Base description which applies to whole site

Artikel 24 Handhaving en toezicht

Algemene doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoer- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

De taak van de Inspectie Leefomgeving en Transport is er voor te zorgen dat bedrijven, organisaties en overheidsinstanties (de ondertoezichtstaanden) de wet- en regelgeving op het terrein van duurzame leefom-geving en de fysieke veiligheid naleven. Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door haar gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd (administratieve lasten). Zij streeft samenwerking met andere overheidspartners na.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • vergunningverlening;

  • toezicht door middel van objectinspecties, administratiecontroles, audits, convenanten en digitale inspecties;

  • incidentafhandeling, onderzoek en opsporing.

Een uitgebreidere toelichting op de producten is te vinden in de agentschapsparagraaf van de inspectie.

Indicatoren en kengetallen
 

Vergunningen

Adm. Controles

Audits

Convenanten

Dig. Insp.

Obj. Insp.

Inc. Onderz.

 

Pl.

Real.

Pl.

Real.

Pl.

Real.

Pl.

Real.

Pl.

Real.

Pl.

Real.

Pl.

Real.

Risicovolle bedrijven

15

72

390

125

160

145

4

2

0

0

690

713

4

15

Rail en wegvervoer

700

1.623

1.000

1.027

185

168

81

71

3.000

0

20.000

17.733

0

0

Scheepvaart

7.200

5.353

150

64

110

14

19

5

0

0

4.880

5.036

250

278

Luchtvaart

6.300

5.624

0

0

390

471

20

16

0

0

1.350

1.345

0

0

Risicovolle stoffen prod.

3.000

3.009

1.000

1.056

10

10

3

0

0

0

7.000

3.626

197

0

Water, bodem, bouwen

30

24

2.900

3.601

20

30

7

1

0

0

9.600

3.357

0

0

Gevaarlijke stoffen

290

157

200

545

30

33

5

6

0

0

2.200

5.628

0

0

Totaal

17.535

15.862

5.640

6.418

905

871

139

101

3.000

0

45.720

37.438

451

293

Bron: ILT, 2014

Toelichting

De geplande aantallen in bovenstaand overzicht kunnen op een aantal plaatsen licht afwijken van de aantallen in het Meerjarenplan ILT 2014–2018, het uitgebreidere uitvoeringsprogramma van de inspectie, dat enige maanden na de begroting 2014 definitief is vastgesteld. De uitgebreide verantwoording over het uitvoeringsprogramma 2014 (het publieksjaarverslag 2014) wordt in maart aan de Tweede Kamer aangeboden.

Bij de vergunningen is over de hele linie ruim 91% van de planning gerealiseerd. Aangezien een groot deel van de vergunningen vraaggestuurd is, is het moeilijk om exact de planning te realiseren. De afwijking bij Risicovolle bedrijven hangt samen met de vele technische en organisatorische wijzigingen binnen NRG (Research & Consultancy Group) van de nucleaire installatie in Petten. Hierdoor is er een verhoogd aanbod van wijzigingsvoorstellen geweest.

Bij Rail en wegvervoer is in het kader van de aanvraag van het veiligheidsattest een audit uitgevoerd bij NedTrain. Dit heeft geleid tot een aanvraag van duizend nieuwe machinistenvergunningen. Door deze ontwikkeling oversteeg het aantal verleende machinistenvergunningen het geplande aantal.

De lagere realisatie bij de vergunningverlening koopvaardij is onder meer het gevolg van het nog niet kunnen verstrekken van het certificaat voor verzekerde aansprakelijkheid voor de kosten van de opruiming van schip en lading als het schip vergaat. Dat komt omdat het minimaal vereiste aantal deelnemende landen het verdrag van Nairobi nog niet heeft ondertekend, zodat het verdrag nog geen bindend karakter heeft. Voorts verwachtte de inspectie dat in de laatste twee maanden van 2014 veel aanvragen ingediend zouden worden voor de diverse liability-certificaten. Dat is niet gebeurd.

Het aantal vergunningen bij luchtvaart is lager uitgevallen dan gepland, voornamelijk door een gedeeltelijke dubbeltelling in de oorspronkelijke plancijfers.

Bij de administratiecontroles is over de hele linie de realisatie op 113% van de planning uitgekomen. Dit houdt verband met de gedeeltelijke verschuiving van objectinspecties naar administratiecontroles. Een belangrijke afwijking is zichtbaar bij Water, bodem en bouwen. Door de taakveranderingen binnen dit domein in de afgelopen jaren wordt nog gezocht naar een effectief evenwicht in de wijze van toezichtuitoefening. Bij risicovolle bedrijven is bij het toezicht op Defensie de registratiesystematiek gewijzigd. Dit leidde tot een lager aantal administratiecontroles. Bij Scheepvaart wijken de administratiecontroles af omdat in dat domein meer objectinspecties zijn uitgevoerd.

Het aantal administratiecontroles bij Gevaarlijke stoffen is hoger uitgevallen dan gepland door de wijze waarop een aantal thematische inspecties in de transportdomeinen zijn uitgevoerd. Het betrof in die gevallen minder tijdrovende inspecties.

Bij de audits is in totaal de realisatie ruim 96% ten opzichte van de planning. Bij scheepvaart zijn geen audits uitgevoerd omdat in dat domein in 2014 is gewerkt aan één toezichtmodel voor alle organisaties; hierdoor zijn geen realitychecks uitgevoerd.

De realisatie van het aantal convenanten bedraagt ultimo 2014 in totaal 101 en blijft daarmee 28% achter ten opzichte van de planning. Ook in 2014 bleken de convenanten voor de inspectie arbeidsintensief en was de bereidheid binnen de verschillende sectoren om convenanten af te sluiten, wisselend.

In 2014 zijn geen digitale inspecties (uitsluitend bij het domein wegvervoer) uitgevoerd, omdat dit vanwege technische problemen niet mogelijk bleek. Er zijn in plaats daarvan meer objectinspecties uitgevoerd.

Bij de objectinspecties is 82% van het totaal geplande aantal gerealiseerd. De belangrijkste afwijking betreft de realisatie bij het domein Water, bodem en bouwen. Veel aanvankelijk geplande objectinspecties zijn uiteindelijk vervangen door administratiecontroles. Bij het opstellen van de begroting bleek het, gegeven de taakveranderingen, lastig om de optimale mix van inspecties van te voren precies in te schatten.

Beleidsconclusie

De inspectie baseerde haar optreden steeds meer op een risicoselectie. Goedpresterende ondertoezichtstaanden werden minder onderworpen aan inspecties; de vrijkomende capaciteit werd meer gericht op bedrijven waar de naleving (eerder) te wensen overliet. Hiermee geeft de inspectie invulling aan het beginsel «vertrouwen, tenzij» om de toezichtlast voor burgers en bedrijven te beperken. Dit vertrouwen krijgt vorm in handhavingsconvenanten met ondertoezichtstaanden. In lijn met de afgesloten handhavingsconvenanten is het toezicht verder verschoven van fysieke (object) inspecties naar audits. De inspectie blijft reality-checks uitvoeren parallel aan de afgesloten handhavingsconvenanten.

De inspectie investeerde ook in 2014 in het verbeteren en uniformeren van haar processen. Als gevolg van het capaciteitsbeslag dat daardoor op de medewerkers is gelegd, zijn op een aantal terreinen minder inspecties uitgevoerd dan oorspronkelijk gepland. Ook in 2014 heeft de inspectie de samenwerking met andere toezichthouders gecontinueerd en versterkt: de inspectie SZW, de NVWA, Rijkswaterstaat, de politie en de douane.

Budgettaire gevolgen van beleid

Overzicht van de budgettaire gevolgen van beleid (x € 1.000)

24

Handhaving en toezicht

   

Realisatie

Begroting

Verschil

 
   

2012

2013

2014

2014

2014

 

Verplichtingen

 

130.230

116.481

129.559

– 13.078

1)   

Uitgaven

 

111.857

116.481

129.559

– 13.078

 

24.01

Handhaving en toezicht

 

111.857

116.481

129.559

– 13.078

 

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap ILT

 

111.857

116.481

129.559

– 13.078

 
 

– Risicovolle bedrijven

 

9.251

13.304

12.952

352

 
 

– Rail en wegvervoer

 

29.330

25.636

28.433

– 2.797

 
 

– Scheepvaart

 

17.985

15.149

17.435

– 2.286

 
 

– Luchtvaart

 

15.799

13.168

15.259

– 2.091

 
 

– Risicovolle stoffen en producten

 

39.492

33.826

38.026

– 4.200

2)

 

– Water, bodem, bouwen

 

0

15.398

17.454

– 2.056

 
 

Ontvangsten

0

0

0

0

 

Verplichtingen (ad 1)

Toelichting op de financiële instrumenten

Met ingang van 2014 is het niet-tarifeerbare en niet-kostendekkende deel van de kosten van vergunningverlening afzonderlijk inzichtelijk gemaakt en overgeheveld naar art. 97. Hierdoor is het verplichtingen- en uitgavenbudget met € 16,0 miljoen verlaagd. Daarnaast is bij 2e suppletoire wet het verplichtingen- en uitgavenbudget per saldo verhoogd: onder andere voor uitvoering van de toezichtstaken cabotage (€ 0,3 miljoen) en verkoopverboden (€ 0,3 miljoen). Daarnaast is bijgedragen in tegenvallende uitvoeringskosten op het gebied van Kernfysische toezichtstaken (€ 1,9 miljoen) en voor ICT-aanpassingen in verband met gewijzigde regelgeving (€ 0,4 miljoen). De budgetten zijn daarnaast met € 0,5 miljoen verlaagd voor onder andere overdracht van taken en personeel.

24.01 Handhaving en toezicht
24.01.03 Bijdrage aan het agentschap ILT

Risicovolle bedrijven

De inspectie heeft in 2014 op het terrein van de nucleaire veiligheid, transport en handelingen met overige radio-actieve bronnen en stoffen haar inzet gericht op het (continu) verbeteren van het naleefgedrag van haar ondertoezichtstaanden.

Het verscherpte toezicht op Nucleair Research en Consulting Group (NRG) op de nucleaire installatie in Petten is evenals in voorgaande jaren geheel 2014 gehandhaafd. Het toezicht op de kerncentrale Borssele is eind 2014 geïntensiveerd. De Kernfysische Dienst (KFD) heeft eerder toezicht op het meetonderzoek van het reactorvat van Kerncentrale Borssele (KCB) gehouden, naar aanleiding van een internationale storingsmelding uit België. De inspectie heeft vastgesteld dat het meetonderzoek correct is uitgevoerd en dat het reactorvat van de KCB het in België aangetroffen verschijnsel niet vertoont. Naar aanleiding hiervan heeft de inspectie meer dan honderd handhavingverzoeken ontvangen. De afhandeling van de handhavingverzoeken en de bezwaarprocedures heeft in 2014 veel capaciteit gevergd.

In 2014 zijn over de hele linie meer storingen in de Nederlandse nucleaire installaties opgetreden dan was verwacht. Deze storingen zijn allen afgehandeld, dan wel in behandeling genomen in het reguliere inspectieproces.

Bij Defensie bleek de naleving van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) ook in 2014 een probleem. Dit heeft eind 2014 geleid tot een plan van aanpak van Defensie om de naleving in de toekomst te verbeteren.

Bij de exploitanten van buisleidingen zijn in 2014 minder meldingen van bijna-incidenten binnengekomen. Op 1 juli 2014 is het Besluit Externe Veiligheid Buisleidingen van kracht geworden. De naleving van de eis van verplichte aanwezigheid van veiligheidsbeheerssystemen is nog onvoldoende gebleken. Ook bij de exploitanten van olie en gas is ondanks pogingen van de brancheorganisaties de naleving nog onvoldoende.

Bij het toezicht op de genetisch gemodificeerde organismen (ggo’s) is de naleving goed gebleken. In 2014 zijn voorbereidingen getroffen om tot convenanten met de ondertoezichtstaanden te komen.

Rail- en wegvervoer

De naleving binnen de spoorsector is over het algemeen vrij hoog. De basis daarvan is een goed ontwikkeld stelsel van veiligheidseisen binnen de sector. De inspectie heeft in 2014 haar bevindingenrapport naar aanleiding van een grootschalige inspectie in 2013 van 1.500 spoorobjecten aangeboden aan de Tweede Kamer (Kamerstukken II, 2012/13, 29 984, nr. 386). De inspectie concludeert in het rapport dat er geen gevaarlijke situaties zijn aangetroffen op het spoor maar dat er wel diverse verbeterpunten zijn. Ook voerde de inspectie ruim 2.500 inspecties uit op spoor- en wisselconstructies, overwegen, de beveiliging, de energievoorziening (o.a. de bovenleiding), spoorbruggen en -tunnels. Dit is gebeurd in de onderhoudsgebieden Zeeland, Eemland, Gelre, Rotterdam en Betuweroute. In totaal voldeed 85% van de spoorobjecten aan de onderhoudsnormen van ProRail. Bij 15% was sprake van aandachtspunten. Over de hele linie is de spoorinfrastructuur van voldoende kwaliteit.

In verband met nog steeds bestaande risico’s in de dienstregeling hebben ProRail en NS Reizigers ook in 2014 onder verscherpt toezicht gestaan. Daarnaast blijft het aantal «stoptonend sein (STS) passages» weliswaar dalen, maar zijn de doelstellingen uit 2010 nog niet gehaald; de inspectie heeft dit daarom ook in 2014 nauwgezet gevolgd.

De inspectie heeft in 2014, onder regie van het OM, opgetreden tegen Uberpop en een aantal chauffeurs. Op basis van bestaande wet- en regelgeving is sprake van illegaal taxivervoer. Wat betreft het overige illegale taxivervoer (de snorders) is in 2014 een dalende trend gezien. Gebleken is wel dat optreden van de inspectie noodzakelijk blijft om het illegaal vervoer te beheersen.

Het toezicht van de inspectie op de Boordcomputer taxi (BCT) is eind 2014 gestaakt omdat de geïmporteerde gegevens (rij- en rusttijden) niet betrouwbaar bleken. De handhaving wordt hervat na aanpassing van de specificaties (notificatie in Brussel vereist) en herprogrammering van de BCT’s.

Bij het wegvervoer heeft de inspectie ook in 2014 weer toezicht gehouden op cabotage (binnenlands vervoer door buitenlandse vervoersondernemingen in Nederland). Bij ruim 6% van de gecontroleerde voertuigen was in 2014 sprake van illegale cabotage. Om een meer representatief beeld te verkrijgen zet de inspectie haar inventariserende onderzoek de komende jaren voort. Zij heeft voor de periode van twee jaar hiervoor extra capaciteit gekregen.

De fraude bij de digitale tachograaf blijft een aandachtspunt. In 2014 is bij 18% van de gecontroleerde voertuigen fraude geconstateerd. Om de naleving te verbeteren, zijn vanaf 2014 de boetes fors verhoogd.

Scheepvaart

Binnenvaart

De naleving in de binnenvaart kwam in 2014 over de hele linie uit op 91%. Dat is vrijwel even hoog als in 2012 en 2013 (beide jaren 92%). Niettemin waren er ook in 2014 nog belangrijke risico’s: instabiliteit, onjuiste stuwage, niet naleving vaartijden en bemanningssterkte en falende techniek. Wegens geconstateerde overtredingen legde de inspectie o.a. ruim 508 bestuurlijke boetes op, maakte 51 processen verbaal op, paste 38 maal bestuursdwang toe en gaf ruim 2.100 maal een waarschuwing.

Bij de binnenvaart zijn in 2014 meer objectinspecties (ten koste van de geplande administratiecontroles) uitgevoerd, omdat de regelgeving rond administratiecontroles pas eind 2014 van kracht is geworden.

Zeevaart

In 2014 is de nieuwe Wet zeevarenden van kracht geworden. Dit bracht extra werk met zich mee in het kader van de erkenning van opleidingen.

De slechte naleving van wet- en regelgeving door de visserijsector is hardnekkig. De trend van de naleving bij de bemanningsvoorschriften is de laatste jaren weliswaar licht positief (van 43% naleving in 2012 naar 65% naleving in 2014) maar het percentage blijft laag.

Om de naleving over de hele linie in de sector te verbeteren is een «Integraal plan stimulering naleving van wet- en regelgeving in de visserij» opgesteld om samen met sector en collega-toezichthouders het veilig werken in de visserij te stimuleren en zo nodig af te dwingen.

Daarnaast wordt er intensief samengewerkt met andere organisaties. Bij het toezicht op de zeevaart werkt de inspectie – onder de vlag van het Directeurenoverleg zeevaart (DOZ) – samen met het Havenbedrijf Rotterdam, de Haven Amsterdam, Nationale Politie, Koninklijke Marechaussee, Rijkswaterstaat, Douane, Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit en de Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid.

Luchtvaart

De burgerluchtvaart is in 2014 opgeschrikt door een aantal grote ongevallen. Daarbij zijn ook veel Nederlandse slachtoffers gevallen. Dit heeft de veiligheidsbeleving in ons land sterk beïnvloed. Het is wrang te constateren dat tegelijkertijd juist in 2014 wereldwijd in de luchtvaart minder slachtoffers dan in voorgaande jaren zijn gevallen. De gebeurtenissen in 2014 laten onverlet dat in de commerciële luchtvaart de naleving hoog is en er, zeker bij de grote maatschappijen, veel aandacht is voor veiligheid en veiligheidsmanagement. Uit themainspecties is gebleken dat de naleving bij de general aviation daarentegen op een lager niveau ligt.

Wat betreft de kwaliteitsrisico’s scoren de luchthavens zoals gepland, technische bedrijven scoren iets beter en operationele bedrijven slechter dan gepland. Reden voor deze relatief slechte score lijkt dat het organisatierisico (dat onderdeel uitmaakt van de gemiddelde risicoscore) lager is dan het kwaliteitsrisico.

Over de hele linie is door onder andere bestuurlijke gesprekken en schorsingen bij niet goed nalevende bedrijven in de hele sector de naleving in 2014 verbeterd.

Risicovolle stoffen en producten (ad 2)

Het verschil tussen de begroting en realisatie (€ 4,2 miljoen) is het gevolg van aandeel van de kosten voor dit domein in de overheveling van middelen voor niet kostendekkende tarieven (art. 97).

Bij het toezicht op afval is er in 2014 veel aandacht geweest voor de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Het afvoeren van afval kost vaak geld; een reëel risico is vaak illegale export met milieuschade als gevolg. De regelgeving voor de ondertoezichtstaanden is niet altijd even bekend en duidelijk (zoals bijv. bij Scheepvaart). De inspectie gaat soms over tot verscherpt toezicht, of legt een last onder dwangsom op. In de meeste gevallen wordt er voorlichting gegeven of volgen er waarschuwingen.

Bij het toezicht op risicovolle stoffen is bij de ozonlaagafbrekende stoffen gekeken naar voorkomen en beperken van emissies. Bij brandstoffen en vluchtige organische stoffen wordt getracht de luchtverontreiniging te beperken. In 2014 is er extra aandacht geweest voor onderhoudsbedrijven en exploitanten van koelinstallaties, hier bleek de naleving onvoldoende.

Door inspecties bij de bedrijven met industriële installaties is het bewustzijn ten aanzien van de mogelijke aanwezigheid van asbest in deze installaties verbeterd. Ook zijn asbesthoudende producten die op voorraad werden gehouden op een veilige wijze afgevoerd. Ook bij scheepsbedrijven is het bewustzijn van de aanwezigheid van asbest vergroot. Het oppakken van deze verantwoordelijkheid in deze branche is van belang omdat de naleving slecht was.

Bij de gevaarlijke biociden is vaak sprake van onwetendheid omtrent de nieuwe Europese regelgeving; ook spelen hier definitiekwesties en grensgevallen een rol zoals de arbitraire grens tussen desinfectie- of schoonmaakmiddel.

Bij ruim 70 producenten en importeurs van chemicaliën is de naleving van de REACH regelgeving (Registratie, Evaluatie, Autorisatie en restrictie van CHemische stoffen) goed: meer dan 90% naleving. Bij ruim 200 distributeurs en formuleerders (mengers van stoffen, zoals verfbedrijven) is het naleefpercentage echter minder dan 50%. Bij de gecontroleerde bedrijven is afgedwongen dat de Veiligheidsinformatiebladen bij gevaarlijke stoffen en mengsels op orde gebracht werden.

Binnen het Samenwerkingsverband Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) werken ILT, NVWA, ISZW, IGZ en waterschappen samen op het gebied van productie, import, distributie en gebruik van biociden. In 2014 is door de ILT een begin gemaakt om met behulp van douanegegevens de import van illegale biociden aan te pakken.

Bij het vuurwerk blijft intensief toezicht nodig: 20% van het onderzochte vuurwerk voldeed niet aan de vereiste wet- en regelgeving. De inspectie past daarbij vooral de bestuursrechtelijke sanctie toe, omdat gebleken is dat daar een zwaardere (financiële) prikkel van uit gaat.

Bij de opsporingsactiviteiten door de Inlichtingen- en Opsporingsdienst (IOD) is er over de hele linie sprake van minder «signalen» (om tot opsporingsmaatregelen over te gaan) door een verbeterde invulling van de bestuurlijke handhaving.

Water, bodem, bouwen

De taken van de inspectie binnen dit domein zijn de laatste jaren gewijzigd. In 2014 heeft de inspectie toezicht gehouden op Rijkswaterstaat (eigen werken), drinkwater, legionella, bodem, productregelingen en volkshuisvestelijk toezicht op de woningcorporaties. Deze laatste deeltaak is door de Minister van Wonen en Rijksdienst per 1-1-2014 bij de inspectie belegd.

Vanaf juni 2014 voert de inspectie de vergunningverlening en het toezicht op de eigen werken van Rijkswaterstaat geheel zelfstandig uit.

In een aantal voorlichtingbijeenkomsten met brancheorganisaties en de belangrijkste vertegenwoordigers in het werkveld heeft de inspectie haar rol en haar werkwijze verduidelijkt. Met deze bijeenkomsten, die in 2014 vooral waren gericht op de doelgroepen op het gebied van waterveiligheid, bodem en woningcorporaties vergrootte de inspectie haar zichtbaarheid en droeg zij langs die weg bij aan de naleving.

De gewijzigde handhavingsaanpak in het producttoezicht, waarbij objectinspecties worden gecombineerd met meer inspecties op bedrijfsniveau, bleek meer effect te sorteren.

Het doorvoeren van de interventiestrategie van de inspectie in het gehele werkveld van het domein betekende soms een wijziging in de voordien standaard vastgelegde sanctie. Het betekende ook een overgang naar maatwerk; de inspecteur krijgt daarbinnen meer ruimte om een passende, tot naleving leidende maatregel vast te stellen.

Naleving door de drinkwaterbedrijven is zoals altijd ook in 2014 erg hoog. De interventies die in dit taakveld zijn opgelegd hebben betrekking op bedrijven met een eigen drinkwaterwinning.

In 2014 sloot de inspectie een handhavingsconvenant met Waterleiding Maatschappij Limburg (WML), het eerste convenant in dit domein.

De inspectie stelde opnieuw een groot nalevingstekort vast in de naleving van de regels rond het voorkomen van legionella. De inspectie richt haar toezicht bewust op de meest risicovolle doelgroepen.

Een aantal aandachtsvelden is nog zo nieuw dat er nog geen uitspraken gedaan kunnen worden over de mate van naleving of de invloed van het toezicht daarop (eigen werken RWS, toezicht woningcorporaties en toezicht waterveiligheid). In het werkveld bodem zien we dat bij bedrijven en brancheverenigingen de aandacht voor naleving groeit nu de inspectie ook in 2014 goed zichtbaar was in het veld.

Licence