpunten zijn dus opgelost. Streven is dat de resterende knelpunten in 2013 zijn opgelost (zie Kamerstukken II, 2010/11 30 175 nr. 130).

  • 5. Natuurlijke hulpbronnen. Aandeel van het op de Nederlandse markt gekochte hout dat duurzaam wordt geproduceerd is 50%. De laatst beschikbare monitoringgegevens222 dateren van 2008. Het marktaandeel voor gezaagd hout en plaatmateriaal in 2008 was 33,8%.

Incidentele subsidies 2011 (vermelding voor wettelijke grondslag)

Aan de UNEP is een subsidie verstrekt van € 75 210,- voor de Trust Fund for the Basel Convention on the control of Transboundary Movements of Hazardous Wastes and their Disposal.

Aan Milieu Centraal is een subsidie verstrekt van € 795 000,- voor de uitvoering van de activiteiten conform het jaarprogramma 2012.

Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie verstrekt van € 270 000,- voor de uitvoering van het werkplan Europees Ecolabel 2012.

Aan de Stichting Milieukeur is een subsidie verstrekt van € 230 000,- voor de uitvoering van het werkplan Milieukeur 2012.

Aan de Landwaard Stichting te Wageningen is een subsidie verstrekt van € 400 000,- voor de 2e fase van het project Duurzaam inkopen van regionale producten.

Aan de UNEP is een subsidie van € 40 000,- verstrekt voor de Pre-CSD Agri-food Programme Meeting in Paris.

Aan de VNG is een subsidie verstrekt van € 175 000,- voor het project traject voor de afvalwaterketen.

Overzicht afgeronde onderzoeken

 

Onderzoek onderwerp

Algemeen of operationeel doel

Start

Afgerond

Vindplaats

Effecten onderzoek ex post

Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming door PBL

OD 54.2.3

2009

2011

PBL

Overig evaluatieonderzoek

Evaluatie Besluit bodembescherming

OD 54.2.2.

2011

2011

Kamerstukken II, 2010/11, 30 015 nr. 44).

 

Monitoring Landelijk AfvalbeheerPlan (LAP)

OD 54.2.1

2011

2011

Kamerstukken II, 2011/12 30 872, nr. 79

Toelichting:

Beleidsdoorlichting natuurlijke hulpbronnen. Als gevolg van de herprioritering door de invulling van de taakstelling is deze niet uitgevoerd. De meerwaarde voor de beleidsuitvoering werd als laag ingeschat, te meer omdat op onderdelen al evaluaties bezig zijn of recent hebben plaatsgevonden (bijvoorbeeld op het gebied van gewasbeschermingsmiddelen) danwel onderwerpen zijn ondergebracht in interdepartementale programma’s die hun eigen evaluaties kennen (zoals biodiversiteit).

Evaluatie Nota gewasbescherming. Op 15 februari 2012 heeft het PBL de Evaluatie Nota duurzame gewasbescherming uitgebracht.223

Evaluatie Besluit bodembescherming. Deze evaluatie is op 29 april 2011 aan de Tweede Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2010/11, 30 015 nr. 44).

Landelijk AfvalBeheerPlan (LAP). Omdat in augustus 2011 de Afvalbrief aan de Tweede Kamer is gestuurd (Kamerstukken II, 2011/12 30 872, nr. 79) is geen aparte monitoringsrapportage ten aanzien van het LAP opgesteld. Dit zou (voor een deel) dubbelop zijn. Begin 2012 is AgNL begonnen met een nieuwe voortgangsrapportage. Deze zal in ieder geval de kwantitatieve resultaten tot en met 2010 bevatten en waar mogelijk de kwalitatieve resultaten tot en met 2011. Naar verwachting zal in de eerste helft 2012 een eerste concept van deze rapportage beschikbaar zijn.

Licence